Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 29 mei 2012, nr. IENM/BSK-2012/56947, tot wijziging van de Binnenvaartregeling in verband met de wijziging van de medische keuringseisen voor het klein vaarbewijs, ter implementatie van CCR-resolutie 2011-II-16 en ter reparatie van diverse onvolkomenheden

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 8, eerste lid, 31, eerste lid, 32, tweede lid, 40, tweede lid, en 48, vierde lid, van de Binnenvaartwet en 5, onderdeel a, 17, tweede lid, 20, vijfde lid, en 29, eerste lid, van het Binnenvaartbesluit;

Alsmede gelet op de resolutie van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 30 november 2011 (protocol 2011-II-16);

Besluit:

ARTIKEL I

De Binnenvaartregeling wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 7.8 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘pleziervaartbewijs’ vervangen door ‘pleziervaartbewijs I of II’ en vervalt ‘, voorzien van de aantekening `tot 40 meter’’.

2. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘pleziervaartbewijs’ vervangen door: pleziervaartbewijs I of II.

3. Het vijfde en zesde lid komen te luiden:

  • 5. In afwijking van het derde lid wordt:

    • a. het in het eerste lid bedoelde groot pleziervaartbewijs I afgegeven aan de houder van de volgende ongeldig geworden documenten, indien het betreffende document zijn geldigheid op geen andere wijze verloren heeft dan door het verstrijken van de geldigheidsduur en uit een eigen verklaring van de aanvrager blijkt dat deze lichamelijk en geestelijk voldoende geschikt is voor het voeren van een binnenschip:

      • een groot vaarbewijs B;

      • een beperkt groot vaarbewijs B.

    • b. het in het eerste lid bedoelde groot pleziervaartbewijs II afgegeven aan de houder van de volgende ongeldig geworden documenten, indien het betreffende document zijn geldigheid op geen andere wijze verloren heeft dan door het verstrijken van de geldigheidsduur en uit een eigen verklaring van de aanvrager blijkt dat deze lichamelijk en geestelijk voldoende geschikt is voor het voeren van een binnenschip:

      • een groot vaarbewijs A;

      • een beperkt groot vaarbewijs A;

      • een zeilbewijs;

      • een groot patent;

      • een klein patent.

  • 6. In afwijking van het vierde lid wordt:

    • a. het in het tweede lid bedoelde groot pleziervaartbewijs I afgegeven aan de houder van de volgende ongeldig geworden documenten, indien het betreffende document zijn geldigheid op geen andere wijze verloren heeft dan door het verstrijken van de geldigheidsduur en uit een eigen verklaring van de aanvrager blijkt dat deze lichamelijk en geestelijk voldoende geschikt is voor het voeren van een binnenschip:

      • een groot vaarbewijs B;

      • een beperkt groot vaarbewijs B.

    • b. het in het tweede lid bedoelde groot pleziervaartbewijs II afgegeven aan de houder van de volgende ongeldig geworden documenten, indien het betreffende document zijn geldigheid op geen andere wijze verloren heeft dan door het verstrijken van de geldigheidsduur en uit een eigen verklaring van de aanvrager blijkt dat deze lichamelijk en geestelijk voldoende geschikt is voor het voeren van een binnenschip:

      • een groot vaarbewijs A;

      • een beperkt groot vaarbewijs A;

      • een zeilbewijs;

      • een groot patent;

      • een klein patent.

4. Onder vernummering van het zevende tot en met dertiende lid tot achtste tot en met veertiende lid wordt een lid ingevoegde, luidende:

  • 7. In afwijking van het derde tot en met zesde lid wordt:

    • a. het in het eerste en tweede lid bedoelde groot pleziervaartbewijs I afgegeven aan de houder van:

      • een geldig groot vaarbewijs B;

      • een geldig beperkt groot vaarbewijs B.

    • b. het in het eerste en tweede lid bedoelde groot pleziervaartbewijs II afgegeven aan de houder van:

      • een geldig groot vaarbewijs A;

      • een geldig beperkt groot vaarbewijs A;

      • een geldig zeilbewijs;

      • een geldig groot patent;

      • een geldig klein patent.

