Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Staatscourant 2012, 16621 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Staatscourant 2012, 16621 | beleidsregel |
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
Gelet op artikel 6 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;1
Gelet op artikel 4.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;2
Besluit:
Voor subsidieverlening op grond van artikel 4.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 met het oog op de financiering van activiteiten ter bevordering van de Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten inclusief hiv/aids gelden de als bijlage bij dit besluit gevoegde beleidsregels.
Voor subsidieverlening in het kader SRGR Fonds ten behoeve van activiteiten, bedoeld in artikel 4.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006, geldt voor activiteiten in de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 een subsidieplafond van € 125 miljoen.
1. Aanvragen voor een subsidie in het kader van het SRGR Fonds worden ingediend aan de hand van het daartoe door de Staatssecretaris vastgestelde aanvraagformulier en voorzien van de op het aanvraagformulier gevraagde bescheiden.3
2. Aanvragen voor een subsidie in het kader van het SRGR Fonds voor activiteiten, bedoeld in artikel 4.8 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006, worden ingediend vanaf het moment van inwerkingtreding van dit besluit tot en met 12 oktober 2012.
De verdeling van het subsidieplafond vindt plaats op grond van een beoordeling overeenkomstig de maatstaven die in de bijlage bij dit besluit zijn neergelegd, met dien verstande dat uitsluitend aanvragen die voldoen aan de maatstaven voor subsidieverlening in aanmerking kunnen komen, met inachtneming van de kwaliteit van de desbetreffende aanvragen en binnen het raam van een evenwichtige spreiding als bedoeld in artikel 8, derde lid, sub d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Dit besluit zal met de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, namens deze: de Directeur Generaal Internationale Samenwerking R. Swartbol.
Sinds de Cairo conferentie van 1994 (ICPD) en de afspraken in VN-verband over het bereiken van de acht Millenniumdoelen (2000–2015), is wereldwijd veel vooruitgang geboekt op het terrein van Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) inclusief hiv/aids, maar dit is nog altijd niet voldoende. Jaarlijks sterven nog steeds 287.000 vrouwen en meisjes in en rondom het kraambed, houden miljoenen vrouwen blijvend letsel over aan hun zwangerschap en bevalling, hebben ruim 220 miljoen vrouwen geen toegang tot betrouwbare voorbehoedmiddelen en worden 2,5 miljoen mensen, waarvan 22% meisjes onder de 24, besmet met het hiv/aids virus. Ook raken jaarlijks 16 miljoen meisjes op zeer jonge leeftijd en vaak ongewenst zwanger. Er is dus nog veel werk te verrichten. Nederland wordt op dit terrein erkend als richtinggevend met name omdat het activiteiten steunt die in veel landen en ook internationaal politiek en sociaal/cultureel gevoelig liggen.
Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten inclusief hiv/aids (hieronder verder afgekort als SRGR), is één van de prioriteiten van het Nederlandse ontwikkelingsbeleid. Dit is nog eens bevestigd in een recente beleidsbrief van de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 7 mei 20121, waarin een aantal intenties is geformuleerd over het beleid ten aanzien van SRGR. De beleidsnotitie ‘Keuzes en Kansen, hiv/aids en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten in het buitenlands beleid’2, vormt in grote lijnen nog steeds de basis van het Nederlandse beleid. In de jaren daarop zijn in de Basisbrief Ontwikkelingssamenwerking van 26 november 20103, in de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking van 18 maart 20114 en in de Kamerbrief van 18 april 2011 (AMBA-12/2011)5 de beleidsprioriteiten voor ontwikkelingssamenwerking en de samenhang tussen seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en hiv/aids verder toegelicht.
Nederland wil een substantiële bijdrage leveren aan millenniumdoelen 5 en 6, in het bijzonder aan:
– een verdere verlaging van moedersterfte (doel is 75% verlaging tussen 1990 en 2015);
– universele toegang tot reproductieve gezondheid;
– een halt toeroepen aan de verspreiding van hiv (doel is 50% verlaging van hiv-infecties onder jongeren tussen 2011 en 2015 en universele toegang tot aids-remmers).
Nederland zal deze intenties uitvoeren door partnerschappen aan te gaan met nationale overheden in partnerlanden, met internationale en maatschappelijke organisaties, onderzoeksinstellingen en bedrijven om kosteneffectieve, levensreddende interventies mogelijk te maken en om seksuele en reproductieve rechten te verbeteren.
