Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 december 2011, nr. WJZ/343240 (2780), houdende regels voor de verstrekking van bijzondere bekostiging voor het primair en speciaal onderwijs in verband met de actieplannen Basis voor Presteren en Leraar 2020 en verstrekking van subsidie in het kader van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit (Regeling prestatiebox primair onderwijs)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 123, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 120, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, de artikelen 2 en 4 van de Wet overige OCW-subsidies en artikel 4 van het Besluit informatievoorziening WPO/WEC;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

c. basisschool:

basisschool als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

d. speciale school voor basisonderwijs:

speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

e. school voor (voortgezet) speciaal onderwijs:

school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

f. school:

basisschool, speciale school voor basisonderwijs of school voor speciaal onderwijs, speciaal voortgezet onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;

g. Actieplannen:

de Actieplannen Basis voor Presteren en Leraar 2020 – een krachtig beroep!, gevoegd bij de brief van 23 mei 2011, Kamerstukken II 2010/11, 32 500 VIII, nr. 176;

h. bestuursakkoord:

Convenant tussen de Staat der Nederlanden en de PO-Raad ter uitvoering van de Actieplannen;

i. bijzondere bekostiging:

bijzondere bekostiging als bedoeld in artikel 123, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs of artikel 120, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra;

j. schooljaar:

het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaraanvolgend;

k. cultuureducatie:

het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen binnen het leergebied Kunstzinnige oriëntatie;

l. schoolleider:

directeur of adjunctdirecteur van een school.

Artikel 2. Doel van de aanvullende bekostiging

  • 1. Voor de schooljaren 2011–2012 tot en met 2014–2015 verstrekt de Minister per schooljaar aan het bevoegd gezag van een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs bijzondere bekostiging voor het realiseren van de afspraken ten aanzien van opbrengstgericht werken onderscheidenlijk professionalisering van leraren en schoolleiders die in het bestuursakkoord zijn vastgelegd.

  • 2. Voor de schooljaren 2011–2012 tot en met 2014–2015 verstrekt de Minister per schooljaar aan het bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bijzondere bekostiging voor het realiseren van activiteiten in het kader van opbrengstgericht werken op de onderdelen taal en rekenen, toetsen in relatie tot de voortgangsregistratie en professionalisering van leraren en schoolleiders.

  • 3. Voor de schooljaren 2012–2013 tot en met 2015–2016 verstrekt de minister per schooljaar aan het bevoegd gezag van een school subsidie voor het versterken van de samenhang binnen en de kwaliteit van cultuureducatie.

Artikel 3. Bekostiging en verdeling van de middelen

  • 1. De bijzondere bekostiging en de subsidie, bedoeld in artikel 2, bestaat uit een bedrag per leerling en voor de activiteiten ten behoeve van de professionalisering van schoolleiders uit een bedrag per school.

  • 2. Het leerlingenaantal wordt berekend op grond van het aantal leerlingen op 1 oktober voorafgaand aan het schooljaar waarvoor de bijzondere bekostiging of subsidie wordt verstrekt met dien verstande dat voor het schooljaar waarin een nieuwe school wordt geopend het aantal leerlingen van de school op 1 oktober volgende op de opening geldt.

  • 3. De bedragen per leerling en per school, alsmede de wijze van betaling, worden jaarlijks bij regeling door de minister vastgesteld.

Artikel 4. Besteding en verantwoording

  • 1. De bijzondere bekostiging en subsidie kan ook worden besteed aan andere activiteiten van de school waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

  • 2. De accountantsverklaring bij de jaarrekening bevat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de op grond van deze regeling verstrekte middelen.

Artikel 5. Verstrekking bijzondere gegevens

  • 1. Met betrekking tot de aanspraken op bijzondere bekostiging en de subsidie op grond van deze regeling en in aanvulling op de gegevens, bedoeld in de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC, stelt het bevoegd gezag aan de minister jaarlijks, voor al de scholen waarvan hij het bevoegd gezag is gezamenlijk, gegevens ter beschikking omtrent de wijze waarop de verstrekte bijzondere bekostiging en subsidie heeft bijgedragen tot het daarmee beoogde doel. Daarbij worden in elk geval gegevens verstrekt omtrent de hoogte van de bestede bedragen per activiteit.

