Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 8 september 2012, nr. WJZ/12308873, houdende wijziging van een aantal bepalingen inzake de verhandeling van teeltmateriaal

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op richtlijn nr. 2008/90/EG van de Raad van 29 september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (PbEU 2008 L 267) en de artikelen 3, 4 en 5 van het Besluit verhandeling teeltmateriaal en de artikelen 8a en 17 van het Besluit werkzaamheden Raad voor plantenrassen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 maart 2010, nr. 107028, houdende wijziging van de Regeling verhandeling teeltmateriaal en de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen (implementatie richtlijn 2008/90/EG) (Stcrt. 2010, 4480) wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel D komt te luiden:

D Artikel 86, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. CAC-materiaal van fruitgewassen is rasecht en voldoende raszuiver en voldoet aan het daarvoor bij of krachtens artikel 4 van richtlijn (EG) 2008/90 bepaalde en de vereisten, genoemd in de artikelen 2, 3, 4 en 5 van richtlijn (EEG) 93/48.

2. De onderdelen E tot en met G worden geletterd G tot en met I.

3. Er worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

E Artikel 87 komt te luiden:

Artikel 87

  • 1. Gecertificeerd teeltmateriaal van fruitgewassen voldoet aan het daarvoor bij of krachtens artikel 4 van richtlijn (EG) 2008/90 bepaalde en de vereisten, genoemd in de artikelen 2, 6 en 7 van richtlijn (EEG) 93/48.

  • 2. Teeltmateriaal van fruitgewassen kan door Naktuinbouw worden gecertificeerd als prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 4 van richtlijn (EG) 2008/90 en de voorwaarden, genoemd in de artikelen 6 en 7 van richtlijn (EEG) 93/48.

F Na artikel 87 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 87a

  • 1. Onverminderd de artikelen 86 en 87 wordt teeltmateriaal van fruitgewassen dat bestaat uit een genetisch gemodificeerd organisme in de zin van de punten 1 en 2 van artikel 2 van richtlijn (EG) 2001/18 alleen in de handel gebracht indien het genetisch gemodificeerde organisme uit hoofde van die richtlijn is toegelaten.

  • 2. Teeltmateriaal van fruitgewassen waarvan afgeleide producten bestemd zijn om te worden gebruikt als levensmiddel of in levensmiddelen in de zin van artikel 3, of als diervoeder of in diervoeders in de zin van artikel 15 van verordening (EG) 1829/2003, wordt alleen in de handel gebracht indien de levensmiddelen of diervoeders uit hoofde van die verordening zijn toegelaten.

4. In onderdeel H (nieuw), wordt ‘de bij of krachtens artikel 9, eerste lid van richtlijn (EG) 2008/90 gesteld voorschriften’ vervangen door: de bij of krachtens artikel 9, eerste lid, van richtlijn (EG) 2008/90 gestelde voorschriften en aan de vereisten, genoemd in artikel 8 van richtlijn (EEG) 93/48.

B

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel B komt te luiden:

B Na artikel 3 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

De fruitgewassen, bedoeld in artikel 8a van het besluit, zijn de gewassen zoals opgenomen in bijlage 1 van richtlijn (EG) 2008/90.

Artikel 3b

  • 1. Een ras van een fruitgewas als bedoeld in artikel 3a, wordt toegelaten indien:

    • a. het ras blijkens een technisch onderzoek voldoet aan het vereiste, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onderdeel a, van de wet en

    • b. materiaal van het ras beschikbaar is.

  • 2. Indien de aanvrager bij de aanvraag informatie verstrekt waaruit naar het oordeel van de Raad blijkt dat aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, is voldaan wordt geen technisch onderzoek uitgevoerd.

Artikel 3c

  • 1. In afwijking van artikel 3b wordt een ras van een fruitgewas als bedoeld in artikel 3a, waarvan teeltmateriaal reeds voor 30 september 2012 in Nederland in de handel is gebracht, toegelaten indien de Raad van oordeel is dat het ras voldoet aan het voor dergelijke rassen in artikel 7, vierde lid, van richtlijn (EG) 2008/90 bepaalde.

  • 2. In afwijking van artikel 17 bedraagt het aanvraagtarief voor de toelating van de rassen, bedoeld in het eerste lid, € 0.