Voor u ligt het Subsidiebeleidskader SRGR Fonds voor de periode 2013-2015. In dit beleidskader worden in hoofdstuk 2 allereerst de beleidsuitgangspunten geschetst die de basis vormen voor het SRGR Fonds. De uitgangspunten zijn vertaald in voorwaarden die gelden om voor subsidieverlening in het kader van het SRGR Fonds in aanmerking te kunnen komen: de drempelcriteria. Vervolgens zijn op basis van de beleidsuitgangspunten beoordelingscriteria opgesteld. De beoordelingscriteria vormen de basis voor de beoordeling van de subsidieaanvragen die aan de drempelcriteria voldoen.
Voordat deze criteria uiteen worden gezet in hoofdstuk 4, beschrijft dit Subsidiekader in hoofdstuk 3 hoe de beoordelingsprocedure van subsidieaanvragen zal verlopen. De beoordeling gebeurt in twee achtereenvolgende fasen, steeds aan de hand van toetsen die de verschillende beoordelingscriteria bevatten.
De eerste beoordelingsfase bestaat uit een toets op de drempelcriteria. De vervolgfase bestaat uit de beoordeling van de kwaliteit van het programma door middel van een programmatoets en uit een organisatietoets aan de hand waarvan een oordeel wordt gevormd over de kwaliteit en doelmatigheid van de aanvragende organisatie. Deze criteria komen in hoofdstuk 4 aan bod.
Tussen 2009 en 2011 hebben de Minister en de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken diverse fondsen in het leven geroepen voor subsidiëring van activiteiten op het gebied van SRGR: het fonds Keuzes en Kansen, MFSII (ook voor andere thema’s), het fonds voor Product Development Partnerships, het Opstap Fonds, het Key Populations Fonds en het NGO Coördinatie Fonds.
Voorts ontwikkelt de Staatssecretaris in het kader van het Topsectorenbeleid voor Life Sciences en Health momenteel een stimuleringsfonds om Nederlandse bedrijven en Kennisinstituten te ondersteunen bij het ontwikkelen van kansrijke business cases op het terrein van SRGR en armoede gerelateerde ziekten. Ook is overleg gaande tussen de Staatssecretaris en andere bilaterale donoren om een gezamenlijk ondersteuningsmechanisme op te zetten voor internationale maatschappelijke organisaties werkzaam op het terrein van pleitbezorging voor SRGR, evenals een fonds om beleid en kennis nader tot elkaar te brengen (kennisplatform SRGR).
In aanvulling hierop en ter uitvoering van het beleid zoals geformuleerd in de beleidsbrief van 7 mei 2012, biedt het SRGR Fonds de mogelijkheid voor (inter)nationale maatschappelijke organisaties en onderzoeksinstituten, om samen met internationale instellingen zoals de VN en de private sector nieuwe voorstellen voor subsidiëring in te dienen.
De doelstellingen van het SRGR fonds komen overeen met de vier resultaatgebieden uit de Kamerbrief:
1. jongeren hebben meer kennis en zijn zo in staat gezondere keuzes te maken over hun seksualiteit;
2. een groeiend aantal mensen krijgt toegang tot aidsremmers, voorbehoedmiddelen en andere levensreddende middelen voor een goede seksuele gezondheid;
3. publieke en private klinieken bieden betere seksuele en reproductieve zorg inclusief veilige abortus aan, waar een toenemend aantal mensen gebruik van maakt;
4. meer respect voor seksuele en reproductieve rechten van groepen aan wie deze rechten worden onthouden.
In de Kamerbrief wordt voorgenomen beleidsinzet nader beschreven.
Het nieuwe fonds onderscheidt zich van eerdere fondsen doordat het vooral programma’s wil financieren gericht op onderdelen van het beleid waaraan in eerdere subsidierondes minder of onvoldoende aandacht is gegeven, zoals: (a) een geïntegreerde aanpak van SRGR en hiv/aids, (b) seksuele en reproductieve rechten van adolescenten en jongeren en (c) toegang tot middelen in nauwe samenhang met dienstverlening, obstakels aan de vraagzijde en omgevingsfactoren6. Het grootste deel van het Fonds is bestemd voor programma’s die de resultaatgebieden in hun onderlinge samenhang benaderen, waarbij voor de uitvoering allianties gevormd moeten worden. Verwacht wordt dat juist allianties meerwaarde kunnen geven aan de uit te voeren geïntegreerde programma’s.
Ook geeft het Fonds ruimte voor het indienen van voorstellen die gericht zijn op specifieke subthema’s van SRGR.
Een klein deel van het Fonds biedt de mogelijkheid voor het indienen van innovatieve ideeën op het terrein van SRGR, die vooralsnog niet getoetst zijn op haalbaarheid en/of impact. Gedacht zou kunnen worden aan experimentele benaderingen voor verandering van seksueel gedrag en het doorbreken van taboes.
Binnen het SRGR fonds worden drie loketten voor financiering geboden.
