Regeling van de Staatssecretaris van Economische zaken, Landbouw en Innovatie van 18 juli 2012, nr. 283400, houdende wijziging van de Regeling LNV-subsidies en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012 (biodiversiteit en bedrijfsleven)

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU 2006 L 379);

Gelet op de artikelen 2, 4 en 7 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

Aan hoofdstuk 3 van de Regeling LNV-subsidies wordt na artikel 3:65 een nieuwe titel toegevoegd, luidende:

TITEL 10. BIODIVERSITEIT EN BEDRIJFSLEVEN

Artikel 3:66 Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

kennisinstelling:
  • een onder a, b, c, g of h van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs,

  • een andere dan onder 1° bedoelde geheel of gedeeltelijk door de rijksoverheid gefinancierde onderzoeksorganisatie die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden,

  • een geheel of gedeeltelijk door een andere staat gefinancierde openbare instelling voor hoger onderwijs gelijkwaardig aan een instelling als bedoeld onder 1°, of

  • een geheel of gedeeltelijk door een andere staat gefinancierde onderzoeksinstelling die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;

Mitigatieladder:

bedrijfsstrategie voor No Net Loss in vier stappen: eerst kijken naar de mogelijkheden om negatieve impacts te vermijden, dan naar de mogelijkheden om negatieve impacts te verminderen, vervolgens naar de mogelijkheden reeds opgetreden schade te herstellen en daarna als sluitstuk de resterende negatieve impacts compenseren.

No Net Loss:

activiteiten van een onderneming hebben bij elkaar opgeteld geen negatieve gevolgen voor de biodiversiteit en de daarmee verbonden ecosysteemdiensten;

non-gouvernementele organisatie:

organisatie, niet zijnde een onderneming, die onafhankelijk is van de overheid en zich richt op natuur-, milieu of ontwikkelingssamenwerking;

onderneming:

iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent, niet zijnde een landbouwonderneming of een onderneming behorend tot de visserijsector;

penvoerder:

door het samenwerkingsverband aangewezen onderneming die als gemachtigde van het samenwerkingsverband optreedt;

project:

een samenhangend geheel van activiteiten gericht op het incorporeren van No Net Loss in de strategie en de bedrijfsvoering van een onderneming of een samenwerkingsverband;

samenwerkingsverband:

een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband tussen twee of meer ondernemingen die gezamenlijk een project uitvoeren;

verordening (EG) Nr. 1998/2006:

verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU 2006 L 379).

Artikel 3:67 Subsidiabele activiteiten
  • 1. De minister kan subsidie verstrekken aan een onderneming of een samenwerkingsverband afkomstig uit de sectoren agrofood, energie, chemie, tuinbouw en uitgangsmaterialen, water, logistiek, life sciences and health, en toerisme voor de uitvoering van een project.

  • 2. In het project van een onderneming of samenwerkingsverband neemt ten minste een non-gouvernementele organisatie of een kennisinstelling deel.

  • 3. In afwijking van artikel 1:2, eerste lid, aanhef, kan ook subsidie worden verstrekt voor activiteiten buiten Nederland, indien die gericht zijn op behoud en herstel van biodiversiteit en ecosystemen ter plaatse en worden uitgevoerd ten behoeve van het incorporeren van No Net Loss in de bedrijfsvoering en bedrijfsprocessen van een in Nederland gevestigde onderneming.

Artikel 3:68 De subsidie
  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 50% van de projectkosten tot een maximum van € 500.000,– per project waarbinnen een maximum geldt van € 200.000 per deelnemende onderneming.

  • 2. Geen subsidie wordt verstrekt, voor zover daardoor het voor de onderneming geldende maximum de-minimissteunbedrag genoemd in artikel 2 van verordening (EG) Nr. 1998/2006 wordt overschreden.

  • 3. In geval van een samenwerkingsverband wordt het subsidiepercentage van 50% toegepast op de subsidiabele projectkosten van elk van de ondernemingen in het samenwerkingsverband afzonderlijk tot het maximum per onderneming en per project.