  • 2. De bijzondere gegevens worden in de vorm van een beknopt verslag per doel als bedoeld in artikel 2, als afzonderlijke bijlage tegelijkertijd aangeleverd bij het jaarverslag dat betrekking heeft op het kalenderjaar waarin de bijzondere bekostiging en subsidie is ontvangen of besteed.

  • 3. Voor de schooljaren 2010–2011 tot en met 2014–2015 heeft de verplichting tot het verstrekken van bijzondere gegevens tevens betrekking op de aanspraken op grond van de artikelen 28 en 28a van het Besluit bekostiging WPO, waarin is bepaald dat voor de bestrijding van onderwijsachterstanden onder bepaalde voorwaarden aanvullende bekostiging personeelskosten kan worden toegekend.

Artikel 6. Intrekking andere regelingen

  • 1. De volgende regelingen worden ingetrokken:

    • a. Regeling bestemmingsbox; en

    • b. Regeling bijzondere bekostiging taal, rekenen en opbrengstgericht werken.

  • 2. Bijzondere bekostiging voor het schooljaar 2011–2012 verstrekt op grond van de regeling, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt geacht te zijn verstrekt op grond van deze regeling.

Artikel 7. Wijziging Regeling bekostiging personeel PO 2011–2012

De Regeling bekostiging personeel PO 2011–2012 en aanpassing bedragen leerlinggebonden budget VO 2011–2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 39 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 39a Vaststelling bedragen prestatiebox primair onderwijs

  • 1. Het bedrag per leerling bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling prestatiebox primair onderwijs is voor het in de eerste kolom genoemde doel en artikel van de Regeling prestatiebox primair onderwijs voor de laatste 7 maanden van het schooljaar 2011–2012 het bedrag genoemd in de tweede kolom.

    Artikel

    bedrag per leerling

    2, eerste lid (opbrengstgericht werken basisonderwijs)

    € 17,32

    2, eerste lid (professionalisering leraren basisonderwijs)

    € 8,91

    2, tweede lid (taal en rekenen,toetsen (voortgezet) speciaal onderwijs)

    € 10,52

    2, tweede lid (professionalisering leraren (voortgezet) speciaal onderwijs)

    € 24,57

  • 2. Het bedrag per school bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling prestatiebox primair onderwijs is voor de laatste 7 maanden van het schooljaar 2011–2012 voor basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs € 1.133 en voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs € 1.980.

B

Aan artikel 44 wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:

  • 5. De bekostigingsbedragen voor de prestatiebox primair onderwijs, bedoeld in artikel 39a, voor de laatste 7 maanden van het schooljaar 2011–2012 worden in maart 2012 uitbetaald.

Artikel 8. Bedragen schooljaar 2012–2013

  • 1. Het bedrag per leerling bedoeld in artikel 3, eerste lid, is voor het in de eerste kolom genoemde doel en artikel voor de eerste 5 maanden van het schooljaar 2012–2013 het bedrag genoemd in de tweede kolom.

    Artikel

    bedrag per leerling

    2, eerste lid (opbrengstgericht werken basisonderwijs)

    € 19,55

    2, eerste lid (professionalisering leraren basisonderwijs)

    € 10,20

    2, tweede lid (taal en rekenen,toetsen (voortgezet) speciaal onderwijs)

    € 13,79

    2, tweede lid (professionalisering leraren (voortgezet) speciaal onderwijs)

    € 28,84

    2, derde lid (cultuureducatieve activiteiten)

    € 4,55

  • 2. Het bedrag per school bedoeld in artikel 3, eerste lid, is voor de eerste 5 maanden van het schooljaar 2012–2013 voor basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs € 809 en voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs € 1.415.

  • 3. De bekostigingsbedragen voor de eerste 5 maanden van het schooljaar 2012–2013 worden in maart 2012 uitbetaald.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling prestatiebox primair onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.

