Regeling van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 20 januari 2012, nr. 2012-0000026151, tot wijziging van de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Handelende in overeenstemming met de staatssecretaris van Financiën;

Gelet op artikel 255, vierde lid, van de Gemeentewet, artikel 232e, vierde lid, van de Provinciewet en artikel 144, vierde lid, van de Waterschapswet;

Besluiten:

ARTIKEL I

In de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen wordt na artikel 1 een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 1a

In afwijking van artikel 16, tweede lid, onderdelen a en b, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, worden de kosten van bestaan voor een echtpaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet werk en bijstand, voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en bijstand, die de pensioengerechtigde leeftijd, als bedoeld in artikel 7, onderdeel a, van de Algemene ouderdomswet heeft bereikt, gesteld op ten hoogste 100 procent van het toepasselijke bruto-ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 9, zesde lid, van die wet, verminderd met de verschuldigde loonbelasting, de premies voor de volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet, en verhoogd met het eerste bedrag, genoemd in artikel 16, tweede lid, onderdeel a, voor een echtpaar waarvan beide echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, of het bedrag, genoemd in artikel 16, tweede lid, onderdeel b, van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 voor een alleenstaande of een alleenstaande ouder, of voor een echtpaar waarvan een van de echtgenoten de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt. De kosten van bestaan van genoemde personen worden niet lager vastgesteld dan op 90% van de norm, bedoeld in artikel 22 van de Wet werk en bijstand, verhoogd met de toepasselijke bedragen bedoeld in de eerste volzin.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst met dien verstande dat zij terugwerkt tot en met 1 januari 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, W.J.E. Spies.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma.

TOELICHTING

Algemeen

De wet geleidelijke afbouw van de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon tot een keer de algemene heffingskorting met uitzondering van het referentieminimumloon voor de Algemene Ouderdomswet (Stb. 2011, 647) regelt dat, net als in de fiscaliteit voor kostwinners, in het referentieminimumloon de dubbele heffingskorting wordt afgebouwd tot een enkele heffingskorting. Deze maatregel is nodig om te voorkomen dat minimumuitkeringen, waaronder de bijstand, straks hoger zijn dan het netto minimumloon, met als gevolg dat de prikkel om werk te zoeken zou wegvallen. De AOW is uitgezonderd van deze maatregel.

De onderhavige wijziging van de Nadere regels kwijtschelding gemeentelijke en waterschapsbelastingen strekt ertoe om gemeenten, provincies, en waterschappen de mogelijkheid te geven het huidige niveau van kwijtschelding van lokale belastingen in stand te houden voor personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en die uitsluitend van AOW leven.

Als gevolg van bovengenoemde wet zal de netto AOW sneller stijgen dan de bijstandsnormen, die in het kader van de onderhavige regeling bepalend zijn voor de ruimte die wordt geboden voor het lokale kwijtscheldingsbeleid. Zonder nadere maatregelen zouden hierdoor pensioengerechtigden die uitsluitend van AOW leven in mindere mate in aanmerking komen voor kwijtschelding van lokale belastingen in het kader van het lokale kwijtscheldingsbeleid.

Om het mogelijk te maken dat lokale overheden pensioengerechtigden op grond van de AOW dezelfde mate van kwijtschelding van belastingen kunnen blijven verlenen in het kader van het lokale kwijtscheldingsbeleid, wordt met deze regeling bewerkstelligd dat de bovengrens van de kwijtscheldingsnormen voor deze belastingen voor pensioengerechtigden niet langer is gebaseerd op de toepasselijke bijstandsnormen, maar op de toepasselijke netto AOW-bedragen. Dit is in lijn met het regeerakkoord dat de AOW uitzondert van de afbouw van de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon. De ondergrens voor kwijtscheldingsnormen blijft gebaseerd op 90 % van de toepasselijke bijstandsnormen.

De keuze voor de hoogte van de kwijtscheldingsnormen, indien zij besluiten tot kwijtschelding, komt voor gemeenten, provincies en waterschappen derhalve te liggen tussen 90% van de toepasselijke bijstandsnormen en 100% van de netto AOW-bedragen. De hoogte van de AOW wordt halfjaarlijks aangepast. Het Rijk zal lokale overheden tweejaarlijks informeren over de nieuwe netto AOW bedragen die hieruit volgen voor toepassing van dit artikel.

Wij hebben er in overeenstemming met de staatssecretaris van Financiën voor gekozen om de kwijtscheldingsnormen aan te passen voor de lokale belastingen en niet die voor de Rijksbelastingen. Het kwijtscheldingsbeleid voor rijksbelastingen (en toeslagen) is geënt op de beslagwetgeving en moet daarom worden afgestemd op hetgeen geldt voor andere crediteuren. De lokale overheid heeft de mogelijkheid binnen bepaalde in de wet gegeven kaders lokaal kwijtscheldingsbeleid te voeren; gemeenten en waterschappen doen dit sedert 1995 en hebben vrijwel over de hele linie de toegestane beleidsruimte benut. Daarbij geldt dat het aan de lokale overheid is om te bepalen in welke mate gebruik wordt gemaakt van de ruimte om lokaal kwijtscheldingsbeleid te voeren.

De kosten daarvan dienen binnen de gemeentelijke begroting te worden opgevangen. De mogelijkheid die met onderhavige wijziging wordt geboden om het lokale kwijtscheldingsbeleid voor pensioengerechtigden voort te zetten, brengt geen extra lasten met zich.

Artikelsgewijs

De AOW is een bruto uitkering. Omdat de inkomensgrenzen voor kwijtschelding zijn gebaseerd op netto bedragen is in artikel 1a bepaald op welke wijze de bruto AOW voor toepassing van de inkomensgrens voor de kwijtschelding van lokale lasten wordt omgerekend naar een netto AOW bedrag. Daarbij wordt uitgegaan van de situatie van pensioengerechtigde personen met alleen AOW en geen aanvullende inkomsten. Voor hen dient in het bruto-netto traject rekening te worden gehouden met alle toepasselijke loonheffingskortingen, waaronder de ouderenkorting en de alleenstaande-ouderkorting. Daarbij opgeteld worden een bedrag dat in artikel 16 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 is vastgesteld en jaarlijks wordt geïndexeerd. Momenteel bedraagt dat € 37,58 voor een echtpaar respectievelijk € 18,79 voor een alleenstaande of alleenstaande ouder alsmede een echtpaar waarvan slechts een echtgenoot de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.

Deze regeling werkt terug tot en met 1 januari 2012, hetgeen niet bezwaarlijk is daar het een begunstigende regeling is.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, W.J.E. Spies.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J.J. Atsma.

Naar boven