De Minister van Infrastructuur en Milieu,
Gelet op de artikelen 8, eerste lid, 31, eerste lid, 32, tweede lid, 40, tweede lid,
en 48, vierde lid, van de Binnenvaartwet en 5, onderdeel a, 17, tweede lid, 20, vijfde
lid, en 29, eerste lid, van het Binnenvaartbesluit;
Alsmede gelet op de resolutie van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 30 november
2011 (protocol 2011-II-16);
Besluit:
ARTIKEL I
De Binnenvaartregeling wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 7.8 wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘pleziervaartbewijs’ vervangen door ‘pleziervaartbewijs
I of II’ en vervalt ‘, voorzien van de aantekening `tot 40 meter’’.
2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘pleziervaartbewijs’ vervangen door: pleziervaartbewijs
I of II.
3. Het vijfde en zesde lid komen te luiden:
4. Onder vernummering van het zevende tot en met dertiende lid tot achtste tot en met
veertiende lid wordt een lid ingevoegde, luidende:
5. In het elfde lid (nieuw) wordt ‘tot uiterlijk twee jaar na het in werking treden
van dit artikel’ vervangen door: tot 1 juli 2011.
B
Artikel 7.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
2. De in artikel 17, tweede lid, van het besluit bedoelde, krachtens de Herziene Rijnvaartakte
afgegeven, bewijzen van vaarbekwaamheid zijn:
-
a. het groot patent als gelijkwaardig aan het groot vaarbewijs, het beperkt groot vaarbewijs
en het klein vaarbewijs;
-
b. het klein patent als gelijkwaardig aan het beperkt groot vaarbewijs en het klein vaarbewijs;
-
c. het sportpatent als gelijkwaardig aan het klein vaarbewijs.
C
In artikel 10.4 wordt een lid toegevoegd, luidende:
D
In de numerieke rangschikking in artikel 11.1, eerste lid, worden de volgende artikelen
ingevoegd: 25, vierde lid en vijfde lid, 31, vierde lid, 33, tweede lid en 38, zevende
lid.
E
In bijlage 1.1 (Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995) wordt in artikel 15.03,
derde lid, onderdelen a en c, ‘van statische stabiliteit’ telkens geschrapt.
F
Bijlage 1.9 (Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn) wordt als
volgt gewijzigd:
1. In bijlage D5 van bijlage 1.9 wordt aan tabel II (Vaarbevoegdheidsbewijs van derde
landen) aan het slot een rij toegevoegd, luidende:
BG
|
Binnenvaartpatent
Schifferpatent für die Binnenschiffahrt
|
– op het riviergedeelte tussen de sluizen van Iffezheim (km 335,92) en het Spijksche
Veer (km 857,40) moet tevens een bewijs voor riviergedeelten overeenkomstig het in
bijlage D3 van het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn vermelde
model worden overgelegd, - de houder moet vanaf het bereiken van de leeftijd van 50
jaar een bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid conform bijlage B3 van
het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn voorleggen, dat volgens
de door dat Reglement voorgeschreven modaliteiten moet worden verlengd.
|
Bulgarian Maritime Administration (BMA)
Ruse 7000
20 Pristanistna St.
stw_rs@marad.bg
Tél : +359 82 815 815
Fax : +359 82 824 009
|
Model
|
2. aan de modellen in bijlage D5 wordt aan het slot toegevoegd:
G
In bijlage 6.1 wordt artikel 17 als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden:
Artikel 17. Aandoeningen die leiden tot een aanzienlijke bewegingsbeperking, verlies
of sterke vermindering van de functie in een der ledematen die voor de uit te voeren
handelingen van belang zijn
2. Twee leden worden toegevoegd, luidende:
-
4. In afwijking van het eerste tot en met derde lid is voor de keuring ter verkrijging
van het klein vaarbewijs dat uitsluitend voor de pleziervaart wordt gebruikt verminderd
functioneren van de extremiteiten toegestaan indien de aanvrager het schip, eventueel
met aangepaste bedieningsorganen, naar het oordeel van de medisch adviseur scheepvaart,
veilig kan besturen.
