Wet van 15 december 2011, houdende geleidelijke afbouw van de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon tot een keer de algemene heffingskorting met uitzondering van het referentieminimumloon voor de Algemene Ouderdomswet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de ontwikkeling van de uitkeringen die zijn gebaseerd op het referentieminimumloon, met uitzondering van de uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet, vergelijkbaar is met die van het wettelijk minimumloon en dat de bijstand een sociale voorziening is waar andere tegemoetkomingen zoveel mogelijk een voorliggende voorziening voor zijn;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1. MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET WERK EN BIJSTAND

De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 31, tweede lid, onderdeel v, vervalt onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel u door een punt.

B

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «tweemaal» vervangen door: 197,5% van.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Met ingang van 1 juli 2012 wordt het in het tweede lid genoemde percentage twee keer per kalenderjaar, op 1 januari en 1 juli, verlaagd met 2,5 procentpunt, tot het percentage van 100 is bereikt. Van het herziene percentage doet onze Minister mededeling in de Staatscourant. Dit lid vervalt met ingang van 1 januari 2032.

C

Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «genoemd in artikel 21» vervangen door: genoemd in de artikelen 21 en 22.

2. Het derde lid vervalt onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot het derde tot en met het vijfde lid.

ARTIKEL II. WIJZIGING VAN DE WET INVESTEREN IN JONGEREN

Artikel 9 van de Wet investeren in jongeren wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «tweemaal» vervangen door: 197,5% van.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Met ingang van 1 juli 2012 wordt het in het tweede lid genoemde percentage twee keer per kalenderjaar, op 1 januari en 1 juli, verlaagd met 2,5 procentpunt, tot het percentage van 100 is bereikt. Van het herziene percentage doet onze Minister mededeling in de Staatscourant. Dit lid vervalt met ingang van 1 januari 2032.

ARTIKEL III. WIJZIGING VAN DE ALGEMENE NABESTAANDENWET

Artikel 2 van de Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «tweemaal» vervangen door: 197,5% van.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Met ingang van 1 juli 2012 wordt het in het eerste lid, onderdeel b, genoemde percentage twee keer per kalenderjaar, op 1 januari en 1 juli, verlaagd met 2,5 procentpunt, tot het percentage van 100 is bereikt. Van het herziene percentage doet onze Minister mededeling in de Staatscourant. Dit lid vervalt met ingang van 1 januari 2032.

ARTIKEL IV. WIJZIGING VAN DE WET WERK EN INKOMEN KUNSTENAARS

Artikel 18 van de Wet werk en inkomen kunstenaars wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt «tweemaal» vervangen door: 197,5% van.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Met ingang van 1 juli 2012 wordt het in het derde lid genoemde percentage twee keer per kalenderjaar, op 1 januari en 1 juli, verlaagd met 2,5 procentpunt, tot het percentage van 100 is bereikt. Van het herziene percentage doet onze Minister mededeling in de Staatscourant. Dit lid vervalt met ingang van 1 januari 2032.

ARTIKEL V. WIJZIGING VAN DE TOESLAGENWET

In artikel 11, vijfde lid, van de Toeslagenwet wordt «wijziging van het minimumloon» vervangen door: wijziging van de in de artikelen 2 en 8 genoemde bedragen als bedoeld in artikel 9.

HOOFDSTUK 2. MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

ARTIKEL VI. WIJZIGING VAN DE WET OP DE HUURTOESLAG

De Wet op de huurtoeslag wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 17, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. De aanhef komt te luiden: Het minimum-inkomensijkpunt wordt verkregen door:.