2. Onderdeel C komt te luiden:

C Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 10a

Het onderzoek, bedoeld in artikel 16 van het besluit, wordt bij rassen van fruitgewassen uitgevoerd overeenkomstig:

  • a. de door het Communautair Bureau voor Plantenrassen van de Europese Unie vastgestelde protocollen voor onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit zoals die van toepassing zijn bij aanvang van het technisch onderzoek of, indien geen protocollen zijn vastgesteld voor de desbetreffende soort

  • b. de testrichtsnoeren voor de uitvoering van het onderzoek naar onderscheidbaarheid, bestendigheid en homogeniteit van de Internationale Unie voor de bescherming van nieuwe plantenrassen zoals die van toepassing zijn bij aanvang van het onderzoek of, indien geen richtsnoeren zijn vastgesteld voor de desbetreffende soort,

  • c. de voor het desbetreffende gewas opgestelde protocollen, bedoeld in artikel 18 van het besluit.

ARTIKEL II

De Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Als opstand van bekende origine worden uitsluitend autochtone opstanden als bedoeld in artikel 2, onderdeel d, subonderdeel i, van richtlijn (EG) 1999/105 bestaande uit ten minste dertig individuen van het desbetreffende geslacht toegelaten.

B

Na artikel 42c wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 42d

Een wijziging van de richtlijnen, genoemd in artikel 1, gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven.

ARTIKEL III

Artikel 1 van de Regeling verhandeling teeltmateriaal wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Deze regeling is niet van toepassing op de gewassen Oryza sativa, Arachis hypogaea, Gossypium spp., Glycine max en Vitis, tenzij de leverancier de aangewezen keuringsinstelling om keuring van het teeltmateriaal verzoekt.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, met uitzondering van artikel I, dat in werking treedt met ingang van 29 september 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 8 september 2012

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

TOELICHTING

1. Algemeen

Deze regeling strekt tot aanpassing van de bepalingen waarmee richtlijn 2008/90/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (PbEU 2008 L 267) (hierna richtlijn (EG) 2008/90) wordt geïmplementeerd. Deze bepalingen zijn opgenomen in de Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 22 maart 2010, nr. 107028, houdende wijziging van de Regeling verhandeling teeltmateriaal en de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen (implementatie richtlijn 2008/90/EG) (Stcrt. 2010, 4480).

Ingevolge de implementatieverplichting zijn de bepalingen ter implementatie van richtlijn (EG) 2008/90 op 30 maart 2010 gepubliceerd. Deze bepalingen treden in werking met ingang van 30 september 2012. Inmiddels is duidelijk geworden dat de Europese uitvoeringsbepalingen die invulling moeten geven aan richtlijn (EG) 2008/90, op 30 september 2012 nog niet gereed zullen zijn. Daarom blijven de bestaande Europese uitvoeringsbepalingen vooralsnog van toepassing. Met de onderhavige regeling wordt de eerdere regeling ter implementatie van richtlijn (EG) 2008/90 zodanig aangepast dat in de Regeling verhandeling teeltmateriaal en de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen de verwijzingen naar de oude uitvoeringsbepalingen worden behouden. Daarnaast wordt invulling gegeven aan de toelatingseis voor rassen van fruitgewassen, nu deze per 30 september 2012 op Europees niveau niet zal zijn ingevuld.

Met deze regeling worden voorts nadere regels gesteld aan de toelating van opstanden in de categorie ‘opstand van bekende origine’.

Tot slot worden enkele technische wijzigingen doorgevoerd in de Regeling verhandeling teeltmateriaal en de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen.

1.1 Regeldrukeffecten

Deze regeling leidt tot een wijziging van de regeldruk. De administratieve lasten blijven gelijk en de nalevingskosten stijgen met € 75.000.

In 2008 is richtlijn (EG) 2008/90 gepubliceerd. De bepalingen ter implementatie van de richtlijn zijn in Nederland reeds gepubliceerd en treden in werking met ingang van 30 september 2012. Nu op Europees niveau vóór 30 september 2012 naar verwachting geen uitvoeringsvoorschriften zijn vastgesteld, moet de Nederlandse implementatieregeling worden aangepast.

Richtlijn (EG) 2008/90 bepaalt dat rassen van fruitgewassen moeten worden toegelaten. In de richtlijn zijn echter nog geen criteria voor die toelating vastgesteld, die worden bepaald in de nog vast te stellen uitvoeringsrichtlijn. Om uitvoering te kunnen geven aan de toelatingseis worden nu nationale criteria vastgesteld voor de toelating.De verwachting is dat vergelijkbare criteria op termijn in Europees verband zullen worden vastgesteld.

