ARTIKEL I
De Regeling Bouwbesluit 2012 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. ‘artikel 6.32, tweede lid’ wordt vervangen door: artikel 6.32, eerste lid;
2. ‘artikel 6.32, derde lid’ wordt vervangen door: artikel 6.32, tweede lid;
3. ‘artikel 6.32, tweede respectievelijk derde lid’ wordt vervangen door: artikel 6.32,
eerste respectievelijk tweede lid.
B
Aan hoofdstuk 1 wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:
Paragraaf 1.6 Veilig onderhoud
Artikel 1.13
Indien een te bouwen gebouw gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen als bedoeld in
artikel 6.53, eerste lid, van het besluit nodig heeft om onderhoud veilig te kunnen
uitvoeren, wordt om die voorzieningen te beoordelen gebruikgemaakt van de Checklist
Veilig onderhoud op en aan gebouwen 2012.
C
Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘artikel 8.9, eerste lid,’ vervangen door: artikel 8.9.
2. In het vierde lid wordt ‘onder b tot en met g’ vervangen door: onder b tot en met
h.
D
In artikel 5.1, onderdeel b, wordt ‘714.1.1’ vervangen door: 714.11.
E
Artikel 5.3 komt te luiden:
Artikel 5.3 NEN 2057
Bij de toepassing van NEN 2057 geldt het volgende:
In vergelijking (1) in hoofdstuk 4 van NEN 2057 wordt ‘Ae,i = Ad,i x Cb,i x Cu,i x CLTA’ gelezen als:
Ae,i = Ad,i x Cb,i x Cu,i.
F
Na artikel 5.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.3a NEN 2535 en NEN 2575
Bij de toepassing van NEN 2535 en NEN 2575 is het in die normen bedoelde akkoord van
de bevoegde autoriteit verkregen met een vergunning voor het bouwen of voor brandveilig
gebruik of een melding als bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, van het besluit.
G
Artikel 5.4 komt te luiden:
Artikel 5.4 NEN 2654 -1
Waar in artikel 6.20, zevende en achtste lid, van het besluit wordt verwezen naar
NEN 2654-1 zijn bedoeld de onderdeel 5.3, met uitzondering van onderdeel 5.3.6, en
de onderdelen 5.4, 5.6 en 5.7 van die norm.
H
Artikel 5.7 komt te luiden:
Artikel 5.7 NEN 5077
Bij de toepassing van NEN 5077 geldt het volgende:
Onderdeel 9.2.c wordt gelezen als:
c.
-
1. Voor het meten van de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie
moeten ventilatievoorzieningen die ten dienste staan van een of meer verblijfsgebieden
in een zodanige stand zijn geplaatst dat de voorgeschreven nominale ventilatiestroom
ten minste aanwezig is.
-
2. Voor het meten van het karakteristiek installatiegeluidsniveau met een bron gelegen
op het aangrenzend perceel, moeten de ventilatievoorzieningen van zowel het gebouw
op het aangrenzend perceel als het te beoordelen gebouw in een zodanige stand zijn
geplaatst dat de voorgeschreven nominale ventilatiestromen voor een of meer verblijfsgebieden,
waaronder begrepen de verhoogde ventilatie ten behoeve van een kooktoestel, de toilet-
en badruimten en de overige ruimten waarvoor ventilatie is vereist, ten minste aanwezig
zijn.
-
3. Voor het meten van het karakteristiek installatiegeluidsniveau met een bron gelegen
op het eigen perceel, moeten de ventilatievoorzieningen voor een of meer verblijfgebieden
die gelijktijdig kunnen worden geventileerd in een zodanige stand zijn geplaatst dat
de voorgeschreven nominale ventilatiestroom ten minste aanwezig is. Een mechanische
bron voor warmteopwekking of warmteterugwinning moet tijdens de meting in vol bedrijf
zijn.
I
Artikel 5.8 komt te luiden:
Artikel 5.8 NEN 7120
Bij de toepassing van NEN 7120 gelden voor de in onderdeel 5.3.2 opgenomen formule
de volgende waarden voor de correctiefactor C EPC;i:
J
Artikel 5.9 komt te luiden:
Artikel 5.9 NEN 2057
Bij de toepassing van NEN 2057 geldt het volgende:
Onderdeel 6.1 wordt gelezen als:
Projecteer de delen van de daglichtopening loodrecht op het projectievlak.
