Besluit van de Minister van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 31 augustus 2012, nr. 272329, houdende instelling van de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik (Instellingsbesluit Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik)

De Minister van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies,

Besluiten:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Taskforce:

de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik, bedoeld in artikel 2;

b. Actieplan:

het Actieplan aanpak kindermishandeling 2012–2016 ‘Kinderen Veilig’;

c. kindermishandeling:

kindermishandeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg;

d. de Ministers:

de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Artikel 2. Instelling

Er is een Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik.

Artikel 3. Taak

De Taskforce heeft tot taak:

  • a. toe te zien op de uitvoering van het Actieplan;

  • b. het aanjagen en agenderen van de acties uit het Actieplan;

  • c. te ondersteunen bij de uitvoering van de speerpunten in de aanpak van kindermishandeling en seksueel misbruik;

  • d. het initiëren en stimuleren van activiteiten die bijdragen aan een gevoel van urgentie en verantwoordelijkheidsbesef in de samenleving om kindermishandeling tegen te gaan.

Artikel 4. Samenstelling

  • 1. De Taskforce bestaat uit een voorzitter en ten hoogste acht overige leden.

  • 2. De voorzitter en overige leden worden door de Ministers benoemd voor ten hoogste drie jaar. Herbenoeming is mogelijk.

  • 3. De voorzitter en overige leden worden benoemd op grond van de deskundigheid die nodig is voor een goede vervulling van de in artikel 3 genoemde taken.

  • 4. De Taskforce kan zich op onderdelen van haar taak laten bijstaan door personen van zowel binnen als buiten de overheid, van wie de deskundige inbreng van belang kan zijn voor haar werkzaamheden. Zij zal onder andere gebruik maken van de expertise van de als waarnemer aan de Taskforce verbonden Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen kinderen.

Artikel 5. Ontslag leden

  • 1. De Ministers ontslaan de voorzitter en overige leden op eigen verzoek.

  • 2. De voorzitter en overige leden kunnen tevens door de Ministers worden ontslagen wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden.

Artikel 6. Ondersteuning

De Ministers voorzien in de ondersteuning van de Taskforce.

Artikel 7. Verslag en evaluatie

  • 1. De Taskforce brengt twee maal per jaar verslag uit aan de Ministers over de voortgang van zijn werkzaamheden. Daarnaast stelt de Taskforce twee maal per jaar aan de Ministers een overzicht beschikbaar dat inzicht verschaft in de voortgang van de acties uit het Actieplan.

  • 2. De Taskforce evalueert medio 2014 zijn werkzaamheden. Het evaluatieverslag wordt uiterlijk 1 oktober 2014 aan de Ministers gezonden.

Artikel 8. Vergoeding

  • 1. De leden van de Taskforce, voor zover niet vallend onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, komen in aanmerking voor een vaste vergoeding per maand, gebaseerd op salarisschaal 17 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en een arbeidsduurfactor van 0,0327.

  • 2. De vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies.

Artikel 9. Archivering

De archiefbescheiden van de Taskforce worden na zijn opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Artikel 10. Intrekking

Het Instellingsbesluit stuurgroep aanpak kindermishandeling wordt ingetrokken.

Artikel 11. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 12. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatcourant geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner.

TOELICHTING

Algemeen

Kinderen beschermen tegen kindermishandeling en seksueel misbruik is van groot belang. Om deze bescherming optimaal te kunnen bieden is een integrale aanpak van kindermishandeling en seksueel misbruik onontbeerlijk.

Op 28 november 2011 hebben de Minister van Veiligheid en Justitie (mede namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie) en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het Actieplan aanpak kindermishandeling 2012–2016 ‘Kinderen Veilig’ (verder: Actieplan) aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2011/12, 31 015, nr. 69).

Hierin staat opgenomen dat er een Taskforce wordt ingesteld die zal toezien op de uitvoering van de acties uit het Actieplan en deze zal aanjagen. Het onderhavige besluit voorziet hierin.

Naast het Actieplan kunnen de werkzaamheden van de Taskforce zich richten op actuele ontwikkelingen op het terrein van kindermishandeling, zoals de uitkomsten van het rapport van de Commissie Samson in het najaar 2012. De aanpak van seksueel misbruik is een speerpunt van de Taskforce, wat in de naam van de Taskforce tot uitdrukking wordt gebracht.

De Minister van Veiligheid en Justitie en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn verantwoordelijk voor de aanpak van kindermishandeling en het functioneren van de Taskforce. De Minister van Veiligheid en Justitie is voor de Taskforce het eerste aanspreekpunt.

De Taskforce wordt ingesteld voor de looptijd van het Actieplan.

Artikelsgewijs

Artikel 4

De leden van de Taskforce worden voor ten hoogste drie jaar benoemd met de mogelijkheid tot verlenging. Dit hangt samen met het feit dat medio 2014 een evaluatie van het werkprogramma van de Taskforce plaatsvindt, zoals is bepaald in artikel 7. Bezien zal dan worden of het werkprogramma bijstelling behoeft en of in verband hiermee binnen de Taskforce behoefte bestaat aan deskundigheid op andere gebieden. Dit kan leiden tot een wijziging van de samenstelling van de Taskforce.

De periode waarvoor de leden worden herbenoemd of nieuwe leden tussentijds worden benoemd, kan de instellingsduur van de Taskforce niet overschrijden.

Om de werkzaamheden adequaat te kunnen verrichten wordt bij de samenstelling van de Taskforce erop toegezien dat relevante deskundigheid op het gebied van de aanpak van kindermishandeling en seksueel misbruik onder de leden is vertegenwoordigd. Met datzelfde doel voorziet dit artikel in de mogelijkheid voor de Taskforce om zich op onderdelen van haar taak te laten bijstaan door personen of instanties van wie de deskundige inbreng van belang kan zijn voor haar werkzaamheden. Zoals uit het vierde lid blijkt, wordt hierbij in ieder geval gedoeld op expertise op het gebied van mensenhandel en kinderpornografie, van de Nationaal rapporteur mensenhandel en Seksueel Geweld tegen kinderen.

Artikel 8

Deze vergoedingenbepaling is opgesteld in overeenstemming met artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, juncto artikel 4 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies. Gezien de zwaarte en omvang van de taken van de Taskforce is de schaalindeling van de leden bepaald op salarisschaal 17 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. Op basis van BBRA gegevens van BZK is als uitgangspunt genomen dat er 1836 werkbare uren per jaar zijn. Ingeschat is dat de leden gemiddeld 5 uur per maand werkzaamheden verrichten ten behoeve van de Taskforce. Dat komt uit op de arbeidsduurfactor als genoemd in dit artikel. Op het moment van inwerkingtreding van dit besluit, komt slechts een van de leden zoals die gelijktijdig worden benoemd, in aanmerking voor een vergoeding aangezien de overige leden vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies. In dit kader wordt ook gewezen op de eventuele nadere maximering die voortvloeit uit artikel 6 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies.

Artikel 10

Het Actieplan bouwt voort op het Actieplan aanpak kindermishandeling 2008–2010 ‘Kinderen Veilig Thuis’. De stuurgroep die betrokken was bij de uitvoering van het Actieplan aanpak kindermishandeling 2008–2010 ‘Kinderen Veilig Thuis’ heeft in 2011 zijn werkzaamheden beëindigd. Het instellingsbesluit van deze stuurgroep wordt via het onderhavige besluit ingetrokken.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner.

Naar boven