Hierbij geldt voor:
-
a. schepen met een lengte tot en met 25 meter, dat:
-
1° functieverlies van de benen is toegestaan indien de aanvrager door middel van zijn
benen, eventueel voorzien van een prothese of prothesen, zelfstandig aan en van boord
kan gaan en de bedieningsorganen zelfstandig kan bedienen;
-
2° functieverlies van de benen is toegestaan indien de aanvrager gezeten in een rolstoel
zelfstandig aan en van boord kan gaan, en de inrichting van een stuurhut en overig
binnenwerk zodanig zijn dat een veilige besturing van het schip vanuit de rolstoel
mogelijk is;
-
3° functieverlies van één der armen is toegestaan indien de aanvrager in staat is de
besturingsorganen met de andere arm te bedienen.
-
b. schepen met een lengte tot en met 6 meter, dat:
functieverlies van de benen is toegestaan indien de aanvrager op armkracht zelfstandig
van en aan boord kan gaan en zelfstandig de bestuursorganen kan bedienen.
-
5. Het vierde lid, onderdeel a, onder 2⁰, geldt alleen voor een specifiek aangepast
schip. De aanpassingen worden aangetekend op het vaarbewijs.
H
De modellen van de geneeskundige verklaring, onderscheidenlijk de verklaring van medische
ongeschiktheid, in respectievelijk bijlage 6.2 en bijlage 6.3, komen te luiden overeenkomstig
respectievelijk het model in bijlage 1 en bijlage 2 bij deze regeling.
I
Aan de tabel van bijlage 7.2, paragraaf 2, wordt aan het slot een rij toegevoegd,
luidende:
Verklaring praktijkexamen vaartijd als bedoeld in art. 7.19a, onderdeel a, van de
Binnenvaartregeling
|
|
|
V
|
|
|
|
|
|
|
J
Het model van de Rijnvaartverklaring in bijlage 8.1 komt te luiden overeenkomstig
het model in bijlage 3 bij deze regeling.
K
Bijlage 11.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Tabel 1A wordt als volgt gewijzigd:
-
a. In de eerste kolom van de rijen met feitcodes BVW 3.3.097 R tot en met BVW 3.3.300
R wordt tussen ‘jo. 1.9 BVR’ en ‘jo. 2.02 lid 1 Rsp’ ingevoegd: jo. 1.7 BVR.
-
b. In de eerste kolom van de rijen met feitcodes BVW 3.3.303 R tot en met BVW 3.3.308
R wordt ‘20.02 RosR 1995’ vervangen door: 1.7 BVR jo. 2.02 lid 1 Rsp jo. 3.20 Rsp.
-
c. De rijen met feitcodes BVW 3.3.309 R en BVW 3.3.310 R vervallen.
-
d. In de eerste kolom van de rijen met feitcodes BVW 3.3.311 R en BVW 3.3.312 R wordt
‘22 lid 7 onder a’ vervangen door ‘22 lid 7 onder c’ en ‘5.1 BVR’ vervangen door ‘1.6
lid 4 onder c BVR’.
-
e. In de eerste kolom van de rij met feitcode BVW 3.3.313 R wordt ‘5.1 BVR’ vervangen
door: 1.6 lid 4 onder c BVR.
-
f. In de eerste kolom van de rij met feitcodes BVW 3.3.321 R tot en met BVW 3.3.325 R
wordt ‘22 lid 7 onder a’ vervangen door: 22 lid 7 onder b.
-
g. In de eerste kolom van de rij met feitcodes BVW 3.3.347 R tot en met BVW 3.3.351 R
wordt ‘22 lid 7 onder a’ vervangen door: 22 lid 7 onder b.
-
h. In de eerste kolom van de rij met feitcodes BVW 3.3.357 R tot en met BVW 3.3.362 R
wordt tussen ‘jo. 1.9 BVR’ en ‘jo. 3.19 Rsp’ ingevoegd: jo. 1.7 BVR jo. 2.02 lid 1
Rsp.
-
i. Na de rij met feitcode BVW 3.3.362 R worden nieuwe rijen ingevoegd, luidende:
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 1.9 BVR jo. 1.7 BVR jo. 2.02 lid 1 Rsp jo.
3.21 Rsp
|
Als gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op kanaalspitsen:
|
|
|
Bij het ontbreken van 1 schipper die houder is van een Rijnpatent
|
€ 500,–
|
BVW 3.3.363 R
|
Bij het ontbreken van een persoon die tenminste 16 jaar oud is en die in staat is
te helpen bij manoeuvreren met het schip
|
€ 150,–
|
BVW 3.3.364 R
|
22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 1.9 BVR jo. 1.7 BVR jo. 2.02 lid 1 Rsp jo.