2. De onderdelen a en b komen te luiden:

  • a. voor een eenpersoonshuishouden: de uitkomst van 81% van het twaalfvoud van het voor de maand januari van het berekeningsjaar geldende in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag per maand, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden:

    • 1°. te verminderen met het werknemersaandeel in de premie, bedoeld in artikel 25, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

    • 2°. te vermeerderen met de vergoeding ingevolge artikel 46, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet over dat bedrag, en

    • 3°. te vermeerderen met € 572;

  • b. voor een meerpersoonshuishouden: de uitkomst van 108% van het twaalfvoud van het bedrag per maand, bedoeld in onderdeel a, aanhef, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, te verminderen overeenkomstig onderdeel a, onder 1°, te vermeerderen overeenkomstig onderdeel a, onder 2°, en te vermeerderen met € 144;.

3. In onderdeel c wordt:

  • a. na «eenpersoonsouderenhuishouden:» ingevoegd «de uitkomst van» en

  • b. «en verder vermeerderd» vervangen door: te herrekenen naar een jaarinkomen in het berekeningsjaar en dat jaarinkomen te vermeerderen.

4. In onderdeel d wordt:

  • a. na «meerpersoonsouderenhuishouden:» ingevoegd «de uitkomst van» en

  • b. «en verder vermeerderd» vervangen door: te herrekenen naar een jaarinkomen in het berekeningsjaar en dat jaarinkomen te vermeerderen.

B

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor elk rekeninkomen onder of gelijk aan het minimum-inkomensijkpunt, bedoeld in artikel 17, geldt de normhuur, bedoeld in artikel 17, tweede en derde lid.

2. In het tweede lid vervalt: , vermeerderd met de bedragen, bedoeld in het eerste lid,.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL VII. WIJZIGING VAN HOOFDSTUK 1 BIJ EERDERE INWERKINGTREDING WET UNIFORMERING LOONBEGRIP

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 september 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten ter uniformering van het loonbegrip (Wet uniformering loonbegrip) (Kamerstukken 32 131) tot wet is of wordt verheven en artikel XVIII, onderdeel F, onder 3, artikel XVII, onderdeel B, onder 3, artikel IV, onderdeel A, onder 2, respectievelijk artikel XIX, onderdeel B, onder 3, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet wordt het in artikel I, onderdeel B, onder 2, artikel II, onder 2, artikel III, onder 2, respectievelijk artikel IV, onder 2, opgenomen lid vernummerd tot vierde, derde, vierde respectievelijk zevende lid.

ARTIKEL VIII. WIJZIGING VAN WET UNIFORMERING LOONBEGRIP BIJ LATERE INWERKINGTREDING VAN DIE WET

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 september 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten ter uniformering van het loonbegrip (Wet uniformering loonbegrip) (Kamerstukken 32 131) tot wet is of wordt verheven en artikel XVIII, onderdeel F, onder 3, artikel XVII, onderdeel B, onder 3, artikel IV, onderdeel A, onder 2, respectievelijk artikel XIX, onderdeel B, onder 3, van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt dat artikel als volgt gewijzigd:

a. in artikel XVIII, onderdeel F, onder 3, wordt «vernummering van het vierde lid tot derde lid» vervangen door: vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid;

b. aan artikel XVII, onderdeel B, onder 3, wordt toegevoegd: , onder vernummering van het vierde tot derde lid;

c. in artikel IV, onderdeel A, onder 2, wordt «onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid» vervangen door: onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid;

d. in artikel XIX, onderdeel B, onder 3, wordt «onder vernummering van het vijfde tot en met zevende lid tot vierde tot en met zesde lid» vervangen door: onder vernummering van het vijfde tot en met achtste lid tot vierde tot en met zevende lid.

ARTIKEL IX. WIJZIGING VAN HOOFDSTUK 2 BIJ EERDERE INWERKINGTREDING VAN DE WET UNIFORMERING LOONBEGRIP

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 september 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten ter uniformering van het loonbegrip (Wet uniformering loonbegrip) (Kamerstukken 32 131) tot wet is of wordt verheven en de artikelen I, onderdeel G, en II, onderdeel H, van die wet eerder in werking zijn getreden of treden dan deze wet komt artikel VI, onderdeel A, onder 2, te luiden:

  • 2. De onderdelen a en b komen te luiden:

    • a. voor een eenpersoonshuishouden: de uitkomst van 81% van het twaalfvoud van het voor de maand januari van het berekeningsjaar geldende in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag per maand, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, te vermeerderen met € 572;

    • b. voor een meerpersoonshuishouden: de uitkomst van 108% van het twaalfvoud van het bedrag per maand, bedoeld in onderdeel a, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, te vermeerderen met € 144;.

