Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 31 augustus 2012, nr. IENM/BSK-2012/30229, tot wijziging van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (aanwijzing radarverstoringsgebieden, reserveringsgebieden hoofdwegen en landelijke spoorwegen en militaire terreinen geen deel uitmakend van de ecologische hoofdstructuur, alsmede enkele andere wijzigingen)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie en de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op de artikelen 2.6.2, 2.6.9, 2.7.2, eerste lid, 2.7.3, eerste lid en 2.10.2, tweede lid, van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de omschrijving van het begrip ‘GML-bestand’ wordt na ‘NL.IMRO.0000.IMmr11Rarro-3000’ ingevoegd: en NL.IMRO.0000.IMmr11Rarro-3005.

2. Aan het slot worden de volgende begripsomschrijvingen toegevoegd:

middelingsgebied:

cirkelvormig gebied op variabele locatie in een radardetectiegebied waarbinnen de berekende detectiekansen worden gemiddeld;

primaire radar:

radar die voor het waarnemen van luchtvaartuigen niet afhankelijk is van door het luchtvaartuig met een transponder uitgezonden signalen;

radardetectiegebied:

gebied waarbinnen een minimale radardetectiekans is vereist;

radardetectiekans:

kans dat een object met een bepaalde radardoorsnede en radardoorsnedefluctuatie onder vaste omgevingscondities wordt gedetecteerd door een primaire radar;

radardoorsnede:

effectieve oppervlaktemaat van een object voor het reflecteren van radiogolven in dezelfde richting als waar zij vandaan komen;

radarrekenmodel:

rekenmodel voor het bepalen van verstoring van primaire radars als beschreven in het rapport Radar and Radar Environment Modeling in PERSEUS;

radarverstoringsgebied:

gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van bestemmingsplannen ten behoeve van een goede werking van de radar op het radarstation;

Swerling Model:

mathematisch model waarmee de statistische variaties van de radardoorsnede wordt beschreven.

B

Artikel 2.1, negende lid komt te luiden:

  • 9. Als radarverstoringsgebied, bedoeld in artikel 2.6.2, negende lid, van het besluit, worden aangewezen de in bijlage 9 vermelde gebieden.

C

Na artikel 2.3 worden in paragraaf 2 drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2.4 (bouwbeperkingen radarverstoringsgebieden)

  • 1. De maximale hoogte van bouwwerken in een radarverstoringsgebied wordt bepaald door elke denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf een punt op de top van de radarantenne, waarvan de hoogteligging ten opzichte van NAP is opgenomen in bijlage 8, oplopend met 0,25 graden tot een punt gelegen 15 kilometer vanaf voornoemde radarantenne.

  • 2. Onverminderd het eerste lid geldt voor de tippen van de wieken van windturbines een maximale hoogte in een radarverstoringsgebied, die wordt bepaald door elke denkbeeldige, ten opzichte van NAP horizontale rechte lijn, die wordt getrokken van het uiterste punt van de lijn, bedoeld in het eerste lid, tot een punt gelegen 60 kilometer daar vandaan. De resulterende maximale hoogte voor de tippen van de wieken van windturbines is per radarverstoringsgebied opgenomen in bijlage 10 en tezamen met de omvang van het radarverstoringsgebied verbeeld op de kaart in bijlage 8.4.

  • 3. De toepassing van het eerste en tweede lid wordt schematisch als volgt weergegeven:

Artikel 2.5 (procedure beoordeling gevolgen)

  • 1. De beoordeling van de mate waarin het radarbeeld wordt verstoord door bouwwerken dan wel windturbines die de maximale hoogte, bedoeld in artikel 2.4, eerste, onderscheidenlijk tweede lid, overschrijden, wordt neergelegd in een rapport.

  • 2. Het rapport bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a. contactgegevens van de gemeente die het bestemmingsplan voorbereidt;

    • b. een omschrijving van het bouwwerk of de windturbine en de locatie waar deze is voorzien;

    • c. de voor de berekening van de verstoring van het radarbeeld relevante gegevens van het bouwwerk of de windturbine, waaronder de technische maten en contouren daarvan;

    • d. een berekening van de mate waarin het radarbeeld door het bouwwerk dan wel de windturbine wordt verstoord.

  • 3. De gemeente die het bestemmingsplan voorbereidt, legt het rapport, bedoeld in het eerste lid, ter beoordeling voor aan de Minister van Defensie.

  • 4. De Minister van Defensie beoordeelt de toereikendheid van het rapport en de aanvaardbaarheid van de gevolgen van het bouwwerk dan wel de windturbine voor de werking van de radar. De Minister van Defensie deelt de uitkomst van de beoordeling mee aan burgemeester en wethouders van de gemeente, die het betreffende bestemmingsplan voorbereidt.