De voorlopige nationale invulling betreft vereisten omtrent de registratie van fruitgewassen en de te gebruiken testprotocollen bij het onderzoek ten behoeve van de registratie. De kosten van het onderzoek bedragen circa € 7.500 per aanvraag. Jaarlijks worden hooguit enkele nieuwe fruitrassen op de markt gebracht. Uitgaande van tien toelatingsaanvragen per jaar bedragen de totale nalevingskosten € 75.000 per jaar. Overigens zal in veel gevallen gelijktijdig een aanvraag tot kwekersrechtverlening worden gedaan. Voor beide aanvragen kan worden volstaan met één en hetzelfde onderzoek. Een weging van andere, mogelijk minder belastende alternatieven is niet aan de orde omdat met deze interim regeling wordt geanticipeerd op te verwachten EU regelgeving.

Voor wat betreft Artikel III (niet van toepassing-verklaring voor Oryza sativa, Arachis hypogaea, Gossypium spp., Glycine max en Vitis) geldt dat reeds een Europese vrijstelling gold. Deze wordt nu opgenomen in de Regeling verhandeling teeltmateriaal. Daarmee wordt de bestaande praktijk gecontinueerd en is er dus geen effect op de regeldruk. De mogelijkheid voor bedrijven om op vrijwillige basis materiaal van deze gewassen te laten keuren, is volgens de definitie geen administratieve of nalevingslast.

Met deze regeling worden voorts nadere regels gesteld aan de toelating van bosbouwopstanden in de categorie ‘opstand van bekende origine’. De toelatingseis als zodanig is niet nieuw, alleen het indelingscriterium voor deze categorie wijzigt. Dit heeft geen gevolgen voor de regeldruk.

1.2 Vaste Verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2013, in lijn met het kabinetsbeleid betreffende vaste verandermomenten voor regelgeving. Uitzondering is artikel I, dat in verband met de implementatie van richtlijn (EG) 2008/90 in werking treedt met ingang van 29 september 2012.

2. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Met artikel I van de onderhavige regeling wordt een aantal bepalingen ter implementatie van richtlijn (EG) 2008/90 gewijzigd. Omdat die bepalingen nog niet in werking zijn getreden, wijzigt de onderhavige regeling de wijzigingsregeling waarmee de implementatiebepalingen worden geïntroduceerd. Onderdeel A van artikel I van de onderhavige regeling wijzigt de bepalingen die in de Regeling verhandeling teeltmateriaal worden opgenomen ter implementatie van richtlijn (EG) 2008/90.

De verwachting is dat er per 30 september op Europees niveau nog geen nieuwe voorschriften zijn vastgesteld inzake de voorwaarden waaraan teeltmateriaal moet voldoen om als CAC-materiaal, prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal in de handel te kunnen worden gebracht. Dat betekent dat de huidige voorschriften van kracht blijven, die zijn opgenomen in richtlijn 93/48/EEG van de Commissie van 23 juni 1993 tot vaststelling van het schema met de voorwaarden waaraan fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt en teeltmateriaal daarvan overeenkomstig Richtlijn 92/34/EEG van de Raad moeten voldoen (hierna: richtlijn (EEG) 93/48). Die voorschriften gelden als invulling van de bepalingen in richtlijn (EG) 2008/90, zolang geen nieuwe voorschriften zijn vastgesteld. De verwijzingen naar de desbetreffende artikelen van richtlijn (EEG) 93/48 blijven daarom vooralsnog opgenomen in de artikelen 86 en 87 van de Regeling verhandeling teeltmateriaal. Daarnaast wordt een verwijzing opgenomen naar de nieuwe richtlijn (EG) 2008/90 die per 30 september 2012 moet worden toegepast.

Ook in artikel 91 van de Regeling verhandeling teeltmateriaal blijft een verwijzing naar de huidige voorschriften van richtlijn (EEG) 93/48 opgenomen.

Artikel I, onderdeel B

Onderdeel B van artikel I wijzigt de bepalingen die in de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen worden opgenomen ter implementatie van richtlijn (EG) 2008/90. Ingevolge richtlijn (EG) 2008/90 mag teeltmateriaal van rassen van fruitgewassen met ingang van 30 september 2012 slechts worden verhandeld indien zij kwekersrechtelijk zijn beschermd, zijn toegelaten of als algemeen bekend worden beschouwd. Naar verwachting zullen per 30 september 2012 op Europees niveau geen criteria zijn vastgesteld voor de toelating van rassen van fruitgewassen. Daarom worden in de Regeling verhandeling teeltmateriaal criteria opgenomen voor de toelating van rassen van fruitgewassen. Soortgelijke criteria zullen naar verwachting de criteria zijn die op termijn in Europees verband worden vastgesteld. Het betreft de eis dat rassen onderscheidbaar, homogeen en bestendig zijn. Middels technisch onderzoek wordt vastgesteld of een ras aan de criteria voor toelating voldoet. Technisch onderzoek blijft echter achterwege indien de aanvrager informatie verstrekt waaruit naar het oordeel van de Raad blijkt dat aan de toelatingscriteria is voldaan. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om een officiële beschrijving van het ras die is vastgesteld door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat.