ARTIKEL X. WIJZIGING VAN DE WET OP DE HUURTOESLAG BIJ LATERE INWERKINGTREDING VAN DE WET UNIFORMERING LOONBEGRIP

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 september 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten ter uniformering van het loonbegrip (Wet uniformering loonbegrip) (Kamerstukken 32 131) tot wet is of wordt verheven en de artikelen I, onderdeel G, en II, onderdeel H, van die wet later in werking treden dan deze wet, komen met ingang van die datum van inwerkingtreding in artikel 17, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag de onderdelen a en b te luiden:

  • a. voor een eenpersoonshuishouden: de uitkomst van 81% van het twaalfvoud van het voor de maand januari van het berekeningsjaar geldende in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag per maand, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, te vermeerderen met € 572;

  • b. voor een meerpersoonshuishouden: de uitkomst van 108% van het twaalfvoud van het bedrag per maand, bedoeld in onderdeel a, zoals dat bedrag naar redelijke verwachting in het berekeningsjaar zal luiden, te vermeerderen met € 144;.

ARTIKEL XI. SAMENLOOPBEPALING WETSVOORSTEL INTREKKING WWIK

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 maart 2011 ingediende voorstel van wet houdende intrekking van de Wet werk en inkomen kunstenaars (Kamerstukken 32 701) tot wet is verheven en eerder in werking treedt dan deze wet wordt deze wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel IV vervalt.

B

De artikelen VII en VIII komen te luiden:

ARTIKEL VII. WIJZIGING VAN HOOFDSTUK 1 BIJ EERDERE INWERKINGTREDING WET UNIFORMERING LOONBEGRIP

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 september 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten ter uniformering van het loonbegrip (Wet uniformering loonbegrip) (Kamerstukken 32 131) tot wet is of wordt verheven en artikel XVIII, onderdeel F, onder 3, artikel XVII, onderdeel B, onder 3, respectievelijk artikel IV, onderdeel A, onder 2, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet wordt het in artikel I, onderdeel B, onder 2, artikel II, onder 2, respectievelijk artikel III, onder 2, opgenomen lid vernummerd tot vierde, derde, respectievelijk vierde lid.

ARTIKEL VIII. WIJZIGING VAN WET UNIFORMERING LOONBEGRIP BIJ LATERE INWERKINGTREDING VAN DIE WET

Indien het bij koninklijke boodschap van 14 september 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal wetten ter uniformering van het loonbegrip (Wet uniformering loonbegrip) (Kamerstukken 32 131) tot wet is of wordt verheven en artikel XVIII, onderdeel F, onder 3, artikel XVII, onderdeel B, onder 3, respectievelijk artikel IV, onderdeel A, onder 2, van die wet later in werking treedt dan deze wet, wordt dat artikel als volgt gewijzigd:

a. in artikel XVIII, onderdeel F, onder 3, wordt «vernummering van het vierde lid tot derde lid» vervangen door: vernummering van het vierde en vijfde lid tot derde en vierde lid;

b. aan artikel XVII, onderdeel B, onder 3, wordt toegevoegd: , onder vernummering van het vierde tot derde lid;

c. in artikel IV, onderdeel A, onder 2, wordt «onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid» vervangen door: onder vernummering van het derde tot en met vijfde lid tot tweede tot en met vierde lid.

ARTIKEL XII. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te ’s-Gravenhage, 15 december 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

P. de Krom

Uitgegeven de negenentwintigste december 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 32 777

Naar boven