  • 4. Indien het totale subsidiebedrag voor de deelnemers van een samenwerkingsverband voor de uitvoering van een project meer bedraagt dan € 500.000,–, wordt het meerdere naar rato in mindering gebracht op de aan de betrokken ondernemingen te verstrekken subsidie.

Artikel 3:69 Subsidiabele en niet subsidiabele kosten
  • 1. In aanvulling op, onderscheidenlijk in afwijking van artikel 1:15 zijn de subsidiabele kosten van een project de volgende rechtstreeks aan de uitvoering van het project toe te rekenen kosten, gemaakt na indiening van de aanvraag:

    • a. kosten van direct bij het project betrokken personeel, waarvoor geldt het aantal uren vermenigvuldigd met het vaste uurtarief van € 60,–;

    • b. kosten van verbruikte materialen;

    • c. door derden gemaakte kosten.

  • 2. In aanvulling op, onderscheidenlijk in afwijking van artikel 1:15 zijn de volgende kosten niet-subsidiabel:

    • a. kosten voor het verzamelen van informatie over de herkomst van grondstoffen of over de impact via de keten, voor zover deze kosten gezamenlijk meer dan 50% van de totale projectkosten uitmaken;

    • b. opleidingskosten, kosten voor consultancy en kosten voor de aanschaf van speciaal voor het project aangeschafte apparatuur, voor zover deze kosten gezamenlijk meer dan 40% van de totale projectkosten uitmaken;

    • c. kosten voor het nemen van voor de onderneming of deelnemers van het samenwerkingsverband wettelijk verplichte maatregelen.

Artikel 3:70 Afwijzingsgronden

Geen subsidie wordt verstrekt indien:

  • a. de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in deze titel;

  • b. de subsidiabele projectkosten minder bedragen dan € 50.000,–;

  • c. een project in hoofdzaak of uitsluitend gericht is op:

    • 1°. de ontwikkeling van nieuwe meetmethoden, meetinstrumenten of certificering;

    • 2°. theoretische dan wel niet-toegepaste kennisontwikkeling;

    • 3°. het aanpakken van drukfactoren zoals CO2-uitstoot of verontreinigende emissies door de onderneming of deelnemers van het samenwerkingsverband die niet een directe impact hebben op biodiversiteit en ecosystemen;

    • 4°. het saneren van milieuverontreinigende situaties, tenzij dat noodzakelijk is voor en substantieel bijdraagt aan het doel van het project;

    • 5°. bewustwording dan wel attitudeverandering ten aanzien van maatschappelijk verantwoord ondernemen dan wel gedrag binnen of buiten de onderneming;

  • d. een project geheel dan wel ten dele wordt uitgevoerd na 31 december 2016;

  • e. indien een onderneming of deelnemers van het samenwerkingsverband op grond van verordening (EG) nr. 1998/2006 geen steun mag of mogen ontvangen;

  • f. het project economisch, technisch of organisatorisch niet haalbaar is;

  • g. de score van het project, op een of meer van de in artikel 3:71, eerste lid, genoemde criteria niet voldoende is.

Artikel 3:71 Rangschikking
  • 1. In aanvulling op artikel 1:4 rangschikt de Minister de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist hoger naarmate er hoger gescoord wordt op de volgende criteria:

    • a. de organisatie van het project en de organisatorische kwaliteit van het projectvoorstel, bestaande uit:

      • 1°. de organisatie van het project en de kwaliteit van het projectvoorstel wat het gehalte van de koppeling betreft tussen doelen, resultaten, activiteiten en middelen en specificiteit, meetbaarheid, acceptatie, resultaatgerichtheid en tijdsgebondenheid van de resultaten;

      • 2°. de mate waarin de projectleiding het project effectief kan aansturen, gelet op kennis en beslissingsbevoegdheid bij de onderneming of penvoerder;

      • 3°. de mate van betrokkenheid van de research- en developmentafdeling van de onderneming of het samenwerkingsverband, indien aanwezig;

      • 4°. de mate waarin deelnemers aan het project elkaar aanvullen danwel versterken;

    • b. de realisatie van No Net Loss, bestaande uit:

      • 1°. de mate waarin een substantiële bijdrage wordt geleverd aan het stoppen van biodiversiteitsverlies door aanpassingen in de bedrijfsvoering en bedrijfsstrategie van de onderneming of het samenwerkingsverband;

