Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 augustus 2012, nummer WBN-BES 2012/2, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BvvN), het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002, het Wijzigingsbesluit Besluit optie- en Naturalisatiegelden 2002, de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap;

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt als volgt gewijzigd:

A

13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid HRWN-BES komt te luiden:

13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid

Wettekst:

Bij algemene maatregel van rijksbestuur worden regelen gesteld betreffende het recht dat verschuldigd is voor het afleggen en de behandeling van de verklaring van optie en van het verzoek tot verlening van het Nederlanderschap, de gevallen en de mate waarin daarvan ontheffing kan worden verleend en de wijze waarop het moet worden voldaan.

De te betalen bedragen voor het afleggen van een optieverklaring en voor het indienen van een verzoek om naturalisatie zijn vastgelegd in het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002.

Met het oog op de jaarlijkse indexering van de optie- en naturalisatiegelden (zie artikel 9, eerste lid, BON wordt verwezen naar de in onderstaande tabel vermelde tariefgroepen en de daarbij behorende tariefcodes en bedragen.

Tariefgroep

Tarief(code)

Bedrag

optie; enkelvoudig

A

$ 211

optie; gemeenschappelijk

B

$ 359

optie; medeopterende minderjarige

C

$ 25

naturalisatie; enkelvoudig; standaard

D

$ 993

naturalisatie; gemeenschappelijk; standaard

E

$ 1267

naturalisatie; enkelvoudig; verlaagd

F

$ 738

naturalisatie; gemeenschappelijk; verlaagd

G

$ 1014

naturalisatie; meenaturaliserende minderjarige

H

$ 146

B

Paragraaf 1.1/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid HRWN-BES komt te luiden:

Paragraaf 1.1 Tarieven

Tarief A is verschuldigd als een optant een optieverklaring aflegt op grond van artikel 6 RWN, artikel 28 RWN of artikel II, eerste lid, van de Rijkswet van 27 juni 2008.

Tarief B is verschuldigd als twee optieverklaringen gelijktijdig worden afgelegd door twee personen die:

  • met elkaar gehuwd zijn; of

  • een geregistreerd partnerschap met elkaar zijn aangegaan; of

  • ongehuwd samenleven in een duurzame relatie.

De regeling voor de optiegelden bevat, anders dan bij de naturalisatiegelden het geval is, geen verlaagd tarief voor een houder van een met een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 in het Europese deel van Nederland vergelijkbare verblijfsvergunning in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba.

Tarief C is verschuldigd voor het afleggen van een optieverklaring tot medeverkrijging als bedoeld in artikel 6, achtste lid, RWN. Dit betekent dat voor het afleggen van voornoemde optieverklaring, naast het tarief dat de ouder(s) moet(en) betalen bij het afleggen van hun optieverklaring (tarief A of B), het tarief C moet worden betaald voor iedere minderjarige voor wie een optieverklaring tot medeverlening wordt afgelegd.

Zie voor de betalingsprocedure verder paragraaf 3 (betaling van de verschuldigde optie- en naturalisatiegelden).

C

Paragraaf 1.2/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid HRWN-BES komt te luiden:

paragraaf 1.2 Categoriale vrijstelling van optiegelden

Optanten die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander worden behandeld zijn op grond van artikel 4, eerste lid, BON vrijgesteld van leges.

D

Paragraaf 1.3/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid HRWN-BES komt te luiden:

paragraaf 1.3 Ontheffing van optiegelden

Op grond van artikel 4, derde lid, BON bestaat de mogelijkheid in twee situaties ontheffing van de leges te verlenen. Hierbij moet het gaan om optieverklaringen van:

  • a. een minderjarige die zelfstandig een optieverklaring aflegt (artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, c of d, RWN);

  • b. een persoon die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt.

Om in aanmerking te komen voor ontheffing moet gelijktijdig met het afleggen van de optieverklaring een gemotiveerd ontheffingsverzoek worden ingediend. Onze Minister (lees: IND-unit Caribisch Nederland) beslist op dit verzoek (zie artikel 4, vijfde lid, BON). Voor een inwilligend besluit op een ontheffingsverzoek is model 1.27 beschikbaar. Voor een afwijzend besluit op een ontheffingsverzoek is model 1.28 beschikbaar.