5. In het elfde lid (nieuw) wordt ‘tot uiterlijk twee jaar na het in werking treden van dit artikel’ vervangen door: tot 1 juli 2011.

B

Artikel 7.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De in artikel 17, tweede lid, van het besluit bedoelde, krachtens de Herziene Rijnvaartakte afgegeven, bewijzen van vaarbekwaamheid zijn:

    • a. het groot patent als gelijkwaardig aan het groot vaarbewijs, het beperkt groot vaarbewijs en het klein vaarbewijs;

    • b. het klein patent als gelijkwaardig aan het beperkt groot vaarbewijs en het klein vaarbewijs;

    • c. het sportpatent als gelijkwaardig aan het klein vaarbewijs.

C

In artikel 10.4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het in artikel 10.3, eerste lid, bedoelde waterschap is: Rivierenland.

D

In de numerieke rangschikking in artikel 11.1, eerste lid, worden de volgende artikelen ingevoegd: 25, vierde lid en vijfde lid, 31, vierde lid, 33, tweede lid en 38, zevende lid.

E

In bijlage 1.1 (Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995) wordt in artikel 15.03, derde lid, onderdelen a en c, ‘van statische stabiliteit’ telkens geschrapt.

F

Bijlage 1.9 (Reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn) wordt als volgt gewijzigd:

1. In bijlage D5 van bijlage 1.9 wordt aan tabel II (Vaarbevoegdheidsbewijs van derde landen) aan het slot een rij toegevoegd, luidende:

BG

Binnenvaartpatent

Schifferpatent für die Binnenschiffahrt

– op het riviergedeelte tussen de sluizen van Iffezheim (km 335,92) en het Spijksche Veer (km 857,40) moet tevens een bewijs voor riviergedeelten overeenkomstig het in bijlage D3 van het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn vermelde model worden overgelegd, - de houder moet vanaf het bereiken van de leeftijd van 50 jaar een bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid conform bijlage B3 van het Reglement betreffende het Scheepvaartpersoneel op de Rijn voorleggen, dat volgens de door dat Reglement voorgeschreven modaliteiten moet worden verlengd.

Bulgarian Maritime Administration (BMA)

Ruse 7000

20 Pristanistna St.

stw_rs@marad.bg

Tél : +359 82 815 815

Fax : +359 82 824 009

Model

2. aan de modellen in bijlage D5 wordt aan het slot toegevoegd:

G

In bijlage 6.1 wordt artikel 17 als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 17. Aandoeningen die leiden tot een aanzienlijke bewegingsbeperking, verlies of sterke vermindering van de functie in een der ledematen die voor de uit te voeren handelingen van belang zijn

2. Twee leden worden toegevoegd, luidende:

  • 4. In afwijking van het eerste tot en met derde lid is voor de keuring ter verkrijging van het klein vaarbewijs dat uitsluitend voor de pleziervaart wordt gebruikt verminderd functioneren van de extremiteiten toegestaan indien de aanvrager het schip, eventueel met aangepaste bedieningsorganen, naar het oordeel van de medisch adviseur scheepvaart, veilig kan besturen.

    Hierbij geldt voor:

    • a. schepen met een lengte tot en met 25 meter, dat:

      • functieverlies van de benen is toegestaan indien de aanvrager door middel van zijn benen, eventueel voorzien van een prothese of prothesen, zelfstandig aan en van boord kan gaan en de bedieningsorganen zelfstandig kan bedienen;

      • functieverlies van de benen is toegestaan indien de aanvrager gezeten in een rolstoel zelfstandig aan en van boord kan gaan, en de inrichting van een stuurhut en overig binnenwerk zodanig zijn dat een veilige besturing van het schip vanuit de rolstoel mogelijk is;

      • functieverlies van één der armen is toegestaan indien de aanvrager in staat is de besturingsorganen met de andere arm te bedienen.

    • b. schepen met een lengte tot en met 6 meter, dat:

      functieverlies van de benen is toegestaan indien de aanvrager op armkracht zelfstandig van en aan boord kan gaan en zelfstandig de bestuursorganen kan bedienen.

  • 5. Het vierde lid, onderdeel a, onder 2⁰, geldt alleen voor een specifiek aangepast schip. De aanpassingen worden aangetekend op het vaarbewijs.

