TOELICHTING
Deze wijzigingsregeling strekt tot wijziging van de Regeling LNV-subsidies (hierna:
de Regeling) en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012. De wijzigingsregeling
strekt tot het introduceren van een nieuwe subsidiemodule in de Regeling waarmee No
Net Loss in de strategie en bedrijfsvoering van een onderneming wordt gestimuleerd.
§ 1. Achtergrond
Vitale ecosystemen en een rijke biodiversiteit zijn voorwaarden voor een blijvend
goede leefomgeving en duurzaam voldoende productie van (biotische) grondstoffen. Voor
een duurzame economische ontwikkeling is het dan ook essentieel dat het voortgaande
verlies aan biodiversiteit en de voortschrijdende aantasting van ecosystemen tot staan
worden gebracht. Publiek private samenwerking is een goede manier om dat te bewerkstelligen.
Dit is een breed gedeelde overtuiging die zijn weerslag heeft gevonden in de Green
Deal Biodiversiteit en Economie die de Rijksoverheid eind 2011 is overeengekomen met
de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen en het Platform Biodiversiteit,
Ecosystemen en Economie (BEE). In deze Green Deal is vastgelegd dat het Platform BEE
zich zal gaan richten op het implementeren van aanbevelingen van de inmiddels opgeheven
Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke hulpbronnen, voor zover deze liggen op het
werkterrein van de partijen die het Platform BEE hebben opgericht, te weten VNO-NCW,
MKB Nederland, LTO Nederland en IUCN Nederland. De onderwerpen waarop het Platform
zich in dit kader zal gaan richten, zijn in de Green Deal vermeld 1. De overkoepelende ambitie is daarbij dat het streven naar ‘no net loss’ (per saldo
geen negatieve impact op biodiversiteit en ecosystemen) door ondernemingen meegenomen
zal worden bij het organiseren en inrichten van hun bedrijfsprocessen.
De Green Deal partijen realiseren zich dat ondernemingen vaak geen duidelijke of directe
bedrijfseconomische reden zien om te investeren in biodiversiteit en ecosystemen.
Met het oog op de toekomst en het publieke belang achten de partijen het daarom gewenst
om hen daartoe te stimuleren. Voorbeeldprojecten zijn een middel om daarmee ervaring
op te doen en mogelijkheden te laten zien. Om dit van de grond te krijgen is subsidie
een geschikt instrument.
§ 2. Doel
De subsidiemodule biodiversiteit en bedrijfsleven heeft als doel het behoud en duurzaam
gebruik van biodiversiteit en ecosystemen op te nemen in de strategie en bedrijfsvoering
van ondernemingen, zodanig dat het leidt tot een blijvende en substantiële reductie
van de negatieve impact op biodiversiteit en ecosystemen, dan wel bijdraagt aan het
herstel van biodiversiteit en ecosystemen (No Net Loss). Met strategie wordt hier
bedoeld de koers van een onderneming voor de langere termijn in termen van geformuleerde
missie, te realiseren doelen en aanpak om die doelen te realiseren, blijkend uit bijvoorbeeld
de strategische paragraaf in jaarverslagen. En bedrijfsvoering betreft hier de sturing
en beheersing van met name de primaire, en in mindere mate ondersteunende processen
binnen een organisatie, inclusief effecten binnen de keten.
No Net Loss en de mitigatieladder
No Net Loss betreft de ambitie om biodiversiteitneutraal te zijn; de activiteiten
hebben bij elkaar opgeteld geen negatieve gevolgen voor de biodiversiteit en de daarmee
verbonden ecosysteemdiensten. Bedrijfsstrategieën voor No Net Loss kunnen gericht
zijn op de vier stappen die worden aangeduid als de mitigatieladder, zoals weergegeven
in het Taskforceadvies.2 De mitigatieladder geeft aan dat eerst moet worden gekeken naar de mogelijkheden
om negatieve impacts te vermijden, daarna naar de mogelijkheden om negatieve impacts
te verminderen, vervolgens naar de mogelijkheden om reeds opgetreden schade te herstellen
en ten slotte naar de mogelijkheden om de resterende negatieve impacts compenseren.
De stappen dienen in de genoemde volgorde te worden doorlopen.