TOELICHTING

Algemeen

Afspraken tussen de PO-raad en de minister van OCW

Voor deze kabinetsperiode is er sprake van een specifiek stimuleringsbeleid gericht op een beperkt aantal prioriteiten. Deze beleidsprioriteiten zijn uitgewerkt in de actieplannen Basis voor Presteren en Leraar 2020 – een krachtig beroep!, en voor het (voortgezet) speciaal onderwijs in het wetsvoorstel Kwaliteit (voortgezet) speciaal onderwijs1. Voor de komende periode is de belangrijkste ambitie de kwaliteit van het primair onderwijs te verbeteren. Daarvoor moeten de prestaties van de leerlingen over de hele linie omhoog. Om dit te bereiken zijn in het bestuursakkoord met de PO-raad voor het basisonderwijs prestatieafspraken gemaakt. Voor het (voortgezet) speciaal onderwijs zijn aanvullende afspraken gemaakt met de PO-raad en de VO-raad.

Uitgangspunt bij de prestatieafspraken is dat schoolbesturen de ruimte hebben om de landelijke prioriteiten te vertalen naar het eigen beleid en dat ze daarbij uitgaan van hun (start)situatie. Dit moet leiden tot een gerichte inzet van de middelen die met deze prestatiebox beschikbaar komen. De afspraken hebben betrekking op de schooljaren 2011–2012 tot en met 2014–2015.

Het bestuursakkoord legt de gezamenlijke ambities voor de sector primair onderwijs voor de komende periode vast, gekoppeld aan meetbare streefdoelen. Daarnaast is in het bestuursakkoord vastgelegd op welke wijze de minister de schoolbesturen faciliteert en randvoorwaarden creëert om de vastgelegde streefdoelen te realiseren.

De regeling heeft een looptijd van vier jaar, met uitzondering van de middelen voor cultuureducatie. Op basis van een in 2013 uit te voeren midterm-review zal worden besloten of de regeling ongewijzigd blijft voor de schooljaren 2013–2014 en 2014–2015 of dat de beschikbaar gestelde middelen niet, niet geheel, of onder striktere voorwaarden worden verstrekt.

In de midterm-review zal voornamelijk worden gekeken naar de voortgang op de streefwaarden. In het bestuursakkoord is vastgelegd wat de gevolgen zijn als de vastgelegde streefdoelen niet worden gerealiseerd. Bij onvoldoende voortgang op de streefwaarden voeren bestuursakkoordpartners overleg over de oorzaken van het gebrek aan voortgang en welke acties nodig zijn om tot verbetering te komen. Dit kan leiden tot aanpassing van het ondersteuningsprogramma (zie hierna) en het bezien of een andere wijze van bekostigen aan de orde is.

(Voortgezet) speciaal onderwijs

Voor het (v)so geldt dat de ambities voor professionalisering voortvloeien uit het Actieplan Leraar 2020 – een krachtig beroep! De ambities voor opbrengstgericht werken zijn gebaseerd op het wetsvoorstel Kwaliteit (voortgezet) speciaal onderwijs.

Cultuureducatie met Kwaliteit

Het kabinet wil kinderen en jongeren op het gebied van cultuur een stevig fundament bieden. Voorwaarden daarvoor zijn een goede verankering van cultuureducatie in het onderwijs en aandacht voor cultuureducatie bij alle culturele instellingen, landelijk en lokaal. Dit beleid is uiteengezet in de brief Meer dan Kwaliteit, een nieuwe visie op cultuurbeleid van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Tweede Kamer.2

Schoolbesturen worden daarom ondersteund bij het geven van invulling aan de kerndoelen van het leergebied kunstzinnige oriëntatie. Het kabinet heeft de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur om een gezamenlijk advies gevraagd over de vormgeving van cultuureducatie door scholen. Op basis van dit advies, dat in juni 2012 zal verschijnen, zal de ondersteuning voor het onderwijs en de culturele instellingen door middel van concrete, inhoudelijke handvatten worden uitgewerkt.

Schoolbesturen ontvangen voor de schooljaren 2012–2013 tot en met 2015–2016 subsidie voor het versterken van de samenhang binnen en de kwaliteit van het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen binnen het leergebied Kunstzinnige oriëntatie. Deze periode is afwijkend van de overige middelen, maar valt samen met de vierjaarlijkse cultuurnota en de vierjaarlijkse subsidiëring van de culturele basisinfrastructuur voor de periode 2013–2016.

