Besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 13 augustus 2012, nummer WBN-CM 2012/2, houdende wijziging van de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik in Curaçao en Sint Maarten

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de Rijkswet op het Nederlanderschap, het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap (BvvN), het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002, het Wijzigingsbesluit Besluit optie- en Naturalisatiegelden 2002, de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap (RvvN);

Besluit:

ARTIKEL I

De Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 toegespitst op het gebruik in Curaçao en Sint Maarten wordt als volgt gewijzigd:

A

13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid HRWN-CM komt te luiden:

13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid

Bij algemene maatregel van rijksbestuur worden regelen gesteld betreffende het recht dat verschuldigd is voor het afleggen en de behandeling van de verklaring van optie en van het verzoek tot verlening van het Nederlanderschap, de gevallen en de mate waarin daarvan ontheffing kan worden verleend en de wijze waarop het moet worden voldaan.

De te betalen bedragen voor het afleggen van een optieverklaring en voor het indienen van een verzoek om naturalisatie zijn vastgelegd in het Besluit optie- en naturalisatiegelden 2002.

Met het oog op de jaarlijkse indexering van de optie- en naturalisatiegelden (zie artikel 9, eerste lid, BON) wordt verwezen naar de in onderstaande tabel vermelde tariefgroepen en de daarbij behorende tariefcodes en bedragen (in Nederlands-Antilliaanse gulden).

Tariefgroep

Tarief(code)

Bedrag

optie; enkelvoudig

A

Naf. 380

optie; gemeenschappelijk

B

Naf. 647

optie; medeopterende minderjarige

C

Naf. 45

naturalisatie; enkelvoudig; standaard

D

Naf. 1785

naturalisatie; gemeenschappelijk; standaard

E

Naf. 2280

naturalisatie; enkelvoudig; verlaagd

F

Naf. 1327

naturalisatie; gemeenschappelijk; verlaagd

G

Naf. 1823

naturalisatie; meenaturaliserende minderjarige

H

Naf. 262

B

Paragraaf 1.1/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid HRWN-CM komt te luiden:

Paragraaf 1.1 Tarieven

Tarief A is verschuldigd als een optant een optieverklaring aflegt op grond van artikel 6 RWN, artikel 28 RWN of artikel II, eerste lid, van de Rijkswet van 27 juni 2008 (Stb. 270).

Tarief B is verschuldigd als twee optieverklaringen gelijktijdig worden afgelegd door twee personen die:

  • met elkaar gehuwd zijn; of

  • een geregistreerd partnerschap met elkaar zijn aangegaan; of

  • ongehuwd samenleven in een duurzame relatie.

De regeling voor de optiegelden bevat, anders dan bij de naturalisatiegelden het geval is, geen verlaagd tarief voor een staatloze of een houder van een asielgerelateerd verblijfsrecht.

Tarief C is verschuldigd als een optieverklaring tot medeverkrijging wordt afgelegd zoals bedoeld in artikel 6, achtste lid, RWN. Dit betekent dat voor het afleggen van voornoemde optieverklaring tot medeverkrijging, naast het tarief dat de ouder(s) moet(en) betalen bij het afleggen van hun optieverklaring (tarief A of B), het tarief C moet worden betaald voor iedere minderjarige voor wie een optieverklaring tot medeverkrijging wordt afgelegd.

Zie voor de betalingsprocedure verder paragraaf 3 (betaling van de verschuldigde optie- en naturalisatiegelden).

C

Paragraaf 1.2/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid HRWN-CM komt te luiden:

Paragraaf 1.2 Categoriale vrijstelling optiegelden

Optanten die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers als Nederlander worden behandeld zijn op grond van artikel 4, eerste lid, BON vrijgesteld van leges.

D

Paragraaf 1.3/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid HRWN-CM komt te luiden:

Paragraaf 1.3 Ontheffing van optiegelden

Op grond van artikel 4, derde lid, BON bestaat de mogelijkheid in twee situaties ontheffing van de leges te verlenen. Hierbij moet het gaan om optieverklaringen van:

  • a. een minderjarige die zelfstandig een optieverklaring aflegt (artikel 6, eerste lid, aanhef en onder b, c of d, RWN, artikel II, a, artikel II, b en artikel II, c (Stb. 2008, 270);

  • b. een persoon die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt.