H

De modellen van de geneeskundige verklaring, onderscheidenlijk de verklaring van medische ongeschiktheid, in respectievelijk bijlage 6.2 en bijlage 6.3, komen te luiden overeenkomstig respectievelijk het model in bijlage 1 en bijlage 2 bij deze regeling.

I

Aan de tabel van bijlage 7.2, paragraaf 2, wordt aan het slot een rij toegevoegd, luidende:

Verklaring praktijkexamen vaartijd als bedoeld in art. 7.19a, onderdeel a, van de Binnenvaartregeling

   

V

           

J

Het model van de Rijnvaartverklaring in bijlage 8.1 komt te luiden overeenkomstig het model in bijlage 3 bij deze regeling.

K

Bijlage 11.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Tabel 1A wordt als volgt gewijzigd:

  • a. In de eerste kolom van de rijen met feitcodes BVW 3.3.097 R tot en met BVW 3.3.300 R wordt tussen ‘jo. 1.9 BVR’ en ‘jo. 2.02 lid 1 Rsp’ ingevoegd: jo. 1.7 BVR.

  • b. In de eerste kolom van de rijen met feitcodes BVW 3.3.303 R tot en met BVW 3.3.308 R wordt ‘20.02 RosR 1995’ vervangen door: 1.7 BVR jo. 2.02 lid 1 Rsp jo. 3.20 Rsp.

  • c. De rijen met feitcodes BVW 3.3.309 R en BVW 3.3.310 R vervallen.

  • d. In de eerste kolom van de rijen met feitcodes BVW 3.3.311 R en BVW 3.3.312 R wordt ‘22 lid 7 onder a’ vervangen door ‘22 lid 7 onder c’ en ‘5.1 BVR’ vervangen door ‘1.6 lid 4 onder c BVR’.

  • e. In de eerste kolom van de rij met feitcode BVW 3.3.313 R wordt ‘5.1 BVR’ vervangen door: 1.6 lid 4 onder c BVR.

  • f. In de eerste kolom van de rij met feitcodes BVW 3.3.321 R tot en met BVW 3.3.325 R wordt ‘22 lid 7 onder a’ vervangen door: 22 lid 7 onder b.

  • g. In de eerste kolom van de rij met feitcodes BVW 3.3.347 R tot en met BVW 3.3.351 R wordt ‘22 lid 7 onder a’ vervangen door: 22 lid 7 onder b.

  • h. In de eerste kolom van de rij met feitcodes BVW 3.3.357 R tot en met BVW 3.3.362 R wordt tussen ‘jo. 1.9 BVR’ en ‘jo. 3.19 Rsp’ ingevoegd: jo. 1.7 BVR jo. 2.02 lid 1 Rsp.

  • i. Na de rij met feitcode BVW 3.3.362 R worden nieuwe rijen ingevoegd, luidende:

    22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 1.9 BVR jo. 1.7 BVR jo. 2.02 lid 1 Rsp jo. 3.21 Rsp

    Als gezagvoerder nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben op kanaalspitsen:

       

    Bij het ontbreken van 1 schipper die houder is van een Rijnpatent

    € 500,–

    BVW 3.3.363 R

    Bij het ontbreken van een persoon die tenminste 16 jaar oud is en die in staat is te helpen bij manoeuvreren met het schip

    € 150,–

    BVW 3.3.364 R

    22 lid 9 BVW jo. 22 lid 7 onder a BVW jo. 1.9 BVR jo. 1.7 BVR jo. 2.02 lid 1 Rsp jo. 3.21 Rsp

    Als werkgever nalaten om tijdens de vaart voortdurend de minimum bemanning aan boord te hebben op kanaalspitsen:

       

    Bij het ontbreken van 1 schipper die houder is van een Rijnpatent

    € 1000,–

    BVW 3.3.365 R

    Bij het ontbreken van een persoon die tenminste 16 jaar oud is en die in staat is te helpen bij manoeuvreren met het schip

    € 300,–

    BVW 3.3.366 R

    Rijn, Waal en Lek: hoofdstuk 3 paragraaf 4: Vaarbewijs

    25 lid 4 BVW jo.14 BVB

    Een schip gebruiken waarvoor een groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de gezagvoerder een geldig groot vaarbewijs dan wel een gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de BVW is afgegeven.