In afwijking van de overige middelen vindt bij de middelen voor cultuureducatie in het schooljaar 2012–2013 een nulmeting plaats van de cultuureducatie bij scholen. Vervolgens zal in het schooljaar 2015–2016 een evaluatie van de inzet van de middelen plaatsvinden. Op grond van de algemene informatieplicht voor de ontwikkeling van het beleid van de minister (artikel 173 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 159 van de Wet op de expertisecentra) zal scholen gevraagd worden om de benodigde gegevens voor dit onderzoek. Dit zal gaan in de vorm van een enquêteformulier. In de Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs 2011–2012 is voor het verkrijgen van beleidsinhoudelijke inlichtingen nog een aparte bepaling opgenomen, maar deze bepaling is in het licht van de algemene informatieplicht van scholen in deze regeling niet nodig.

Prestatiebox

Alle schoolbesturen ontvangen middelen via de prestatiebox om invulling te geven aan de prioriteiten voor de komende periode. De middelen worden ambtshalve toegekend. Voor professionalisering is het uitgangspunt dat besturen middelen uit de reguliere lumpsum besteden aan de ambities uit het bestuursakkoord en dat deze inzet wordt versterkt met de extra middelen uit het regeerakkoord. De hoogte van de bekostiging kan per schooltype verschillen. Besturen hebben bestedingsvrijheid bij de inzet van middelen uit de prestatiebox. Het is niet aan de orde dat middelen uit de prestatiebox worden teruggevorderd als blijkt dat ze niet voor de doelen zijn ingezet waarvoor ze beschikbaar zijn gesteld. Wel zijn besturen te allen tijde verplicht aanvullende informatie te verstrekken over hun ambities en doelstellingen, resultaten en daarvoor ingezette middelen. Deze informatie wordt onder andere gegeven in een beknopt verslag in het jaarverslag. Uitgangspunt is dat de extra administratieve lasten voor de scholen beperkt blijven.

Deze regeling is niet van toepassing op Caribisch Nederland.

Monitoring en verantwoording

De monitor is gericht op de mate waarin de gezamenlijke ambities en streefdoelen op sectorniveau uit het bestuursakkoord worden gerealiseerd. Uitgangspunt bij de monitor is een minimum aan extra administratieve lasten voor schoolbesturen en scholen. De monitoring van de voortgang op de vastgelegde streefdoelen vindt zo veel mogelijk plaats op basis van bestaande gegevens (onder meer via Inspectie en DUO), zodat er op die onderdelen geen extra verantwoordingslasten voor schoolbesturen ontstaan. Deze informatie komt jaarlijks automatisch voor de minister beschikbaar.

Waar nodig worden op basis van representatieve steekproeven gegevens verzameld. OCW en de PO-raad voeren aan de hand van monitorgegevens en bevindingen van zowel schoolbesturen, inspectie als de uitvoeringsorganisatie ‘School aan zet’ regelmatig overleg over de voortgang bij de realisatie van de ambities en maken zo nodig afspraken over acties die nodig zijn om op koers te blijven. Bij voldoende realisatie van de doelen is het mogelijk om aan het einde van de looptijd van het bestuursakkoord (bepaalde) middelen vanuit de prestatiebox over te hevelen naar de reguliere lumpsum.

OCW zal in 2013 een extern bureau een midterm-review laten uitvoeren. Het bureau maakt daarbij gebruik van bovengenoemde rapportages en zal zo nodig aanvullende informatie opvragen bij de scholen. Tevens zal het bureau adviseren over hoe in de schooljaren 2013–2014 en 2014–2015 verder te gaan met de sturing op de doelen uit de actieplannen.

Aanvullend op de reguliere jaarverantwoording zal OCW een aantal aspecten van de kwaliteit van cultuureducatie monitoren, zoals de koppeling van cultuureducatie met de visie op onderwijs, de samenhang binnen het lesprogramma, de toerusting van docenten en de evaluatie van het lesprogramma cultuureducatie. Op basis van het advies van de Onderwijsraad en de Raad voor Cultuur zal de monitoring zijn definitieve vorm krijgen. OCW zal in het schooljaar 2012–2013 een nulmeting en in schooljaar 2015–2016 een evaluatie laten uitvoeren.

Besturen verantwoorden zich, passend bij de beleidscyclus zoals vastgelegd in de Code Goed Bestuur Primair Onderwijs , in het jaarverslag over de inzet van deze middelen, voor welke vooraf geformuleerde doelen deze zijn ingezet en wat hiervan de resultaten zijn.