A. Loket A biedt ruimte aan geïntegreerde programma’s in meerdere landen. Voorstellen voor dit loket dienen minimaal twee van de vier hierboven genoemde resultaatgebieden te bestrijken. Alle voorstellen dienen expliciet aandacht te besteden aan de belangen en behoeften van jongeren.
B. Loket B is bedoeld voor financiering van activiteiten die zich richten op specifieke subthema’s:
1. Bevorderen van kwaliteit, en vergroten van capaciteit van professionele begeleiding bij zwangerschap, bevallen en abortus.
2. Verbeterde comprehensive sexuality education via het formele onderwijssysteem en daarbuiten met behulp van traditionele en/of moderne kanalen zoals sociale media en m- en e-learning.
3. Adresseren van gender- en sociaal-culturele aspecten van SRGR, met bijzondere aandacht voor de rol van jongens en mannen.
4. Verbeterde capaciteit en coördinatie voor de behandeling en preventie van blijvend letsel na bevalling, met name fistels.
C. Loket C is bedoeld om enkele innovatieve activiteiten te financieren. Het gaat hierbij om experimentele activiteiten op het brede terrein van SRGR, maar wel binnen de grenzen van de vier onder 2.1 genoemde resultaatgebieden.
Voor het aanvragen van subsidies komen nationale en internationale maatschappelijke organisaties en onderzoeksinstituten zonder winstoogmerk en met rechtspersoonlijkheid in aanmerking. VN organisaties of bedrijven met winstoogmerk kunnen zelf geen subsidie aanvraag indienen, maar wel meedoen als partner in een alliantie. Iedere organisatie of alliantie kan per loket maximaal 1 voorstel indienen.
Minimaal 50% van de aangevraagde middelen moet bestemd zijn voor activiteiten in de door Nederland geselecteerde partnerlanden, te weten Afghanistan, Bangladesh, Benin, Burundi, Ethiopië, Ghana, Indonesië, Jemen, Kenia, Mali, Mozambique, Oeganda, Palestijnse Gebieden, Rwanda, Zuid-Soedan.
Organisaties die een subsidie aanvragen in het kader van het SRGR Fonds moeten aan bepaalde criteria voldoen om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Er zijn drie soorten criteria:
1. Drempelcriteria: criteria waaraan elke aanvraag zonder meer moet voldoen. Indien een aanvraag niet voldoet aan één of meerdere drempelcriteria, wordt de aanvraag afgewezen.
2. Criteria met betrekking tot de kwaliteit van het programmavoorstel (programmatoets, P-toets).
3. Criteria met betrekking tot de kwaliteit van de aanvragende organisatie (organisatietoets, O-toets).
Nadere uitwerking van deze criteria is opgenomen in hoofdstuk 4.
De bepalingen van de Algemene Wet Bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen en de uiteindelijke subsidieverstrekking. De aanvragen zullen worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving en overeenkomstig de maatstaven die in deze beleidsregels zijn neergelegd. Daarnaast zijn de beleidsregels van toepassing zoals vastgesteld in het Standaardkader Ontwikkelingssamenwerking7. Indien de beleidsregels voor het SRGR Fonds afwijken van het Standaardkader Ontwikkelingssamenwerking hebben de beleidsregels voor het SRGR Fonds voorrang.
De beoordeling van de aanvragen voor subsidiëring van activiteiten en de toekenning en verdeling van de daarvoor beschikbare middelen vindt plaats via een tender: van alle aanvragen wordt de kwaliteit beoordeeld volgens dezelfde criteria. Uitsluitend aanvragen die voldoen aan de maatstaven van deze beleidsregels kunnen voor toekenning in aanmerking komen. De mate waarin de aanvragen worden gehonoreerd is gerelateerd aan de kwaliteit van de programmavoorstellen van de desbetreffende aanvragen. Besluitvorming over de subsidieaanvragen door de Staatssecretaris vindt plaats uiterlijk op 16 november 2011.
De beoordeling van de aanvragen voor het SRGR Fonds zal getrapt plaatsvinden.
De 1e fase bestaat uit een controle op de drempelcriteria. Voor de 2e fase worden alleen de programmavoorstellen bekeken van aanvragen die voldoen aan de drempelcriteria. De indieners van programma’s die de programmatoets met een voldoende resultaat hebben afgesloten, zullen in een 3e fase aan een organisatietoets worden onderworpen. Daartoe zal het Ministerie, na afsluiting van de programmatoets, de benodigde informatie opvragen.
De drempelcriteria zijn criteria waaraan aanvragen voor het SRGR Fonds subsidie zonder meer moeten voldoen. Er worden geen punten toegekend; bij het niet voldoen aan één of meerdere criteria volgt een afwijzing en wordt de aanvraag niet verder beoordeeld.