K
Na artikel 5.9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.9a NEN 2535 en NEN 2575
Bij de toepassing van NEN 2535 en NEN 2575 is het in die normen bedoelde akkoord van
de bevoegde autoriteit verkregen met een vergunning voor het bouwen of voor brandveilig
gebruik of een melding als bedoeld in artikel 1.18, eerste lid, van het besluit.
L
Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:
1. In bijlage I komen te vervallen:
2. De verwijzing naar NEN 2575 2004 komt te luiden: NEN 2575 2000 Brandveiligheid van
gebouwen – Ontruimingsinstallaties – Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen (bestaande
bouw).
3. Na de verwijzing naar NEN 7013 1980 wordt ingevoegd:
NEN 7120 2011 Energieprestatie van gebouwen – Bepalingsmethode, inclusief correctieblad
C2: 2011.
4. Na de verwijzing naar NEN-EN 1838 1999 wordt ingevoegd:
NEN-EN 1997-2 + C1: 2010 Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp – Deel 2: Grondonderzoek
en beproeving inclusief nationale bijlage NB: 2011.
5. Aan bijlage I wordt toegevoegd:
NVN 7125 2011 Energieprestatienorm voor maatregelen op gebiedsniveau (EMG) – Bepalingsmethode.
M
Bijlage II wordt als volgt gewijzigd:
1. De verwijzing naar NEN-EN 1997-1-1+C1:2009 komt te vervallen.
2. Na de verwijzing naar NEN-EN 1996-3+C1:2011 wordt ingevoegd:
NEN-EN 1997-1+C1:2012 Eurocode 7: Geotechnisch ontwerp – Deel 1: Algemene regels,
inclusief nationale bijlage NB:2012.
ARTIKEL II
De Regeling omgevingsrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. De definitie van EPC komt te luiden:
EPC: energieprestatiecoëfficiënt als bedoeld in artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012;.
2. In de definitie van ‘gebruiksoppervlakte’ wordt ‘artikel 1.1, tweede lid’ vervangen
door: artikel 1.1, eerste lid.
3. Na de definitie van ‘NEN’ wordt een definitie ingevoegd, luidende:
NEN-EN: door de Europese Commissie voor Normalisatie geharmoniseerde norm;.
B
Artikel 2.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
2. Aan het vijfde lid wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
C
In artikel 2.11 wordt ‘de van toepassing zijnde NEN-norm(en)’ telkens vervangen door:
de van toepassing zijnde NEN- en NEN-EN-norm(en).
ARTIKEL III
Voor zover deze betrekking hebben op het bepaalde in artikel 16 van de richtlijn bouwproducten
zijn de artikelen 1.12, 1.16 en 1.17 van de Regeling Bouwbesluit 2003 zoals deze luidde
onmiddellijk voorafgaand aan 1 april 2012, van toepassing tot 1 juli 2013.
ARTIKEL IV
-
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van het tijdstip waarop artikel 5.2 en
afdeling 6.12 van het Bouwbesluit 2012 in werking treden, met uitzondering van artikel
II, onderdeel B, onder 1, dat in werking treedt met ingang van het tijdstip waarop
afdeling 5.2 van het Bouwbesluit 2012 in werking treedt.
-
2. Artikel III werkt terug tot en met 1 april 2012.
TOELICHTING
I Algemeen
1 Inleiding
De in deze regeling opgenomen wijzigingen van de Regeling Bouwbesluit 2012 en de Regeling
omgevingsrecht houden vooral verband met de inwerkingtreding van afdeling 6.12 en
artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012 per 1 juli 2012 en van afdeling 5.2 van het Bouwbesluit
2012 per 1 januari 2013. Afdeling 6.12 heeft betrekking op het veilig onderhoud van
gebouwen. Artikel 5.2 betreft de energieprestatiecoëfficiënt en afdeling 5.2 betreft
milieu, nieuwbouw. Verder zijn in deze regeling enkele wijzigingen in de aansturing
van normen opgenomen en wordt een enkele onjuiste verwijzing gecorrigeerd.
2 Procedure en inspraak
De ontwerpregeling is voorgelegd aan het Overlegplatform Bouwregelgeving.
3 Code interbestuurlijke verhoudingen
De VNG maakt geen gebruik van haar formele adviesbevoegdheid als bedoeld in de Code
interbestuurlijke verhoudingen. Zij heeft ambtelijk aangegeven geen opmerkingen op
het ontwerp van deze regeling te hebben.
4 Notificatie
De ontwerpregeling is op 21 maart 2012 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen
(notificatienummer 2012/ 0182/NL) ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van Richtlijn
98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998
betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften
en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals
gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). Artikel I van deze
regeling bevat mogelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn (notificatierichtlijn).