Om in aanmerking te komen voor ontheffing moet gelijktijdig met de indiening aflegging van de optieverklaring een gemotiveerd ontheffingsverzoek worden ingediend. De Gouverneur is gemandateerd in de ministeriële regeling om te beslissen op het verzoek tot ontheffing van de optiegelden (zie artikel 4, vijfde lid, BON). Voor een inwilligend besluit op een ontheffingsverzoek is model 1.27 beschikbaar. Voor een afwijzend besluit op een ontheffingsverzoek is model 1.28 beschikbaar.

Ad a

In geval van een zelfstandige optie door een minderjarige is er in beginsel geen reden om met betrekking tot de optiegelden anders te handelen dan in geval van optie door een meerderjarige. In beide gevallen wordt een zelfde inspanning van de Gouverneur vereist. In beginsel betaalt de minderjarige optant dan ook tarief A voor zijn optieverklaring. Worden echter tegelijkertijd door twee kinderen binnen één gezin optieverklaringen afgelegd, dan wordt tarief B in rekening gebracht. Tarief B wordt tevens in rekening gebracht als meer dan twee kinderen uit één gezin tegelijkertijd optieverklaringen afleggen. Het derde en volgende kind(eren) wordt ontheffing verleend van het betalen van optiegelden, omdat anders financiële redenen ertoe zouden kunnen leiden dat binnen gezinnen verschillen in nationaliteit ontstaan (vergelijk de nota van toelichting bij artikel 4 BON). Het is daarom niet redelijk in geval van een gelijktijdige optieverklaring door meerdere kinderen binnen een gezin een hoger bedrag aan leges op te leggen dan het bedrag in geval van een gemeenschappelijke optieverklaring.

Ad b

Met betrekking tot personen die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander zijn aangemerkt, geldt dat de fout moet kunnen worden hersteld zonder kosten voor betrokkene als de administratie een fout in de beoordeling van het bezit van het Nederlanderschap heeft gemaakt, én betrokkene kan opteren. Als de fout aan betrokkene zelf is te wijten, bijvoorbeeld als sprake is van frauduleus of onzorgvuldig gedrag van de betrokkene, wordt geen ontheffing van de optiegelden verleend.

Artikel 7, tweede lid, BON voorziet in de mogelijkheid dat de Gouverneur aan de rijksoverheid vergoeding verzoekt wegens, door ontheffing, niet-ontvangen optiegelden.

E

Paragraaf 2.5/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid HRWN-CM komt te luiden:

Paragraaf 2.5 Categoriale vrijstelling van leges

Personen die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld, zijn vrijgesteld van naturalisatieleges.

Op het adviesblad moet worden aangeven dat het gaat om een verzoek van een Molukker die op grond van genoemde wet wordt behandeld als Nederlander.

F

Paragraaf 2.6/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid HRWN-CM komt te luiden:

Paragraaf 2.6 Ontheffing van naturalisatiegelden

Onze Minister kan aan de volgende personen ontheffing verlenen van betaling van de naturalisatiegelden:

  • a. een minderjarige die zelfstandig een verzoek om naturalisatie indient;

  • b. een persoon die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt;

  • c. een persoon die op grond van staatsbelang of van zijn verdiensten voor de staat genaturaliseerd wordt.

Om in aanmerking te komen voor ontheffing moet gelijktijdig met de indiening van het verzoek om naturalisatie een gemotiveerd ontheffingsverzoek te worden ingediend. De Gouverneur is gemandateerd in de ministeriële regeling om te beslissen op het verzoek tot ontheffing van naturalisatiegelden. Zie artikel 4, vijfde lid, BON.

Hieronder wordt toegelicht onder welke omstandigheden aan bovengenoemde categorieën van personen ontheffing wordt verleend.