Ad a

In geval van een zelfstandige optie door een minderjarige is er in beginsel geen reden om met betrekking tot de optiegelden anders te handelen dan in geval van optie door een meerderjarige. In beide gevallen wordt een zelfde inspanning van Onze Minister (lees: IND-unit Caribisch Nederland) vereist. In beginsel betaalt de minderjarige optant dan ook tarief A voor zijn optieverklaring. Worden echter tegelijkertijd door twee kinderen binnen één gezin optieverklaringen afgelegd, dan wordt tarief B in rekening gebracht. Tarief B wordt tevens in rekening gebracht indien meer dan twee kinderen uit één gezin tegelijkertijd optieverklaringen afleggen. Het derde en volgende kind(eren) wordt ontheffing verleend van het betalen van optiegelden, omdat anders financiële redenen ertoe zouden kunnen leiden dat binnen gezinnen verschillen in nationaliteit ontstaan (vergelijk de nota van toelichting bij artikel 4 BON). Het is daarom niet redelijk in geval van een gelijktijdige optieverklaring door meerdere kinderen binnen een gezin een hoger bedrag aan leges op te leggen dan het bedrag in geval van een gemeenschappelijk verzoek.

Ad b

Met betrekking tot personen die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander zijn aangemerkt, geldt dat de fout moet kunnen worden hersteld zonder kosten voor betrokkene als de administratie een fout in de beoordeling van het bezit van het Nederlanderschap heeft gemaakt, én betrokkene kan opteren. Als de fout aan betrokkene zelf is te wijten, bijvoorbeeld als sprake is van frauduleus of onzorgvuldig gedrag van de optant, wordt geen ontheffing van de optiegelden verleend.

E

Paragraaf 2.3/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid HRWN-BES komt te luiden:

Paragraaf 2.3 Tarieven F en G

Het verlaagd tarief voor een verzoek om naturalisatie geldt voor de volgende gevallen:

  • a. de meerderjarige staatloze verzoeker of de houder van een vergelijkbare verblijfsvergunning in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba als een verblijfsvergunning als bedoel in artikel 28 of artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 in het Europese deel van Nederland: tarief F is verschuldigd (naturalisatie enkelvoudig verlaagd).

  • b. gemeenschappelijk verzoek, dat wil zeggen een verzoek om naturalisatie van twee met elkaar gehuwden of van twee geregistreerde partners dan wel van twee ongehuwde personen die in een duurzame relatie anders dan het huwelijk samenleven en beiden of één van beide partners staatloos is/zijn of houder van een vergelijkbare verblijfsvergunning in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba als een verblijfsvergunning als bedoel in artikel 28 of artikel 33 van de Vreemdelingenwet 2000 in het Europese deel van Nederland: tarief G is verschuldigd (naturalisatie gemeenschappelijk verlaagd).

Om in aanmerking te komen voor het verlaagd tarief F of G moet de verzoeker in de basisadministratie persoonsgegevens staan ingeschreven met de nationaliteitscode voor ‘staatloos’. Is de verzoeker in de basisadministratie persoonsgegevens opgenomen met ‘onbekende nationaliteit’, dan geldt dat het normale tarief van toepassing is, tenzij de verzoeker houder is van een asielgerelateerd verblijfsrecht.

G

Paragraaf 2.5/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid HRWN-BES komt te luiden:

Paragraaf 2.5 Categoriale vrijstelling van leges

Personen die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld, zijn vrijgesteld van naturalisatieleges.

Op het adviesblad moet worden aangeven dat het gaat om een verzoek van een Molukker die op grond van genoemde wet wordt behandeld als Nederlander.

H

Paragraaf 2.6/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid HRWN-BES komt te luiden:

Paragraaf 2.6 Ontheffing van naturalisatiegelden

Onze Minister (lees: IND-unit Caribisch Nederland) kan aan de volgende personen ontheffing verlenen van betaling van de naturalisatiegelden:

  • a. een minderjarige die zelfstandig een verzoek om naturalisatie indient;

  • b. een persoon die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt;

  • c. een persoon die op grond van staatsbelang of van zijn verdiensten voor de staat genaturaliseerd wordt.