Deze bepalingen zijn verenigbaar met het vrije verkeer van goederen; zij zijn evenredig
en waar nodig voorzien van een gelijkwaardigheidsbepaling met het oog op de wederzijdse
erkenning (zie artikel 1.3 van het Bouwbesluit 2012).
De commissie heeft geen opmerkingen gemaakt die tot wijziging moeten leiden.
Melding aan het Secretariaat van de Wereldhandelsorganisatie ingevolge artikel 2,
negende lid, van de op 15 april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Overeenkomst inzake
technische handelsbelemmeringen (Trb. 1994, 235) heeft niet plaatsgevonden nu in casu geen sprake is van significante gevolgen voor
de handel.
5 Administratieve lasten
Het gaat in deze wijzigingsregeling alleen om het uitwerken van voorschriften uit
het Bouwbesluit 2012. Dit betekent dat er in principe geen sprake is van nieuwe of
extra administratieve lasten als gevolg van deze regeling. Er is wel sprake van een
lastenverhoging als uitvloeisel van de inwerkingtreding van de afdelingen 6.12 (per
1 juli 2012) en 5.2 (per 1 januari 2013) van het Bouwbesluit 2012. Op basis van het
rapport ‘Administratieve lastentoets indieningsvereisten wijzigingsregeling Mor’ (SIRA,
oktober 2011) kan worden vastgesteld dat de bepalingen over veilig onderhoud gebouwen
leiden tot een verhoging van de administratieve lasten per jaar van € 547.000 voor
bedrijven en 1.900 uur voor burgers. De administratieve lasten die voortvloeien uit
de voorschriften over de milieubelasting van het gebouw als gevolg van de toe te passen
materialen zullen op basis van datzelfde onderzoek jaarlijks naar verwachting ongeveer
€ 14.500.000 voor bedrijven bedragen.
6 Bestuurlijke lasten
De gevolgen van het Bouwbesluit 2012 voor de bestuurlijke lasten zijn reeds in beeld
gebracht in de nota van toelichting bij dat besluit. De onderhavige wijzigingsregeling
heeft geen nieuwe gevolgen voor die lasten.
7 Milieu- en bedrijfseffecten
Omdat het in deze wijzigingsregeling alleen gaat om het uitwerken van voorschriften
uit het Bouwbesluit 2012 is er bij de totstandkoming van deze regeling geen aanvullend
onderzoek gedaan. Zie voor de bedrijfs- en milieueffecten onderdeel 14 van het algemeen
deel van de nota van toelichting op het Bouwbesluit 2012.
II Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A, C, D en G
Met de wijzigingen in onderdelen A, C, D en G worden enkele onjuiste of onvolledige
verwijzingen gecorrigeerd.
Onderdeel B
Op grond van artikel 6.53, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 moet een te bouwen
gebouw voldoende gebouwgebonden veiligheidsvoorzieningen voor het kunnen uitvoeren
van veilig onderhoud hebben indien dat onderhoud niet veilig zonder die voorzieningen
kan worden uitgevoerd. Artikel 1.13 van de Regeling Bouwbesluit 2012 geeft aan dat
aan de hand van de Checklist Veilig onderhoud op en aan gebouwen 2012 de veiligheidsvoorzieningen
moeten worden beoordeeld indien dergelijke voorzieningen op grond van genoemd artikel
6.53, eerste lid, noodzakelijk zijn. In dat geval moet de checklist door de aanvrager
worden ingevuld en bij de stukken voor de aanvraag van aanvraag de vergunning voor
het bouwen worden gevoegd. Beoordeling van de veiligheidsvoorzieningen in de Checklist
Veilig onderhoud op en aan gebouwen 2012 gebeurt op basis van de huidige stand der
techniek. Deze checklist is te vinden op rijksoverheid.nl/bouwregelgeving
Onderdelen E en J
Met de onderdelen E en J wordt een nieuwe inhoud aan de artikelen 5.3 en 5.9 gegeven.
Dit betekent ten eerste dat de beperkingen aan de aansturing van NEN 1594 die in die
artikelen waren opgenomen zijn vervallen. Daarmee wordt NEN 1594 voortaan zowel voor
nieuwbouw als voor bestaande bouw volledig aangestuurd. De nieuwe artikelen 5.3 en
5.9 hebben betrekking op NEN 2057.Nu het Bouwbesluit 2012 geen eis meer stelt aan
de lichtdoorlatendheid van glas en de normbladen dat wel doen, is integrale aansturing
van dit normblad niet meer mogelijk. Om die reden zijn in genoemde artikelen voorwaarden
aan de toepassing van NEN 2057 gesteld.