3.21 Rsp
|
Als werkgever nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben
op kanaalspitsen:
|
|
|
Bij het ontbreken van 1 schipper die houder is van een Rijnpatent
|
€ 1000,–
|
BVW 3.3.365 R
|
Bij het ontbreken van een persoon die tenminste 16 jaar oud is en die in staat is
te helpen bij manoeuvreren met het schip
|
€ 300,–
|
BVW 3.3.366 R
|
Rijn, Waal en Lek: hoofdstuk 3 paragraaf 4: Vaarbewijs
|
25 lid 4 BVW jo.14 BVB
|
Een schip gebruiken waarvoor een groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de gezagvoerder een geldig
groot vaarbewijs dan wel een gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid
3 van de BVW is afgegeven.
|
€ 750,–
|
BVW 3.4.001 R
|
25 lid 4 BVW jo.14 BVB
|
Een schip doen
gebruiken waarvoor een groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de gezagvoerder een geldig
groot vaarbewijs dan wel een geldig gelijkwaardig document als bedoeld in artikel
25 lid 3 van de BVW is afgegeven.
|
€ 1.500,–
|
BVW 3.4.002 R
|
25 lid 4 BVW jo.15 BVB
|
Een schip gebruiken waarvoor een beperkt groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de gezagvoerder een
geldig groot vaarbewijs dan wel een geldig beperkt groot vaarbewijs dan wel een geldig
gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de BVW is afgegeven.
|
€ 750,–
|
BVW 3.4.003 R
|
25 lid 4 BVW jo. 15 BVB
|
Een schip doen
gebruiken waarvoor een beperkt groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de gezagvoerder een
geldig groot vaarbewijs dan wel een geldig beperkt groot vaarbewijs dan wel een geldig
gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de BVW is afgegeven.
|
€ 1.500,–
|
BVW 3.4.004 R
|
25 lid 5 onder a BVW
|
Een schip voeren terwijl het op zijn naam gestelde vaarbewijs voor een gedeelte of
het geheel van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard, gedurende dat gedeelte of
het geheel van de geldigheidsduur.
|
€ 1.000,–
|
BVW 3.4.005 R
|
25 lid 5 onder a BVW
|
Als gezagvoerder een schip doen voeren terwijl het op zijn naam gestelde vaarbewijs voor een gedeelte of het geheel
van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard, gedurende dat gedeelte of het geheel
van de geldigheidsduur.
|
€ 2.000,–
|
BVW 3.4.006 R
|
25 lid 5 onder b BVW
|
Een schip voeren terwijl hem de bevoegdheid tot het voeren van schepen is ontzegd
ingevolge artikel 35 b van de Scheepvaartverkeerswet gedurende de termijn van ontzegging.
|
€ 1.000,–
|
BVW 3.4.007 R
|
25 lid 5 onder b BVW
|
Als gezagvoerder een schip doen voeren terwijl hem de bevoegdheid tot het voeren van schepen is ontzegd ingevolge
artikel 35 b van de Scheepvaartverkeerswet gedurende de termijn van ontzegging.
|
€ 2.000,–
|
BVW 3.4.008 R
|
25 lid 5 onder c BVW
|
Een schip voeren terwijl van hem het vaarbewijs of het bewijs van vrijstelling of
ontheffing, bedoeld in artikel 31 van de BVW, met toepassing van de artikelen 35a
of 35c van de Scheepvaartverkeerswet is ingenomen en niet is teruggegeven.
|
€ 1.000,–
|
BVW 3.4.009 R
|
25 lid 5 onder c BVW
|
Als gezagvoerder een schip doen voeren terwijl van hem het vaarbewijs of het bewijs van vrijstelling of ontheffing,
bedoeld in artikel 31 van de BVW, met toepassing van de artikelen 35a of 35c van de
Scheepvaartverkeerswet is ingenomen en niet is teruggegeven.
|
€ 2.000,–
|
BVW 3.4.010 R
|
28 lid 7 BVW
|
Als gezagvoerder handelen in strijd met de voorschriften die verbonden zijn aan het vaarbewijs ingevolge
het onderzoek naar de lichamelijke en geestelijke geschiktheid.
|
€ 500,–
|
BVW 3.4.011 R
|
28 lid 7 BVW
|
Als werkgever handelen in strijd met de voorschriften die verbonden zijn aan het vaarbewijs ingevolge
het onderzoek naar de lichamelijke en geestelijke geschiktheid.