In fase 2 wordt de kwaliteit van het programmavoorstel beoordeeld. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen criteria gerelateerd aan de beleidsrelevantie van het voorstel en de technische/methodologische kwaliteit.
Om voor een subsidie in het kader van het SRGR Fonds in aanmerking te kunnen komen zal een toetsing van beide componenten met een voldoende resultaat moeten zijn afgesloten.
De toets in fase 3 omvat een beoordeling van de kwaliteit van de organisatie aan de hand van een organisatietoets. Organisaties die in het kader van de beoordeling van een aanvraag om subsidie op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 niet eerder dan vier jaar voor inwerkingtreding van deze beleidsregels reeds een organisatietoets of een zogenaamde COCA-toets8 (Checklist for Organisational Capacity Assessment) met een voldoende resultaat hebben doorlopen worden voor de toepassing van deze beleidsregels geacht de organisatietoets met een voldoende resultaat te hebben afgesloten. Het voorgaande lijdt uitzondering indien feiten en omstandigheden sindsdien zodanig zijn gewijzigd dat de resultaten van de organisatie- of COCA-toets geheel of gedeeltelijk achterhaald zijn. Aanvragers zijn verplicht daarvan melding te doen. Aanvragers zonder recente en relevante organisatie- of COCA-toets die de programmatoets in fase 2 met een voldoende resultaat hebben afgesloten, zullen met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht door de Staatssecretaris in de gelegenheid worden gesteld hun aanvraag aan te vullen met de voor de organisatietoets vereiste gegevens.
De organisatietoets dient met een voldoende resultaat te zijn afgesloten, maar speelt overigens geen rol bij de verdeling van de beschikbare middelen.
Selectie van de voorstellen vindt plaats op basis van kwaliteit van het programmavoorstel, waarbij rekening gehouden wordt met een adequate spreiding over subthema’s en regio’s. Voor loket B komen alle thema’s aan bod, tenzij de kwaliteit van de voorstellen dat niet toelaat.
Als de beschikbare middelen niet toereikend zijn om alle aanvragen die geselecteerd zijn volledig te honoreren, kan er een korting plaats vinden waarbij rekening wordt gehouden met de kwaliteit van de verschillende voorstellen.
Indien de kwaliteit van de aanvragen die betrekking hebben op eenzelfde loket als onvoldoende wordt beoordeeld volgens de in dit beleidskader neergelegde maatstaven om het daarvoor beschikbare deelplafond geheel uit te putten, vindt verdeling van de resterende subsidiegelden plaats over de aanvragen die zijn geselecteerd voor subsidie bij de overige loketten voor zover zij wel in voldoende mate aan de criteria voldoen.
Het subsidieplafond voor het SRGR Fonds bedraagt € 125 miljoen dat als volgt over de afzonderlijke thema’s is verdeeld:
Loket A |
€ 90 miljoen |
Loket B |
€ 30 miljoen |
Loket C |
€ 5 miljoen |
Het subsidieplafond is van toepassing onder voorbehoud dat de begrotingswetgever voldoende middelen ter beschikking stelt.
Aanvragen voor een subsidie in het kader van het SRGR Fonds worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door de Staatssecretaris vastgestelde en ter beschikking gestelde aanvraagstramien9. Aanvragen dienen compleet en zonder voorbehoud te worden ingediend, rechtsgeldig ondertekend, in vijfvoud op papier en op een elektronische drager. Tevens moeten bij de aanvraag stukken worden ingediend die staan vermeld onder 3.5 (deze kunnen in tweevoud worden opgestuurd). Op de enveloppe moet duidelijk worden aangegeven voor welk loket het voorstel wordt ingediend. Het is niet mogelijk om een voorlopige aanvraag in te dienen. De aanvraag dient te worden opgesteld in de Nederlandse of Engelse taal.
Aanvragen voor subsidiëring van activiteiten dienen uiterlijk op vrijdag 12 oktober 2012, 16.30 uur (Nederlandse tijd) te zijn ontvangen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken, DHM/MR, Bezuidenhoutseweg 67 te Den Haag.
Mochten er vragen ontstaan naar aanleiding van dit document of andere zaken dan kunt u deze via e-mail indienen, waarna de vragen geanonimiseerd beantwoord worden, door middel van publicatie via internet. Vragen kunnen ingediend worden per e-mail op het adres: dso-tender@minbuza.nl. De antwoorden worden wekelijks bijgewerkt op internet.
Verder zal begin september een consultatiebijeenkomst worden gehouden. Informatie over tijd en plaats zal op de website worden gepubliceerd.
1. Oprichtingsakten en statuten van de aanvragende organisaties en organisaties die deel uitmaken van het samenwerkingsverband.
2. Overzicht van de contactgegevens van de indieners en mede-indieners (gegevens directeur(en) en contactpersonen, adres, telefoon- en faxnummer).
