Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 19 september 2012, nr. WJZ/12102097, houdende regels voor de aanhouding van meldingen als bedoeld in artikel 9b, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Mede namens de Minister van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op 9b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Elektriciteitswet 1998, de artikelen 3.28 en 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Meldingen als bedoeld in artikel 9b, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 met betrekking tot de aanleg of de uitbreiding van productie-installaties, bedoeld in artikel 9b, eerste lid, onder a, van die wet, buiten de door de bevoegde provincie aangewezen gebieden voor windmolens worden aangehouden. Ten aanzien van deze projecten wordt de voorbereiding van een inpassingsplan of een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken niet ter hand genomen, noch wordt aangevangen met de coördinatie van de voorbereiding en bekendmaking van op aanvraag of ambtshalve te nemen besluiten.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien en voor zover alle betrokken overheden hebben ingestemd met de plannen voor de bovenbedoelde aanleg of de uitbreiding van de productie-installatie.

  • 3. Het eerste lid geldt tot 1 februari 2013.

Artikel 2

  • 1. Ten aanzien van de aanleg of uitbreiding van productie-installaties, bedoeld in artikel 9b, eerste lid, onder a, van de Elektriciteitswet 1998, buiten de door de bevoegde provincie aangewezen gebieden voor windmolens, waarvan de melding, bedoeld in artikel 9b, derde lid, van die wet is ontvangen vóór 5 juli 2012, wordt geen inpassingsplan vastgesteld en geen omgevingsvergunning verleend waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, noch worden daartoe ontwerpbesluiten ter inzage gelegd.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien en voor zover alle betrokken overheden hebben ingestemd met de plannen voor de bovenbedoelde aanleg of de uitbreiding van de productie-installatie.

  • 3. Het eerste lid geldt tot 1 februari 2013.

Artikel 3

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 19 september 2012

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

TOELICHTING

1. Algemeen

Nederland heeft zich verplicht aan de Europese afspraken om per 2020 14% duurzame energie te realiseren en de CO2-uitstoot te reduceren met 20% ten opzichte van 1990. Onderdeel daarvan is het creëren van 6.000 MW aan ruimte voor windenergie. Op dit moment wordt circa 2.000 MW geleverd.

De ontwikkeling van grootschalige windenergie vraagt om een substantiële ruimteclaim waarvoor keuzes gemaakt moeten worden om het landschap te beschermen en maximale efficiëntie te bereiken. De Elektriciteitswet 1998 legt een (procedurele) verantwoordelijkheid bij het Rijk voor het ruimtelijk inpassen van grootschalige windenergieprojecten en de coördinatie van de daarvoor benodigde procedures. Wie initiatief neemt tot de bouw van een windenergieproject met een geïnstalleerd vermogen van 100 MW of meer, meldt dit aan de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Op grond van artikel 9b, eerste lid, onder a, van die wet is voor deze activiteit de rijkscoördinatieregeling (RCR) van toepassing. Deze regeling is in de Elektriciteitswet 1998 opgenomen om op snelle en zorgvuldige wijze energie-infrastructuurprojecten van nationaal belang te kunnen realiseren. De regeling voorziet in een gecoördineerde besluitvorming over de benodigde vergunningen ten behoeve van de realisatie van windenergieprojecten groter dan 100 MW en in de mogelijkheid om onder gedeelde verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie een rijksinpassingsplan vast te stellen of een omgevingsvergunning te verlenen.

Voor de realisatie van windmolenparken op land bestaat nagenoeg altijd de noodzaak deze ruimtelijk in te passen in bestaande bestemmingsplannen. Gelet op de impact die grootschalige windenergieprojecten op de omgeving kunnen hebben, is een ruimtelijk referentiekader voor besluitvorming, als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, daarover wenselijk. Hiertoe stelt het Rijk een Structuurvisie wind op land op als kaderstellend beleidsinstrument en als uitwerking van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, zoals aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 14 juni 2011 (Kamerstukken II 2011–2012, 32 660, nr. 17).

In de motie Dikkers van 5 juli 2012 (Kamerstukken II 2011–2012, 29 023, nr. 134) verzoekt de Kamer onder meer om gedurende zes maanden geen onomkeerbare stappen te ondernemen en geen nieuwe rijkscoördinatieregeling-meldingen voor windparken groter dan 100 MW in behandeling te nemen, tenzij de aangevraagde plannen liggen in door de provincies aangewezen gebieden en/of alle betrokken overheden akkoord zijn met de plannen.

In lijn met de motie Dikkers worden meldingen voor initiatieven voor windenergieprojecten groter dan 100 MW buiten de door de bevoegde provincie aangewezen gebieden die zijn ontvangen na 5 juli 2012 aangehouden. Onderhavige beleidsregels hebben als doel deze beleidspraktijk vast te leggen en te ondersteunen.

2. De beleidsregels

De beleidsregels strekken ertoe dat meldingen voor nieuwe initiatieven voor windenergieprojecten groter dan 100 MW die buiten de door de bevoegde provincie aangewezen gebieden liggen voorlopig worden aangehouden. Voor deze initiatieven wordt de voorbereiding van inpassingsplannen en omgevingsvergunningen niet ter hand worden genomen noch wordt begonnen met de coördinatie van de voorbereiding en bekendmaking van op aanvraag of ambtshalve te nemen besluiten. Ook wordt er tijdelijk geen inpassingsplan vastgesteld of omgevingsvergunning verleend (of ontwerpbesluiten daartoe ter inzage worden gelegd) voor initiatieven voor windenergieprojecten groter dan 100 MW buiten de door de bevoegde provincie aangewezen gebieden die voor 5 juli 2012 zijn gemeld, tenzij alle betrokken overheden met een project hebben ingestemd.

De motie Dikkers vraagt de rijkscoördinatieregeling na zes maanden te hervatten, dat is vanaf 5 januari 2013. De aanhouding van beroepen als boven bedoeld op de toepassing van de rijkscoördinatieregeling geschiedt evenwel tot 1 februari 2013. Dit biedt desgewenst de gelegenheid voor debat met de Tweede Kamer over de ontwerp Structuurvisie wind op land die eind 2012 aan de Tweede Kamer zal worden gestuurd en de afspraken met het IPO over de verdeling van de 6000 MW aan ruimte voor windenergie over de provincies.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, M.J.M. Verhagen

Naar boven