ARTIKEL I
De Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 maart
2010, nr. 107028, houdende wijziging van de Regeling verhandeling teeltmateriaal en
de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen (implementatie richtlijn 2008/90/EG)
(Stcrt. 2010, 4480) wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel D komt te luiden:
D Artikel 86, eerste lid, komt te luiden:
-
1. CAC-materiaal van fruitgewassen is rasecht en voldoende raszuiver en voldoet aan
het daarvoor bij of krachtens artikel 4 van richtlijn (EG) 2008/90 bepaalde en de
vereisten, genoemd in de artikelen 2, 3, 4 en 5 van richtlijn (EEG) 93/48.
2. De onderdelen E tot en met G worden geletterd G tot en met I.
3. Er worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
E Artikel 87 komt te luiden:
Artikel 87
-
1. Gecertificeerd teeltmateriaal van fruitgewassen voldoet aan het daarvoor bij of krachtens
artikel 4 van richtlijn (EG) 2008/90 bepaalde en de vereisten, genoemd in de artikelen
2, 6 en 7 van richtlijn (EEG) 93/48.
-
2. Teeltmateriaal van fruitgewassen kan door Naktuinbouw worden gecertificeerd als prebasismateriaal,
basismateriaal of gecertificeerd materiaal overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens
artikel 4 van richtlijn (EG) 2008/90 en de voorwaarden, genoemd in de artikelen 6
en 7 van richtlijn (EEG) 93/48.
F Na artikel 87 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 87a
-
1. Onverminderd de artikelen 86 en 87 wordt teeltmateriaal van fruitgewassen dat bestaat
uit een genetisch gemodificeerd organisme in de zin van de punten 1 en 2 van artikel
2 van richtlijn (EG) 2001/18 alleen in de handel gebracht indien het genetisch gemodificeerde
organisme uit hoofde van die richtlijn is toegelaten.
-
2. Teeltmateriaal van fruitgewassen waarvan afgeleide producten bestemd zijn om te worden
gebruikt als levensmiddel of in levensmiddelen in de zin van artikel 3, of als diervoeder
of in diervoeders in de zin van artikel 15 van verordening (EG) 1829/2003, wordt alleen
in de handel gebracht indien de levensmiddelen of diervoeders uit hoofde van die verordening
zijn toegelaten.
4. In onderdeel H (nieuw), wordt ‘de bij of krachtens artikel 9, eerste lid van richtlijn
(EG) 2008/90 gesteld voorschriften’ vervangen door: de bij of krachtens artikel 9,
eerste lid, van richtlijn (EG) 2008/90 gestelde voorschriften en aan de vereisten,
genoemd in artikel 8 van richtlijn (EEG) 93/48.
B
Artikel II wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel B komt te luiden:
B Na artikel 3 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 3a
De fruitgewassen, bedoeld in artikel 8a van het besluit, zijn de gewassen zoals opgenomen
in bijlage 1 van richtlijn (EG) 2008/90.
Artikel 3b
-
1. Een ras van een fruitgewas als bedoeld in artikel 3a, wordt toegelaten indien:
-
a. het ras blijkens een technisch onderzoek voldoet aan het vereiste, bedoeld in artikel
35, eerste lid, onderdeel a, van de wet en
-
b. materiaal van het ras beschikbaar is.
-
2. Indien de aanvrager bij de aanvraag informatie verstrekt waaruit naar het oordeel
van de Raad blijkt dat aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, is voldaan wordt
geen technisch onderzoek uitgevoerd.
Artikel 3c
-
1. In afwijking van artikel 3b wordt een ras van een fruitgewas als bedoeld in artikel
3a, waarvan teeltmateriaal reeds voor 30 september 2012 in Nederland in de handel
is gebracht, toegelaten indien de Raad van oordeel is dat het ras voldoet aan het
voor dergelijke rassen in artikel 7, vierde lid, van richtlijn (EG) 2008/90 bepaalde.
-
2. In afwijking van artikel 17 bedraagt het aanvraagtarief voor de toelating van de
rassen, bedoeld in het eerste lid, € 0.
2. Onderdeel C komt te luiden:
C Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10a
Het onderzoek, bedoeld in artikel 16 van het besluit, wordt bij rassen van fruitgewassen
uitgevoerd overeenkomstig:
-
a. de door het Communautair Bureau voor Plantenrassen van de Europese Unie vastgestelde
protocollen voor onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit zoals die van
toepassing zijn bij aanvang van het technisch onderzoek of, indien geen protocollen
zijn vastgesteld voor de desbetreffende soort
-
b. de testrichtsnoeren voor de uitvoering van het onderzoek naar onderscheidbaarheid,
bestendigheid en homogeniteit van de Internationale Unie voor de bescherming van nieuwe
plantenrassen zoals die van toepassing zijn bij aanvang van het onderzoek of, indien
geen richtsnoeren zijn vastgesteld voor de desbetreffende soort,
-
c. de voor het desbetreffende gewas opgestelde protocollen, bedoeld in artikel 18 van
het besluit.