Om in aanmerking te komen voor ontheffing moet gelijktijdig met de indiening van het verzoek om naturalisatie een gemotiveerd ontheffingsverzoek worden ingediend.

Hieronder wordt toegelicht onder welke omstandigheden aan bovengenoemde categorieën van personen ontheffing wordt verleend.

Ad. a.

Een minderjarige die zelfstandig een verzoek om naturalisatie indient

In geval van een zelfstandig verzoek om naturalisatie van een minderjarige is er in beginsel geen reden om met betrekking tot de naturalisatiegelden anders te handelen dan in geval van een zelfstandige naturalisatie van een meerderjarige. In beide gevallen wordt een zelfde inspanning van Onze Minister vereist. Voor een zelfstandig verzoek om naturalisatie van een minderjarige wordt in beginsel dan ook hetzij tarief D, hetzij tarief F in rekening gebracht. Alleen onder de hieronder genoemde drie omstandigheden wordt een minderjarige die een zelfstandig verzoek om naturalisatie indient, ontheven van het betalen van naturalisatiegelden:

  • 1. Worden tegelijkertijd door twee minderjarigen binnen één gezin twee zelfstandige verzoeken om naturalisatie ingediend, dan wordt hetzij tarief E, hetzij tarief G in rekening gebracht. Het derde en volgende kind(eren) wordt ontheffing verleend van het betalen van naturalisatiegelden, omdat anders financiële redenen ertoe zouden kunnen leiden dat binnen gezinnen verschillen in nationaliteit ontstaan (vergelijk de nota van toelichting bij artikel 4 BON). Het is daarom niet redelijk in geval van gelijktijdige zelfstandige verzoeken om naturalisatie door meerdere minderjarigen binnen een gezin een hoger bedrag aan naturalisatiegelden op te leggen dan het bedrag in geval van een gemeenschappelijk verzoek. Dit betekent dat de naturalisatiegelden bij gelijktijdige, zelfstandige, verzoeken om naturalisatie van meerdere kinderen binnen een gezin hetzij tarief E hetzij tarief G is verschuldigd;

  • 2. In het geval een zelfstandig verzoek wordt ingediend door een kind dat is geboren tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van de ouder wordt het kind ontheven van de verplichting tot het betalen van de naturalisatiegelden. Voor de ontheffing van de betalingsverplichting moet het naturalisatieverzoek van het kind binnen een redelijke termijn na de verkrijging of de verlening van het Nederlanderschap aan de ouder te zijn ingediend. De redelijke termijn voor de indiening van het verzoek van het kind is in dit geval maximaal een jaar nadat de ouder Nederlander is geworden. Wordt het verzoek later ingediend, dan wordt hetzij tarief D, hetzij tarief F in rekening gebracht;

  • 3. In bijzondere gevallen waarin een kind buiten eigen toedoen niet is meegenaturaliseerd, wordt ontheffing verleend van de betaling van de naturalisatiegelden. Hierbij kan worden gedacht aan een kind dat door zwaarwegende lichamelijke of psychische omstandigheden ten tijde van de naturalisatie van de ouders niet in (één van de landen van) het Koninkrijk verbleef en niet is meegenaturaliseerd. Bijvoorbeeld een kind dat in het land van herkomst tijdelijk is opgenomen in een ziekenhuis of psychiatrische inrichting. Een en ander moet worden aangetoond door middel van een verklaring van een medisch specialist of psychiater.

ad b.

Een persoon die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt

Met betrekking tot een persoon die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt, geldt dat als de administratie een fout heeft gemaakt, deze fout hersteld moet worden zonder kosten voor betrokkene. Als de fout aan betrokkene zelf te wijten is, bijvoorbeeld als er sprake is van frauduleus of onzorgvuldig gedrag van de betrokkene, wordt geen ontheffing van de naturalisatiegelden verleend.

ad c.

Een persoon die op grond van staatsbelang of van zijn verdiensten voor de staat genaturaliseerd wordt

In gevallen waarin iemand op grond van staatsbelang of zijn verdiensten voor de Staat genaturaliseerd wordt, wordt ontheffing verleend van de betaling van de naturalisatiegelden vanwege dat staatsbelang en die verdiensten voor de Staat.