    € 750,–

    BVW 3.4.001 R

    25 lid 4 BVW jo.14 BVB

    Een schip doen gebruiken waarvoor een groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de gezagvoerder een geldig groot vaarbewijs dan wel een geldig gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de BVW is afgegeven.

    € 1.500,–

    BVW 3.4.002 R

    25 lid 4 BVW jo.15 BVB

    Een schip gebruiken waarvoor een beperkt groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de gezagvoerder een geldig groot vaarbewijs dan wel een geldig beperkt groot vaarbewijs dan wel een geldig gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de BVW is afgegeven.

    € 750,–

    BVW 3.4.003 R

    25 lid 4 BVW jo. 15 BVB

    Een schip doen gebruiken waarvoor een beperkt groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de gezagvoerder een geldig groot vaarbewijs dan wel een geldig beperkt groot vaarbewijs dan wel een geldig gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de BVW is afgegeven.

    € 1.500,–

    BVW 3.4.004 R

    25 lid 5 onder a BVW

    Een schip voeren terwijl het op zijn naam gestelde vaarbewijs voor een gedeelte of het geheel van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard, gedurende dat gedeelte of het geheel van de geldigheidsduur.

    € 1.000,–

    BVW 3.4.005 R

    25 lid 5 onder a BVW

    Als gezagvoerder een schip doen voeren terwijl het op zijn naam gestelde vaarbewijs voor een gedeelte of het geheel van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard, gedurende dat gedeelte of het geheel van de geldigheidsduur.

    € 2.000,–

    BVW 3.4.006 R

    25 lid 5 onder b BVW

    Een schip voeren terwijl hem de bevoegdheid tot het voeren van schepen is ontzegd ingevolge artikel 35 b van de Scheepvaartverkeerswet gedurende de termijn van ontzegging.

    € 1.000,–

    BVW 3.4.007 R

    25 lid 5 onder b BVW

    Als gezagvoerder een schip doen voeren terwijl hem de bevoegdheid tot het voeren van schepen is ontzegd ingevolge artikel 35 b van de Scheepvaartverkeerswet gedurende de termijn van ontzegging.

    € 2.000,–

    BVW 3.4.008 R

    25 lid 5 onder c BVW

    Een schip voeren terwijl van hem het vaarbewijs of het bewijs van vrijstelling of ontheffing, bedoeld in artikel 31 van de BVW, met toepassing van de artikelen 35a of 35c van de Scheepvaartverkeerswet is ingenomen en niet is teruggegeven.

    € 1.000,–

    BVW 3.4.009 R

    25 lid 5 onder c BVW

    Als gezagvoerder een schip doen voeren terwijl van hem het vaarbewijs of het bewijs van vrijstelling of ontheffing, bedoeld in artikel 31 van de BVW, met toepassing van de artikelen 35a of 35c van de Scheepvaartverkeerswet is ingenomen en niet is teruggegeven.

    € 2.000,–

    BVW 3.4.010 R

    28 lid 7 BVW

    Als gezagvoerder handelen in strijd met de voorschriften die verbonden zijn aan het vaarbewijs ingevolge het onderzoek naar de lichamelijke en geestelijke geschiktheid.

    € 500,–

    BVW 3.4.011 R

    28 lid 7 BVW

    Als werkgever handelen in strijd met de voorschriften die verbonden zijn aan het vaarbewijs ingevolge het onderzoek naar de lichamelijke en geestelijke geschiktheid.

    € 1.000,–

    BVW 3.4.012 R

    31 lid 4 BVW

    Handelen in strijd met de aan een vrijstelling of ontheffing van het vaarbewijs verbonden voorschriften/beperkingen, als bedoeld in artikel 31 lid 1 respectievelijk 31 lid 2 van de BVW.

    € 500,–

    BVW 3.4.013 R

    31 lid 4 BVW

    Doen handelen in strijd met de aan een vrijstelling of ontheffing van het vaarbewijs verbonden voorschriften/beperkingen, als bedoeld in artikel 31 lid 1 respectievelijk 31 lid 2 van de BVW.