Onderdelen F en K
Met de onderdelen F en K wordt een nieuw artikel 5.3a (voor nieuwbouw), respectievelijk
5.9 a (voor bestaande bouw) tussengevoegd. In genoemde artikelen wordt aangegeven
hoe bij toepassing van NEN 2535 en NEN 2575 moet worden omgegaan met de in die normen
genoemde toestemming van de bevoegde autoriteit. Dit hoeft niet te leiden tot het
separaat goedkeuren van het Programma van Eisen (PvE) naast het verlenen van een vergunning
voor het bouwen. Uit het voorschrift blijkt dat het voldoende is wanneer er een vergunning
voor het bouwen of voor brandveilig gebruik of een melding als bedoeld in artikel
1.18, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012 aanwezig is.
Onderdeel H
Met onderdeel H wordt een nieuwe inhoud aan artikel 5.7 gegeven. Dit betekent ten
eerste dat de correctiefactoren van NEN 2916 zijn vervallen. Zie hiervoor de toelichting
op onderdeel I. Het nieuwe artikel 5.7 geeft aan hoe onderdeel 9.2.c van NEN 5077
moet worden gelezen. Bij het meten van buitengeluid mag geen hinder ontstaan als verblijfsgebieden
op een normale manier die tot voldoende luchtverversing leidt worden geventileerd
Dit betekent dat natuurlijke toevoeropeningen bij een nominale windbelasting in geopende
stand moeten staan. Dat betekent tevens dat mechanische ventilatiesystemen in een
zodanig stand moeten zijn afgesteld dat de ventilatiestroom ten minste gelijktijdig
in die verblijfsgebieden aanwezig is waarvoor dat op grond van de voorschriften uit
het Bouwbesluit is voorgeschreven.
Bij het meten van het karakteristiek geluidsisolatieniveau met geluid afkomstig van
de buren moet worden gemeten onder omstandigheden waarbij zowel bij de buren als bij
het gebouw waarin het karakteristieke geluidsniveau wordt gemeten alle ventilatievoorzieningen
volledig in bedrijf zijn met de vereiste nominale volumestroom. Het is namelijk de
bedoeling dat het eigen gebouw relatief ongestoord moet kunnen worden gebruikt. Onder
‘buren’ wordt hierbij ook verstaan de gemeenschappelijke ruimten van het gebouw waarvan
de gebruiksfunctie deel uitmaakt.
Bij het meten van het karakteristiek geluidsniveau, afkomstige van het eigen (mechanisch)
ventilatiesysteem blijven afzuigkappen en motoren ten behoeve van uitsluitend toilet-
of badkamerventilatie buiten beschouwing.
Onderdeel I
Met onderdeel I wordt een nieuwe inhoud aan artikel 5.8 gegeven. Dit betekent dat
de correctiebepaling van NEN 5128 is vervallen. Zie ook de toelichting op onderdeel
H. Nu met ingang van 1 juli 2012 artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012 in werking treedt
is afdeling 5.3 van het Bouwbesluit 2003 gelijktijdig vervallen. Daaruit volgt dat
NEN 7120 de plaats inneemt van de oude normen NEN 2916 (energieprestatie utiliteitsbouw)
en NEN 5128 (energieprestatie woonfuncties en woongebouwen). Bijlage I stuurt daarom
voortaan NEN 7120 aan in plaats van de beide oude normen (zie onderdeel L). NEN 7120
bepaalt dus zowel de energieprestatie van utiliteitsbouw als van woningen. Met NEN
7120 is tevens de mogelijkheid geïntroduceerd waarmee energiemaatregelen op gebiedsniveau
kunnen worden gewaardeerd met de NVN 7125. Ook NVN 7125 is opgenomen in bijlage I
(zie onderdeel L).
Onderdeel L
In onderdeel L zijn een aantal wijzigingen van bijlage I, de bijlage met de data van
uitgifte van de normen in het besluit en de Regeling Bouwbesluit 2012, opgenomen.
Zie ook de toelichting op onderdeel I. In aanvulling daarop wordt opgemerkt dat voortaan
niet alleen deel 1 Maar ook deel 2 van Eurocode 7 Geotechnisch ontwerp wordt aangestuurd.