Ad a: een minderjarige die zelfstandig een verzoek om naturalisatie indient

In geval van een zelfstandig verzoek om naturalisatie van een minderjarige is er in beginsel geen reden om met betrekking tot de naturalisatiegelden anders te handelen dan in geval van een zelfstandige naturalisatie van een meerderjarige. In beide gevallen wordt een zelfde inspanning van de Gouverneur en Onze Minister vereist. Voor een zelfstandig verzoek om naturalisatie van een minderjarige wordt in beginsel dan ook hetzij tarief D, hetzij tarief F in rekening gebracht. Slechts onder de hieronder genoemde drie omstandigheden wordt een minderjarige die een zelfstandig verzoek om naturalisatie indient, ontheven van het betalen van naturalisatiegelden:

  • 1. Worden tegelijkertijd door twee minderjarigen binnen één gezin twee zelfstandige verzoeken om naturalisatie ingediend, dan wordt hetzij tarief E, hetzij tarief G in rekening gebracht. Het derde en volgende kind(eren) wordt ontheffing verleend van het betalen van naturalisatiegelden, omdat anders financiële redenen ertoe zouden kunnen leiden dat binnen gezinnen verschillen in nationaliteit ontstaan (vergelijk de nota van toelichting bij artikel 4 BON). Het is daarom niet redelijk in geval van gelijktijdige zelfstandige verzoeken om naturalisatie door meerdere minderjarigen binnen een gezin een hoger bedrag aan naturalisatiegelden op te leggen dan het bedrag in geval van een gemeenschappelijk verzoek. Dit betekent dat de naturalisatiegelden bij gelijktijdige, zelfstandige, verzoeken om naturalisatie van meerdere kinderen binnen een gezin hetzij tarief E hetzij tarief G is verschuldigd;

  • 2. In het geval een zelfstandig verzoek wordt ingediend door een kind dat is geboren tijdens de optie- of naturalisatieprocedure van de ouder dan wordt dat kind ontheffing verleend van de verplichting tot het betalen van de naturalisatiegelden. Voor de ontheffing van de betalingsverplichting moet het naturalisatieverzoek van het kind binnen een redelijke termijn na de verkrijging of de verlening van het Nederlanderschap aan de ouder zijn ingediend. De redelijke termijn voor de indiening van het verzoek van het kind is in dit geval maximaal een jaar nadat de ouder Nederlander is geworden. Wordt het verzoek later ingediend, dan wordt hetzij tarief D, hetzij tarief F in rekening gebracht;

  • 3. In bijzondere gevallen waarin een kind buiten eigen toedoen niet is meegenaturaliseerd, wordt ontheffing verleend van de betaling van de naturalisatiegelden. Hierbij kan worden gedacht aan een kind dat door zwaarwegende lichamelijke of psychische omstandigheden ten tijde van de naturalisatie van de ouders niet in (één van de landen van) het Koninkrijk verbleef en niet is meegenaturaliseerd. Bijvoorbeeld een kind dat in het land van herkomst tijdelijk is opgenomen in een ziekenhuis of psychiatrische inrichting. Een en ander moet worden aangetoond door middel van een verklaring van een medisch specialist of psychiater.

Ad b: een persoon die – als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander is aangemerkt

Met betrekking tot personen die als gevolg van een administratieve vergissing al meer dan een jaar als Nederlander zijn aangemerkt, geldt dat als de administratie een fout heeft gemaakt, deze fout hersteld moet worden zonder kosten voor betrokkene. Als de fout aan betrokkene zelf te wijten is, bijvoorbeeld als er sprake is van frauduleus of onzorgvuldig gedrag van de betrokkene, wordt geen ontheffing van de naturalisatiegelden verleend.

Ad c: een persoon die op grond van staatsbelang of van zijn verdiensten voor de staat genaturaliseerd wordt

In gevallen waarin iemand op grond van staatsbelang of zijn verdiensten voor de Staat genaturaliseerd wordt, wordt ontheffing verleend van de betaling van de naturalisatiegelden vanwege dat staatsbelang en die verdiensten voor de Staat.

Voorbeeld

  • 1. Een hoogleraar van vreemde nationaliteit komt in aanmerking voor de functie van Procureur-Generaal bij de Hoge Raad. Voor de vervulling van dit ambt is het bezit van het Nederlanderschap vereist. Deze persoon kan op grond van staatsbelang voor naturalisatie in aanmerking.