ARTIKEL II
De Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Als opstand van bekende origine worden uitsluitend autochtone opstanden als bedoeld
in artikel 2, onderdeel d, subonderdeel i, van richtlijn (EG) 1999/105 bestaande uit
ten minste dertig individuen van het desbetreffende geslacht toegelaten.
B
Na artikel 42c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 42d
Een wijziging van de richtlijnen, genoemd in artikel 1, gaat voor de toepassing van
deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn
uitvoering moet zijn gegeven.
ARTIKEL III
Artikel 1 van de Regeling verhandeling teeltmateriaal wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Deze regeling is niet van toepassing op de gewassen Oryza sativa, Arachis hypogaea,
Gossypium spp., Glycine max en Vitis, tenzij de leverancier de aangewezen keuringsinstelling
om keuring van het teeltmateriaal verzoekt.
ARTIKEL IV
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, met uitzondering van
artikel I, dat in werking treedt met ingang van 29 september 2012.
TOELICHTING
1. Algemeen
Deze regeling strekt tot aanpassing van de bepalingen waarmee richtlijn 2008/90/EG
van de Raad van de Europese Unie van 29 september 2008 betreffende het in de handel
brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de
fruitteelt worden gebruikt (PbEU 2008 L 267) (hierna richtlijn (EG) 2008/90) wordt
geïmplementeerd. Deze bepalingen zijn opgenomen in de Regeling van de Minister van
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 maart 2010, nr. 107028, houdende wijziging
van de Regeling verhandeling teeltmateriaal en de Regeling werkzaamheden Raad voor
plantenrassen (implementatie richtlijn 2008/90/EG) (Stcrt. 2010, 4480).
Ingevolge de implementatieverplichting zijn de bepalingen ter implementatie van richtlijn
(EG) 2008/90 op 30 maart 2010 gepubliceerd. Deze bepalingen treden in werking met
ingang van 30 september 2012. Inmiddels is duidelijk geworden dat de Europese uitvoeringsbepalingen
die invulling moeten geven aan richtlijn (EG) 2008/90, op 30 september 2012 nog niet
gereed zullen zijn. Daarom blijven de bestaande Europese uitvoeringsbepalingen vooralsnog
van toepassing. Met de onderhavige regeling wordt de eerdere regeling ter implementatie
van richtlijn (EG) 2008/90 zodanig aangepast dat in de Regeling verhandeling teeltmateriaal
en de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen de verwijzingen naar de oude
uitvoeringsbepalingen worden behouden. Daarnaast wordt invulling gegeven aan de toelatingseis
voor rassen van fruitgewassen, nu deze per 30 september 2012 op Europees niveau niet
zal zijn ingevuld.
Met deze regeling worden voorts nadere regels gesteld aan de toelating van opstanden
in de categorie ‘opstand van bekende origine’.
Tot slot worden enkele technische wijzigingen doorgevoerd in de Regeling verhandeling
teeltmateriaal en de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen.
1.1 Regeldrukeffecten
Deze regeling leidt tot een wijziging van de regeldruk. De administratieve lasten
blijven gelijk en de nalevingskosten stijgen met € 75.000.
In 2008 is richtlijn (EG) 2008/90 gepubliceerd. De bepalingen ter implementatie van
de richtlijn zijn in Nederland reeds gepubliceerd en treden in werking met ingang
van 30 september 2012. Nu op Europees niveau vóór 30 september 2012 naar verwachting
geen uitvoeringsvoorschriften zijn vastgesteld, moet de Nederlandse implementatieregeling
worden aangepast.
Richtlijn (EG) 2008/90 bepaalt dat rassen van fruitgewassen moeten worden toegelaten.
In de richtlijn zijn echter nog geen criteria voor die toelating vastgesteld, die
worden bepaald in de nog vast te stellen uitvoeringsrichtlijn. Om uitvoering te kunnen
geven aan de toelatingseis worden nu nationale criteria vastgesteld voor de toelating.De
verwachting is dat vergelijkbare criteria op termijn in Europees verband zullen worden
vastgesteld.
De voorlopige nationale invulling betreft vereisten omtrent de registratie van fruitgewassen
en de te gebruiken testprotocollen bij het onderzoek ten behoeve van de registratie.