      • 2°. de mate waarin een methodische aanpak volgens de mitigatieladder voor No Net Loss wordt gevolgd;

      • 3°. voor zover compensatie als laatste trede op de mitigatieladder deel uitmaakt van het voorstel, de mate waarin dit verankerd is in de bedrijfsvoering van de onderneming of het samenwerkingsverband, de mate waarin deze compensatie bijdraagt aan de natuurkwaliteit van de regio waar de compensatie plaatsvindt, en de mate van inbedding in het natuurbeleid van die regio;

    • c. de kwaliteit van de risicoanalyse in verband met de levensvatbaarheid en continuïteit van de aanpassingen in bedrijfsvoering of -strategie na afloop van het project, bestaande uit:

      • 1°. aansluiting van het project bij de lopende bedrijfsvoering of bedrijfsstrategie van de onderneming of het samenwerkingsverband;

      • 2°. het centraal staan van de verbetering van de bedrijfsvoering.

    • d. spin-off, bestaande uit:

      • 1°. vergroting van kennis en draagvlak bij de onderneming of het samenwerkingsverband en belangrijke partijen in de keten en daarbuiten;

      • 2°. de potentie van het project om na afloop door te groeien binnen de sector of binnen de keten en ook daarbuiten toepasbaar te zijn.

  • 2. Bij de rangschikking wordt gestreefd naar een evenwichtige spreiding van de subsidie over aanvragen uit de sectoren agrofood, energie, chemie, tuinbouw en uitgangsmaterialen, water, logistiek, life sciences and health en toerisme, door in afwijking van het eerste lid, na de vijf hoogst gerangschikte aanvragen, een aanvraag uit enige van bovengenoemde sectoren alleen als volgende te rangschikken indien er bij de tot op dat moment gerangschikte aanvragen sprake is van een gelijk of hoger aantal aanvragen uit elk van de overige bovengenoemde sectoren, tenzij uit die overige sectoren geen aanvragen resteren.

  • 3. Bij meerdere soortgelijke projecten wordt geen subsidie verleend aan een project dat lager scoort, tenzij het betrokken project het hoogst scorende project versterkt.

Artikel 3:72 Aan de subsidie verbonden verplichtingen
  • 1. De subsidieontvanger maakt, behoudens bedrijfsgevoelige informatie, de kennis en informatie die met het project worden opgedaan onmiddellijk na afloop van het project openbaar in een kwalitatief voldoende verslag.

  • 2. De Minister kan de subsidieontvanger aanvullende verplichtingen opleggen omtrent de wijze waarop de openbaarmaking, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt, de vormen van kennisverspreiding en de evaluatie van de subsidieverstrekking.

Artikel 3:73 Aanvraag en uitvoering
  • 1. In afwijking van de artikelen 1:8, eerste lid, en 1:13, vijfde lid, wordt de aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling, onderscheidenlijk tot goedkeuring als bedoeld in artikel 1:13, derde lid, ingediend bij Agentschap NL met gebruikmaking van het bij Agentschap NL verkrijgbare formulier.

  • 2. De aanvraag tot subsidieverlening gaat, in afwijking van artikel 1:9, vergezeld van:

    • a. een projectplan, waarvan het model bij Agentschap NL verkrijgbaar is;

    • b. een ingevulde verklaring betreffende verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de onderneming en indien sprake is van een samenwerkingsverband van alle deelnemers van het samenwerkingsverband, waarvan het model bij Agentschap NL verkrijgbaar is;

    • c. andere in het in het eerste lid bedoelde formulier genoemde gegevens en bescheiden.

  • 3. Indien ondernemingen samenwerken in een samenwerkingsverband, dienen zij hun aanvraag in via een penvoerder, met daarbij gevoegd een verklaring van de deelnemers van het samenwerkingsverband waarin een penvoerder is aangewezen.

  • 4. In afwijking van artikel 6:1 worden de ambtenaren van Agentschap NL voor deze titel aangewezen als personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Kaderwet LNV-subsidies.

ARTIKEL II

Aan hoofdstuk 3 van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012 wordt een titel toegevoegd, luidende:

TITEL 4. BIODIVERSITEIT EN BEDRIJFSLEVEN

Artikel 33a

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 3:67 van de regeling kunnen worden ingediend in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 26 september 2012, 17.00 uur.

Artikel 33b

Het subsidieplafond bedraagt € 2.500.000,–.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

TOELICHTING

Deze wijzigingsregeling strekt tot wijziging van de Regeling LNV-subsidies (hierna: de Regeling) en het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012. De wijzigingsregeling strekt tot het introduceren van een nieuwe subsidiemodule in de Regeling waarmee No Net Loss in de strategie en bedrijfsvoering van een onderneming wordt gestimuleerd.

§ 1. Achtergrond

Vitale ecosystemen en een rijke biodiversiteit zijn voorwaarden voor een blijvend goede leefomgeving en duurzaam voldoende productie van (biotische) grondstoffen. Voor een duurzame economische ontwikkeling is het dan ook essentieel dat het voortgaande verlies aan biodiversiteit en de voortschrijdende aantasting van ecosystemen tot staan worden gebracht. Publiek private samenwerking is een goede manier om dat te bewerkstelligen.

Dit is een breed gedeelde overtuiging die zijn weerslag heeft gevonden in de Green Deal Biodiversiteit en Economie die de Rijksoverheid eind 2011 is overeengekomen met de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen en het Platform Biodiversiteit, Ecosystemen en Economie (BEE). In deze Green Deal is vastgelegd dat het Platform BEE zich zal gaan richten op het implementeren van aanbevelingen van de inmiddels opgeheven Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke hulpbronnen, voor zover deze liggen op het werkterrein van de partijen die het Platform BEE hebben opgericht, te weten VNO-NCW, MKB Nederland, LTO Nederland en IUCN Nederland. De onderwerpen waarop het Platform zich in dit kader zal gaan richten, zijn in de Green Deal vermeld 1. De overkoepelende ambitie is daarbij dat het streven naar ‘no net loss’ (per saldo geen negatieve impact op biodiversiteit en ecosystemen) door ondernemingen meegenomen zal worden bij het organiseren en inrichten van hun bedrijfsprocessen.

De Green Deal partijen realiseren zich dat ondernemingen vaak geen duidelijke of directe bedrijfseconomische reden zien om te investeren in biodiversiteit en ecosystemen. Met het oog op de toekomst en het publieke belang achten de partijen het daarom gewenst om hen daartoe te stimuleren. Voorbeeldprojecten zijn een middel om daarmee ervaring op te doen en mogelijkheden te laten zien. Om dit van de grond te krijgen is subsidie een geschikt instrument.

§ 2. Doel

De subsidiemodule biodiversiteit en bedrijfsleven heeft als doel het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit en ecosystemen op te nemen in de strategie en bedrijfsvoering van ondernemingen, zodanig dat het leidt tot een blijvende en substantiële reductie van de negatieve impact op biodiversiteit en ecosystemen, dan wel bijdraagt aan het herstel van biodiversiteit en ecosystemen (No Net Loss). Met strategie wordt hier bedoeld de koers van een onderneming voor de langere termijn in termen van geformuleerde missie, te realiseren doelen en aanpak om die doelen te realiseren, blijkend uit bijvoorbeeld de strategische paragraaf in jaarverslagen. En bedrijfsvoering betreft hier de sturing en beheersing van met name de primaire, en in mindere mate ondersteunende processen binnen een organisatie, inclusief effecten binnen de keten.

No Net Loss en de mitigatieladder

No Net Loss betreft de ambitie om biodiversiteitneutraal te zijn; de activiteiten hebben bij elkaar opgeteld geen negatieve gevolgen voor de biodiversiteit en de daarmee verbonden ecosysteemdiensten. Bedrijfsstrategieën voor No Net Loss kunnen gericht zijn op de vier stappen die worden aangeduid als de mitigatieladder, zoals weergegeven in het Taskforceadvies.2 De mitigatieladder geeft aan dat eerst moet worden gekeken naar de mogelijkheden om negatieve impacts te vermijden, daarna naar de mogelijkheden om negatieve impacts te verminderen, vervolgens naar de mogelijkheden om reeds opgetreden schade te herstellen en ten slotte naar de mogelijkheden om de resterende negatieve impacts compenseren.

De stappen dienen in de genoemde volgorde te worden doorlopen.

Het vermijden van negatieve impacts betreft het afzien van activiteiten die onnodige schade toebrengen aan de biodiversiteit en de daaraan verbonden ecosysteemdiensten of om het zodanig situeren van activiteiten dat dergelijke schade vermeden wordt.

Het verminderen van negatieve impacts betreft het verminderen van schade door het doorvoeren van aanpassingen in productieprocessen en de keten naar de klant. Voorbeelden zijn: het sluiten van kringlopen en cascadering.

Het herstel van schade betreft het nemen van maatregelen die zijn gericht op het herstel van ecosystemen die ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zijn aangetast

Het compenseren van onvermijdbare verliezen of impacts betreft het compenseren van de resterende schade die niet kan worden vermeden, verminderd of hersteld.

In aanvulling op de stappen volgens de mitigatieladder kan nog een extra stap genomen worden, namelijk het benutten van kansen om groen te groeien in economische én ecologische zin. Hierbij gaat het bij voorbeeld om nieuwe verdienmodellen voor beheer en gebruik van natuurgebieden en om nieuwe productiemethoden in landbouw en industrie die kunnen helpen de druk op de biodiversiteit te verminderen en optimaal gebruik maken van de mogelijkheden die de biodiversiteit biedt.

Toelichting bij bovenstaande figuur: De mitigatie hiërarchie: eerst kijken naar de mogelijkheden om negatieve impacts te vermijden, dan naar de mogelijkheden om negatieve impacts te verminderen, vervolgens naar de mogelijkheden de opgetreden schade te herstellen en daarna pas naar mogelijkheden om de resterende schade te compenseren.

§ 3. Voor subsidie in aanmerking komende projecten

Een project dat in aanmerking kan komen voor subsidie is bijvoorbeeld een project van een onderneming dat de ambitie heeft om de impact op de biodiversiteit en ecosysteemdiensten te reduceren, waarbij de onderneming aanhikt tegen de investeringen om de impacts goed in beeld te krijgen en waarbij de consequenties voor de bedrijfsvoering nog onduidelijk zijn. De onderneming wordt in de gelegenheid gesteld om met een (pilot-) project ervaring op te doen op dit terrein. Het realiseren van No Net Loss is daarbij de overkoepelende ambitie. De daaruit voortvloeiende strategie kan heel specifiek zijn, gebaseerd op nauwkeurige kennis van impacts en afhankelijkheden, maar kan ook gebaseerd zijn op bestaande kennis en inzichten of op een quick scan op basis waarvan wordt ingezoomd op een concrete impact die voor de desbetreffende onderneming als relevant kan worden aangemerkt. Het project zal binnen de termijn van de subsidiemodule naar verwachting zichtbaar resultaat opleveren en naar verwachting in de toekomst zonder subsidie toepasbaar zijn in de eigen bedrijfsvoering danwel daarbuiten, zodat er perspectief is op meer resultaten op termijn.

Bedrijfsstrategie is bijvoorbeeld de koers van een onderneming voor de langere termijn in termen van geformuleerde missie, te realiseren doelen en aanpak om die doelen te realiseren, en kan blijken uit bijvoorbeeld de strategische paragraaf in jaarverslagen.

Bedrijfsvoering is bijvoorbeeld de sturing en beheersing van met name de primaire, en in mindere mate ondersteunende processen binnen een organisatie, inclusief effecten binnen de keten. Tot de bedrijfsvoering wordt bijvoorbeeld gerekend de inkoop, de inzet van productiefaciliteiten, de aanpassingen van producten en inspanningen om verder in de keten het gedrag van retailers en/of consumenten te verduurzamen.

Concrete aanpassingen in de bedrijfsstrategie of bedrijfsvoering hebben op korte termijn effect of zetten aantoonbare, langdurige veranderingen in werking ten behoeve van No Net Loss. Zij worden gekenmerkt door de duurzaamheid van de aanpassing; de aanpassingen zullen niet snel worden teruggedraaid.

Een project kan ook betrekking hebben op compensatie van onvermijdbare impacts op biodiversiteit en ecosystemen, mits dit bedoeld is om het tot onderdeel van de reguliere bedrijfsvoering te maken, verankerd wordt in een bredere strategie voor biodiversiteitbehoud in de regio waar de compensatie plaatsvindt en inzetbaar is voor demonstratiedoeleinden. Het betrekken van partners in de keten kan daarbij horen.

§ 4. Voor subsidie in aanmerking komende partijen

Aanvragers van subsidie kunnen één of meerdere ondernemingen zijn. Aanvragers die in aanmerking komen voor subsidie zijn afkomstig uit de sectoren agrofood, energie, chemie, tuinbouw en uitgangsmaterialen, water, logistiek, life sciences and health, en toerisme. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet er in een project samengewerkt worden met een non-gouvernementele organisatie of een kennisinstelling. Dit is wenselijk omdat dit de basis is voor een succesvol beleid voor biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen, zoals ook geconstateerd is door de Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen. De non-gouvernementele organisaties en kennisinstellingen kunnen geen subsidie aanvragen en kunnen binnen de samenwerking die met de onderneming of het samenwerkingsverband van ondernemingen wordt aangegaan, niet voor de onderhavige subsidie in aanmerking komen.

Deelname van een non-gouvernementele organisatie of kennisinstelling is bijvoorbeeld het aanleveren van specifieke inhoudelijke kennis, het vergaren van informatie, het organiseren van bijeenkomsten voor kennisuitwisseling en het aandragen van suggesties voor het aanpassen van bedrijfsprocessen ten behoeve van de doelstelling van het project, alsmede het betrekken van maatschappelijke actoren daarbij.

§ 5. Staatssteun

De subsidiemodule voldoet aan Europese regels over staatssteun, in casu verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun3. Er is voor gekozen om voor dit jaar de mogelijke subsidiebedragen aan te passen aan het de-minimisdrempelbedrag welke in die verordening is genoemd en tevens de doelgroep in die richting aan te passen. Een subsidie-instrument welke aan de voorwaarden uit de verordening voldoet wordt niet beschouwd als aanmeldingsplichtige staatssteun in de zin van het VWEU. De aanvrager moet wel verklaren dat aan de eisen van deze verordening is voldaan.

Dit jaar wordt gezien als een pilot-jaar, waarin ik wil bekijken voor welke projecten en bedragen subsidie zal worden gevraagd. Met die ervaring zal voor de volgende jaren worden gekeken of een vrijstelling van de staatssteunregels bij de Europese Commissie verkregen kan worden. Aan de hand daarvan zou deze subsidieregeling kunnen worden verruimd voor zowel de doelgroep als de bedragen. Indien die mogelijkheid ontstaat en de ervaring die met deze regeling wordt opgedaan positief is, zouden ook projecten die onder deze regeling subsidie hebben verkregen maar zagen op een eerste fase van uitvoering, wellicht onder de verruimde subsidieregeling nader kunnen worden gesteund.

§ 6. Omvang van de subsidie

Het is de bedoeling dat de aanvragers van subsidie met goed doordachte en uitgewerkte projectideeën komen, waaraan zij zelf substantieel met kennis, geld, netwerken en menskracht bijdragen. De subsidie bedraagt daarom maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten tot een maximum van € 500.000,– per project. Per onderneming zal slechts een maximumsubsidiebedrag van € 200.000 worden uitgekeerd. Om te komen tot het maximale bedrag van € 500.000 is derhalve een samenwerkingsverband tussen ten minste 3 ondernemingen noodzakelijk.

Daarnaast is de hoeveelheid subsidie gemaximeerd in relatie tot de de-minimissteundrempel, genoemd in verordening (EG) 1998/2006. Indien een onderneming, al dan niet onderdeel van een samenwerkingsverband, reeds staatssteun heeft ontvangen welke meetelt voor het bereiken van het in artikel 2 van verordening (EG) 1998/2006 genoemde bedrag, kan die onderneming slechts het bedrag aan subsidie ontvangen tot het in artikel 2 van de verordening genoemde bedrag is bereikt. Indien het drempelbedrag reeds is bereikt, is derhalve voor die onderneming geen subsidie beschikbaar.

§ 7. Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

Subsidabel zijn de kosten die rechtstreeks aan de uitvoering van het project zijn toe te rekenen. Dit kunnen de uurkosten van medewerkers van de aanvrager zijn, alsmede de kosten van verbruikte materialen en door derden gemaakte kosten. Door derden gemaakte kosten kunnen bijvoorbeeld kosten van een non-gouvermentele organisatie of kennisinstelling zijn die deelnemen aan een project.

§ 8. Afwijzingsgronden

Geen subsidie wordt verstrekt indien de aanvraag onder één of meerdere van de afwijzingsgronden valt.

De aanvraag moet binnen de subsidiemodule vallen en de subsidiabele activiteiten moeten minstens € 50.000,– bedragen.

Een project mag zich niet uitsluitend of in hoofdzaak richten op (één van) de activiteiten genoemd onder artikel 3:70, onderdeel c. Dat betekent dat het merendeel van de activiteiten en bijbehorende financiële onderbouwing andere thema’s moet betreffen.

De subsidiemodule is niet bedoeld om activiteiten te subsidiëren die een onderneming moet uitvoeren omdat ze wettelijk verplicht zijn (artikel 3:69, tweede lid, onderdeel c). Een voorbeeld hiervan is een Milieu Effect Rapportage of een activiteit in het kader van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater.

Het gehele project dient voor 31 december 2016 te zijn afgerond. Die einddatum betreft niet alleen de subsidiabele activiteiten.

Het project moet een samenhangend geheel aan activiteiten zijn en op economisch, technisch en organisatorisch vlak haalbaar te zijn. Dit dient o.a. tot uiting te komen door een goede onderbouwing op financieel vlak.

§ 9. Rangschikking

Een aanvraag dient, om in aanmerking te komen voor subsidie, voldoende te scoren op alle criteria (artikel 3:70, onderdeel g). Hierbij wordt rekening gehouden met de verdeling over de sectoren die sterk afhankelijk zijn van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen of daar een sterke impact op hebben. Het betreft topsectoren die volgens het Taskforceadvies hoog scoren voor de risico’s en de kansen die aan biodiversiteit en ecosystemen zijn gerelateerd, alsmede de toeristische sector.

Aanvragen die niet afvallen op basis van de afwijzingsgronden worden allen gerangschikt. Als eerste worden daarbij de vijf hoogst scorende aanvragen gerangschikt. Bij de rangschikking van de overige aanvragen wordt niet alleen naar de score gekeken maar ook naar een evenredige spreiding over de genoemde sectoren.

Dit krijgt vorm door een volgende aanvraag uit enige van genoemde sectoren alleen als volgende te rangschikken indien uit elk van de andere sectoren al een gelijk of hoger aantal aanvragen gerangschikt is, voor zover tenminste uit die overige sectoren nog positief gescoorde aanvragen ter rangschikking resteren.

Als voorbeeld: van de vijf gerangschikte aanvragen behoren er twee tot de topsector agrofood, twee tot life sciences en één tot energie. Dat betekent dat als de eerstvolgende aanvraag na de vijf gerangschikte aanvragen tot de topsector agrofood behoort, en de aanvraag erna tot de topsector chemie, de aanvraag uit de topsector chemie toch hoger gerangschikt zal worden dan die uit de topsector agrofood. Dit heeft als doel een zo evenwichtig mogelijke spreiding over alle sectoren te bewerkstelligen.

Bij meerdere soortgelijke projecten wordt geen subsidie verleend aan een project dat lager scoort, tenzij het betrokken project het hoogst scorende project versterkt. Soortgelijke projecten zijn bijvoorbeeld projecten die zich richten op het aanpakken van dezelfde soort milieu-impact (habitatverlies, grondwaterstandsverlaging, waterverontreiniging etc.) bij het dezelfde soort onderneming (zelfde sector, zelfde grondstof, zelfde bedrijfsproces etc.).

§ 10. De aanvraag

De subsidiemodules in de Regeling worden volgens de hoofdregel van artikel 1:8 van de Regeling uitgevoerd door Dienst Regelingen. De uitvoering van deze subsidiemodule is in afwijking van voornoemd artikel in handen van Agentschap NL. Een aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling voor een project wordt ingediend bij Agentschap NL. Voor het wijzigen van een projectplan geldt hetzelfde.

De aanvraag dient bij Agentschap NL uiterlijk te zijn ontvangen op 26 september 2012, 17:00 uur (Nederlandse tijd). De aanvraag moet in de Nederlandse taal worden opgesteld. Met inachtneming van het voorgaande kan een aanvraag worden ingediend door:

  • a. verzending per post aan: Agentschap NL, NL Energie en Klimaat – Team FEI, Postbus 8242 3503 RE Utrecht, Nederland

  • b. aflevering in persoon (bijvoorbeeld door een koeriersdienst) op het volgende adres:

    Agentschap NL, Croeselaan 15, 3521 BJ Utrecht, Nederland. Van de aflevering zal bij de balie in de ontvangsthal een ontvangstbevestiging worden afgegeven.

  • c. Opsturen per fax naar 088 602 90 25 o.v.v. Subsidiemodule Biodiversiteit en bedrijfsleven.

§ 11. Quick Scan

Indien een potentiële aanvrager twijfelt of er voldoende aansluiting bestaat tussen diens project en de doelstellingen en eisen van de subsidiemodule dan bestaat de mogelijkheid om vooraf advies te vragen. Via www.agentschapnl.nl/biodiversiteit-en-bedrijfsleven kan toegang worden verkregen tot een zogenaamde ‘quick scan’. Dit is een geheel vrijblijvende beperkte projecttoets waarin een aantal vragen beantwoord moet worden over het voorgenomen project.

Na ontvangst van het formulier zal een projectadviseur van Agentschap NL zo spoedig mogelijk contact opnemen om de resultaten van de quick scan te bespreken. Het advies is niet bindend en heeft geen rechtsgevolg. Er kunnen geen verwachtingen aan worden ontleend ten aanzien van een later daadwerkelijk ingediende aanvraag. Het staat ieder vrij om een aanvraag in te dienen zonder of ondanks de uitkomst van een quick scan.

§ 12. Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger dient de resultaten van het project en de kennis die uit het project is verkregen aan derden ter beschikking te stellen. Indien deze terbeschikkingstelling plaatsvindt aan een onderneming binnen de Europese Unie, geschiedt dit op basis van marktconforme voorwaarden.

Voorts dient de aanvrager op verzoek van de Minister binnen redelijke grenzen zijn medewerking te verlenen om de resultaten van het project en de kennis die uit het project is verkregen te presenteren in het kader van workshops, seminars of andere publieke bijeenkomsten die niet door de aanvrager worden georganiseerd, met uitzondering van bedrijfsgevoelige informatie.

Tot slot dient de aanvrager op verzoek van de Minister zijn medewerking te verlenen aan een door of namens de Minister uit te voeren evaluatie van de subsidieverstrekking op grond van deze subsidiemodule.

§ 13. Administratieve lasten

De administratieve lasten bij deze regeling voor bedrijven en instellingen zijn in totaal € 122.800. Dit is 4,9% in relatie tot het totale subsidiebedrag van € 2,5 miljoen. Naar verwachting zullen 20 aanvragen worden ingediend en zullen 10 subsidies worden verstrekt. De relatieve administratieve last van 4,9%, is lager dan de 5% norm die Actal hanteert als een acceptabele administratieve last per subsidieregeling.

§ 14. Inwerkingtreding

In afwijking van vaste verandermomenten voor regelgeving4 treedt deze wijziging van de Regeling en het Openstellingsbesluit 2011 in werking op 1 augustus 2012. Voor die afwijking van het systeem van vaste verandermomenten is gekozen afwijken aanmerkelijke ongewenste nadelen voorkomt en tevens in het kader van de Green Deal over deze subsidiemodule vooroverleg met de doelgroep heeft plaatsgevonden.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, H. Bleker.

Naar boven