  • 2. Een militair van vreemde nationaliteit die een uitzonderlijk hoge Nederlandse militaire onderscheiding heeft gekregen, kan op grond van verdiensten voor de Staat in aanmerking komen voor naturalisatie.

De bevoegdheid tot verlening van ontheffing is gemandateerd aan de Gouverneur. Voor een inwilligend besluit op een ontheffingsverzoek is model 2.24 beschikbaar. Voor een afwijzend besluit op een ontheffingsverzoek is model 2.25 beschikbaar.

G

Paragraaf 3/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid HRWN-CM komt te luiden:

Paragraaf 3 Betaling van de verschuldigde optie- en naturalisatiegelden

De optie- en naturalisatiegelden zijn verschuldigd voordat een optieverklaring of een naturalisatieverzoek in behandeling kan worden genomen. De betaling van de optiegelden heeft in Curaçao en Sint Maarten plaats bij de Gouverneur.

De optie- en naturalisatiegelden zijn verschuldigd voordat een optieverklaring of een naturalisatieverzoek in behandeling kan worden genomen. De betaling van de optie- en naturalisatiegelden heeft in Curaçao en Sint Maarten plaats bij de Gouverneur. Betrokkene moet een bewijs van betaling overleggen bij de Gouverneur. Eerst na ontvangst van de betaling dan wel na de beslissing op een ontheffingsverzoek wordt het ingediende verzoek om naturalisatie of de afgelegde optieverklaring in behandeling genomen. Ongeacht het verdere verloop van de optie- of naturalisatieprocedure – toewijzing, afwijzing of intrekking van het naturalisatieverzoek of de optieverklaring nadat de behandeling is begonnen – zijn de rechten verschuldigd betaald (vergelijk artikelen 2 en 3 BON).

De hoogte van het verschuldigde bedrag voor het afleggen van de optieverklaring of voor het indienen van een naturalisatieverzoek wordt in beginsel vastgesteld op het moment dat de verklaring of het verzoek door de Gouverneur in ontvangst wordt genomen. Zie hiervoor de in paragrafen 1.1, 1.3, 2.2 tot en met 2.4 en 2.6 opgenomen richtlijnen.

Vrijgesteld van en ingelicht over de optiegelden (model 1.25) en naturalisatiegelden (model 2.8)

Modellen van een schriftelijke bevestiging door betrokkene dat hij is geïnformeerd over de hoogte en de termijn van de te betalen optie- en naturalisatiegelden en dat hij instemt met de betaling van de opgelegde optie- en naturalisatiegelden dan wel is vrijgesteld van de betaling dan wel een verzoek om ontheffing heeft ingediend, zijn opgenomen als model 1.25 en model 2.8. De vaststelling van de hoogte van de te betalen naturalisatiegelden is een voorbereidingshandeling zoals bedoeld in artikel 6:3 Awb en is niet afzonderlijk vatbaar voor bezwaar of beroep.

Buitenbehandelingstelling

Uitgangspunt is dat de leges worden betaald op het moment van het afleggen van de optieverklaring respectievelijk de indiening van het verzoek om naturalisatie. Het verschuldigde bedrag wordt ineens voldaan, betaling in termijnen is niet mogelijk.

Wordt niet betaald op het moment van het afleggen van de optieverklaring respectievelijk de indiening van het verzoek om naturalisatie, dan wordt betrokkene op dat moment in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken te betalen. Hiervoor zijn model 1.25 en model 2.8 beschikbaar. De termijn van zes weken vloeit voort uit artikel 6 BON. Vindt de betaling van het verschuldigde bedrag niet plaats binnen deze zes weken, dan wordt de verklaring of het verzoek buitenbehandeling gesteld (artikel 6 BON). Een besluit tot buitenbehandelingstelling wegens niet- of niet tijdige betaling wordt schriftelijk meegedeeld aan betrokkene (artikel 4, tweede lid, BVVN). Daarvoor zijn beschikbaar de modellen 1.26 en 2.23.

Is verzocht om ontheffing van optie- of naturalisatiegelden, dan wordt de termijn van zes weken waarbinnen betrokkene moet betalen opgeschort tot de dag waarop op het ontheffingsverzoek (negatief) is beslist.

Tegen de beslissing tot buitenbehandelingstelling van een optieverklaring of een verzoek om naturalisatie kan betrokkene binnen zes weken bezwaar aantekenen bij Onze Minister. Het bezwaarschrift moet worden opgestuurd aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), Klantdirectie Naturalisatie, Unit Nationaliteit en Naturalisatie, Postbus 285, 7600 AG te Almelo (Nederland).

Stelt de Gouverneur een verzoek om naturalisatie buiten behandeling, dan brengt hij geen advies uit aan Onze Minister. De Gouverneur stuurt altijd het naturalisatiedossier aan de IND, ongeacht of de verzoeker wel of geen bezwaar heeft aangetekend tegen de beslissing tot buitenbehandelingstelling van het verzoek om naturalisatie.

H

Paragraaf 4/13-1 Toelichting ad artikel 13, eerste lid HRWN-CM komt te luiden:

Paragraaf 4 Afdracht naturalisatiegelden

De Gouverneur hoeft de ontvangen optiegelden niet af te dragen aan Onze Minister.

De behandeling van en de beslissing op de optieverklaring liggen immers geheel in handen van de ontvangende instantie.

Artikel 8 BON bepaalt dat een gedeelte van de ontvangen naturalisatiegelden moet worden afgedragen aan de rijksoverheid. De Gouverneur draagt zorg voor een rechtstreekse afdracht aan Onze Minister. Tevens regelt artikel 8 BON de hoogte van het bedrag dat de Gouverneur behoudt en op welke wijze de afdracht aan Onze Minister geschiedt. Over de wijze van afdracht van de ontvangen naturalisatiegelden door de Gouverneur aan Onze Minister, wordt de Gouverneur nader geïnformeerd met een brief van de IND.

De Gouverneur behoudt per enkelvoudig verzoek om naturalisatie Naf. 380, ongeacht of betrokkene het standaard of het verlaagde tarief betaalt. Het resterende bedrag dat aan leges is ontvangen, wordt afgedragen aan Onze Minister (Naf. 1405 bij standaard tarief en Naf. 947 bij verlaagd tarief).

Bij een gemeenschappelijk verzoek of een gelijktijdig verzoek om naturalisatie van meerdere kinderen binnen één gezin behoudt de Gouverneur Naf. 647 eveneens ongeacht of standaard of verlaagd tarief is betaald. Het resterende bedrag dat aan leges is ontvangen wordt afgedragen Onze Minister (Naf. 1633 bij het standaard tarief en Naf. 1176 bij het verlaagd tarief). In het geval van een verzoek tot medeverlening als bedoeld in artikel 11, eerste lid, RWN behoudt de Gouverneur Naf. 45 per kind. Het resterende bedrag dat aan leges is ontvangen (Naf. 217) wordt afgedragen aan Onze Minister. Als de verzoeker tijdens de naturalisatieprocedure verhuist, behoudt de Gouverneur die de leges geïnd heeft het bedrag dat niet afgedragen hoeft te worden en draagt zorg voor de afdracht van het resterende bedrag.

De afdracht geschiedt rechtstreeks aan Onze Minister zonder tussenkomst van de landen Curaçao of Sint Maarten.

Vanaf 1 januari 2013 gelden de volgende afdrachtcodes:

Tariefgroep

af te dragen bedrag

afdrachtcode

optie; enkelvoudig

nvt

nvt

optie; gemeenschappelijk

nvt

nvt

optie; medeopterende minderjarige

nvt

nvt

naturalisatie; enkelvoudig; standaard

Naf. 1405

130-NA

naturalisatie; gemeenschappelijk; standaard

Naf. 1633

133-NA

naturalisatie; enkelvoudig; verlaagd

Naf. 947

131-NA

naturalisatie; gemeenschappelijk; verlaagd

Naf. 1176

134-NA

naturalisatie; meenaturaliserende minderjarige

Naf. 217

135-NA

In geval van ontheffing van betaling van de naturalisatiegelden kan de Gouverneur verzoeken om een vergoeding (artikel 8, tweede lid, BON). Een dergelijk schriftelijk verzoek moet worden gericht aan het Hoofd Financieel Beheer van de Directie Middelen & Control van de IND, Postbus 1821, 2280 DV te Rijswijk. Als het verzoek van de Gouverneur door de IND wordt gehonoreerd, ontvangt de Gouverneur een bedrag van Naf. 380 voor een enkelvoudig verzoek en Naf. 647 voor een gemeenschappelijk verzoek.