Ondersteuning van de scholen (Programma ‘School aan Zet’)

Aan het stimuleringsbeleid via de prestatiebox is een vraaggestuurde ondersteuningsstructuur gekoppeld om de doelstellingen te realiseren. Besturen en hun scholen kunnen immers het beste zelf bepalen welke ondersteuning en expertise zij nodig hebben om hun ambities te realiseren. Dit vraagt wel om een investering in de versterking van de vraagarticulatie aan de kant van schoolbesturen enerzijds en in de transparantie en kwaliteit van het ondersteuningsaanbod anderzijds. Hiertoe wordt op alle in het bestuursakkoord opgenomen gezamenlijke ambities een samenhangend ondersteuningsaanbod gerealiseerd. Schoolbesturen en hun scholen kunnen hiervan gebruikmaken. Het eindbeeld is dat schoolbesturen op basis van eigen ambities en verbeterwensen een krachtige vragende partij zijn op een goed functionerende markt voor advies en scholing. De ondersteuning is daarom vooral gericht op intermediaire diensten (geen marktverstoring) met een focus op versterking van de vraagarticulatie, transparantie van het aanbod, het leren van elkaar onder besturen en scholen en beschikbaar stellen van informatie over wat werkt. Voor ondersteuning en vraagarticulatie kunnen besturen de middelen uit de prestatiebox inzetten.

In het kader van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit zal OCW concrete handvatten laten ontwikkelen die schoolbesturen ondersteunen bij het invulling geven aan de kerndoelen van het leergebied kunstzinnige oriëntatie. Ook geeft OCW in dit kader het Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst en het Fonds voor Cultuurparticipatie de opdracht tot het ontwikkelen van flankerend beleid en dit af te stemmen met ‘School aan zet’. Met gemeenten en provincies wordt (juni 2012) een bestuurlijke afspraak gemaakt waarmee zij zullen worden uitgenodigd om programma’s op te stellen die op lokaal niveau scholen en culturele instellingen ondersteunen bij het geven van een kwaliteitsimpuls aan cultuureducatie.

Beschikbare middelen

In de onderstaande tabel staan de bedragen vermeld die meerjarig in de begroting van OCW beschikbaar zijn voor de bestuurlijke afspraken en streefdoelen zoals vermeld in artikel 2 van de regeling. De bedragen zijn reserveringen en onder voorbehoud van goedkeuring van de begroting.

 

2012

2013

2014

2015

Taal en rekenen

36,1

36,8

25,1

25,1

Wetenschap en techniek

6,7

6,7

6,7

6,7

Hoogbegaafden

11,7

17,5

17,5

17,5

Toetsen (lovs)

18,0

18,0

20,0

20,0

Professionalisering

42,0

70,1

70,1

70,1

Cultuureducatie

18,0

18,0

18,0

18,0

TOTAAL

132,5

167,1

157,4

157,4

De bedragen per leerling en per school zullen jaarlijks worden vastgesteld in de Regeling bekostiging personeel PO. Hierin zal ook de wijze van betalen worden geregeld.

Gevolgen voor de Administratieve lasten

Bij de voorbereiding van deze regeling is nagegaan of sprake is van administratieve lasten voor instellingen, bedrijfsleven of burgers. OCW heeft deze gevolgen in kaart gebracht met behulp van het standaardkostenmodel (SKM) voor de administratieve lasten. Artikel 4 verplicht scholen bijzondere gegevens te verstrekken over de inzet van de middelen die op grond van deze regeling worden verstrekt en de wijze waarop deze middelen hebben bijgedragen tot het beoogde doel. De gegevens worden vervat in een beknopt verslag dat als afzonderlijke bijlage tegelijkertijd met het jaarverslag van het kalenderjaar waarin de middelen zijn ontvangen of besteed, wordt ingeleverd.

Het bevoegd gezag maakt één verslag waarin per doelstelling de activiteiten van alle scholen waarvan hij het bevoegd gezag is, zijn opgenomen. Er wordt dus geen verslag per school opgesteld.