Artikel 2.6 (inhoud beoordeling gevolgen)

  • 1. De Minister van Defensie beoordeelt de aanvaardbaarheid van de gevolgen van het bouwwerk dan wel de windturbine voor de werking van de radar op basis van de eventuele overschrijding van de referentiewaarden voor de radardetectiekans in een radardetectiegebied.

  • 2. Als radardetectiegebied, bedoeld in het eerste lid, wordt aangemerkt:

    • a. een gebied vanaf een hoogte van 1000 voet ten opzichte van het maaiveld tot een hoogte van het maximale bereik van de radar voor luchtverkeer dat ‘en route’ is, welk gebied heel Nederland omvat;

    • b. een gebied vanaf een hoogte van 500 voet tot een hoogte van 1000 voet ten opzichte van het maaiveld in de omgeving van luchthavens voor naderingsverkeer, en

    • c. een gebied vanaf een hoogte van 300 voet tot een hoogte van 500 voet ten opzichte van het maaiveld in de directe omgeving van en in het verlengde van start- en landingsbanen en van de schietrange voor jachtvliegtuigen.

  • 3. Voor een radardetectiegebied als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, geldt voor de radardetectiekans een middelingsgebied met een straal van 500 meter.

  • 4. De referentiewaarde voor de radardetectiekans binnen een radardetectiegebied voor verkeersleiding is 90% voor een object met een radardoorsnede van twee vierkante meter en met een doelfluctuatiemodel Swerling Model I.

  • 5. De referentiewaarde voor de radardetectiekans binnen een radardoorsnede voor gevechtsleiding is niet openbaar.

  • 6. De Minister van Defensie kan in bijzondere omstandigheden afwijken van de in het eerste tot en met vijfde lid opgenomen regels.

D

Paragraaf 3 komt te luiden:

Paragraaf 3. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen

Artikel 3.1 (aanwijzing reserveringsgebieden)
  • 1. Als hoofdwegen of delen daarvan waarvoor een reserveringsgebied geldt ten behoeve van de mogelijke uitbreiding van die hoofdweg, bedoeld in artikel 2.7.2, eerste lid, van het besluit, worden aangewezen de in bijlage 16 aangewezen wegen.

  • 2. Als reserveringsgebied ten behoeve van de mogelijke aanleg van een nieuwe hoofdweg of landelijke spoorweg, bedoeld in artikel 2.7.3, eerste lid, van het besluit, worden aangewezen de in bijlage 17 aangewezen gebieden.

E

Paragraaf 5 komt te luiden:

Paragraaf 5. Ecologische hoofdstructuur

Artikel 5.1 (aanwijzing militaire terreinen geen deel uitmakend van de ecologische hoofdstructuur)

Als militaire terreinen die geen onderdeel vormen van de ecologische hoofdstructuur, bedoeld in artikel 2.10.2, tweede lid, van het besluit, worden aangewezen de in bijlage 18 vermelde terreinen. De geometrische plaatsbepaling van de terreinen is vastgelegd in een GML-bestand en verbeeld op de kaarten, behorende bij de voornoemde bijlage.

F

In bijlage 1 worden, met inachtneming van de alfabetische volgorde, de volgende rijen in de tabel met militaire terreinen ingevoegd:

oefenterrein Engelense Gat

1.20a

oefenterrein Fort Crevecoeur

1.21a

oefenterrein Overdiepse Polder

1.37a

G

Na bijlage 1.20 wordt ingevoegd de bijlage opgenomen in bijlage A bij deze regeling.

H

Na bijlage 1.21 wordt ingevoegd de bijlage opgenomen in bijlage B bij deze regeling.

I

Na bijlage 1.37 wordt ingevoegd de bijlage opgenomen in bijlage C bij deze regeling.

J

Bijlage 2.2 wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage D bij deze regeling.

K

In bijlage 3 wordt in de tabel de naam ‘Vliegbasis De Peel’ vervangen door: Vliegbasis De Peel / luitenant-generaal Bestkazerne.

L

In bijlage 3.2 komt het opschrift van de kaart te luiden: Kaart militair luchtvaartterrein – Vliegbasis De Peel / luitenant-generaal Bestkazerne.

M

In bijlage 4 wordt in de tabel de naam ‘Vliegbasis De Peel (Ke en dB(A))’ vervangen door: Vliegbasis De Peel / luitenant-generaal Bestkazerne (Ke en dB(A)).

N

In bijlage 5 wordt in de tabel de naam ‘rondom Vliegbasis De Peel’ vervangen door: rondom Vliegbasis De Peel / luitenant-generaal Bestkazerne.

O

Bijlage 6.2 wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage E bij deze regeling.

P

Bijlage 6.11 wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage F bij deze regeling.

Q

Bijlage 6.22 wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage G bij deze regeling.

R

Bijlage 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift van de bijlage wordt ‘artikel 2.1, eerste lid’ vervangen door: artikel 2.1, zevende lid.

