Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 augustus 2012, nr. WJZ/434678 (10253), tot wijziging van de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 34, zesde en zevende lid, van de Monumentenwet 1988;

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING SUBSIDIEREGELING STIMULERING HERBESTEMMING MONUMENTEN

In de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten worden de volgende wijzigingen aangebracht:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel g wordt ‘dan welinteractief’ vervangen door: dan wel interactief.

2. Onderdeel l komt te luiden:

l. subsidietijdvak:

tijdvak van 1 oktober tot en met 30 september in enig jaar;.

3. In onderdeel m wordt ‘monument dat als museum is geregistreerd’ vervangen door: gebouw dat deel uitmaakt van een geregistreerd museum.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor het bepaalde in het artikel wordt het cijfer ‘1.’ geplaatst.

2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een ander monument dan een woonhuis tevens begrepen een woonhuis dat onderdeel is van een samenstel van monumenten. Subsidie voor een woonhuis als bedoeld in de eerste volzin kan uitsluitend worden aangevraagd, indien voor dat samenstel van monumenten dan wel voor een of meer onderdelen daarvan tevens subsidie is aangevraagd.

C

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7. Subsidieplafond

  • 1. Voor de subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk is voor het tijdvak 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013 en de daaropvolgende subsidietijdvakken telkens een bedrag van € 1,7 miljoen beschikbaar.

  • 2. Indien in enig subsidietijdvak een beschikbaar bedrag niet geheel wordt verstrekt, kan de minister het resterende bedrag toevoegen aan:

    • a. het subsidieplafond, bedoeld in artikel 19, eerste lid, voor het zelfde subsidietijdvak, of

    • b. het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, voor het volgende subsidietijdvak.

D

In artikel 10, eerste lid, wordt ‘1 november tot en met 30 september van het daaropvolgende jaar’ vervangen door: 1 oktober tot en met 30 november.

E

In artikel 11, onderdeel d, wordt ‘artikel 6, onderdeel b’ vervangen door: artikel 6, eerste lid, onderdeel b.

F

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12. Wijze van verdeling van de beschikbare middelen

  • 1. De minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op aanvragen om subsidie met betrekking tot de activiteiten, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 2. De minister rangschikt de aanvragen in de volgorde als hierna vermeld:

    • a. aanvragen ingediend door organisaties als bedoeld in artikel 33 van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011, die eigenaar van het desbetreffende monument zijn,

    • b. aanvragen ingediend door andere eigenaren dan die, bedoeld in onderdeel a,

    • c. aanvragen ingediend door organisaties als bedoeld in artikel 33 van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011, die geen eigenaar van het desbetreffende monument zijn, en

    • d. aanvragen ingediend door andere rechtspersonen dan die, bedoeld in onderdeel c.

  • 3. Indien bij toepassing van het tweede lid het subsidieplafond, bedoeld in artikel 7, eerste lid, dreigt te worden overschreden of wordt overschreden door subsidieverstrekking aan alle aanvragers in een van de categorieën aanvragen als bedoeld in het tweede lid, wordt op de aanvragen in die categorie beslist in de volgorde van de opgave van de kosten, bedoeld in artikel 9, derde lid, onderdeel b, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij een aanvraag met een lagere opgave van de kosten voorrang krijgt.

G

Artikel 13, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De minister beslist binnen 13 weken na afloop van de periode, bedoeld in artikel 10, eerste lid, op de aanvragen in de volgorde van de rangschikking, bedoeld in artikel 12, tweede lid, en zonodig met toepassing van artikel 12, derde lid.

H

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde en vierde lid worden vernummerd tot vierde en vijfde lid.

2. Na het tweede lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Voor zover een subsidie betrekking heeft op een woonhuis als bedoeld in artikel 18, tweede lid, wordt die subsidie onverminderd het tweede lid uitsluitend verstrekt, indien met betrekking tot het desbetreffende samenstel van monumenten dan wel een of meer onderdelen daarvan recent een onderzoek is ingesteld of een aanvraag om subsidie voor een onderzoek is ingediend. De tweede volzin van het tweede lid is van toepassing.

I

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor het bepaalde in het artikel wordt het cijfer ‘1.’ geplaatst.