De kosten van het onderzoek bedragen circa € 7.500 per aanvraag. Jaarlijks worden
hooguit enkele nieuwe fruitrassen op de markt gebracht. Uitgaande van tien toelatingsaanvragen
per jaar bedragen de totale nalevingskosten € 75.000 per jaar. Overigens zal in veel
gevallen gelijktijdig een aanvraag tot kwekersrechtverlening worden gedaan. Voor beide
aanvragen kan worden volstaan met één en hetzelfde onderzoek. Een weging van andere,
mogelijk minder belastende alternatieven is niet aan de orde omdat met deze interim
regeling wordt geanticipeerd op te verwachten EU regelgeving.
Voor wat betreft Artikel III (niet van toepassing-verklaring voor Oryza sativa, Arachis
hypogaea, Gossypium spp., Glycine max en Vitis) geldt dat reeds een Europese vrijstelling
gold. Deze wordt nu opgenomen in de Regeling verhandeling teeltmateriaal. Daarmee
wordt de bestaande praktijk gecontinueerd en is er dus geen effect op de regeldruk.
De mogelijkheid voor bedrijven om op vrijwillige basis materiaal van deze gewassen
te laten keuren, is volgens de definitie geen administratieve of nalevingslast.
Met deze regeling worden voorts nadere regels gesteld aan de toelating van bosbouwopstanden
in de categorie ‘opstand van bekende origine’. De toelatingseis als zodanig is niet
nieuw, alleen het indelingscriterium voor deze categorie wijzigt. Dit heeft geen gevolgen
voor de regeldruk.
1.2 Vaste Verandermomenten
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, in lijn met het kabinetsbeleid
betreffende vaste verandermomenten voor regelgeving. Uitzondering is artikel I, dat
in verband met de implementatie van richtlijn (EG) 2008/90 in werking treedt met ingang
van 29 september 2012.
2. Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Met artikel I van de onderhavige regeling wordt een aantal bepalingen ter implementatie
van richtlijn (EG) 2008/90 gewijzigd. Omdat die bepalingen nog niet in werking zijn
getreden, wijzigt de onderhavige regeling de wijzigingsregeling waarmee de implementatiebepalingen
worden geïntroduceerd. Onderdeel A van artikel I van de onderhavige regeling wijzigt
de bepalingen die in de Regeling verhandeling teeltmateriaal worden opgenomen ter
implementatie van richtlijn (EG) 2008/90.
De verwachting is dat er per 30 september op Europees niveau nog geen nieuwe voorschriften
zijn vastgesteld inzake de voorwaarden waaraan teeltmateriaal moet voldoen om als
CAC-materiaal, prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal in de
handel te kunnen worden gebracht. Dat betekent dat de huidige voorschriften van kracht
blijven, die zijn opgenomen in richtlijn 93/48/EEG van de Commissie van 23 juni 1993
tot vaststelling van het schema met de voorwaarden waaraan fruitgewassen die voor
de fruitteelt worden gebruikt en teeltmateriaal daarvan overeenkomstig Richtlijn 92/34/EEG
van de Raad moeten voldoen (hierna: richtlijn (EEG) 93/48). Die voorschriften gelden
als invulling van de bepalingen in richtlijn (EG) 2008/90, zolang geen nieuwe voorschriften
zijn vastgesteld. De verwijzingen naar de desbetreffende artikelen van richtlijn (EEG)
93/48 blijven daarom vooralsnog opgenomen in de artikelen 86 en 87 van de Regeling
verhandeling teeltmateriaal. Daarnaast wordt een verwijzing opgenomen naar de nieuwe
richtlijn (EG) 2008/90 die per 30 september 2012 moet worden toegepast.
Ook in artikel 91 van de Regeling verhandeling teeltmateriaal blijft een verwijzing
naar de huidige voorschriften van richtlijn (EEG) 93/48 opgenomen.
Artikel I, onderdeel B
Onderdeel B van artikel I wijzigt de bepalingen die in de Regeling werkzaamheden Raad
voor plantenrassen worden opgenomen ter implementatie van richtlijn (EG) 2008/90.
Ingevolge richtlijn (EG) 2008/90 mag teeltmateriaal van rassen van fruitgewassen met
ingang van 30 september 2012 slechts worden verhandeld indien zij kwekersrechtelijk
zijn beschermd, zijn toegelaten of als algemeen bekend worden beschouwd. Naar verwachting
zullen per 30 september 2012 op Europees niveau geen criteria zijn vastgesteld voor
de toelating van rassen van fruitgewassen. Daarom worden in de Regeling verhandeling
teeltmateriaal criteria opgenomen voor de toelating van rassen van fruitgewassen.
Soortgelijke criteria zullen naar verwachting de criteria zijn die op termijn in Europees
verband worden vastgesteld. Het betreft de eis dat rassen onderscheidbaar, homogeen
en bestendig zijn. Middels technisch onderzoek wordt vastgesteld of een ras aan de
criteria voor toelating voldoet. Technisch onderzoek blijft echter achterwege indien
de aanvrager informatie verstrekt waaruit naar het oordeel van de Raad blijkt dat
aan de toelatingscriteria is voldaan. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een officiële
beschrijving van het ras die is vastgesteld door de bevoegde autoriteit van een andere
lidstaat.