2. In de tabel met bouwbeperkingengebieden rondom zend- en ontvangstinstallaties buiten militair luchtvaartterrein worden, met inachtneming van de alfabetische volgorde, de volgende rijen ingevoegd:

rondom antennepark Eibergen

6.2

rondom complex Burum

6.11

rondom Willem Lodewijk van Nassaukazerne

6.22

S

Bijlage 8 komt te luiden:

Bijlage 8 als bedoeld in de artikelen 2.1, achtste lid, en 2.4, eerste lid, van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Radarstations

Categorie

Naam:

Hoogte antenne t.o.v. NAP

Verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart:

Radarstations

AOCS Nieuw Milligen

53 meter

8.4

Leeuwarden

30 meter

8.4

Volkel

49 meter

8.4

Woensdrecht

48 meter

8.4

Radarstations buiten militair luchtvaartterrein gelegen

Soesterberg

63 meter

8.1

Twente

71 meter

8.2

Wier

24 meter

8.3

T

Bijlage 8.4 wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage H bij deze regeling.

U

Bijlage 9 komt te luiden:

Bijlage 9 als bedoeld in artikel 2.1, negende lid, van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Radarverstoringsgebieden

Gebied behorende bij:

Verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart:

radarstation AOCS Nieuw Milligen

8.4

radarstation Leeuwarden

8.4

radarstation Soesterberg

8.4

radarstation Twente

8.4

radarstation Volkel

8.4

radarstation Wier

8.4

radarstation Woensdrecht

8.4

V

Bijlage 10 komt te luiden:

Bijlage 10 als bedoeld in artikel 2.4, tweede lid, van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Maximale hoogte van de tippen van de wieken van windturbines in een radarverstoringsgebied buiten de 15 kilometer zone rond een radarstation

Radarverstoringsgebied:

Verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart:

met een maximale bouwhoogte van 95 meter ten opzichte van NAP (Leeuwarden)

8.4

met een maximale bouwhoogte van 118 meter ten opzichte van NAP (Nieuw Milligen)

8.4

met een maximale bouwhoogte van 128 meter ten opzichte van NAP (Soesterberg)

8.4

met een maximale bouwhoogte van 136 meter ten opzichte van NAP (Twente)

8.4

met een maximale bouwhoogte van 114 meter ten opzichte van NAP (Volkel)

8.4

met een maximale bouwhoogte van 89 meter ten opzichte van NAP (Wier)

8.4

met een maximale bouwhoogte van 113 meter ten opzichte van NAP (Woensdrecht)

8.4

W

In bijlage 12 wordt de tabel met munitieopslagplaatsen als volgt gewijzigd:

1. De volgende rij vervalt:

MC Soesterberg

12.16

2. De naam ‘Vliegbasis De Peel’ wordt vervangen door: Vliegbasis De Peel / luitenant-generaal Bestkazerne.

X

Bijlage 12.16 vervalt.

Y

Bijlage 12.28 wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage I bij deze regeling.

Z

In bijlage 12.32 wordt in het opschrift van de kaart ‘Vliegbasis De Peel’ vervangen door: Vliegbasis De Peel / luitenant-generaal Bestkazerne.

Za

In bijlage 13 wordt in de tabel de naam ‘Vliegbasis De Peel’ vervangen door: Vliegbasis De Peel / luitenant-generaal Bestkazerne.

Zb

Na bijlage 15 wordt als bijlage 16 toegevoegd de bijlage opgenomen in bijlage J bij deze regeling.

Zc

Na bijlage 16 wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

Bijlage 17 als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Reserveringsgebieden voor de mogelijke aanleg van een nieuwe hoofdweg of landelijke spoorweg

Reserveringsgebied:

Verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart:

nieuwe hoofdweg A9 omlegging Badhoevendorp

17.1

nieuwe hoofdweg A13/A16/A20 Rotterdam

17.2

nieuwe hoofdweg N18 Varsseveld- Enschede

17.3

nieuwe hoofdweg A12/A15 Bereikbaarheid regio Arnhem-Nijmegen

17.4

nieuwe hoofdweg N35 Zwolle-Wijthmen

17.5

nieuwe hoofdweg A6/A7 Knooppunt Joure

17.6

nieuwe hoofdweg Rotterdam Vooruit (Nieuwe westelijke oeververbinding)

17.7

nieuwe landelijke spoorweg IJzeren rijn

17.8

Zd

Na bijlage 17 worden als bijlagen 17.1 tot en met 17.8 toegevoegd de bijlagen opgenomen in de bijlagen K tot en met R bij deze regeling.