|
€ 1.000,–
|
BVW 3.4.012 R
|
31 lid 4 BVW
|
Handelen in strijd met de aan een vrijstelling of ontheffing van het vaarbewijs verbonden
voorschriften/beperkingen, als bedoeld in artikel 31 lid 1 respectievelijk 31 lid
2 van de BVW.
|
€ 500,–
|
BVW 3.4.013 R
|
31 lid 4 BVW
|
Doen handelen in strijd met de aan een vrijstelling of ontheffing van het vaarbewijs verbonden
voorschriften/beperkingen, als bedoeld in artikel 31 lid 1 respectievelijk 31 lid
2 van de BVW.
|
€ 1.000,–
|
BVW 3.4.014 R
|
-
j. De eerste kolom van de rij met feitcode BVW 4.2.003 R komt te luiden: 37 lid 2 BVW
jo. 31 BVB jo. 1.9 BVR jo. 1.7 BVR jo. 3.05 lid 1 onder b Rsp.
-
k. Na de rij met feitcode BVW 4.2.009 R worden twee rijen ingevoegd, luidende:
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 1.9 BVR jo. 1.7 BVR jo. 3.10 lid 3 Rsp
|
Als gezagvoerder een schip gebruiken in de periode gelegen tussen 22.00 uur en 06.00 uur (bloktijd
A1), respectievelijk in de periode gelegen tussen 23.00 uur en 05.00 uur (bloktijd
A2) zonder dat de vaartijd wordt geregistreerd door middel van een goedgekeurde, naar
behoren functionerende tachograaf
|
€ 400,–
|
BVW 4.2.009a R
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 1.9 BVR jo. 1.7 BVR jo. 3.10 lid 3 Rsp
|
Als werkgever een schip gebruiken in de periode gelegen tussen 22.00 uur en 06.00 uur (bloktijd
A1), respectievelijk in de periode gelegen tussen 23.00 uur en 05.00 uur (bloktijd
A2) zonder dat de vaartijd wordt geregistreerd door middel van een goedgekeurde, naar
behoren functionerende tachograaf
|
€ 800,–
|
BVW 4.2.009b R
|
-
l. In de derde kolom van de rijen met feitcodes BVW 4.2.022 R, BVW 4.2.026 R, BVW 4.2.031
R, BVW 4.2.039 R, BVW 4.2.043 R en BVW 4.2.048 R wordt ‘Over een periode van 1 dag’
vervangen door: Per niet ingevulde dag.
-
m. De laatste drie kolommen van de rijen met feitcodes BVW 4.2.023 R tot en met BVW 4.2.025
R, BVW 4.2.027 R tot en met BVW 4.2.029 R, BVW 4.2.032 R tot en met BVW 4.2.034 R,
BVW 4.2.040 R tot en met BVW 4.2.042 R, BVW 4.2.044 R tot en met BVW 4.2.046 R en
BVW 4.2.049 R tot en met BVW 4.2.051 R vervallen.
-
n. De rij met feitcode BVW 4.2.054 R vervalt.
2. Tabel 1B wordt als volgt gewijzigd:
-
a. In de eerste kolom van de rijen met feitcodes 3.3.303 O tot en met BVW 3.3.308 O wordt
‘20.02 RosR 1995’ vervangen door: 3.20 Rsp.
-
b. De rijen met feitcodes BVW 3.3.309 O en BVW 3.3.310 O vervallen.
-
c. Na de rij met feitcode BVW 3.3.320 O worden nieuwe rijen ingevoegd, luidende:
Overige wateren: Hoofdstuk 3 paragraaf 4 BVW: Vaarbewijs.
|
25 lid 4 BVW jo.14 BVB
|
Een schip gebruiken waarvoor een groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de gezagvoerder
een geldig groot vaarbewijs dan wel een gelijkwaardig document als bedoeld in artikel
25 lid 3 van de BVW is afgegeven.
|
€ 750,–
|
BVW 3.4.001 O
|
25 lid 4 BVW jo.14 BVB
|
Een schip doen gebruiken waarvoor een groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan
de gezagvoerder een geldig groot vaarbewijs dan wel een geldig gelijkwaardig document
als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de BVW is afgegeven.
|
€ 1.500,–
|
BVW 3.4.002 O
|
25 lid 4 BVW jo.15 BVB
|
Een schip gebruiken waarvoor een beperkt groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan
de gezagvoerder een geldig groot vaarbewijs dan wel een geldig beperkt groot vaarbewijs
dan wel een geldig gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de BVW
is afgegeven.