Dit verslag hoeft niet door de accountant te worden gecontroleerd. Als dat eenvoudiger is, kunnen de bedragen door middel van een schattende calculatie buiten de administratie om worden bepaald. Het is immers beleidsinformatie, geen administratieve verantwoording waarop ook wordt afgerekend. De inschatting van de tijd voor het opnemen van de besteding ten behoeve van deze regeling, is 5 uur per schoolbestuur op jaarbasis. Vanuit het bestuursakkoord worden administratieve lasten voor schoolbesturen veroorzaakt doordat schoolbesturen mogelijk benaderd worden om mee te werken aan onderzoek ten behoeve van de midterm review of de eindevaluatie. Deze laatste lasten worden niet veroorzaakt door onderhavige regeling. De regeling Bestemmingsbox wordt ingetrokken. Hierin was op dezelfde wijze geregeld dat schoolbesturen informatie verstrekken aan het Ministerie van OCW. Er is daarom per saldo geen toename van de administratieve lasten.

Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

Deze regeling is op uitvoerbaarheid getoetst door de Dienst Uitvoering Onderwijs en als uitvoerbaar beoordeeld. Daarnaast is de regeling door de interne Audit Dienst op handhaafbaarheid bezien. Conclusie is dat de regeling scholen bestedingsvrijheid geeft en dat daarmee alleen getoetst kan worden of de middelen zijn besteed aan de activiteiten waarvoor de school bekostigd wordt.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gebruikt. De meeste begrippen komen overeen met de begripsbepalingen in de Wet op het primair onderwijs of de Wet op de expertisecentra.

Onder het begrip school worden in deze regeling de scholen in het primair en speciaal onderwijs verstaan die bijzondere bekostiging en subsidie ontvangen. Dit betreffen de volgende scholen: basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.

De actieplannen Basis voor Presteren en Leraar 2020 – een krachtig beroep!en het programma Cultuureducatie met Kwaliteit vormen de beleidsdoelen voor de middelen die met deze regeling worden verstrekt. Die plannen zijn met de Tweede Kamer besproken en de actieplannen vormen de basis voor het bestuursakkoord met de PO Raad waarin concrete afspraken over die beleidsdoelen zijn gemaakt.

Artikel 2

Met deze regeling worden middelen aan scholen verstrekt voor meerdere doelen tegelijk. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen de middelen die aan basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs worden verstrekt en de middelen die aan scholen in het (voortgezet) speciaal onderwijs worden verstrekt. Voor de basisscholen (en speciale scholen voor basisonderwijs) heeft de verstrekking van de middelen tot doel dat de afspraken die gemaakt zijn in het Bestuursakkoord ten aanzien van opbrengstgericht werken en de professionalisering van leraren en schoolleiders worden gerealiseerd.

Voor de scholen in het speciaal onderwijs heeft de verstrekking van de middelen tot doel het realiseren van extra activiteiten op een paar terreinen. De extra middelen worden per schooljaar door de minister verstrekt voor de schooljaren 2011–2012 tot en met 2014–2015. Halverwege deze periode zal een evaluatie plaatsvinden over de inzet van de middelen en de realisatie van de gestelde doelen.

Voor de schooljaren 2012–2013 tot en met 2015–2016 zullen de middelen voor alle scholen worden aangevuld met middelen voor activiteiten op het terrein van cultuureducatie. Deze middelen worden in het schooljaar 2011–2012 nog via de Regeling versterking cultuureducatie in het primair onderwijs 2011–2012 verstrekt, maar die regeling vervalt na dat schooljaar en de middelen worden met een aangepaste doelstelling toegevoegd aan de onderhavige Regeling prestatiebox primair onderwijs.

De middelen ten aanzien van cultuureducatie worden overigens met subsidie aangeduid omdat deze verstrekt worden op grond van de Wet overige OCW-subsidies, in tegenstelling tot de overige middelen die als bijzondere bekostiging rechtstreeks op de onderwijswetten berusten.

Artikel 3

Het bedrag dat een school per schooljaar ontvangt wordt met uitzondering van de activiteiten ten aanzien van de professionalisering van schoolleiders berekend aan de hand van het aantal leerlingen van een school. Voor de activiteiten in het kader van opbrengstgericht werken en professionalisering van leraren wordt een bedrag per leerling vastgesteld en voor de professionalisering van schoolleiders wordt een bedrag per school vastgesteld. De basisscholen (en scholen voor speciaal basisonderwijs) ontvangen hierbij voor meer activiteiten middelen dan de scholen in het (voortgezet) speciaal onderwijs.