3. In geval van een alliantie (zie hoofdstuk 4), een door de betrokken organisaties getekende samenwerkingsovereenkomst conform het Standaardsubsidiekader van OS.
4. Organisatieschema van het samenwerkingsverband voor zover van toepassing.
5. Het laatst goedgekeurde/vastgestelde jaarverslag van de aanvragende organisaties.
6. De laatst goedgekeurde/vastgestelde jaarrekening van de aanvragende organisaties.
7. De laatste accountantsverklaring en management letter (indien aanwezig) van de aanvragende organisaties en organisaties die deel uitmaken van het samenwerkingsverband.
De beoordeling van de aanvragen vindt ambtelijk plaats door een beoordelingscommissie bestaande uit minimaal twee medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en eventueel een externe consultant. De beoordeling geschiedt aan de hand van de voor subsidieverlening door de Staatssecretaris geldende wet- en regelgeving, het Standaardkader OS en dit Subsidiebeleidskader.
De Staatssecretaris zal uiterlijk op 23 november 2012 besluiten over de ingediende aanvragen. Het subsidieverleningstijdvak van een verleende subsidie gaat in met ingang van 1 januari 2013.
Voor de drempelcriteria geldt dat indien een aanvraag niet aan één of meerdere criteria voldoet, deze wordt afgewezen en niet verder beoordeeld. Deze criteria worden hieronder vermeld en indien nodig toegelicht.
Criterium D.1 De aanvrager, of in het geval van een alliantie, de penvoerder, is een Nederlands of internationale maatschappelijke organisatie zonder winstoogmerk en bezit rechtspersoonlijkheid. Dit blijkt uit bijgevoegde statuten van de organisatie.
Criterium D.2 De aanvrager/penvoerder maakt aannemelijk dat vanaf 1 januari 2013 ten minste 25% van de jaarlijkse inkomsten afkomstig is uit bronnen anders dan BZ-bijdragen. De aanvrager onderbouwt de aannemelijkheid hiervan aan de hand van de inkomsten over de periode 2009–2011.
Indien de aanvrager penvoerder is voor een alliantie geldt dit criterium voor de gehele alliantie. Dat wil zeggen dat indien één van de deelnemende organisaties minder dan 25% van de jaarlijkse inkomsten uit andere dan BZ bijdragen verwerft, dit kan worden gecompenseerd door een andere partij uit de alliantie. Gelden die direct of indirect worden verkregen ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (bijvoorbeeld een subsidie of bijdrage van een Nederlandse ambassade) tellen niet mee bij het bepalen van de omvang van de eigen inkomsten.
Criterium D.3 Wanneer de aanvrager/penvoerder een organisatie binnen de EU betreft, dient het bruto salaris van management en bestuur van de aanvrager/penvoerder aan de DG-norm te voldoen (maximaal EUR 129.500 per jaar, op grond van een 36-urige werkweek). Het bruto salaris van management en bestuur van de aanvrager/penvoerder van buiten de EU en van organisaties binnen de alliantie staat niet later dan met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend in redelijke verhouding tot het niveau van de functie, de geografische ligging en strategische positionering en complexiteit van de organisatie. De aanvrager specificeert de hoogte van de salarissen (inclusief toeslagen) van het management en bestuur.
Criterium D.4 De subsidieaanvraag bedraagt voor loket A minimaal € 20 miljoen en maximaal € 40 miljoen, voor loket B minimaal € 5 miljoen en maximaal € 10 miljoen, voor loket C minimaal € 500.000 en maximaal €1,5 miljoen en heeft betrekking op activiteiten die plaats zullen vinden tussen 1 januari 2013 en 31 december 2015. Bij een kortere looptijd zijn het minimale en het maximale bedrag van de subsidieaanvraag naar rato lager. De minimale looptijd van de activiteit bedraagt 24 maanden. Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.5 Het programma betreft geen initiatieven die proselitisme (mede) beogen. Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.6 Het programma betreft geen commerciële dienstverlening, investeringen of commerciële activiteiten. Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.7 Het programma betreft substantiële, specifieke activiteiten binnen de vier onder 2.1 genoemde resultaatgebieden:
• jongeren hebben meer kennis en zijn zo in staat gezondere keuzes te maken over hun seksualiteit;
• een groeiend aantal mensen krijgt toegang tot aidsremmers, voorbehoedmiddelen en andere levensreddende middelen voor een goede seksuele gezondheid;
• publieke en private klinieken bieden betere seksuele en reproductieve zorg inclusief veilige abortus aan, waar een toenemend aantal mensen gebruik van maakt;
• meer respect voor seksuele en reproductieve rechten van groepen aan wie deze rechten worden onthouden.
Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.8 Minimaal 50% van de aangevraagde middelen moet bestemd zijn voor activiteiten in de door Nederland geselecteerde partnerlanden. Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.9 De aanvraag bevat zowel een monitoringskader dat aansluit bij het monitoringskader voor SRGR van het Ministerie van Buitenlandse Zaken10 als details over planning en inhoud van operationeel onderzoek.
Criterium D.10 Voor aanvragende organisaties onder loket A geldt dat alleen een alliantie van nationale en/of internationale maatschappelijke organisaties, onderzoeksinstituten, VN instellingen en mogelijkerwijs een private onderneming (met of zonder winstoogmerk) voor financiering in aanmerking komt. Het penvoerderschap van de alliantie kan alleen bij een (internationale) maatschappelijke organisatie of onderzoeksinstituut liggen en dient te liggen bij de organisatie met het grootste aandeel in de aanvraag11. Een schriftelijke en door alle participerende partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst moet de medewerking van partijen en de naleving van de gemaakte afspraken waarborgen.
Criterium D.11 Voor aanvragen die worden ingediend onder loket A geldt dat ze betrekking moeten hebben op ten minste twee van de vier onder 2.1 genoemde resultaatgebieden in meerdere landen.
Bij het programmavoorstel wordt de kwaliteit van het programma beoordeeld. Dit gebeurt aan de hand van de volgende criteria:
de mate waarin het programma beleidsmatig relevant is. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de volgende factoren:
1. Ontwikkelingsrelevantie: de mate waarin de activiteiten bijdragen aan de doelen gesteld in de Kamerbrief van 7 mei jl.
2. Relevantie van de gekozen landen: de mate waarin de activiteiten die buiten de door Nederland geselecteerde partnerlanden plaats vinden, zich concentreren in die DAC-landen waar sprake is van hoge moedersterfte, hoge onvervulde behoefte aan voorbehoedmiddelen en/of van een relevante epidemiologische of sociaal-culturele achterstandssituatie voor kwetsbare groepen, jongeren inbegrepen. Deze landenkeuze moet worden toegelicht in de aanvraag.
3. Complementariteit: de mate waarin de activiteiten zijn afgestemd op activiteiten die in het betreffende land worden ondernomen door Nederland of andere donoren (organisaties of landen).
4. Aansluiting: de mate waarin en de wijze waarop de aansluiting bij nationale programma’s en prioriteiten wordt beschreven.
de mate waarin het voorstel (deels) vernieuwend is, in thematische zin, door verbeteringen in de gehanteerde interventiestrategie (verhoging van de effectiviteit van de programma’s) en door efficiencywinst in de uitvoering van de programma’s.
De mate waarin en de wijze waarop kennis wordt opgebouwd middels operationeel onderzoek en de wijze waarop resultaten worden gedocumenteerd en beschikbaar worden gesteld.
1. De wijze waarop en de mate waarin de alliantiepartners toegevoegde waarde van hun samenwerking kunnen aantonen.
2. Waar aangetoonde meerwaarde bestaat, is het een pre als een jongerenorganisatie (waar mogelijk youth-led) deel uit maakt van de alliantie.
Voor aanvragen onder loket A gelden bovendien de volgende criteria:
• De mate waarin samenwerking tussen private en publieke zorg ten aanzien van SRGR wordt verbeterd.
• De mate waarin aangeboden dienstverlening toegankelijk, betaalbaar en acceptabel is voor potentiële cliënten waaronder jongeren, allerarmsten, key populations 12 en andere kwetsbare groepen in de geselecteerde landen.
• De mate waarin SRGR en hiv/aids in beleid, uitvoering en budgettering van de gezondheidszorg worden geïntegreerd.
• De mate waarin het voorstel specifieke SRGR elementen voor jongeren omvat.
• De wijze waarop en de mate waarin aandacht wordt besteed aan gender- en sociaal-culturele aspecten die dienstverlening en het gebruik van voorbehoedmiddelen beïnvloeden.
Voor aanvragen onder loket C gelden bovendien de volgende criteria:
• De mate van onderbouwing van het innovatieve karakter van het voorstel.
• De wijze waarop de activiteiten worden gedocumenteerd en gemonitord om effect en/of impact te meten, en de wijze waarop de ‘lessons learned’ en resultaten worden gedeeld.
Ten aanzien van de technische kwaliteit van de programma’s, worden de onderstaande criteria betrokken in de beoordeling:
de mate waarin het voorstel, in het bijzonder de probleemstelling en doelstelling, is afgestemd op de uitkomsten van een analyse van de context.
de mate waarin het programma is uitgewerkt in outcomes, outputs, voorgenomen activiteiten en middelen en zijn voorzien van een helder verband tussen de te bereiken outputs en de daarvoor benodigde middelen.
de mate waarin de outcomes en outputs en middelen Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden zijn uitgewerkt.
de mate waarin sprake is van adequaat risicomanagement, bestaande uit een adequate risicoanalyse en een adequaat systeem voor monitoring en bijsturing, en de mate waarin de middelen zijn gewaarborgd die complementair aan de gevraagde subsidie nodig zijn voor de uitvoering van het programma.
de mate waarin het programma een blijvend effect voor de uiteindelijke doelgroep heeft en bijdraagt aan de institutionele duurzaamheid van de partners en de eigen organisatie van de aanvrager/penvoerder.
Organisation: [Max.150 characters]1
Organisation code: [Max. 10 characters]1
Budget holder code: [Max. 3 characters]1
Full address:
Email/fax
Director:1 |
|
Contact person:1 |
Position:1 |
Activity coordinator / executive officer:1 |
|
Contact person for budget holder of Dutch government:1 |
|
Name: |
Position: |
○ YES |
○ NO |
b. Reasons1
Maximum 250 characters
○ Association/foundation
○ Government body
○ Network/other
○ NGO/foundation
○ UN or World Bank
○ Private sector
Part of: |
Sponsored by: |
Country code
Previous experience of implementing activities sponsored by the Dutch government
Activity code |
Area/Country code |
Period |
---|---|---|
Describe the organisation’s mission.
Maximum 500 characters
How do you rate the organisation’s legitimacy as regards satisfying the needs of the users/target groups and its contribution to structural poverty reduction?1
Maximum 500 characters
Is there a policy or strategy document in which the organisation’s mission is operationalised? Describe the main priorities/goals, sub-goals, instruments and achievements of the strategy in the relevant sector or programme area linked to staff and financial inputs.
Maximum 750 characters
How do you rate the operationalisation of the mission into goals, sub-goals and outputs in relation to the activities proposed for sponsoring (select an option)?
A – Highly Satisfactory
B – Satisfactory
C – Unsatisfactory
D – Highly Unsatisfactory
Give your reasons.
Maximum 500 characters
1. What is the impact of external factors on the functioning of the organisation?
Maximum 500 characters
2. Describe the organisation’s local counterparts (partner organisations) and the nature of the cooperation.
Maximum 500 characters
3. Describe relevant relations and forms of cooperation with other organisations/actors in the sector (national and international).
Maximum 500 characters
4. Describe the public support base of the organisation and its relevance and effectiveness.
Maximum 500 characters
5. Assess how external factors and relations with relevant stakeholders influence, positively or otherwise, the realisation of outputs and contribute to the sustainability of the organisation’s activities.
References
Name |
Contact address |
Reasons |
Name |
Contact address (in full) |
Reasons for and period of cooperation |
---|---|---|
1. Describe examples of objectives achieved by this organisation. Describe how the relevant needs of the users are covered by the services delivered by the organisation.
Maximum 500 characters
2. Assess the sustainable impact of the activities of the organisation on users/target groups (select an option).1
A – Highly Satisfactory
B – Satisfactory
C – Unsatisfactory
D – Highly Unsatisfactory
Give your reasons.
Maximum 500 characters
1. Use an organisation chart to describe the hierarchic structure, the administrative organisation and internal control structure. Specify staff numbers for each division of the organisation chart. Specify the position of the controller within the organisation and specify which part of the organisation will be directly involved with the proposed activity.
Maximum 750 characters
2. Describe how the management style and organisational culture contribute to the performance of the organisation. Specify decision-making and advisory mechanisms (formal and informal) in the organisation.
Maximum 750 characters
3a. Assess the suitability of the organisational structure, leadership style and organisational culture: do these effectively contribute to achieving the organisational goals (are their structure and culture ‘fit for purpose’?)
3b. Reasons1
Maximum 500 characters
1. Describe the staff composition (quantity and qualifications) and its performance in key functions of the organisation, both in the present situation and in relation to its future activities.
Maximum 750 characters
2. Describe other inputs relevant to the achievement of the organisation’s objectives (buildings, support systems, existing methodologies, internal auditing etc.).
Maximum 500 characters
3. Give the following relevant financial information on the organisation:
– equity and reserves / annual staff and overhead budget
– financial ratios (liquidity/solvency)
– share of DGIS income / total income
– main sources of income during the last 3-5 years.
4. Indicate which part(s) of the organisation is/are involved in the activities proposed for financing or cofinancing by the Netherlands.
Maximum 750 characters
1. Describe the internal monitoring, evaluation and quality management systems and how these contribute to good, accountable performance of the organisation. Specify the main features of the management information system in relation to the achievement of the organisational goals.
Maximum 750 characters
2. For intermediary organisations, describe the organisational capacity analysis of the counterpart and any sanctions applied in cases of non-performance.