|
€ 750,–
|
BVW 3.4.003 O
|
25 lid 5 BVW jo. 15 BVB
|
Een schip doen gebruiken waarvoor een beperkt groot vaarbewijs is vereist zonder dat
aan de gezagvoerder een geldig groot vaarbewijs dan wel een geldig beperkt groot vaarbewijs
dan wel een geldig gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de BVW
is afgegeven.
|
€ 1.500,–
|
BVW 3.4.004 O
|
25 lid 5 onder a BVW
|
Een schip voeren terwijl het op zijn naam gestelde vaarbewijs voor een gedeelte of
het geheel van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard, gedurende dat gedeelte of
het geheel van de geldigheidsduur.
|
€ 1.000,–
|
BVW 3.4.005 O
|
25 lid 5 onder a BVW
|
Als gezagvoerder een schip doen voeren terwijl het op zijn naam gestelde vaarbewijs
voor een gedeelte of het geheel van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard, gedurende
dat gedeelte of het geheel van de geldigheidsduur.
|
€ 2.000,–
|
BVW 3.4.006 O
|
25 lid 5 onder b BVW
|
Een schip voeren terwijl hem de bevoegdheid tot het voeren van schepen is ontzegd
ingevolge artikel 35 b van de Scheepvaartverkeerswet gedurende de termijn van ontzegging.
|
€ 1.000,–
|
BVW 3.4.007 O
|
25 lid 5 onder b BVW
|
Als gezagvoerder een schip doen voeren terwijl hem de bevoegdheid tot het voeren van
schepen is ontzegd ingevolge artikel 35 b van de Scheepvaartverkeerswet gedurende
de termijn van ontzegging.
|
€ 2.000,–
|
BVW 3.4.008 O
|
25 lid 5 onder c BVW
|
Een schip voeren terwijl van hem het vaarbewijs of het bewijs van vrijstelling of
ontheffing, bedoeld in artikel 31 van de BVW, met toepassing van de artikelen 35a
of 35c van de Scheepvaartverkeerswet is ingenomen en niet is teruggegeven.
|
€ 1.000,–
|
BVW 3.4.009 O
|
25 lid 5 onder c BVW
|
Als gezagvoerder een schip doen voeren terwijl van hem het vaarbewijs of het bewijs
van vrijstelling of ontheffing, bedoeld in artikel 31 van de BVW, met toepassing van
de artikelen 35a of 35c van de Scheepvaartverkeerswet is ingenomen en niet is teruggegeven.
|
€ 2.000,–
|
BVW 3.4.010 O
|
28 lid 7 BVW
|
Als gezagvoerder handelen in strijd met de voorschriften die verbonden zijn aan het
vaarbewijs ingevolge het onderzoek naar de lichamelijke en geestelijke geschiktheid.
|
€ 500,–
|
BVW 3.4.011 O
|
28 lid 7 BVW
|
Als werkgever handelen in strijd met de voorschriften die verbonden zijn aan het vaarbewijs
ingevolge het onderzoek naar de lichamelijke en geestelijke geschiktheid.
|
€ 1.000,–
|
BVW 3.4.012 O
|
31 lid 4 BVW
|
Handelen in strijd met de aan een vrijstelling of ontheffing van het vaarbewijs verbonden
voorschriften/beperkingen, als bedoeld in artikel 31 lid 1 respectievelijk 31 lid
2 van de BVW.
|
€ 500,–
|
BVW 3.4.013 O
|
31 lid 4 BVW
|
Doen handelen in strijd met de aan een vrijstelling of ontheffing van het vaarbewijs
verbonden voorschriften/beperkingen, als bedoeld in artikel 31 lid 1 respectievelijk
31 lid 2 van de BVW.
|
€ 1.000,–
|
BVW 3.4.014 O
|
33 lid 2 BVW jo. 7.1 BVR i.v.m. 34 BVW jo. 13 BVB
|
Handelen in strijd met de regels die bij ministeriële regeling ten aanzien van vaarbewijzen
voor de vaart op de Westerschelde, de Oosterschelde, de Waddenzee, de Eems, de Dollard,
het IJsselmeer, het IJmeer of het markermeer met uitzondering van de Gouwzee als bedoeld
in artikel 13 lid 3 van het BVB juncto artikel 7.1 van de BVR.