Het vermijden van negatieve impacts betreft het afzien van activiteiten die onnodige
schade toebrengen aan de biodiversiteit en de daaraan verbonden ecosysteemdiensten
of om het zodanig situeren van activiteiten dat dergelijke schade vermeden wordt.
Het verminderen van negatieve impacts betreft het verminderen van schade door het
doorvoeren van aanpassingen in productieprocessen en de keten naar de klant. Voorbeelden
zijn: het sluiten van kringlopen en cascadering.
Het herstel van schade betreft het nemen van maatregelen die zijn gericht op het herstel
van ecosystemen die ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zijn aangetast
Het compenseren van onvermijdbare verliezen of impacts betreft het compenseren van
de resterende schade die niet kan worden vermeden, verminderd of hersteld.
In aanvulling op de stappen volgens de mitigatieladder kan nog een extra stap genomen
worden, namelijk het benutten van kansen om groen te groeien in economische én ecologische
zin. Hierbij gaat het bij voorbeeld om nieuwe verdienmodellen voor beheer en gebruik
van natuurgebieden en om nieuwe productiemethoden in landbouw en industrie die kunnen
helpen de druk op de biodiversiteit te verminderen en optimaal gebruik maken van de
mogelijkheden die de biodiversiteit biedt.
Toelichting bij bovenstaande figuur: De mitigatie hiërarchie: eerst kijken naar de
mogelijkheden om negatieve impacts te vermijden, dan naar de mogelijkheden om negatieve
impacts te verminderen, vervolgens naar de mogelijkheden de opgetreden schade te herstellen
en daarna pas naar mogelijkheden om de resterende schade te compenseren.
§ 3. Voor subsidie in aanmerking komende projecten
Een project dat in aanmerking kan komen voor subsidie is bijvoorbeeld een project
van een onderneming dat de ambitie heeft om de impact op de biodiversiteit en ecosysteemdiensten
te reduceren, waarbij de onderneming aanhikt tegen de investeringen om de impacts
goed in beeld te krijgen en waarbij de consequenties voor de bedrijfsvoering nog onduidelijk
zijn. De onderneming wordt in de gelegenheid gesteld om met een (pilot-) project ervaring
op te doen op dit terrein. Het realiseren van No Net Loss is daarbij de overkoepelende
ambitie. De daaruit voortvloeiende strategie kan heel specifiek zijn, gebaseerd op
nauwkeurige kennis van impacts en afhankelijkheden, maar kan ook gebaseerd zijn op
bestaande kennis en inzichten of op een quick scan op basis waarvan wordt ingezoomd
op een concrete impact die voor de desbetreffende onderneming als relevant kan worden
aangemerkt. Het project zal binnen de termijn van de subsidiemodule naar verwachting
zichtbaar resultaat opleveren en naar verwachting in de toekomst zonder subsidie toepasbaar
zijn in de eigen bedrijfsvoering danwel daarbuiten, zodat er perspectief is op meer
resultaten op termijn.
Bedrijfsstrategie is bijvoorbeeld de koers van een onderneming voor de langere termijn
in termen van geformuleerde missie, te realiseren doelen en aanpak om die doelen te
realiseren, en kan blijken uit bijvoorbeeld de strategische paragraaf in jaarverslagen.
Bedrijfsvoering is bijvoorbeeld de sturing en beheersing van met name de primaire,
en in mindere mate ondersteunende processen binnen een organisatie, inclusief effecten
binnen de keten. Tot de bedrijfsvoering wordt bijvoorbeeld gerekend de inkoop, de
inzet van productiefaciliteiten, de aanpassingen van producten en inspanningen om
verder in de keten het gedrag van retailers en/of consumenten te verduurzamen.
Concrete aanpassingen in de bedrijfsstrategie of bedrijfsvoering hebben op korte termijn
effect of zetten aantoonbare, langdurige veranderingen in werking ten behoeve van
No Net Loss. Zij worden gekenmerkt door de duurzaamheid van de aanpassing; de aanpassingen
zullen niet snel worden teruggedraaid.
Een project kan ook betrekking hebben op compensatie van onvermijdbare impacts op
biodiversiteit en ecosystemen, mits dit bedoeld is om het tot onderdeel van de reguliere
bedrijfsvoering te maken, verankerd wordt in een bredere strategie voor biodiversiteitbehoud
in de regio waar de compensatie plaatsvindt en inzetbaar is voor demonstratiedoeleinden.
Het betrekken van partners in de keten kan daarbij horen.
§ 4. Voor subsidie in aanmerking komende partijen
Aanvragers van subsidie kunnen één of meerdere ondernemingen zijn. Aanvragers die
in aanmerking komen voor subsidie zijn afkomstig uit de sectoren agrofood, energie,
chemie, tuinbouw en uitgangsmaterialen, water, logistiek, life sciences and health,
en toerisme. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet er in een project samengewerkt
worden met een non-gouvernementele organisatie of een kennisinstelling. Dit is wenselijk
omdat dit de basis is voor een succesvol beleid voor biodiversiteit en natuurlijke
hulpbronnen, zoals ook geconstateerd is door de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke
Hulpbronnen. De non-gouvernementele organisaties en kennisinstellingen kunnen geen
subsidie aanvragen en kunnen binnen de samenwerking die met de onderneming of het
samenwerkingsverband van ondernemingen wordt aangegaan, niet voor de onderhavige subsidie
in aanmerking komen.
Deelname van een non-gouvernementele organisatie of kennisinstelling is bijvoorbeeld
het aanleveren van specifieke inhoudelijke kennis, het vergaren van informatie, het
organiseren van bijeenkomsten voor kennisuitwisseling en het aandragen van suggesties
voor het aanpassen van bedrijfsprocessen ten behoeve van de doelstelling van het project,
alsmede het betrekken van maatschappelijke actoren daarbij.
§ 5. Staatssteun
De subsidiemodule voldoet aan Europese regels over staatssteun, in casu verordening
(EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december
2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun3. Er is voor gekozen om voor dit jaar de mogelijke subsidiebedragen aan te passen
aan het de-minimisdrempelbedrag welke in die verordening is genoemd en tevens de doelgroep
in die richting aan te passen. Een subsidie-instrument welke aan de voorwaarden uit
de verordening voldoet wordt niet beschouwd als aanmeldingsplichtige staatssteun in
de zin van het VWEU. De aanvrager moet wel verklaren dat aan de eisen van deze verordening
is voldaan.
Dit jaar wordt gezien als een pilot-jaar, waarin ik wil bekijken voor welke projecten
en bedragen subsidie zal worden gevraagd. Met die ervaring zal voor de volgende jaren
worden gekeken of een vrijstelling van de staatssteunregels bij de Europese Commissie
verkregen kan worden. Aan de hand daarvan zou deze subsidieregeling kunnen worden
verruimd voor zowel de doelgroep als de bedragen. Indien die mogelijkheid ontstaat
en de ervaring die met deze regeling wordt opgedaan positief is, zouden ook projecten
die onder deze regeling subsidie hebben verkregen maar zagen op een eerste fase van
uitvoering, wellicht onder de verruimde subsidieregeling nader kunnen worden gesteund.
§ 6. Omvang van de subsidie
Het is de bedoeling dat de aanvragers van subsidie met goed doordachte en uitgewerkte
projectideeën komen, waaraan zij zelf substantieel met kennis, geld, netwerken en
menskracht bijdragen. De subsidie bedraagt daarom maximaal 50% van de subsidiabele
projectkosten tot een maximum van € 500.000,– per project. Per onderneming zal slechts
een maximumsubsidiebedrag van € 200.000 worden uitgekeerd. Om te komen tot het maximale
bedrag van € 500.000 is derhalve een samenwerkingsverband tussen ten minste 3 ondernemingen
noodzakelijk.
Daarnaast is de hoeveelheid subsidie gemaximeerd in relatie tot de de-minimissteundrempel,
genoemd in verordening (EG) 1998/2006. Indien een onderneming, al dan niet onderdeel
van een samenwerkingsverband, reeds staatssteun heeft ontvangen welke meetelt voor
het bereiken van het in artikel 2 van verordening (EG) 1998/2006 genoemde bedrag,
kan die onderneming slechts het bedrag aan subsidie ontvangen tot het in artikel 2
van de verordening genoemde bedrag is bereikt. Indien het drempelbedrag reeds is bereikt,
is derhalve voor die onderneming geen subsidie beschikbaar.
§ 7. Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten
Subsidabel zijn de kosten die rechtstreeks aan de uitvoering van het project zijn
toe te rekenen. Dit kunnen de uurkosten van medewerkers van de aanvrager zijn, alsmede
de kosten van verbruikte materialen en door derden gemaakte kosten. Door derden gemaakte
kosten kunnen bijvoorbeeld kosten van een non-gouvermentele organisatie of kennisinstelling
zijn die deelnemen aan een project.
§ 8. Afwijzingsgronden
Geen subsidie wordt verstrekt indien de aanvraag onder één of meerdere van de afwijzingsgronden
valt.
De aanvraag moet binnen de subsidiemodule vallen en de subsidiabele activiteiten moeten
minstens € 50.000,– bedragen.
Een project mag zich niet uitsluitend of in hoofdzaak richten op (één van) de activiteiten
genoemd onder artikel 3:70, onderdeel c. Dat betekent dat het merendeel van de activiteiten
en bijbehorende financiële onderbouwing andere thema’s moet betreffen.
De subsidiemodule is niet bedoeld om activiteiten te subsidiëren die een onderneming
moet uitvoeren omdat ze wettelijk verplicht zijn (artikel 3:69, tweede lid, onderdeel
c). Een voorbeeld hiervan is een Milieu Effect Rapportage of een activiteit in het
kader van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater.
Het gehele project dient voor 31 december 2016 te zijn afgerond. Die einddatum betreft
niet alleen de subsidiabele activiteiten.
Het project moet een samenhangend geheel aan activiteiten zijn en op economisch, technisch
en organisatorisch vlak haalbaar te zijn. Dit dient o.a. tot uiting te komen door
een goede onderbouwing op financieel vlak.
§ 9. Rangschikking
Een aanvraag dient, om in aanmerking te komen voor subsidie, voldoende te scoren op
alle criteria (artikel 3:70, onderdeel g). Hierbij wordt rekening gehouden met de
verdeling over de sectoren die sterk afhankelijk zijn van biodiversiteit en natuurlijke
hulpbronnen of daar een sterke impact op hebben. Het betreft topsectoren die volgens
het Taskforceadvies hoog scoren voor de risico’s en de kansen die aan biodiversiteit
en ecosystemen zijn gerelateerd, alsmede de toeristische sector.
Aanvragen die niet afvallen op basis van de afwijzingsgronden worden allen gerangschikt.
Als eerste worden daarbij de vijf hoogst scorende aanvragen gerangschikt. Bij de rangschikking
van de overige aanvragen wordt niet alleen naar de score gekeken maar ook naar een
evenredige spreiding over de genoemde sectoren.
Dit krijgt vorm door een volgende aanvraag uit enige van genoemde sectoren alleen
als volgende te rangschikken indien uit elk van de andere sectoren al een gelijk of
hoger aantal aanvragen gerangschikt is, voor zover tenminste uit die overige sectoren
nog positief gescoorde aanvragen ter rangschikking resteren.
Als voorbeeld: van de vijf gerangschikte aanvragen behoren er twee tot de topsector
agrofood, twee tot life sciences en één tot energie. Dat betekent dat als de eerstvolgende
aanvraag na de vijf gerangschikte aanvragen tot de topsector agrofood behoort, en
de aanvraag erna tot de topsector chemie, de aanvraag uit de topsector chemie toch
hoger gerangschikt zal worden dan die uit de topsector agrofood. Dit heeft als doel
een zo evenwichtig mogelijke spreiding over alle sectoren te bewerkstelligen.
Bij meerdere soortgelijke projecten wordt geen subsidie verleend aan een project dat
lager scoort, tenzij het betrokken project het hoogst scorende project versterkt.
Soortgelijke projecten zijn bijvoorbeeld projecten die zich richten op het aanpakken
van dezelfde soort milieu-impact (habitatverlies, grondwaterstandsverlaging, waterverontreiniging
etc.) bij het dezelfde soort onderneming (zelfde sector, zelfde grondstof, zelfde
bedrijfsproces etc.).
§ 10. De aanvraag
De subsidiemodules in de Regeling worden volgens de hoofdregel van artikel 1:8 van
de Regeling uitgevoerd door Dienst Regelingen. De uitvoering van deze subsidiemodule
is in afwijking van voornoemd artikel in handen van Agentschap NL. Een aanvraag tot
subsidieverlening of subsidievaststelling voor een project wordt ingediend bij Agentschap
NL. Voor het wijzigen van een projectplan geldt hetzelfde.
De aanvraag dient bij Agentschap NL uiterlijk te zijn ontvangen op 26 september 2012,
17:00 uur (Nederlandse tijd). De aanvraag moet in de Nederlandse taal worden opgesteld.
Met inachtneming van het voorgaande kan een aanvraag worden ingediend door:
-
a. verzending per post aan: Agentschap NL, NL Energie en Klimaat – Team FEI, Postbus
8242 3503 RE Utrecht, Nederland
-
b. aflevering in persoon (bijvoorbeeld door een koeriersdienst) op het volgende adres:
Agentschap NL, Croeselaan 15, 3521 BJ Utrecht, Nederland. Van de aflevering zal bij
de balie in de ontvangsthal een ontvangstbevestiging worden afgegeven.
-
c. Opsturen per fax naar 088 602 90 25 o.v.v. Subsidiemodule Biodiversiteit en bedrijfsleven.
§ 11. Quick Scan
Indien een potentiële aanvrager twijfelt of er voldoende aansluiting bestaat tussen
diens project en de doelstellingen en eisen van de subsidiemodule dan bestaat de mogelijkheid
om vooraf advies te vragen. Via www.agentschapnl.nl/biodiversiteit-en-bedrijfsleven
kan toegang worden verkregen tot een zogenaamde ‘quick scan’. Dit is een geheel vrijblijvende
beperkte projecttoets waarin een aantal vragen beantwoord moet worden over het voorgenomen
project.
Na ontvangst van het formulier zal een projectadviseur van Agentschap NL zo spoedig
mogelijk contact opnemen om de resultaten van de quick scan te bespreken. Het advies
is niet bindend en heeft geen rechtsgevolg. Er kunnen geen verwachtingen aan worden
ontleend ten aanzien van een later daadwerkelijk ingediende aanvraag. Het staat ieder
vrij om een aanvraag in te dienen zonder of ondanks de uitkomst van een quick scan.
§ 12. Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger dient de resultaten van het project en de kennis die uit het
project is verkregen aan derden ter beschikking te stellen. Indien deze terbeschikkingstelling
plaatsvindt aan een onderneming binnen de Europese Unie, geschiedt dit op basis van
marktconforme voorwaarden.
Voorts dient de aanvrager op verzoek van de Minister binnen redelijke grenzen zijn
medewerking te verlenen om de resultaten van het project en de kennis die uit het
project is verkregen te presenteren in het kader van workshops, seminars of andere
publieke bijeenkomsten die niet door de aanvrager worden georganiseerd, met uitzondering
van bedrijfsgevoelige informatie.
Tot slot dient de aanvrager op verzoek van de Minister zijn medewerking te verlenen
aan een door of namens de Minister uit te voeren evaluatie van de subsidieverstrekking
op grond van deze subsidiemodule.
§ 13. Administratieve lasten
De administratieve lasten bij deze regeling voor bedrijven en instellingen zijn in
totaal € 122.800. Dit is 4,9% in relatie tot het totale subsidiebedrag van € 2,5 miljoen.
Naar verwachting zullen 20 aanvragen worden ingediend en zullen 10 subsidies worden
verstrekt. De relatieve administratieve last van 4,9%, is lager dan de 5% norm die
Actal hanteert als een acceptabele administratieve last per subsidieregeling.
§ 14. Inwerkingtreding
In afwijking van vaste verandermomenten voor regelgeving4 treedt deze wijziging van de Regeling en het Openstellingsbesluit 2011 in werking
op 1 augustus 2012. Voor die afwijking van het systeem van vaste verandermomenten
is gekozen afwijken aanmerkelijke ongewenste nadelen voorkomt en tevens in het kader
van de Green Deal over deze subsidiemodule vooroverleg met de doelgroep heeft plaatsgevonden.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.