Het technisch onderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig Europese, internationale of
nationale richtsnoeren. Indien protocollen van het Communautair Bureau voor de Plantenrassen
van de Europese Unie (CPVO) zijn vastgesteld voor de desbetreffende soort, worden
die protocollen toegepast. Indien er geen protocollen van het CPVO zijn wordt gebruik
gemaakt van de testrichtsnoeren van de Internationale Unie voor de bescherming van
nieuwe plantenrassen (UPOV). Indien ook deze niet zijn vastgesteld voor de desbetreffende
soort, gelden de door de Raad voor plantenrassen opgestelde protocollen.
Voor rassen die reeds voor 30 september 2012 in Nederland in de handel zijn gebracht
geldt een lichter regime. Deze rassen worden ingevolge artikel 7, vierde lid, van
richtlijn (EG) 2008/90 toegelaten indien zij een officieel erkende beschrijving hebben.
Artikel II, onderdeel A
Artikel II wijzigt de Regeling verhandeling teeltmateriaal. Met onderdeel A van artikel
II worden in de regeling criteria opgenomen voor de toelating van opstanden in de
categorie ‘opstand van bekende origine’. Ingevolge richtlijn 1999/105 kunnen lidstaten
zelf regels stellen over de toelating van opstanden in deze categorie. Bepaald wordt
dat opstanden slechts worden toegelaten als opstand van bekende origine wanneer het
autochtone opstanden betreft die uit tenminste dertig individuen van het desbetreffende
geslacht bestaan. Een autochtone opstand is een opstand die op natuurlijke wijze op
de desbetreffende locatie is ontstaan. In een aantal landen van de EU, waaronder
Nederland, wordt bijzondere waarde gehecht aan autochtoon materiaal. Vooral voor de
aankleding van landschap en in natuurgebieden bestaat veel vraag naar autochtoon materiaal.
Door de categorie SI voor autochtone opstanden te reserveren, hebben kopers wanneer
zij materiaal gecertificeerd als ‘van bekende origine’ aanschaffen, de zekerheid dat
het om autochtoon materiaal gaat. Omdat een autochtone opstand voldoende genetische
variatie moet hebben om zich in het voortdurend veranderende milieu te kunnen handhaven,
moeten de opstanden uit ten minste 30 individuen van dezelfde soort bestaan.
Artikel II, onderdeel B
Dit onderdeel betreft een wetstechnische correctie. In de Regeling werkzaamheden Raad
voor plantenrassen wordt gebruik gemaakt van dynamische verwijzingen ter implementatie
van Europese regels. Door opname van het nieuwe artikel 42d in de Regeling werkzaamheden
Raad voor plantenrassen wordt geregeld dat wijzigingen van de Europese richtlijnen
waarnaar dynamisch wordt verwezen, gaan gelden vanaf de dag waarop aan de betrokken
wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven. Vanaf dat moment geldt de wijziging
van de richtlijn waarnaar dynamisch wordt verwezen dus ook in de Nederlandse rechtsorde.
Artikel III
Dit artikel wijzigt de Regeling verhandeling teeltmateriaal. Met dit artikel wordt
een aantal gewassen uitgesloten van de toepassing van de Regeling verhandeling teeltmateriaal.
Nederland is vrijgesteld van de toepassing van de Europese voorschriften voor het
in de handel brengen van zaad of teeltmateriaal van de gewassen rijst, pinda, katoen,
sojaboon en wijnstokken. Dit is geregeld in besluit 2010/680/EU van de Commissie van
9 november 2010 tot vrijstelling van Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland,
Ierland, Spanje, Frankrijk, Cyprus, Letland, Litouwen, Malta, Nederland, Polen, Slovenië,
Slowakije, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk van de verplichting tot toepassing
op bepaalde gewassen van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 68/193/EEG, 1999/105/EG,
2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG van de Raad met betrekking tot het in de handel
brengen van respectievelijk zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, vegetatief
teeltmateriaal voor wijnstokken, bosbouwkundig teeltmateriaal, bietenzaad, groentezaad
en zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (PbEU 2010 L 292).
Met het nieuwe tweede lid van artikel 1 van de Regeling verhandeling teeltmateriaal
worden deze gewassen uitgesloten van de toepassing van de Regeling verhandeling teeltmateriaal.
Desondanks kan het voorkomen dat een leverancier toch teeltmateriaal van deze gewassen
wil laten keuren. In dat geval wordt op verzoek gekeurd en zijn de bepalingen van
de Regeling verhandeling teeltmateriaal onverkort van toepassing.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.