|
€ 750,–
|
BVW 3.4.015 O
|
33 lid 2 BVW jo. 7.1 BVR i.v.m. 34 BVW jo. 13 BVB
|
Doen handelen in strijd met de regels die ministeriële regeling ten aanzien van vaarbewijzen
voor de vaart op de Westerschelde, de Oosterschelde, de Waddenzee, de Eems, de Dollard,
het IJsselmeer, het IJmeer of het markermeer met uitzondering van de Gouwzee als bedoeld
in artikel 13 lid 3 van het BVB juncto artikel 7.1 van de BVR.
|
€ 1.500,–
|
BVW 3.4.016 O
|
-
d. Na de rij met feitcode BVW 4.2.009 O worden twee nieuwe rijen ingevoegd, luidende:
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 5.4 lid 1 BVR jo. 3.10 lid 3 Rsp
|
Een schip gebruiken in de periode gelegen tussen 22.00 uur en 06.00 uur (bloktijd A1), respectievelijk
in de periode gelegen tussen 23.00 uur en 05.00 uur (bloktijd A2) zonder dat de vaartijd
wordt geregistreerd door middel van een goedgekeurde, naar behoren functionerende
tachograaf.
|
€ 400,–
|
BVW 4.2.009a O
|
37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 5.4 lid 1 BVR jo. 3.10 lid 3 Rsp
|
Een schip doen gebruiken in de periode gelegen tussen 22.00 uur en 06.00 uur (bloktijd A1), respectievelijk
in de periode gelegen tussen 23.00 uur en 05.00 uur (bloktijd A2) zonder dat de vaartijd
wordt geregistreerd door middel van een goedgekeurde, naar behoren functionerende
tachograaf.
|
€ 800,–
|
BVW 4.2.009b O
|
-
e. In de tweede kolom van de rij met feitcode BVW 4.2.026 O wordt ‘zodra de vaart begint,
dan wel de vaart wordt voortgezet’ vervangen door: zodra de vaart wordt onderbroken,
dan wel wordt beëindigd.
-
f. In de derde kolom van rijen met feitcodes BVW 4.2.022 O, BVW 4.2.026 O, BVW 4.2.031
O en BVW 4.2.061 O wordt de tekst ‘Over een periode van 1 dag’ vervangen door: Per
niet ingevulde dag.
-
g. De laatste drie kolommen van de rijen met feitcodes BVW 4.2.023 O tot en met BVW 4.2.025
O, BVW 4.2.027 O tot en met BVW 4.2.029 O, BVW 4.2.032 O tot en met BVW 4.2.034 O
en BVW 4.2.062 O tot en met BVW 4.2.064 O vervallen.
-
h. De rij met feitcode BVW 4.2.054 O vervalt.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdelen C, F en G,
die in werking treden met ingang van 1 juli 2012.
TOELICHTING
Algemeen
Deze wijziging van de Binnenvaartregeling strekt tot implementatie van de erkenning
door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) van het Bulgaarse bewijs van vaarbekwaamheid,
toevoeging van een voorziening voor het aanwijzen van toezichthouders van het waterschap
Rivierenland, aanpassing van de medische eisen voor het klein vaarbewijs ten behoeve
van de pleziervaart voor personen met een bewegingsbeperking, de invoering van de
bestuurlijke boete voor overtredingen met betrekking tot het groot en beperkt groot
vaarbewijs alsmede de reparatie van de boetebedragen en nog enkele gebleken tekortkomingen
in die regeling.
Vaste verandermomenten
In deze regeling is het vaste verandermoment van 1 juli 2012 aangehouden voor de toevoeging
van het waterschap Rivierenland als toezichthouder, de erkenning van het Bulgaarse
bewijs van vaarbekwaamheid op de Rijn en de aanpassing van de medische keuringseisen
voor het klein vaarbewijs voor personen met een bewegingsbeperking. Aangezien de totstandkoming
van deze regeling niet vóór 1 mei 2012 kon worden afgrond kan de bijbehorende invoeringstermijn
van twee maanden maar ten dele worden uitgevoerd. Dit is evenwel niet bezwaarlijk
aangezien dit begunstigende maatregelen zijn en de erkenning van het Bulgaarse vaarbewijs
de implementatie van een internationaal besluit betreft.
De overige wijzigingen betreffen reparatiewetgeving die omwille van de effectieve
handhaving van de binnenvaartvoorschriften onmiddellijke invoering vergt. De artikelsgewijze
toelichting gaat hier nader op in.