Maximum 500 characters
3a. Assess the internal monitoring and quality management systems of the organisation (select an option).1
A – Highly Satisfactory
B – Satisfactory
C – Unsatisfactory
D – Highly Unsatisfactory
3b. Reasons1
Maximum 500 characters
1. Describe procedures for allocating, acquiring and spending resources and for procuring goods and services. Give the name of the organisation responsible for independent auditing and specify how audit recommendations are being followed up. For intermediary organisations: does the organisation require audits of counterparts or impose other obligations on the quality of their financial management? For government bodies: assess the quality, independence and capacities of the supreme audit institution (Auditor General).
Maximum 750 characters
2a. Assess the quality of the organisation’s financial management in terms of:1
– Accountability and transparency
– Existing internal and other regulations related to financial management
– Record of achieving previous budget targets
– Supervision of counterpart organisations
– Fulfilling contractual reporting obligations (quality, overdue reports etc.)
– (select an option)1
– Prepayment policy (in case of use of the accrual accounting system)
A – Highly Satisfactory
B – Satisfactory
C – Unsatisfactory
D – Highly Unsatisfactory
2b. Reasons1
Maximum 500 characters
Prepayment policy
Bij inschakeling van een Nederlandse organisatie die zelf weer subsidies verstrekt aan derden vindt afboeking plaats op basis van de bedragen die deze organisatie heeft betaald op door haar toegekende subsidies. Dit betekent dat deze organisatie moet worden beoordeeld op de wijze waarop deze zelf bevoorschot. Vastgesteld moet worden:
– dat de organisatie bevoorschot op basis van liquiditeitsbehoefte en in ieder geval geen ruimere bevoorschottingssystematiek heeft dan BZ
– hoeveel in een jaar wordt terugontvangen op eerder betaalde voorschotten (blijkt meestal uit de verlies & winst rekening of de staat van herkomst en besteding van middelen in de jaarrekening van de organisatie; wordt soms uitgedrukt in een percentage); relatief veel terugontvangsten kan wijzen op een te ruime begroting van activiteiten, te ruime bevoorschotting, onvoldoende inzicht in de liquiditeitsbehoefte, etc.
– wat het totaalbedrag is aan uitstaande voorschotten (blijkt uit de balans in de jaarrekening van de organisatie); door dit te relateren aan het totaal van de toegekende subsidies en de gemiddelde looptijd ervan wordt mede inzicht verkregen of de gehanteerde bevoorschottingssystematiek is gebaseerd op betrouwbare ramingen van de te verrichten uitgaven.
A – Highly Satisfactory
B – Satisfactory
C – Unsatisfactory
D – Highly Unsatisfactory
b. Reasons1
Maximum 750 characters
Maximum 750 characters
Specify source documents used and resource persons interviewed.
Maximum 500 characters
12.1 |
Date of assessment: |
[dd/mm/yyyy] |
12.2 |
Assessment performed by: |
[Max. 50 characters] |
12.3 |
Assessment approved by: |
[Max. 50 characters] |
Het aanvraagformulier zal twee weken na publicatie van het subsidiekader in de Staatscourant geplaatst worden op http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/subsidies-voor-ontwikkelingssamenwerking-en-europa/subsidies-maatschappelijke-organisaties.
Finalization of The Netherlands Reproductive Health Commodities Strategy: Key issues affecting access to sexual and reproductive health commodities and options for future DGIS engagement. A report by Stefanie Meredith and Emma Back.
Besluit van de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 1 december 2010, nr. DJZ/BR/0874-10, tot vaststelling van beleidsregels houdende algemene bepalingen voor subsidieverlening ten behoeve van activiteiten in het kader van ontwikkelingssamenwerking (Standaardkader ontwikkelingssamenwerking), Stcrt. 2010, nr. 19701.
Zie Annex 1 van dit document. De checklist bevat de neerslag van de toets, aan de hand van de daarop betrekking gegevens ten aanzien van de organisatie.
Het aanvraagformulier wordt 2 weken na publicatie van het subsidiekader in de Staatscourant, geplaatst op http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/subsidies-voor-ontwikkelingssamenwerking-en-europa/subsidies-maatschappelijke-organisaties.
Zie: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/subsidies-voor-ontwikkelingssamenwerking-en-europa/subsidies-maatschappelijke-organisaties.
Gezien het feit dat de aanvraag betrekking heeft op een alliantie van organisaties, kan de subsidie slechts aan één van de organisaties worden toegekend: de penvoerder. Deze subsidieontvanger is jegens de Staatssecretaris ten volle aansprakelijk voor de naleving van alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ook al strekt de subsidie mede tot bekostiging van de activiteiten van andere organisaties in de alliantie.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-16621.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.