Ze

Na bijlage 17.8 wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

Bijlage 18 als bedoeld in artikel 5.1 van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Militaire terreinen die geen onderdeel vormen van de ecologische hoofdstructuur

Naam:

Verbeeld op de bij deze regeling behorende kaart:

oefenterrein De Haar

1.13

oefenterrein De Vlasakkers

1.16

oefenterrein Havelte-West

1.27

oefenterrein Leusderheide

1.31

oefenterrein Marnewaard

1.32

oefenterrein Oirschotse Heide gedeelte COT en ‘vak B’

18.1

Zf

Na bijlage 18 wordt toegevoegd de bijlage opgenomen in bijlage S bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

BIJLAGE A

Bijlage 1.20a bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart militair terrein – oefenterrein Engelense Gat

Kaart militair terrein – oefenterrein Engelense Gat

BIJLAGE B

Bijlage 1.21a bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart militair terrein – oefenterrein Fort Crevecoeur

Kaart militair terrein – oefenterrein Fort Crevecoeur

BIJLAGE C

Bijlage 1.37a bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart militair terrein – oefenterrein Overdiepse Polder

Kaart militair terrein – oefenterrein Overdiepse Polder

BIJLAGE D

Bijlage 2.2 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart onveilig gebied buiten militair terrein behorende bij schietbaan Petten

Kaart onveilig gebied buiten militair terrein behorende bij schietbaan Petten

BIJLAGE E

Bijlage 6.2 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart zend- en ontvangstinstallatie buiten militair luchtvaartterrein antennepark Eibergen

Kaart zend- en ontvangstinstallatie buiten militair luchtvaartterrein antennepark Eibergen

BIJLAGE F

Bijlage 6.11 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart zend- en ontvangstinstallatie buiten militair luchtvaartterrein complex Burum

Kaart zend- en ontvangstinstallatie buiten militair luchtvaartterrein complex Burum

BIJLAGE G

Bijlage 6.22 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart zend- en ontvangstinstallatie buiten militair luchtvaartterrein Willem Lodewijk van Nassaukazerne

Kaart zend- en ontvangstinstallatie buiten militair luchtvaartterrein Willem Lodewijk van Nassaukazerne

BIJLAGE H

Bijlage 8.4 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart radarstations en radarverstoringsgebieden

Kaart radarstations en radarverstoringsgebieden

BIJLAGE I

Bijlage 12.28 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart munitieopslagplaats sergeant-majoor Scheickkazerne

Kaart munitieopslagplaats sergeant-majoor Scheickkazerne

BIJLAGE J

Bijlage 16 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart reserveringsgebieden uitbreiding hoofdwegen

Kaart reserveringsgebieden uitbreiding hoofdwegen

BIJLAGE K

Bijlage 17.1 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart reserveringsgebied nieuwe hoofdweg – A9 Omlegging Badhoevedorp

Kaart reserveringsgebied nieuwe hoofdweg – A9 Omlegging Badhoevedorp

BIJLAGE L

Bijlage 17.2 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart reserveringsgebied nieuwe hoofdweg – A13/A16/A20 Rotterdam

Kaart reserveringsgebied nieuwe hoofdweg – A13/A16/A20 Rotterdam

BIJLAGE M

Bijlage 17.3 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart reserveringsgebied nieuwe hoofdweg – N18 Varsseveld-Enschede

Kaart reserveringsgebied nieuwe hoofdweg – N18 Varsseveld-Enschede

BIJLAGE N

Bijlage 17.4 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart reserveringsgebied nieuwe hoofdweg – A12/A15 Bereikbaarheid regio Arnhem-Nijmegen

Kaart reserveringsgebied nieuwe hoofdweg – A12/A15 Bereikbaarheid regio Arnhem-Nijmegen

BIJLAGE O

Bijlage 17.5 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart reserveringsgebied nieuwe hoofdweg – N35 Zwolle-Wijthmen

Kaart reserveringsgebied nieuwe hoofdweg – N35 Zwolle-Wijthmen

BIJLAGE P

Bijlage 17.6 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart reserveringsgebied nieuwe hoofdweg – A6/A7 Knooppunt Joure

Kaart reserveringsgebied nieuwe hoofdweg – A6/A7 Knooppunt Joure

BIJLAGE Q

Bijlage 17.7 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart reserveringsgebied nieuwe hoofdweg – Rotterdam vooruit (Nieuwe westelijke oeververbinding)

Kaart reserveringsgebied nieuwe hoofdweg – Rotterdam vooruit (Nieuwe westelijke oeververbinding)

BIJLAGE R

Bijlage 17.8 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart reserveringsgebied nieuwe landelijke spoorweg IJzeren rijn

Kaart reserveringsgebied nieuwe landelijke spoorweg IJzeren rijn

BIJLAGE S

Bijlage 18.1 bij de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart militair terrein – oefenterrein Oirschotse Heide (gedeelte COT en ‘vak B’)

Kaart militair terrein – oefenterrein Oirschotse Heide (gedeelte COT en ‘vak B’)

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Stcrt. 2011, 23224; hierna: Rarro) geeft uitwerking aan enkele bepalingen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Stb. 2011, 666; hierna: Barro). Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. De in deze regeling opgenomen wijzigingen van de Rarro houden grotendeels verband met de eerste aanvulling van het Barro, waarbij enkele nieuwe nationale ruimtelijke belangen aan het Barro zijn toegevoegd en met de inwerkingtreding van de bepaling over radars in artikel 2.6.9 van het Barro. Voor de toegevoegde nationale belangen ‘Hoofdwegen en landelijke spoorwegen’ en ‘Ecologische hoofdstructuur’ en voor de regeling met betrekking tot radars is op onderdelen nog een nadere uitwerking vereist op het niveau van een ministeriële regeling. De onderhavige regeling voorziet daarin. Daarnaast bevat deze regeling nog enkele wijzigingen van niet inhoudelijke aard naar aanleiding van enkele nieuwe ontwikkelingen en worden enkele onjuistheden hersteld. Voor een toelichting op deze wijzigingen wordt verwezen naar het artikelsgewijze deel van deze toelichting.