Administratieve lasten
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de informatieverplichtingen van burgers en
bedrijven. Het betreft maatregelen met een wetgevingstechnisch karakter die geen nieuwe
procedures in het leven roepen. Derhalve zijn er ook geen gevolgen voor de administratieve
lasten.
Artikelsgewijs
Artikel I,
Onderdeel A
Dit betreft in eerste instantie een redactionele aanpassing om de leesbaarheid van
de leden 5 en 6 van artikel 7.8 te verbeteren. In de praktijk bleek het niet duidelijk
dat deze leden de mogelijkheid bieden om ook op grond van ongeldig geworden vaardocumenten
een groot pleziervaartbewijs te verkrijgen. Een voorwaarde is wel dat de ongeldigheid
slechts mag zijn ontstaan door het verstrijken van de geldigheidsduur en niet door
ongeldig verklaring van het document, bijvoorbeeld op medische gronden.
Voorts was de opsomming van documenten, op grond waarvan een groot pleziervaartbewijs
kan worden aangevraagd, niet volledig. Deze is nu gecompleteerd met het groot en klein
patent.
Verder is met lid 7 (nieuw) een leemte ingevuld, namelijk dat een groot pleziervaartbewijs
ook verkregen kan worden op grond van een geldig vaarbewijs dat ten minste gelijkwaardig
is aan een klein vaarbewijs. De omzetting van een hoger vaarbewijs in een lager vaarbewijs
was al mogelijk op grond van artikel 21, onderdeel a, van het Binnenvaartbesluit.
De vergelijkbare omzetting van een hoger vaarbewijs in een lager vrijstellingsbewijs
was echter niet geregeld.
Tot slot is in het tiende lid geëxpliciteerd wanneer de overgangsperiode, waarbinnen
een groot pleziervaartbewijs op grond van een overgangsregeling kon worden verkregen,
ten einde liep. Ofschoon deze overgangsbepaling al is uitgewerkt blijkt dit toch wenselijk
omdat nog altijd een beroep op de overgangsregeling wordt gedaan.
Onderdeel B
Met het nieuwe tweede lid van artikel 7.10 worden de binnen Nederland afgegeven Rijnpatenten
erkend als gelijkwaardig aan diverse Nederlandse vaarbewijzen. Dit was ten onrechte
achterwege gelaten, waarmee nu alsnog invulling is gegeven aan artikel 17, tweede
lid, van het Binnenvaartbesluit. De erkenning van in het buitenland afgegeven Rijnpatenten
was al geschied in bijlage 7.1, onderdeel 1.1, onder i, en onderdeel 1.3, onder e.
Onderdeel C
Op verzoek van het waterschap Rivierenland kunnen ambtenaren van dat waterschap worden
aangewezen als toezichthouders op de naleving van de Binnenvaartwet.
Onderdeel D
Aangezien bij de wijziging van de Binnenvaartregeling van 12 december 2011, houdende
wijziging van de Binnenvaartregeling in verband met aanwijzing categorieën vaarbewijzen
(Stcrt. 2011, 23038), de handhaving van de voorschriften met betrekking tot het groot vaarbewijs en het
beperkt groot vaarbewijs is overgeheveld van het strafrecht naar het bestuursrecht
en overtredingen op dat gebied voortaan bestuurlijk worden beboet, was het tevens
noodzakelijk om de bijbehorende boetebedragen vast te stellen. Deze zijn hiermee toegevoegd
in de tabellen 1 A en 1B van bijlage 11.1.
Onderdeel E
De woorden ‘van statistische stabiliteit’ waren overbodig in artikel 15.03, derde
lid, van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995. In de andere taalversies
van dit reglement komen deze niet voor.
Onderdeel F
Het Bulgaarse bewijs van vaarbekwaamheid is door de CCR, bij resolutie 2011-II-16
van 30 november 2011,erkend en als zodanig opgenomen in bijlage D5 van het reglement
betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn.
Onderdeel G
De Binnenvaartregeling biedt al mogelijkheden om een klein vaarbewijs af te geven
voor personen met bewegingsbeperkingen. Bij brief van 28 april 2010 (Tweede Kamer,
2009/2010, 30523, nr. 45) is evenwel aan de Tweede Kamer toegezegd de regelgeving op dit punt zodanig te verduidelijken,
dat daaruit meer vanzelfsprekend dan nu voortvloeit dat aan personen met een bewegingsbeperking,
eventueel onder de voorwaarde van aanpassing van het vaartuig of aan de persoon, een
klein vaarbewijs dat voor de pleziervaart wordt gebruikt kan worden afgegeven. Dit
heeft dan in de meeste gevallen tot gevolg dat niet meer eerst een beroepsprocedure
bij de scheidsrechter aanhangig hoeft te worden gemaakt, maar dat al bij de eerste
beoordeling een positieve beslissing mogelijk is.