Het technisch onderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig Europese, internationale of nationale richtsnoeren. Indien protocollen van het Communautair Bureau voor de Plantenrassen van de Europese Unie (CPVO) zijn vastgesteld voor de desbetreffende soort, worden die protocollen toegepast. Indien er geen protocollen van het CPVO zijn wordt gebruik gemaakt van de testrichtsnoeren van de Internationale Unie voor de bescherming van nieuwe plantenrassen (UPOV). Indien ook deze niet zijn vastgesteld voor de desbetreffende soort, gelden de door de Raad voor plantenrassen opgestelde protocollen.

Voor rassen die reeds voor 30 september 2012 in Nederland in de handel zijn gebracht geldt een lichter regime. Deze rassen worden ingevolge artikel 7, vierde lid, van richtlijn (EG) 2008/90 toegelaten indien zij een officieel erkende beschrijving hebben.

Artikel II, onderdeel A

Artikel II wijzigt de Regeling verhandeling teeltmateriaal. Met onderdeel A van artikel II worden in de regeling criteria opgenomen voor de toelating van opstanden in de categorie ‘opstand van bekende origine’. Ingevolge richtlijn 1999/105 kunnen lidstaten zelf regels stellen over de toelating van opstanden in deze categorie. Bepaald wordt dat opstanden slechts worden toegelaten als opstand van bekende origine wanneer het autochtone opstanden betreft die uit tenminste dertig individuen van het desbetreffende geslacht bestaan. Een autochtone opstand is een opstand die op natuurlijke wijze op de desbetreffende locatie is ontstaan. In een aantal landen van de EU, waaronder Nederland, wordt bijzondere waarde gehecht aan autochtoon materiaal. Vooral voor de aankleding van landschap en in natuurgebieden bestaat veel vraag naar autochtoon materiaal. Door de categorie SI voor autochtone opstanden te reserveren, hebben kopers wanneer zij materiaal gecertificeerd als ‘van bekende origine’ aanschaffen, de zekerheid dat het om autochtoon materiaal gaat. Omdat een autochtone opstand voldoende genetische variatie moet hebben om zich in het voortdurend veranderende milieu te kunnen handhaven, moeten de opstanden uit ten minste 30 individuen van dezelfde soort bestaan.

Artikel II, onderdeel B

Dit onderdeel betreft een wetstechnische correctie. In de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen wordt gebruik gemaakt van dynamische verwijzingen ter implementatie van Europese regels. Door opname van het nieuwe artikel 42d in de Regeling werkzaamheden Raad voor plantenrassen wordt geregeld dat wijzigingen van de Europese richtlijnen waarnaar dynamisch wordt verwezen, gaan gelden vanaf de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven. Vanaf dat moment geldt de wijziging van de richtlijn waarnaar dynamisch wordt verwezen dus ook in de Nederlandse rechtsorde.

Artikel III

Dit artikel wijzigt de Regeling verhandeling teeltmateriaal. Met dit artikel wordt een aantal gewassen uitgesloten van de toepassing van de Regeling verhandeling teeltmateriaal. Nederland is vrijgesteld van de toepassing van de Europese voorschriften voor het in de handel brengen van zaad of teeltmateriaal van de gewassen rijst, pinda, katoen, sojaboon en wijnstokken. Dit is geregeld in besluit 2010/680/EU van de Commissie van 9 november 2010 tot vrijstelling van Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Duitsland, Estland, Ierland, Spanje, Frankrijk, Cyprus, Letland, Litouwen, Malta, Nederland, Polen, Slovenië, Slowakije, Finland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk van de verplichting tot toepassing op bepaalde gewassen van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 68/193/EEG, 1999/105/EG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG van de Raad met betrekking tot het in de handel brengen van respectievelijk zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken, bosbouwkundig teeltmateriaal, bietenzaad, groentezaad en zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen (PbEU 2010 L 292).

Met het nieuwe tweede lid van artikel 1 van de Regeling verhandeling teeltmateriaal worden deze gewassen uitgesloten van de toepassing van de Regeling verhandeling teeltmateriaal. Desondanks kan het voorkomen dat een leverancier toch teeltmateriaal van deze gewassen wil laten keuren. In dat geval wordt op verzoek gekeurd en zijn de bepalingen van de Regeling verhandeling teeltmateriaal onverkort van toepassing.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

Naar boven