Artikel 4

De verstrekking van de middelen heeft tot doel de activiteiten uit artikel 2 uit te voeren. De school kan zelf bepalen aan welke activiteiten de middelen worden uitgegeven.

Hierbij wordt gewezen op de Regeling OCW-subsidies die van toepassing is op de verstrekking van bijzondere bekostiging op grond van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en de verstrekking van subsidie op grond van de Wet overige OCW-subsidies. Los van enkele verplichtingen die daarmee van toepassing zijn op de scholen, geldt op grond van artikel 13, eerste lid, dat de scholen de ontvangen middelen verantwoorden in de reguliere jaarverslaggeving van de school. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening bevat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de op grond van deze regeling verstrekte middelen.

Artikel 5

Dit artikel is rechtstreeks overgenomen uit de Regeling bestemmingsbox en was reeds van toepassing op de bijzondere bekostiging die op grond van de Regeling bijzondere bekostiging taal, rekenen en opbrengstgericht werken en aanvullende bekostiging voor de bestrijding van onderwijsachterstanden werd verstrekt. Dit artikel verplicht scholen bijzondere gegevens te verstrekken over de inzet van de middelen die op grond van deze regeling worden verstrekt en de wijze waarop deze middelen hebben bijgedragen tot het beoogde doel. De gegevens worden vervat in een beknopt verslag dat als afzonderlijke bijlage gaat bij het jaarverslag van het kalenderjaar waarin de middelen zijn ontvangen of besteed.

Het bevoegd gezag maakt één verslag waarin per doel de activiteiten van alle scholen waarvan hij het bevoegd gezag is, zijn opgenomen. Er wordt dus geen verslag per school opgesteld.

De op te nemen doelen in het verslag betreffen opbrengstgericht werken, professionalisering van leraren en schoolleiders, versterking en samenhang binnen en kwaliteit van cultuureducatie, en specifiek voor scholen in het speciaal onderwijs activiteiten op het terrein van taal en rekenen en toetsen in relatie tot de voortgangsregistratie. Bij de beschrijving van de activiteiten ter realisatie van de doelen waarover in het bestuursakkoord afspraken zijn gemaakt, gaat het bevoegd gezag in op de realisatie van de concrete afspraken in het bestuursakkoord ten aanzien van het desbetreffende doel.

De verplichting tot het opstellen van een beknopt verslag over de wijze waarop de verstrekte middelen hebben bijgedragen tot het beoogde doel is tevens van toepassing – net als in de Regeling bestemmingsbox – op verstrekte aanvullende bekostiging voor de bestrijding van onderwijsachterstanden. Deze verplichting geldt voor de schooljaren 2011–2012 tot en met 2014–2015.

Artikel 6

De Regeling bestemmingsbox en de Regeling bijzondere bekostiging taal, rekenen en opbrengstgericht werken worden ingetrokken. Beide regelingen zijn materieel opgenomen in deze regeling. De Regeling bestemmingsbox zag op de verstrekking van bijzondere gegevens en deze verplichting is nu opgenomen in artikel 6. De bijzondere bekostiging op grond van de Regeling bijzondere bekostiging taal, rekenen en opbrengstgericht werken valt nu onder artikel 2, eerste lid, van deze regeling en maakt onderdeel uit van de afspraken ten aanzien van opbrengstgericht werken in het bestuursakkoord. De middelen ten behoeve van de ingetrokken regeling zijn dus toegevoegd aan het totaal dat op grond van deze regeling wordt verstrekt.

Voor het schooljaar 2011–2012 is reeds op grond van de Regeling bijzondere bekostiging taal, rekenen en opbrengstgericht werken bijzondere bekostiging verstrekt. Deze bijzondere bekostiging moet nu worden geacht te zijn verstrekt op grond van deze nieuwe regeling. De verplichtingen en verantwoording zijn voor het bevoegd gezag gelijk.

Artikelen 7 en 8

Om de scholen de gelegenheid te geven een goede start te maken met de uitvoering van activiteiten genoemd in artikel 2 worden de beschikbare gelden voor de laatste 7 maanden van het schooljaar 2011–2012 en de eerste 5 maanden van het schooljaar 2012–2013 gebundeld in maart 2012 uitbetaald.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.


X Noot
1

Kamerstukken II 2010/11 32 812.

X Noot
2

Kamerstukken II 2010/11 32 820, nr. 1.

Naar boven