In de bijlagen zijn de kaarten opgenomen van de gebieden en objecten waarop de regels van het Barro van toepassing zijn. De inhoud van deze kaarten is tevens opgenomen in de digitale omgeving, die te raadplegen is op www.ruimtelijkeplannen.nl.

2. Bestuurlijke en administratieve lasten

De onderhavige regeling bevat geen informatieverplichtingen voor burgers of het bedrijfsleven. De regeling voor radarverstoring, opgenomen in de artikelen 2.4, 2.5 en 2.6, bevat voor gemeenten een verplichting om ervoor te zorgen dat onderzoek is gedaan naar de effecten van bepaalde – nieuw mogelijk te maken – (hoge) bouwwerken en windturbines op het radarbeeld. Naar de extra bestuurlijke lasten die hiervan mogelijk het gevolg zijn, is een onderzoek uitgevoerd dat mede is begeleid door het IPO en de VNG. Uit het onderzoek blijkt dat de uitvoeringslasten voor gemeenten bij de realisatie van initiatieven voor windturbines en overige hoge bouwwerken in radarverstoringsgebieden zullen toenemen met gemiddeld € 10.400 per jaar. Deze lasten zijn terug te voeren op de extra tijd die gemeenten mogelijkerwijs besteden aan vooroverleg met initiatiefnemers en afstemming met het Ministerie van Defensie.

Een onderzoek naar de invloed van het radarbeeld van een geprojecteerde windturbine kost per scenario gemiddeld € 3000. De uitkomsten van het onderzoek zijn besproken met het IPO en de VNG en hebben geen aanleiding gegeven voor compenserende maatregelen.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Onderdeel A voegt aan artikel 1.1 enkele begripsomschrijvingen toe die verband houden met de regeling ten aanzien van radarverstoringsgebieden in de artikelen 2.4 tot en met 2.6 in onderdeel C van deze regeling. Voor een toelichting op deze begrippen wordt verwezen naar de toelichting bij onderdeel C.

Onderdeel B
Artikel 2.1, negende lid

Om de goede werking van de zeven militaire radarstations te kunnen borgen, zijn rond deze stations radarverstoringsgebieden aangewezen. Binnen deze gebieden dienen bouwwerken, waaronder windturbines, die boven een aangewezen hoogte boven NAP komen, te worden getoetst op de mate waarin de werking van de radar wordt verstoord.

Onderdeel C
Artikel 2.4

In dit artikel zijn de radarverstoringsgebieden beschreven waarvoor op basis van artikel 2.6.9 van het Barro bouwhoogtebeperkingen gelden in verband met radarverstoring. Tezamen met de artikelen 2.5 en 2.6 geeft dit artikel het regime om te beoordelen of er sprake is van onaanvaardbare gevolgen voor de werking van de radar. Het doel van dit regime is om zeker te stellen dat de defensieradars een goed beeld van het luchtruim – en van wat daar vliegt – behouden en dat dit beeld niet in onaanvaardbare mate wordt verstoord door hoge objecten. Met het oog hierop kunnen op grond van artikel 2.6.9 van het Barro hoge objecten in een radarverstoringsgebied slechts worden toegestaan nadat is aangetoond dat deze objecten het radarbeeld niet ontoelaatbaar verstoren.

Het voorheen geldende regime, neergelegd in een brief van de Staatssecretaris van Defensie van 27 oktober 2006, is aangepast op basis van nieuwe technische inzichten en ontwikkelingen op het gebied van radarverstoring. Aanleiding voor de vernieuwing is dat enerzijds de toetsing als een knelpunt voor windenergieprojecten en voor hoogbouwprojecten wordt ervaren. Anderzijds is gebleken dat de methode van toetsen niet goed aansluit bij de laatste internationale kennis over de verstorende effecten van windturbines op de radar. Voorheen werd een plan uitsluitend getoetst aan de mate van schaduwwerking van een bouwwerk tussen een enkele radar en het doelobject. Thans worden ook de effecten van reflecties van bouwwerken zoals windturbines op de radarbeelden in ogenschouw genomen. De werking van de radars wordt in onderlinge samenhang gezien, zodat de verstoring van een radar mogelijk door een ander radarbeeld kan worden gecompenseerd. De aanpassing van het toetsingsregime gaat gepaard met technische verbeteringen aan de primaire defensieradars voor verkeersleiding. Deze nieuwe vorm van toetsen, gecombineerd met de technische verbeteringen, biedt meer mogelijkheden voor hoogbouw- en windturbineprojecten.

De vernieuwing van de toetsingsmethode betreft zowel de radarverstoringsgebieden als de wijze van het berekenen van en de norm voor radarverstoring. Een harde voorwaarde voor de vernieuwing van de toetsingsmethode is dat de ondersteunende taak van de radar voor veiligheid en bewaking van het luchtruim te allen tijde geborgd blijft. De onderhavige regeling bevat de nieuwe toetsingsmethode voor radarverstoring.

Objecten kunnen vanwege (combinaties van) verschillende effecten die zij hebben op de radar, het radarbeeld verstoren. Deze effecten zijn grofweg te verdelen in schaduwwerking, reflecties en doelverschuiving. Artikel 2.1, achtste lid, wijst een zevental radarstations van Defensie aan. In artikel 2.1, negende lid, worden als radarverstoringsgebieden voor bouwwerken aangewezen de gebieden waarbinnen bouwwerken de radar kunnen verstoren. Er wordt onderscheid gemaakt tussen bouwwerken in het algemeen en windturbines. Windturbines in het zicht van de radar veroorzaken vanwege overwegend stalen en bewegende onderdelen en omvang ernstige verstoring van het radarbeeld. Daarom gelden voor windturbines ruimere radarverstoringsgebieden dan voor overige bouwwerken. Artikel 2.4 geeft vervolgens aan hoe de maximale hoogte van bouwwerken (inclusief de tiphoogte van windturbines) waaronder geen ontoelaatbare verstoring is te verwachten, wordt bepaald. Die hoogte begint bij de hoogte van de radar en bedraagt op een afstand van 15 km de hoogte van de radar, vermeerderd met ongeveer 65 meter. Voor windturbines geldt een aanvullend regime. Vanaf een afstand van 15 km tot 75 km geldt voor windturbines een maximale bouwhoogte van 65 meter boven de top van de radarantenne binnen het radarverstoringsgebied. Voor nieuwe windturbines die die maximale hoogte overschrijden, is zoals hiervoor aangegeven een beoordeling nodig van de gevolgen van die windturbine voor het radarbeeld. Op basis van die beoordeling kan worden bezien of een windturbine onaanvaardbare gevolgen heeft voor de mate waarin het radarbeeld wordt verstoord. Overigens gelden de hier bedoelde regels niet voor reeds bestaande bouwwerken en windturbines.

Naast de primaire radars is er apparatuur die de luchtverkeersleiding en de luchtvaartnavigatie ondersteunen, zoals secundaire radars, bakens en landingsinstrumenten waarvoor in de omgeving van deze apparatuur bouwbeperkingen gelden. Deze apparatuur en de bouwbeperkingen zijn geen onderdeel van deze regeling voor primaire radars.

Het aangepaste regime zal een jaar nadat het in werking is worden geëvalueerd. Hierbij zal worden onderzocht of de gebieden waar bouwbeperkingen gelden en de maximale hoogtes die in dat gebied bij voorbaat zijn toegestaan, dienen te worden aangepast.

Artikelen 2.5 en 2.6

Voorgenomen bouwwerken, waaronder begrepen windturbines, binnen een radarverstoringsgebied, die de maximale bouwhoogte overschrijden, worden voor een beoordeling van de gevolgen voor de radarstations aan het Ministerie van Defensie voorgelegd. Dit kan zich voordoen bij zowel de vaststelling van bestemmingsplannen, als bij aanvragen om ontheffing of afwijking van de planregels van bestemmingsplannen. Zowel in de toelichting van het betreffende bestemmingsplan, als in de motivering voor de te verlenen ontheffing of omgevingsvergunning moet de uitkomst van deze beoordeling worden beschreven.

De beoordeling van de gevolgen van dergelijke projecten voor het radarbeeld geschiedt aan de hand van een rapportage opgemaakt door TNO waarin de te verwachten mate van verstoring voor het radarbeeld is berekend met behulp van de relevante projectgegevens. Voor de berekening van de verstoring heeft TNO een rekenmodel ontwikkeld dat door Defensie is goedgekeurd.

De gemeente die het bestemmingsplan of een daarmee gelijkgesteld ruimtelijk besluit voorbereidt, is verantwoordelijk voor het aan Defensie leveren van een volledige rapportage die voldoet aan deze regeling. De feitelijke beoordeling of de verstoring al dan niet toelaatbaar is, geschiedt door het Commando Luchtstrijdkrachten. De betrokken regionale Dienst Vastgoed Defensie is het contactpunt voor het aanvragen van een beoordeling en geeft algemene informatie. De aanvrager kan zowel een gemeente als een provincie zijn.