Om dit te bereiken is in artikel 17 van de Keuringsaanwijzingen en keuringseisen een
splitsing aangebracht tussen beroeps- (de leden 1 tot en met 3) en pleziervaart (lid
4), omdat de feitelijke situatie aan boord en de gevaarzetting bij de beroepsvaart
en de pleziervaart nogal verschillen.
Er is voorts een onderscheid gemaakt tussen bewegingsbeperkingen aan de benen (onderste
ledematen) en aan de armen (bovenste ledematen), waarbij de lengte van het pleziervaartuig
tot en met 25 meter, onderscheidenlijk tot en met 6 meter (hierbij valt te denken
aan snelle motorboten) een rol speelt.
Uitgangspunt daarbij is om die gevallen zoveel als mogelijk in de regelgeving te vatten,
waarin de medische geschiktheid voor het besturen van pleziervaartuigen met een lengte
van maximaal 25 meter, thans via de scheidsrechterprocedure wordt vastgesteld.
Onderdeel H
De modellen van de geneeskundige verklaring en de verklaring van medische ongeschiktheid
zijn aangepast in verband met de nieuwe naam van de afgevende instantie: Inspectie
Leefomgeving en Transport.
Onderdeel I
Het examen Navigatie 1 maakt deel uit van de examens die behaald moeten worden om
het groot of het beperkt groot vaarbewijs te kunnen verkrijgen.
De voor dit examen benodigde kennis, maakt deel uit van het praktijkexamen binnenvaart
bedoeld in artikel 7.19a, onderdeel a, van de Binnenvaartregeling. Derhalve is het
niet nodig dat iemand die voor dit praktijkexamen slaagt en ten bewijze daarvan houder
is van een ‘verklaring praktijkexamen vaartijd’ ook nog eens het examen Navigatie
1 met goed gevolg aflegt. Het College van Deskundigen Binnenvaart van het CCV heeft
hiermee ingestemd.
Daarom is in de tabel in paragraaf 2 van Bijlage 7.2. van de Binnenvaartregeling opgenomen,
dat het bezit van de ‘verklaring praktijkexamen vaartijd’ vrijstelling geeft van het
examenonderdeel Navigatie 1 ten behoeve van het verkrijgen van het groot en het beperkt
groot vaarbewijs.
Onderdeel J
In het model van de Rijnvaartverklaring is de ondertekening aangepast in verband met
de afgifte sinds enige jaren van deze verklaringen door de KIWA Register B.V.
Onderdeel K
Dit onderdeel omvat uiteenlopende wijzigingen van de boetecatalogus, variërende van
wetgevingstechnische en redactionele aanpassingen tot toevoeging van nieuwe boetes.
Nieuwe feitcodes (feitcodes 3.3.363 tot en met 3.3.366) en boetebedragen zijn opgenomen
betreffende de bemanningssterkte op kanaalspitsen.
Voorts vallen in verband met de onder D genoemde wijziging van de Binnenvaartregeling
overtredingen met betrekking tot het groot vaarbewijs en beperkt groot vaarbewijs
alsmede de hier aan gelijkgestelde buitenlandse bewijzen van vakbekwaamheid onder
het bestuursrecht. De boetecatalogus is derhalve aangevuld met de feitcodes en boetebedragen
dienaangaande (feitcodes 3.4.001 tot en met 3.4.016).
Tot slot zijn nieuwe feitcodes en boetebedragen opgenomen voor het varen in de bloktijden
A1 en A2 zonder goedgekeurde naar behoren functionerende tachograaf (feitcodes 4.2.009a
en 4.2.009b).
De boetebedragen zijn afgestemd met het Openbaar Ministerie. De hoogte van de boetebedragen
is gebaseerd op het tarief voor het niet hebben van een groot of beperkt groot vaarbewijs
zoals was opgenomen in de Richtlijn voor Strafvordering, feitgecodeerde misdrijven
en overtredingen van het Openbaar Ministerie.
Voorts zijn enkele reparaties bij de wijziging van de boetecatalogus doorgevoerd.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen.