TOELICHTING
1. Inleiding
Met deze regeling wordt een subsidieregeling voor de exploitatie van gescheperde schaapskuddes
in de Regeling LNV subsidies opgenomen. Deze regeling geeft uitvoering aan het amendement
van de Tweede Kamer-leden Jacobi en Koopmans bij het wetsvoorstel houdende vaststelling
van de Begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
voor het jaar 2012.1 Met het amendement verzoekt de Tweede Kamer de regering een eenvoudige financieringsregeling
vast te stellen ten behoeve van schaapskuddes met bijzondere rassen. Beoogt wordt
via een subsidieregeling een bijdrage te leveren aan de instandhouding van bepaalde
zeldzame schapenrassen en het behoud van gescheperde schaapskuddes als Nederlands
cultuurhistorisch erfgoed. Tegelijk met de wijziging van de regeling worden bepalingen
ten behoeve van de openstelling in het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012 geplaatst.
In het navolgende wordt ingegaan op de verschillende elementen van de subsidieregeling.
2. Gescheperde schaapskuddes met zeldzame rassen
Als zeldzaam schapenras in de zin van de regeling is gekozen voor aanwijzing van vijf
Nederlandse schapenrassen: het Drents heideschaap, het Kempisch heideschaap, het Mergellandschaap,
de Schoonebeeker en het Veluwse heideschaap. De Stichting zeldzame landbouwhuisdieren
beschouwt deze als zeldzame Nederlandse schapenrassen. Ze zijn zeldzaam omdat zij
vanwege hun lage productiewaarde weinig interessant zijn voor de commerciële schapenhouderijen.
Voor het behoud van de agrarische biodiversiteit vormen zij echter een element van
belang.
Gescheperde schaapskuddes zijn oudsher verbonden met heidelandschappen. In de negentiende
eeuw trokken grote kuddes schapen, gehoed door herders, over uitgestrekte ruige terreinen.
Tegenwoordig worden de zeldzame schapenrassen vanwege hun lage productiewaarde voornamelijk
ingezet voor het beheer van terreinen, zoals natuurgebieden. Zij vormen zo een deel
van het Nederlands cultuurhistorisch erfgoed dat bewaard moet blijven.
Het moet gaan om schaapskuddes bestaande uit ten minste 100 ooien van een zeldzaam
schapenras. De regeling biedt de mogelijk voor kleinere kuddes om in aanmerking te
komen. De aanvrager zal in dat geval wel moeten kunnen aantonen dat de exploitatie
gericht is op het laten groeien van de kudde. Via deze uitzondering is het mogelijk
om recente initiatieven voor nieuwe schaapskuddes met zeldzame schapenrassen te steunen.
Dergelijke intitiatieven kunnen bijdragen aan de doelstellingen van desubsidie.
3. Hoogte subsidie
De subsidie is bedoeld als bijdrage in de financiële kosten die gepaard gaan met de
exploitatie van gescheperde schaapskuddes. De eigenaar van een gescheperde schaapskudde
is in eerste instantie zelf verantwoordelijk om de financiële middelen voor de exploitatie
te genereren. Zelfredzaamheid van de eigenaren van gescheperde schaapskuddes blijft
voorop staan. De rijksbijdrage is dan ook niet bedoeld om de volledige exploitatiekosten
te dekken. Voor de hoogte van de subsidie en het subsidieplafond wordt uitgegaan van
het bedrag zoals dat in het eerdergenoemde amendement is vrijgemaakt en de subsidiebedragen
die in de toelichting bij het amendement staan genoemd.
Van het bedrag van € 640.000,00 dat in het amendement voor de financieringsregeling
is vrijgemaakt, wordt € 600.000,00 vastgesteld als subsidieplafond. Het resterende
bedrag is gereserveerd voor de uitvoering van de regeling. Daarbij is uitgegaan van
een begroting van maximaal 8 tot 10 % van het gereserveerde bedrag. De hoogte van
de uitvoeringskosten is uiteindelijk afhankelijk van het aantal ingediende aanvragen.
In de toelichting bij het amendement worden maximale subsidiebedragen genoemd met
een tweedeling tussen kuddes met minder dan 250 ooien en kuddes met meer dan 250 ooien.
De tweedeling komt voort uit de idee dat kuddehouders gestimuleerd kunnen worden om
hun kudde te laten groeien ten behoeve van de instandhouding van de soort. De maximale
hoogte van de subsidiebedragen per kudde is ontleend aan onderzoek naar de economische
rentabiliteit van schaapskuddes uit 2003.2 In dat rapport worden de exploitatiekosten van particuliere schaapskuddes met gemiddeld
370 ooien geschat op circa € 74.000,00. De exploitatiekosten van een stichtingskudde
met gemiddeld 230 ooien bedroegen circa € 70.000,00. De onderzoekers concludeerde
voorts dat particuliere kuddehouders nog minimaal € 31.000,00 per jaar nodig hebben
om de kuddes duurzaam in stand te houden. De beoogde maximale bijdragen van € 28.000,00
voor kuddes groter dan 250 ooien en € 18.000 voor kuddes tot 250 ooien zijn substantieel
lager dan de exploitatiekosten. Indien rekening zou worden gehouden met inflatie en
dergelijke, zal de beoogde maximale bijdrage procentueel nog lager uitvallen. De beoogde
maximale subsidies zijn aldus uitsluitend te beschouwen zijn als een bijdrage in de
exploitatie van een gescheperde kudde. Het beleidsdoel van zelfredzaamheid van de
gescheperde schaapskuddes blijft zo in beeld.