2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een ander monument dan een woonhuis tevens begrepen een woonhuis dat onderdeel is van een samenstel van monumenten.

J

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor het bepaalde in het artikel wordt het cijfer ‘1.’ geplaatst.

2. In het eerste lid wordt ‘1 november 2011 tot en met 31 oktober 2012’ vervangen door ‘1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013’ en wordt ‘€ 1,4 miljoen’ vervangen door: € 0,7 miljoen.

3. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Indien in enig subsidietijdvak een beschikbaar bedrag niet geheel wordt verstrekt, kan de minister het resterende bedrag toevoegen aan:

    • a. het subsidieplafond, bedoeld in artikel 7, eerste lid, voor het zelfde subsidietijdvak, of

    • b. het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, voor het volgende subsidietijdvak.

K

Artikel 24 komt te luiden:

Artikel 24. Indieningstermijn

  • 1. De aanvraag wordt per subsidietijdvak ingediend van 1 oktober tot en met 30 november.

  • 2. Artikel 10, tweede lid, is van toepassing.

L

Artikel 26 komt te luiden:

Artikel 26. Wijze van verdeling van de beschikbare middelen

  • 1. De minister voorziet in een gelijktijdige beslissing op aanvragen om subsidie met betrekking tot de activiteiten, bedoeld in artikel 17, eerste lid.

  • 2. De minister rangschikt de aanvragen in de volgorde als hierna vermeld:

    • a. aanvragen ingediend door organisaties als bedoeld in artikel 33 van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011, en

    • b. aanvragen ingediend door andere eigenaaren dan die, bedoeld in onderdeel a.

  • 3. Indien bij toepassing van het tweede lid het subsidieplafond, bedoeld in artikel 19, eerste lid, dreigt te worden overschreden of wordt overschreden door subsidieverstrekking aan alle aanvragers in een van de categorieën aanvragen als bedoeld in het tweede lid, wordt op de aanvragen in die categorie beslist in de volgorde van de opgave van de kosten, bedoeld in artikel 23, derde lid, onderdeel c, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij een aanvraag met een lagere opgave van de kosten voorrang krijgt.

M

In artikel 27, eerste en tweede lid, wordt ‘na de ontvangst van de aanvraag’ telkens vervangen door: na afloop van de periode, bedoeld in artikel 24, eerste lid, in de volgorde van de rangschikking, bedoeld in artikel 26, tweede lid, en zonodig met toepassing van artikel 26, derde lid.

N

In hoofdstuk 4 wordt voorafgaand aan artikel 34 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 33a. Vervaldatum regeling

Deze regeling vervalt met ingang van 1 oktober 2016.

ARTIKEL II. OVERGANGSBEPALING BEZWAAR EN BEROEP EN FINANCIËLE VERANTWOORDING

  • 1. Bezwaar en beroep tegen besluiten van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op grond van de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten, zoals deze voor 1 oktober 2012 luidde, worden afgehandeld overeenkomstig het bepaalde in genoemde regeling, zoals deze voor 1 oktober 2012 luidde.

  • 2. De financiële verantwoording met betrekking tot de activiteiten waarvoor op grond van de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten, zoals deze voor 1 oktober 2012 luidde, subsidie is verstrekt, vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in genoemde regeling, zoals deze voor 1 oktober 2012 luidde.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra.

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten (Stcrt. 2011, 19007).

In de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg1 zijn maatregelen aangekondigd voor het stimuleren van haalbaarheidsonderzoeken naar herbestemming van monumenten en voor het wind- en waterdicht houden van gebouwen. Deze maatregelen zijn vastgelegd in de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten die op 1 november 2011 in werking is getreden.

Bij de totstandkoming van de subsidieregeling zijn inschattingen gemaakt van het mogelijke beslag op de regeling. Gelet op het vernieuwende karakter van de regeling is tevens aangegeven dat het op voorhand lastig is om een precieze raming te maken van het beroep dat op de regeling zal worden gedaan. Derhalve is toegezegd om de regeling een half jaar na inwerkingtreding in het kader van een eerste evaluatie zo nodig aan te passen. Dit is dan ook het moment om te beoordelen of de openstelling van deze regeling voor andere dan rijksmonumenten kan worden gecontinueerd.