I

Het model 1.25 behorende bij de optieprocedure HRWN-CM komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

J

Het model 1.26 behorende bij de optieprocedure HRWN-CM komt te luiden als aangegeven in bijlage 2.

K

Het model 1.27 behorende bij de optieprocedure HRWN-CM komt te luiden als aangegeven in bijlage 3.

L

Het model 1.28 behorende bij de optieprocedure HRWN-CM komt te luiden als aangegeven in bijlage 4.

M

Het model 1.50 behorende bij de optieprocedure HRWN-CM komt te luiden als aangegeven in bijlage 5.

N

Het model 2.8 behorende bij de naturalisatieprocedure HRWN-CM komt te luiden als aangegeven in bijlage 6.

O

Het model 2.23 behorende bij de naturalisatieprocedure HRWN-CM komt te luiden als aangegeven in bijlage 7.

P

Het model 2.24 behorende bij de naturalisatieprocedure HRWN-CM komt te luiden als aangegeven in bijlage 8.

Q

Het model 2.25 behorende bij de naturalisatieprocedure HRWN-CM komt te luiden als aangegeven in bijlage 9.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant, de Curaçaose Courant en de Landscourant van Sint Maarten worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 augustus 2012

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor deze: de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder.

BIJLAGE 1

Model 1.25: Verklaring ‘Ingelicht over betaling van optiegelden’ tevens inverzuimstelling;

BIJLAGE 2

Model 1.26: Buitenbehandelingstelling optieverklaring wegens niet-betaling van optiegelden

BIJLAGE 3

Model 1.27: Besluit tot ontheffing betaling optiegelden

BIJLAGE 4

Model 1.28: Afwijzing ontheffing optiegelden

BIJLAGE 5

Model 1.50: Modelverzoek tot advies op grond van artikel 6a, vierde lid, RWN

BIJLAGE 6

Model 2.8: Verklaring ‘Ingelicht over betaling van naturalisatiegelden’ tevens inverzuimstelling;

BIJLAGE 7

Model 2.23: Buitenbehandelingstelling verzoek om naturalisatie wegens niet‑betaling van naturalisatiegelden

BIJLAGE 8

Model 2.24: Besluit tot ontheffing betaling naturalisatiegelden

BIJLAGE 9

Model 2.25: Afwijzing ontheffing naturalisatiegelden

TOELICHTING

Artikelsgewijs

A t/m H

De optie- en naturalisatiegelden worden met ingang van 1 januari 2013 in verband met de jaarlijkse indexering gewijzigd. De verschuldigde leges voor optie en naturalisatie in Curaçao en Sint Maarten gaan per 1 januari 2013 niet omhoog, maar omlaag. Dit heeft te maken met de hoogte van de koers tussen de euro en de Nederlands-Antilliaanse gulden op 1 juli.

Voor een toelichting op de wijze van indexeren wordt verwezen naar het BON 2002 (Stb. 2000, 618). De indexering heeft ook gevolg voor de hoogte van de bedragen die het Kabinet van de Gouverneur zelf behouden en het deel dat zij afdragen aan de IND.

Voorts zijn er tekstuele wijzigingen aangebracht.

I t/m Q

De modellen zijn aangepast, rekening houdend met het van toepassing zijnde indexcijfer.

Vanaf 1 januari 2012 maakt de IND gebruik van één centraal postadres (vanwege digitaal dossier). Het postadres voor unit Nationaliteit en Naturalisatie is sinds voornoemde datum: postbus 285, 7600 AG te Almelo (Nederland). De modelformulieren zijn hierop aangepast.

Voorts is, voor zover van toepassing, de ondertekening op de modelformulieren aangepast.

Ten slotte zijn de modelformulieren zoveel mogelijk tekstueel vereenvoudigd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor deze, de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder.

Naar boven