Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 26 januari 2012, nr. 5723477/12, houdende verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de Raad voor de rechtspraak inzake verzoeken tot schadevergoeding verband houdend met de rechtspraak waarvoor de Staat aansprakelijk kan worden gehouden

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikelen 10:3, 10:9 en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 32, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Raad:

de Raad voor de rechtspraak;

b. rechterlijk college:

een rechtbank, een gerechtshof, de Centrale Raad van Beroep of het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

c. minister:

de Minister van Veiligheid en Justitie

d. mandaat:

de bevoegdheid om in naam van de minister besluiten te nemen;

e. volmacht:

de bevoegdheid om in naam van de minister privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten;

f. machtiging:

de bevoegdheid om in naam van de minister handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 2

  • 1. Aan de Raad wordt mandaat en machtiging verleend om:

    • a. te beslissen op verzoeken tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van behandeling van een rechtszaak door een of meer rechterlijke colleges;

    • b. te beslissen op bezwaarschriften tegen de onder a bedoelde beslissingen;

    • c. op te treden in zaken waarin de minister door de rechter in het geding is geroepen om verweer te voeren ter zake de onder a of b bedoelde beslissingen.

  • 2. Aan de Raad wordt mandaat en machtiging verleend om te beslissen en op te treden in zaken waarin de minister door de rechter in het geding is geroepen om verweer te voeren tegen een aan de rechter gericht verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van behandeling van een rechtszaak door een of meer rechterlijke colleges.

  • 3. Het mandaat en de machtiging omvatten mede de bevoegdheid om:

    • a. te beslissen op een verzoek als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b. op te treden in beroep;

    • c. hoger beroep in te stellen;

    • d. een ingesteld hoger beroep in te trekken;

    • e. op te treden in hoger beroep.

Artikel 3

Aan de Raad wordt volmacht en machtiging verleend tot het nemen van besluiten, het optreden als procespartij en het verrichten van andere handelingen in verband met civielrechtelijke aansprakelijkstellingen verband houdend met onrechtmatige rechtspraak door een rechterlijk college waarvoor de Staat aansprakelijk wordt gehouden.

Artikel 4

De Raad kan aan onder hem ressorterende ambtenaren mandaat, volmacht en machtiging verlenen de hem de in artikelen 2 en 3 verleende bevoegdheden uit te oefenen.

Artikel 5

De regeling van de Staatssecretaris van Justitie van 22 april 2009, nr. 5599506/09, houdende verlening van mandaat en machtiging aan de Raad voor de rechtspraak inzake verzoeken tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn (Stcrt. 2009, 81) wordt ingetrokken.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

TOELICHTING

Met deze regeling wordt aan de Raad voor de rechtspraak de bevoegdheid verleend voor de integrale afhandeling van alle soorten schadevergoedingsverzoeken wegens onrechtmatige rechtspraak, daaronder begrepen overschrijdingen van de redelijke termijn, door een rechtbank, een gerechtshof, de Centrale Raad van Beroep of het College van beroep voor het bedrijfsleven.

Vanaf medio 2008 is het uitgangspunt in de rechtspraak van de (hoogste) bestuursrechter dat binnen de bestuursrechtelijke rechtsgang een ‘effective remedy’ moet worden geboden voor een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM. Daartoe wordt art. 8:73 Awb verdragsconform uitgelegd. Dit brengt mee dat de bestuursrechter schadevergoeding kan toekennen voor een overschrijding van de redelijke termijn. De Minister van Veiligheid en Justitie wordt in die zaken als partij aangemerkt en in het geding betrokken. Voor de afhandeling van die zaken is bij regeling van 22 april 2009 mandaat en machtiging verleend aan de Raad voor de rechtspraak. In die regeling is echter geen bevoegdheid verleend om te beslissen op rechtstreeks aan de Minister van Veiligheid en Justitie gedane verzoeken tot schadevergoeding. Die bevoegdheid wordt in de onderhavige regeling verleend. Deze regeling voorziet in een integrale afhandeling van de schadevergoedingszaken door de Raad voor de rechtspraak. Deze regeling ziet niet op overschrijding van de redelijke termijn door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, omdat de verantwoordelijkheid voor de begroting van de Raad van State berust bij de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Het komt met enige regelmaat voor dat de Staat aansprakelijk wordt gesteld voor beweerdelijke fouten van rechters. De rechtsgrond kan zijn gelegen in de in het Burgerlijk Wetboek geregelde onrechtmatige (overheids)daad. Deze civiele zaken naar aanleiding van rechterlijke beslissingen worden feitelijk door de Raad voor de rechtspraak behandeld, veelal met bijstand van de Landsadvocaat. Met de onderhavige regeling wordt aan de Raad voor de rechtspraak volmacht en machtiging verleend om in dit soort zaken namens de Minister van Veiligheid en Justitie te beslissen en op te treden.

Dit geldt ook voor de behandeling van de in artikel 35 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen opgenomen specifieke aansprakelijkheidsregeling voor het door de rechter niet naleven van de bepalingen van deze wet.

Op grond van artikel 2, eerste lid onder c en derde lid onder a, bestaat de mogelijkheid om na een daartoe strekkend verzoek de bezwaarfase over te slaan (rechtstreeks beroep). In dat geval heeft de Raad ook de bevoegdheid om bij de rechter verweer te voeren ter zake een beroep tegen de primaire beslissing.

In artikel 4 wordt de bevoegdheid verleend mandaat, volmacht en machtiging door te geven aan onder Raad ressorterende ambtenaren. Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit dat in ondermandaat is genomen, wordt op dat bezwaar beslist op een hoger niveau (artikel 10:3, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht). De Raad voor de rechtspraak kan dan ook slechts een beslissing op bezwaar geven als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, van deze regeling als de primaire beslissing in ondermandaat is genomen.

Gelet op het bredere bereik van de onderhavige regeling is ervoor gekozen de regeling van 22 april 2009 te laten vervallen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

Naar boven