Uit de eerste evaluatie naar het indienen en toekennen van subsidie is een aantal punten naar voren gekomen die thans vragen om aanpassing van de regeling.

In de eerste plaats is geconstateerd dat de vraag naar subsidie voor ‘haalbaarheidsonderzoeken’ groter is dan verwacht. Het subsidieplafond was eind 2011 reeds na één maand overschreden. Voor het onderdeel ‘wind- en waterdicht’ is slechts een gering aantal aanvragen om subsidie ingediend en zal het reguliere budget meer dan toereikend zijn.

In de tweede plaats wordt er op gewezen dat het vooralsnog vooral rijksmonumenten zijn waarvoor subsidie is aangevraagd. Maar wel is geconstateerd dat er een duidelijke vraag uit de markt is voor gemeentelijke monumenten en monumenten zonder status.

Ten slotte bleek in de uitvoeringspraktijk dat het uitsluiten van woonhuizen die onderdeel zijn van een complex monumenten2, voor subsidie op grond van deze regeling niet bijdraagt aan een goede herbestemming van complexen.

Op basis van bovenstaande bevindingen wil ik de huidige regeling op een aantal onderdelen aanpassen, namelijk:

  • beperking van de indieningsperiode voor een subsidieaanvraag (van 1 oktober tot 1 december);

  • herverdeling van de subsidieplafonds;

  • uitbreiding van de subsidiemogelijkheden naar woonhuizen die onderdeel zijn van een complex monumenten; en

  • vervanging van het verdeelsysteem ‘wie het eerst komt’ door het verdeelsysteem ‘tender’ en in verband daarmee opstelling van nieuwe verdeelcriteria.

In het najaar van 2012, als het merendeel van de haalbaarheidsonderzoeken feitelijk is afgerond, wil ik de regeling uitgebreider evalueren. Hierbij zal dan gekeken worden naar de rechtmatigheid van de toegekende subsidies en naar de effecten van de regeling op de herbestemmingspraktijk. De resultaten van deze tweede evaluatie kunnen ook dan weer leiden tot een verdere bijstelling van de regeling in 2013.

2. Wijziging van de regeling

De voorgestelde wijzigingen zijn in de eerste plaats bedoeld om de huidige regeling beter op de uitvoeringspraktijk te laten aansluiten. Het aantal aanvragen voor haalbaarheidsonderzoeken zal naar verwachting groter zijn dan het beschikbare budget. Om het budget te kunnen verdelen zijn nieuwe verdeelcriteria noodzakelijk. Daarnaast is het aantal aanvragen op het onderdeel ‘wind- en waterdicht houden’ veel geringer gebleken dan het beschikbare budget. Doel is om het beschikbare budget beter op de vraag te laten aansluiten. Daarom worden de subsidieplafonds aangepast en wordt het mogelijk om subsidiebudget dat niet wordt aangewend, naar het andere onderdeel van de regeling over te hevelen. In verband hiermee wordt de indieningdatum gewijzigd en beperkt tot 2 maanden van 1 oktober tot 1 december.

In de tweede plaats is de wijziging bedoeld om de regeling beter te laten aansluiten op de herbestemmingspraktijk. Het is belangrijk dat woonhuizen die onderdeel uitmaken van een complex, voor subsidiëring in aanmerking moeten kunnen komen als de herbestemmingsopgave van het hele complex aan de orde is. Op dit punt wordt de regeling gewijzigd, zodat in deze situaties subsidies voor haalbaarheidsonderzoeken en wind- en waterdicht maatregelen ook betrekking kunnen hebben op woonhuizen die onderdeel zijn van een complex.

Omdat in 2012 géén extra geld beschikbaar is voor haalbaarheidsonderzoeken naast het reguliere budget, is de kans groot dat aanvragers het zekere voor het onzekere nemen en hun aanvragen op dag één van de aanvraagperiode indienen. Het verdelingscriterium ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’ is dan onvoldoende om het beschikbare budget te kunnen verdelen. Daarom wordt dit verdeelcriterium verlaten en komen er nieuwe voor in de plaats.

De kans dat een haalbaarheidonderzoek leidt tot een investeringsbeslissing tot herbestemming, wordt groter geacht bij die haalbaarheidonderzoeken waarbij de eigenaar het initiatief hiertoe heeft genomen. Hij hoeft immers niet eerst tot aankoop over te gaan en heeft wel te maken met niet-renderend vastgoed. Daarom krijgen eigenaren van monumenten voorrang bij subsidieverlening op niet eigenaren. Binnen de groep eigenaren hebben de aangewezen organisaties voor monumentenbehoud weer voorrang op de andere eigenaren. De reden hiervoor is dat van deze organisaties bekend is dat zij ervaring hebben met het complexe proces van herbestemming van monumenten. Hun ervaring draagt naar verwachting bij aan een betere inschatting van de mogelijkheden, een vlottere procesgang en daarmee aan een grotere kans op een investeringsbeslissing.

Hiermee wordt aansluiting gezocht bij de uitgangspunten voor de instandhouding van beschermde monumenten zoals in mijn brief van 2 april 2012 aan de Tweede Kamer vermeld (Kamerstukken II 2011–2012, 33 000 VIII, nr. 181).

Dit zelfde geldt – voor zover het subsidies voor haalbaarheidsonderzoeken betreft – voor de groep belanghebbenden die vervolgens in aanmerking komen voor subsidie. Ook binnen deze groep gaan de aangewezen organisaties voor monumentenbehoud voor.

Ten slotte zullen bij de verdeling binnen elke subgroep (eigenaren, eerst aangewezen organisaties voor monumentenbehoud dan andere eigenaren, belanghebbenden, eerst aangewezen organisaties voor monumentenbehoud dan andere belanghebbenden) de plannen met de laagste kosten voorrang krijgen; de voorrangsregel is de kleintjes eerst.

Met het oog op eenvoud worden de wijzigingen van indiening en verdeling op beide onderdelen van de regeling doorgevoerd.

3. Verdelingssystematiek

Zoals hierboven is aangegeven, wordt het verdelingscriterium ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’ verlaten. Verder moet het beschikbare budget kunnen worden overgeheveld. Dit heeft gevolgen voor de subsidiesystematiek van de regeling.

Subsidiëring op basis van volgorde van binnenkomst wordt verruild voor een zogenoemd tendersysteem. Iedereen die een beroep op de regeling kan doen, kan in de periode 1 oktober tot 1 december van enig jaar een aanvraag indienen voor subsidie voor zowel de ‘haalbaarheidsonderzoeken’ als voor ‘wind- en waterdichtvoorzieningen’. Als de termijn van indiening is verstreken, worden de aanvragen gerangschikt naar eigenaren, aangewezen organisaties voor monumentenbehoud en belanghebbenden (eigenaren, eerst aangewezen organisaties voor monumentenbehoud dan andere eigenaren, belanghebbenden, eerst aangewezen organisaties voor monumentenbehoud dan andere belanghebbenden).

Per categorie worden de plannen met de laagste kosten als eerste gesubsidieerd, totdat het subsidieplafond is bereikt. Indien het subsidieplafond niet wordt bereikt voor bijvoorbeeld het onderdeel ‘wind- en waterdicht’, dan kan het resterende budget worden aangewend om subsidieaanvragen voor het onderdeel ‘haalbaarheidsonderzoeken’ te honoreren. De minister is hier niet toe verplicht en kan in plaats daarvan bepalen dat het budget doorschuift naar een volgend subsidietijdvak voor het zelfde onderdeel van de regeling. Hierdoor wordt flexibiliteit van het in te zetten budget bereikt. Het budget wordt daar ingezet waar en wanneer er behoefte aan is.

4. Subsidie voor woonhuizen als onderdeel van een samenstel van monumenten

Voor de herbestemmingspraktijk is het belangrijk dat woonhuizen die onderdeel uitmaken van een samenstel van monumenten, voor subsidiëring in aanmerking moeten kunnen komen als de herbestemmingsopgave van het hele complex aan de orde is. Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij grote complexen zoals industriële locaties, maar ook bij gevangenissen, ziekenhuizen en scholen. Op deze locaties bevinden zich vaak ook één of meer dienstwoningen die deel uitmaken van de herbestemmingsopgave zodra de functie van de hoofdgebouwen wordt beëindigd. In die gevallen is bewoning van de woonhuizen vaak niet langer vanzelfsprekend en moet voor het gehele complex naar een oplossing worden gezocht. In deze gevallen gaat het om de samenhang en meerwaarde van het geheel. Indien een aanvraag wordt ingediend voor een ‘haalbaarheidsonderzoek’ voor het hele complex, dan maken deze woningen deel uit van het integrale onderzoek. In dat geval dienen woonhuizen die deel uitmaken van een samenstel van monumenten waarvoor voor het geheel of voor een onderdeel van het samenstel een verzoek om subsidie wordt ingediend, onder deze subsidieregeling te vallen en niet, omdat het een woonhuis betreft, te worden afgewezen. Indien voor een samenstel van monumenten meerdere aanvragen worden ingediend, mag voor de ‘dienstwoning’ een aanvraag worden ingediend als er sprake is van herbestemming naar een andere functie dan wonen en er ook voor één van de andere gebouwen binnen het samenstel een aanvraag wordt ingediend. Het is niet de bedoeling dat het herbestemmingsvraagstuk betrekking heeft op het woonhuis alleen. Het moet altijd in samenhang zijn met het onderzoek naar een onderdeel van het complex (samenstel) of het gehele terrein gaan waar het woonhuis deel van uit maakt. Eigenlijk is dit een uitzondering op de hoofdregel, geen subsidie voor woonhuizen.

Dit principe is eveneens van toepassing op hoofdstuk 3 van de regeling. Alleen indien het woonhuis onderdeel vormt van een haalbaarheidsonderzoek naar het complex of onderdelen daarvan, waarvan het woonhuis ook deel uitmaakt, komt een woonhuis in aanmerking voor wind- en waterdichtsubsidie.

5. Financiële gevolgen

Voor het doen instellen van haalbaarheidsonderzoeken en interactieve of procesgerichte onderzoeken is structureel jaarlijks een bedrag van € 1,7 miljoen beschikbaar. Voor het treffen van tijdelijke maatregelen die er toe strekken monumenten wind- en waterdicht te maken, is structureel jaarlijks een bedrag van € 0,7 miljoen beschikbaar.

6. Administratieve lasten

Deze regeling is een wijziging van de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten. De in deze regeling opgenomen wijzigingen veranderen niets aan de administratieve lasten voor eigenaren van monumenten en andere betrokkenen, zoals beschreven in de toelichting op genoemde subsidieregeling.

II. Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A (wijziging artikel 1)

De definitie van ‘subsidietijdvak’ is aangepast, omdat de aanvraagperiode in de nieuwe opzet op 1 oktober aanvangt in plaats van op 1 november.

In de definitie van ‘woonhuis’ is een wijziging van technische aard aangebracht. Reden van deze wijziging is dat wordt aangesloten bij de wijziging in de definitie van ‘woonhuis’ in artikel 1 van de Subsidieregeling instandhouding monumenten.

Onderdelen B en I (wijziging artikelen 6 en 18)

Verwezen wordt naar hoofdstuk 4 van het algemeen deel van deze toelichting.

Onderdeel C (wijziging artikel 7)

De wijzigingen in het eerste lid zijn wijzigingen van technische aard. Het gaat onder meer om de aanpassing van het subsidieplafond.

In het tweede lid is geregeld dat de minister het bedrag dat is overgebleven door het niet bereiken van het subsidieplafond, kan toevoegen aan het subsidieplafond voor de wind-en waterdichtregeling in het zelfde subsidietijdvak dan wel kan toevoegen aan het subsidieplafond voor de haalbaarheidsonderzoeken in een volgende subsidietijdvak. Dit lid brengt mee dat er flexibel kan worden omgegaan met budgetten, indien het ene subsidieplafond niet wordt bereikt en het andere subsidieplafond wordt overschreden.

Onderdeel D (wijziging artikel 10)

Deze wijziging vloeit voort uit de vervanging van het verdeelsysteem ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’ door het verdeelsysteem ‘tender’. Omdat bij het tendersysteem alle aanvragen om subsidie tegelijkertijd moeten worden beoordeeld, kan de aanvraagperiode - mede gelet op de beslistermijn van de artikelen 13, eerste lid, en 27, eerste lid – slechts kort zijn.

Onderdeel F (wijziging artikel 12)

Verwezen wordt naar hoofdstuk 3 en het slot van hoofdstuk 2 van het algemeen deel van de toelichting.

Onderdelen G en M (wijziging artikelen 13 en 27)

Deze wijziging vloeit eveneens voort uit de vervanging van het verdeelsysteem ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’ door het verdeelsysteem ‘tender’. De toevoeging aan het eerste lid strekt er toe om buiten twijfel te stellen dat de beslissing op een subsidieverzoek dient te geschieden op basis van de nieuwe verdeelcriteria.

Onderdeel H (wijziging artikel 17)

In beginsel kan voor een woonhuis dat onderdeel vormt van een zogenoemd complex van monumenten, subsidie worden verstrekt voor het treffen van tijdelijke maatregelen. Hiervoor moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan, die zijn vastgelegd in onderscheidenlijk het tweede lid en derde lid (nieuw):

  • met betrekking tot het woonhuis moet recent een haalbaarheidsonderzoek zijn ingesteld of een aanvraag om subsidie voor een haalbaarheidsonderzoek zijn ingediend; en

  • met betrekking tot het woonhuis moet voor het complex waarvan het woonhuis deel uitmaakt, recent een haalbaarheidsonderzoek zijn ingesteld of een aanvraag om subsidie voor een haalbaarheidsonderzoek zijn ingediend.

Onderdeel J (wijziging artikel 19)

Verwezen wordt naar de toelichting op onderdeel C.

Onderdeel L (wijziging artikel 26)

Artikel 12 is op een aantal punten gewijzigd. Dit heeft tot gevolg dat met betrekking tot dit artikel de van overeenkomstige toepassing van artikel 12 niet meer kan volstaan. Het verdient de voorkeur de wijze van verdeling van de beschikbare middelen voor de wind- en waterdichtregeling integraal uit te schrijven, zodat volledig duidelijk is op welke wijze die middelen worden verdeeld.

Belangrijk verschil met artikel 12 is overigens dat de subsidies uitsluitend ten goede kunnen komen aan eigenaren van monumenten.

Onderdeel N (toevoeging artikel 33a)

Deze wijziging strekt ter uitvoering van de nieuwe aanwijzing 6A van de Aanwijzingen voor de subsidieverstrekking die per 1 juli 2012 in werking is getreden (Stcrt. 2012, 13009). Deze regeling houdt kort gezegd in dat elke subsidieregeling het tijdstip bevat waarop die regeling vervalt. Verlenging van de regeling is mogelijk. In dat geval dient het ontwerp van de regeling waarbij de subsidieregeling wordt verlengd, tijdig aan de Tweede Kamer te worden voorgelegd.

Artikel II

Deze overgangsregeling voorziet er in dat bezwaar en beroep tegen besluiten van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, genomen voor de wijziging van de Subsidieregeling stimulering herbestemming monumenten, worden afgewikkeld volgens het ‘oude’ recht. Dat zelfde geldt voor de afwikkeling van de financiële verantwoording over subsidies die voor de wijziging van de subsidieregeling zijn verstrekt.

Artikel III

Met betrekking tot de inwerkingtreding van deze regeling wordt in beperkte mate afgeweken van de implementatietermijn van twee maanden. Het volledig volmaken van deze termijn zou ertoe leiden dat de wijzigingsregeling eerst per 1 januari 2013 in werking kan treden. Met het oog op de verwachte behoefte aan subsidies voor haalbaarheidsonderzoeken en wind- en waterdichtmaatregelen is het van belang zo spoedig mogelijk uitvoering te geven aan de wijzigingsregeling. Om die reden acht ik het verantwoord om de implementatietermijn enigszins te beperken.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, H. Zijlstra.


X Noot
1

Kamerstukken II 2009–2010, 32 156, nr. 1.

X Noot
2

De regeling spreekt in dit geval overigens van een samenstel van monumenten; bijvoorbeeld dienstwoningen op industriële locaties.

Naar boven