Als gevolg van het subsidieplafond in samenhang met het aantal voor subsidie in aanmerking
komende kuddes kan het bedrag dat per verleende subsidie wordt uitgekeerd overigens
lager liggen (artikel 3:77, derde lid). Daarvoor is in de regeling een aparte voorziening
getroffen.
4. Aanvragen van subsidie
Kuddeneigenaren kunnen hun aanvraag indienen in de periode van 3 september 2012 tot
en met 1 oktober 2012. De Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken,
Landbouw en Innovatie (DR) zal daarvoor een aanvraagformulier ter beschikking stellen.
In de aanvraag moet de eigenaar vermelden welke inkomsten hij uit anderen hoofde heeft
ontvangen in 2012 voor de exploitatie van de kudde. Dit hangt samen met het verbod
op cumulatie van subsidies zoals dat voortvloeit uit de staatssteunkaders. De aanvrager
dient bij de aanvraag tevens een begrazingsplan in. Aan de hand van dit begrazingsplan
zal DR moeten kunnen bepalen hoe groot de kudde is, van welk schapenras de ooien zijn
en waar en wanneer de kudde rondtrekt in 2012. Het plan kan dus elke vorm hebben,
zolang in het plan maar het aantal schapen en de soort vermeld staan, alsmede de route
en de terreinen, waar de kudde in 2012 heeft gegrazen. Verdere vormvereisten worden
niet gesteld. Dit is om zowel de uitvoeringslasten als de administratieve lasten van
de regeling laag te houden. De verwachting is dat een aanvrager niet langer dan een
uur nodig zal hebben om de aanvraag in te dienen. Rekening houdend met een uurtarief
van 30 euro en niet meer dan 100 aanvragen komen de administratieve lasten van deze
regeling neer op maximaal 3000 euro.
5. Staatssteun en uitkering van subsidie
Het houden van schaapskuddes door boeren of herders is volgens de regels van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid en de Europese staatssteunkaders een economische activiteit in de landbouwsector. Het
op enigerlei wijze door een overheid subsidiëren van een dergelijke economische activiteiten
– in dit geval het houden van schapen en schaapskuddes – is een vorm van staatssteun.
Het Europese uitgangspunt is dat het verstrekken van staatssteun verboden is. Staatssteun
kan als verenigbare steun worden aangemerkt, indien deze binnen de daartoe vastgestelde
kaders valt. De doelstellingen van de beoogde subsidie, het instandhouden van schaapskuddes
met zeldzame, weinig productieve schapenrassen, vanuit het perspectief van vooral
cultuurhistorie en agrobiodiversiteit, worden genoemd in dat kader. Vanuit dat oogpunt
zal de Europese Commissie haar expliciete goedkeuring aan deze subsidieregeling moeten
geven.
Na overleg met het parlement en de doelgroep heb ik besloten de subsidieregeling in
afwachting van de goedkeuring door de Europese Commissie vast te stellen en het indienen
van aanvragen in 2012 mogelijk te maken. DR kan op deze manier aanvragen in ontvangst
te nemen en bepalen welke kuddes in aanmerking komen voor de subsidie. Het definitief
vaststellen en uitkeren van de verleende subsidie is echter pas mogelijk als de Europese
Commissie haar goedkeuring heeft gegeven. Zou de overheid de subsidie uitbetalen en
zou de Europese Commissie na dat moment beslissen haar goedkeuring niet te geven,
dan moeten de ontvangers niet alleen de onrechtmatig betaalde subsidie, maar ook de
over het geld verkregen rente terugbetalen. Daarom is in het openstellingsbesluit
bepaald dat de subsidie uitsluitend verleend kan worden onder de opschortende voorwaarde
van de nog te verkrijgen expliciete goedkeuring van de Europese Commissie.
6. Afwijken vaste verandermomenten
Met de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van het uitgangspunt dat
regelgeving op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober in werking treedt en dat bekendmaking
minimaal twee maanden voordien plaatsvindt. Omdat deze regeling voorziet in een tegemoetkoming
waarmee mogelijke financiële lasten voor de betrokkenen worden verlicht is uitgestelde
werking tot 1 januari 2013 niet in het belang van de doelgroep, ook gegeven de ruime
aanvraagperiode. Er is daarom gekozen voor inwerkingtreding zo spoedig mogelijk na
bekendmaking. Over de regeling is overleg gevoerd met de doelgroep.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.