Artikel II
Onderdelen A en C
In onderdeel A worden twee definities gewijzigd. De aanpassing van de definitie van
EPC in de Regeling omgevingsrecht is noodzakelijk vanwege de inwerkingtreding van
artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012.
In de definitie van gebruiksoppervlakte wordt de verwijzing naar artikel 1.1, tweede
lid, van het Bouwbesluit 2012 gecorrigeerd naar artikel 1.1, eerste lid.
Het opnemen van een definitie van NEN-EN is noodzakelijk om naar NEN-EN-normen te
kunnen verwijzen. In onderdeel C is in artikel 2.11, Vereisten aan constructieve berekeningen,
de verwijzing naar NEN-normen vervangen door een verwijzing naar NEN-normen en NEN-EN-normen.
Onderdeel B
De wijziging van artikel 2.2, vierde lid, van de Regeling omgevingsrecht is nodig
bij de inwerkingtreding van afdeling 5.2 van het Bouwbesluit 2012 over milieubelasting
van in het bouwwerk toe te passen materialen. Op grond van artikel 5.9 van het Bouwbesluit
2012 moet berekend worden wat het duurzaamheidgehalte van het te realiseren bouwwerk
is. Deze berekening moet worden uitgevoerd volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie
Gebouwen en GWW-werken van de Stichting Bouwkwaliteit SBK van 1-11-2011. Deze bepalingsmethode
is te vinden op www.milieudatabase.nl. Met de toevoeging van een onderdeel b aan het vierde lid van artikel 2.2 maakt bovengenoemde
berekening onderdeel van de indieningsbescheiden uit.
De wijziging van artikel 2.2, vijfde lid, van de Regeling omgevingsrecht is nodig
bij de inwerkingtreding van afdeling 6.12 van het Bouwbesluit 2012 en artikel 1.13
van de Regeling Bouwbesluit 2012 over veilig onderhoud gebouwen. Artikel 6.53 van
het Bouwbesluit 2012 schrijft voor dat, indien voor het veilig kunnen plegen van onderhoud
aan een gebouw, gebouwgebonden voorzieningen nodig zijn, deze voorzieningen ook daadwerkelijk
moeten worden getroffen. Aan de hand van de Checklist Veilig onderhoud op en aan gebouwen
2012 wordt bepaald of een gebouw voldoende gebouwgebonden voorzieningen heeft. Uit
het nieuwe onderdeel van het vijfde lid volgt dat de ingevulde checklist bij een positieve
beantwoording van de vraag of er gebouwgebonden voorzieningen nodig zijn onderdeel
uitmaakt van de in indieningsbescheiden. De Checklist Veilig onderhoud op en aan gebouwen
2012 is te vinden op rijksoverheid.nl/bouwregelgeving.
Artikel III
In de artikelen 1.12 en 1.16 van Regeling Bouwbesluit 2003 zijn bepalingen opgenomen
omtrent de aanwijzing en de publicatie van certificatie- en inspectie-instellingen
en testlaboratoria als bedoeld in de artikelen 16 en 18 van de richtlijn bouwproducten.
Artikel 1.17 van die regeling bevat een bepaling over de gelijkwaardigheid van kwaliteitsverklaringen,
die op basis van artikel 16 van de Richtlijn bouwproducten zijn afgegeven. Op 1 juli
2013 treden de laatste onderdelen van de verordening bouwproducten in werking. Tot
dat moment geldt artikel 16 van de richtlijn bouwproducten Om die reden is het nodig
de artikelen 1.12, 1.16 en 1.17 van de Regeling Bouwbesluit 2003, waarmee artikel
16 is omgezet, tot 1 juli 2013 van toepassing te laten zijn. In artikel IV van dit
besluit is bepaald dat dit voorschrift terug werkt tot en met 1 april 2012, het moment
waarop de Regeling Bouwbesluit 2003 werd ingetrokken.
Artikel IV
Dit artikel bevat de inwerkingtredingsbepaling. Het eerste lid bepaalt dat deze regeling
met uitzondering van artikel II, onderdeel b, onder 1, in werking treedt op het moment
waarop artikel 5.2 en afdeling 6.12 van het Bouwbesluit 2012 in werking treden. Dit
is 1 juli 2012 (Stb. 2012, 256). Artikel II, onderdeel b, onder 1, in werking treedt op het moment waarop afdeling
5.2 van het Bouwbesluit 2012 treedt in werking. Dit is 1 januari 2013 (Stb. 2012, 256). Het tweede lid regelt de terugwerkende kracht van artikel III tot en met 1 april
2012.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.W.E. Spies.