Informatie over de referentiewaarde voor de radardetectiekans binnen een radardoorsnede voor gevechtsleiding is gerubriceerd en wordt voor toetsingsdoeleinden uitsluitend verstrekt aan instanties en personen die bevoegd zijn kennis te nemen van deze informatie.

De Dienst Vastgoed Defensie is verdeeld in regio’s. De contactgegevens van de regiokantoren zijn te vinden op de internetsite van Defensie (www.defensie.nl;

Defensie > Commando DienstenCentra > bedrijfsgroep Vastgoed &Beveiliging > Dienst Vastgoed Defensie > contact).

Onderdelen D, Zb, Zc en Zd

De artikelen 2.7.2, eerste lid, en 2.7.3, eerste lid, van het Barro bepalen dat bij ministeriële regeling reserveringsgebieden worden aangewezen ten behoeve van de verbreding van bestaande infrastructuur en de aanleg van nieuwe infrastructuur. De gebieden en hoofdwegen waar sprake is van een reserveringsgebied worden aangewezen in artikel 3.1 in samenhang met de bijlagen 16 en 17 en de bij bijlage 17 behorende kaarten.

De beleidsmatige basis voor de reserveringsgebieden is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en in het MIRT-Projectenboek. Er is een reserveringsgebied vastgelegd voor die projecten, waarover de besluitvorming op het moment van inwerkingtreding van deze regeling nog niet heeft geresulteerd in een onherroepelijk tracébesluit of wegaanpassingsbesluit, waarbij het traject of de locatie is vermeld in het MIRT-projectenboek en waarvoor financiële middelen beschikbaar zijn gesteld.

De hoofdwegen of delen daarvan waarvan een reserveringsgebied geldt ten behoeve van de uitbreiding van die hoofdweg, zijn weergegeven op de overzichtskaart in bijlage 16. Uit de legenda van de overzichtskaart is af te leiden hoeveel rijstroken er per project worden aangelegd. De maximale breedte van de reserveringsgebieden – afhankelijk van het aantal aan te leggen rijstroken – blijkt uit artikel 2.7.2, tweede lid, van het Barro en is in detail weergegeven in de digitale omgeving www.ruimtelijkeplannen.nl.

De gebieden waarvoor een reserveringsgebied geldt ten behoeve van de aanleg van nieuwe infrastructuur zijn opgesomd in bijlage 17 en weergegeven op detailkaarten bij bijlage 17. De ruimtereserveringen voor de nieuwe aanleg en voor de uitbreiding van de infrastructuur zijn tevens te vinden op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl.

De reserveringszone is van toepassing op de volgende projecten:

A1 Beekbergen-Apeldoorn Zuid

A28 Utrecht-Amersfoort

A1 Apeldoorn-Azelo

A28/A1 Knooppunt Hoevelaken

A1 ’t Gooi

A58 St Annabosch-Galder

A2/A12/A27 Ring Utrecht

A58 Tilburg-Eindhoven

A2 ‘t Vonderen-Kerensheide

A67 Leenderheide-Geldrop

A4 Passage Haaglanden, inclusief N14

N18 Varsseveld-Enschede1

A4 Leiden – Den Haag (Rijnlandroute)

N31 Harlingen (Traverse Harlingen)

A6/A7 knooppunt Joure1

N33 Assen Zuid-Zuidbroek

A7/A8 Spitsstrook

N35 Zwolle-Wijthmen1

A7 Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2

N35 Wierden-Nijverdal

A9 Omlegging Badhoevedorp1

N50 Kampen-Kampen Zuid

A12 Ede-Grijsoord

N50 Ens – Emmeloord

A12/A15 (VIA15)1

N61 Hoek-Schoondijke

A13/A16/A20 Rotterdam1

Nieuwe Westelijke Oeververbinding1

A20 Nieuwerkerk a/d IJssel-Gouda

A7/A8/A9/A10 Noordkant Amsterdam

A27 Utrecht (Lunetten)-Hooipolder

A27/A28 Lunetten-Rijnsweerd

A27/A1 Utrecht Noord-Knooppunt Eemnes-Bunschoten

 
X Noot
1

projecten nieuwe aanleg infrastructuur

Onderdelen E en Ze

Artikel 2.10.2, tweede lid, van het Barro bepaalt dat bij ministeriële regeling de militaire terreinen worden aangewezen die geen onderdeel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur. Een overzicht van de desbetreffende militaire terreinen is opgenomen in bijlage 18.

Onderdelen F, G, H en I

De tabel in bijlage 1 bevat een overzicht van militaire terreinen, waarop de regels van artikel 2.6.3, eerste lid, van het Barro van toepassing zijn. Een drietal – reeds bestaande – militaire terreinen waren bij vergissing niet in de tabel opgenomen. Deze terreinen zijn nu alsnog aan de tabel toegevoegd.

Onderdeel J

De kaart in bijlage 2.2 bevat een weergave van onveilig gebied buiten militair terrein behorende bij schietbaan Petten. Er is gebleken dat de op de kaart weergegeven zone niet volledig juist was, in die zin dat de gehanteerde geometrie in de GML-bestanden onjuist was. Dit had tot gevolg dat de zone bij het inzoomen op de digitaal weergegeven kaart op www.ruimtelijkeplannen.nl niet goed werd weergegeven. Om die reden is de kaart vervangen door een nieuwe kaart met het juiste GML-bestand.

Onderdelen K, L, M, N, W, Z en Za

De wijzigingen in de benaming komen voort uit een naamswijziging van de vliegbasis De Peel naar Luitenant generaal Bestkazerne vanwege de overdracht van dit terrein aan de landmacht. Omdat De Peel tegelijkertijd wel een aangewezen luchtvaartterrein blijft en zodoende in de luchtvaartgerelateerde aanwijzingsbesluiten voor het militaire luchtvaartterrein nog steeds wordt gesproken van de vliegbasis De Peel, is besloten om de beide namen te hanteren.

Onderdelen O, P, Q en R

De tabel in bijlage 7 bevat een overzicht van bouwbeperkingengebieden rondom zend- en ontvangstinstallaties buiten militair luchtvaartterrein. Binnen deze gebieden zijn de regels van artikel 2.6.8, tweede lid, van het Barro van toepassing hetgeen inhoudt dat daar niet hoger mag worden gebouwd dan 22 meter. Voor de in bijlage 7 genoemde zend- en ontvangstinstallaties geldt dat een bouwbeperkingengebied gemiddeld genomen enkele honderden meters in omvang is. De exacte omvang van de desbetreffende gebieden is weergegeven op de kaarten bij bijlage 6. Er zijn drie zend- en ontvangstinstallaties die geen standaard zendmasten zijn, maar een groot antenneveld (Eibergen) of een schotelantennelocatie (Burum en de Willem Lodewijk van Nassaukazerne). Voor deze afwijkende zend- en ontvangstinstallaties is een bouwbeperkingengebied nodig over een grotere afstand (ca. 4700 meter). De desbetreffende bouwbeperkingengebieden waren nog niet in de Rarro aangewezen, omdat de effecten daarvan nog dienden te worden doorgesproken met de betrokken gemeenten. Nu is gebleken dat daartegen geen bezwaren bestaan, zijn de bouwbeperkingengebieden bij de drie genoemde zend- en ontvangstinstallaties aan de tabel in bijlage 7 toegevoegd en ingetekend op de daarbij behorende bijlagen.

Onderdelen S, T, U en V

De bijlagen 8, 8.4, 9 en 10 behoren bij het nieuwe beleid voor de radarverstoringsgebieden. In bijlage 8 is het radarstation De Kooy geschrapt. De inbreng van deze radar wordt vervangen door de andere radarsystemen in Nederland. Verder is in bijlage 8 de hoogte van de radarantennes ten opzichte van NAP aangeduid. Wanneer deze hoogte wordt verhoogd met de 65 meter zoals die is aangegeven in de verticale doorsnede van een schematisch radarverstoringsgebied, zoals afgebeeld bij artikel 2.4, wordt binnen het betreffende radarverstoringsgebied de maximale bouwhoogte (ten opzichte van NAP) bereikt, waar geen sprake is van onaanvaardbare gevolgen voor het radarbeeld. De maximale hoogte van windturbines is voor elk radarstation weergegeven in bijlage 10. In bijlage 8.4 is de omvang van de radarverstoringsgebieden verbeeld. Nieuwe bouwwerken en windturbines – waarvoor een wijziging van het bestemmingsplan vereist is – binnen een radarverstoringsgebied die hoger reiken dan de ter plaatse geldende maximale hoogte dienen op grond van artikel 2.6.9 van het Barro vooraf op hun eventuele verstoring van de radarbeelden te worden getoetst.

Onderdelen W, X en Y

De tabel in bijlage 12 bevat een overzicht van munitieopslagplaatsen, waarop de regels van artikel 2.6.5 van het Barro van toepassing zijn. De in de tabel opgenomen opslagplaats MC Soesterberg is herontwikkeld en heeft de naam sergeant-majoor Scheickkazerne gekregen. Vanwege deze verandering is de het MC Soesterberg uit de tabel geschrapt en is de daarbij behorende kaart in bijlage 12.16 komen te vervallen. De oude SM Scheickkazerne te Culemborg is inmiddels gesloten. Voor de nieuwe sergeant-majoor Scheickkazerne te Soesterberg is in bijlage 12.28 een nieuwe kaart opgenomen waarop de munitieopslagplaats en bijbehorende veiligheidszones zijn verbeeld, welke overeenkomen met de begrenzing en veiligheidszones van het voormalige MC Soesterberg.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2012, een van de zogeheten vaste verandermomenten voor regelgeving. Op deze datum zal ook de eerste aanvulling van het Barro in werking treden.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Naar boven