Voorbeeld 1

Een hoogleraar van vreemde nationaliteit komt in aanmerking voor de functie van Procureur-Generaal bij de Hoge Raad. Voor de vervulling van dit ambt is het bezit van het Nederlanderschap vereist. Deze persoon kan op grond van staatsbelang voor naturalisatie in aanmerking komen.

Voorbeeld 2

Een militair van vreemde nationaliteit die een uitzonderlijk hoge Nederlandse militaire onderscheiding heeft gekregen, kan op grond van verdiensten voor de Staat in aanmerking komen voor naturalisatie.

De ontheffing wordt verleend door Onze Minister (lees: IND-unit Caribisch Nederland). Voor een inwilligend besluit op een ontheffingsverzoek is model 2.24 beschikbaar. Voor een afwijzend besluit op een ontheffingsverzoek is model 2.25 beschikbaar.

I

Paragraaf 3/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid HRWN-BES komt te luiden:

Paragraaf 3 Betaling van de verschuldigde optie- en naturalisatiegelden

De optie- en naturalisatiegelden zijn verschuldigd alvorens een verklaring van optie of verzoek tot verlening van het Nederlanderschap in behandeling wordt genomen. De betaling wordt in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba voldaan aan Onze Minister (lees: IND-unit Caribisch Nederland). Eerst na ontvangst van de betaling van de optie- of naturalisatiegelden dan wel na de beslissing op een ontheffingsverzoek wordt het ingediende verzoek om naturalisatie of de afgelegde optieverklaring in behandeling genomen. Ongeacht het verdere verloop van de optie- of naturalisatieprocedure – toewijzing, afwijzing of intrekking van de optieverklaring of het naturalisatieverzoek nadat de behandeling is begonnen – is het verschuldigde bedrag betaald (vergelijk artikelen 2 en 3 BON).

De hoogte van het verschuldigde bedrag voor het afleggen van een optieverklaring of voor het indienen van een verzoek om naturalisatie wordt in beginsel vastgesteld op het moment dat de verklaring of het verzoek in ontvangst wordt genomen. Zie hiervoor de in de paragrafen 1.1, 1.3, 2.2 tot en met 2.4 en 2.6 opgenomen richtlijnen.

Vrijgesteld van en ingelicht over de optiegelden (model 1.25) en naturalisatiegelden (model 2.8)

Modellen van een schriftelijke bevestiging door betrokkene dat hij is geïnformeerd over de hoogte en de termijn van de te betalen optie- en naturalisatiegelden en dat hij instemt met de betaling van de opgelegde optie- en naturalisatiegelden dan wel is vrijgesteld van de betaling dan wel een verzoek om ontheffing heeft ingediend, zijn opgenomen als model 1.25 en model 2.8.

Buitenbehandelingstelling

Uitgangspunt is dat de leges worden betaald op het moment van het afleggen van de optieverklaring of de indiening van het verzoek om naturalisatie. Het verschuldigde bedrag wordt ineens voldaan, betaling in termijnen is niet mogelijk.

Wordt niet betaald op het moment van het afleggen van de optieverklaring of de indiening van het verzoek om naturalisatie, dan wordt betrokkene op dat moment in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken te betalen (zie artikel 6 BON). Hiervoor zijn model 1.25 en model 2.8 beschikbaar. Vindt de betaling van het verschuldigde bedrag niet plaats binnen deze zes weken, dan wordt de optieverklaring of het naturalisatieverzoek buiten behandeling gesteld (zie artikel 6 BON). Een besluit tot buitenbehandelingstelling wegens niet- of niet tijdige betaling wordt schriftelijk meegedeeld aan betrokkene (artikel 4, tweede lid, BvvN). Daarvoor zijn beschikbaar de modellen 1.26 en 2.23. Is verzocht om ontheffing van de optie- of naturalisatiegelden, dan wordt de termijn van zes weken opgeschort tot de dag waarop op het ontheffingsverzoek (negatief) is beslist.

Tegen de beslissing tot buitenbehandelingstelling van een optieverklaring of een verzoek om naturalisatie kan betrokkene op grond van de War-BES binnen zes weken bezwaar aantekenen bij Onze Minister. Het bezwaarschrift moet worden toegestuurd aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst, Klantdirectie Naturalisatie, Unit Nationaliteit en Naturalisatie, Postbus 285, 7600 AG te Almelo (Nederland).

K

Het model 1.25 behorende bij de optieprocedure HRWN-BES komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

L

Het model 1.26 behorende bij de optieprocedure HRWN-BES komt te luiden zoals aangegeven in bijlage 2.

M

Het model 1.27 behorende bij de optieprocedure HRWN-BES komt te luiden als aangegeven in bijlage 3.

N

Het model 1.28 behorende bij de optieprocedure HRWN-BES komt te luiden als aangegeven in bijlage 4.

O

Het model 2.8 behorende bij de naturalisatieprocedure HRWN-BES komt te luiden als aangegeven in bijlage 5.

P

Het model 2.23 behorende bij de naturalisatieprocedure HRWN-BES komt te luiden als aangegeven in bijlage 6.

Q

Het model 2.24 behorende bij de naturalisatieprocedure HRWN-BES komt te luiden als aangegeven in bijlage 7.

R

Het model 2.25 behorende bij de naturalisatieprocedure HRWN-BES komt te luiden als aangegeven in bijlage 8.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 augustus 2012

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor deze, de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder

BIJLAGE 1 Model 1.25: Verklaring ‘Ingelicht over betaling van optiegelden’ tevens inverzuimstelling;

BIJLAGE 2 Model 1.26: Buitenbehandelingstelling optieverklaring wegens niet-betaling van optiegelden

BIJLAGE 3 Model 1.27: Besluit tot ontheffing betaling optiegelden

BIJLAGE 4 Model 1.28: Afwijzing ontheffing optiegelden

BIJLAGE 5 Model 2.8: Verklaring ‘Ingelicht over betaling van naturalisatiegelden’ tevens inverzuimstelling;

BIJLAGE 6 Model 2.23: Buitenbehandelingstelling verzoek om naturalisatie wegens niet-betaling van naturalisatiegelden

BIJLAGE 7 Model 2.24: Besluit tot ontheffing betaling naturalisatiegelden

BIJLAGE 8 Model 2.25: Afwijzing ontheffing naturalisatiegelden

TOELICHTING

Artikelsgewijs

A t/m J

De optie- en naturalisatiegelden worden met ingang van 1 januari 2013 in verband met de jaarlijkse indexering gewijzigd. De verschuldigde leges voor optie en naturalisatie in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba gaan per 1 januari 2013 niet omhoog, maar omlaag. Dit heeft te maken met de hoogte van de koers tussen de euro en de Amerikaanse dollar op 1 juli.

Voor een toelichting op de wijze van indexeren wordt verwezen naar het BON 2002 (Stb. 2000, 618).

K t/m R

De relevante modellen zijn aangepast, rekening houdend met het van toepassing zijnde indexcijfer.

Vanaf 1 januari 2012 maakt de IND gebruik van één centraal postadres (vanwege digitaal dossier). Het postadres voor unit Nationaliteit en Naturalisatie is sinds voornoemde datum: postbus 285, 7600 AG te Almelo (Nederland). De modelformulieren zijn hierop aangepast. Ook is de ondertekening op de modelformulieren aangepast.

Voorts is gebleken dat het Gerecht in Eerste Aanleg weliswaar met enige regelmaat zitting houdt of kan houden in Caribisch Nederland. Op Sint Eustatius en Saba is echter geen vestiging van het Gerecht en ook geen griffie. Daarom moeten personen die wonen op Sint Eustatius en Saba hun beroepschriften sturen aan de griffie van het gerecht in Eerste Aanleg te Sint Maarten. Op Bonaire is wel een griffie gevestigd van het Gerecht in Eerste Aanleg. Voor zover van toepassing, zijn de modelformulieren hierop aangepast.

Ten slotte zijn de modelformulieren zoveel mogelijk tekstueel vereenvoudigd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor deze, de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder

Naar boven