    € 1.000,–

    BVW 3.4.014 R

  • j. De eerste kolom van de rij met feitcode BVW 4.2.003 R komt te luiden: 37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 1.9 BVR jo. 1.7 BVR jo. 3.05 lid 1 onder b Rsp.

  • k. Na de rij met feitcode BVW 4.2.009 R worden twee rijen ingevoegd, luidende:

    37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 1.9 BVR jo. 1.7 BVR jo. 3.10 lid 3 Rsp

    Als gezagvoerder een schip gebruiken in de periode gelegen tussen 22.00 uur en 06.00 uur (bloktijd A1), respectievelijk in de periode gelegen tussen 23.00 uur en 05.00 uur (bloktijd A2) zonder dat de vaartijd wordt geregistreerd door middel van een goedgekeurde, naar behoren functionerende tachograaf

    € 400,–

    BVW 4.2.009a R

    37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 1.9 BVR jo. 1.7 BVR jo. 3.10 lid 3 Rsp

    Als werkgever een schip gebruiken in de periode gelegen tussen 22.00 uur en 06.00 uur (bloktijd A1), respectievelijk in de periode gelegen tussen 23.00 uur en 05.00 uur (bloktijd A2) zonder dat de vaartijd wordt geregistreerd door middel van een goedgekeurde, naar behoren functionerende tachograaf

    € 800,–

    BVW 4.2.009b R

  • l. In de derde kolom van de rijen met feitcodes BVW 4.2.022 R, BVW 4.2.026 R, BVW 4.2.031 R, BVW 4.2.039 R, BVW 4.2.043 R en BVW 4.2.048 R wordt ‘Over een periode van 1 dag’ vervangen door: Per niet ingevulde dag.

  • m. De laatste drie kolommen van de rijen met feitcodes BVW 4.2.023 R tot en met BVW 4.2.025 R, BVW 4.2.027 R tot en met BVW 4.2.029 R, BVW 4.2.032 R tot en met BVW 4.2.034 R, BVW 4.2.040 R tot en met BVW 4.2.042 R, BVW 4.2.044 R tot en met BVW 4.2.046 R en BVW 4.2.049 R tot en met BVW 4.2.051 R vervallen.

  • n. De rij met feitcode BVW 4.2.054 R vervalt.

2. Tabel 1B wordt als volgt gewijzigd:

  • a. In de eerste kolom van de rijen met feitcodes 3.3.303 O tot en met BVW 3.3.308 O wordt ‘20.02 RosR 1995’ vervangen door: 3.20 Rsp.

  • b. De rijen met feitcodes BVW 3.3.309 O en BVW 3.3.310 O vervallen.

  • c. Na de rij met feitcode BVW 3.3.320 O worden nieuwe rijen ingevoegd, luidende:

    Overige wateren: Hoofdstuk 3 paragraaf 4 BVW: Vaarbewijs.

    25 lid 4 BVW jo.14 BVB

    Een schip gebruiken waarvoor een groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de gezagvoerder een geldig groot vaarbewijs dan wel een gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de BVW is afgegeven.

    € 750,–

    BVW 3.4.001 O

    25 lid 4 BVW jo.14 BVB

    Een schip doen gebruiken waarvoor een groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de gezagvoerder een geldig groot vaarbewijs dan wel een geldig gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de BVW is afgegeven.

    € 1.500,–

    BVW 3.4.002 O

    25 lid 4 BVW jo.15 BVB

    Een schip gebruiken waarvoor een beperkt groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de gezagvoerder een geldig groot vaarbewijs dan wel een geldig beperkt groot vaarbewijs dan wel een geldig gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de BVW is afgegeven.

    € 750,–

    BVW 3.4.003 O

    25 lid 5 BVW jo. 15 BVB

    Een schip doen gebruiken waarvoor een beperkt groot vaarbewijs is vereist zonder dat aan de gezagvoerder een geldig groot vaarbewijs dan wel een geldig beperkt groot vaarbewijs dan wel een geldig gelijkwaardig document als bedoeld in artikel 25 lid 3 van de BVW is afgegeven.

    € 1.500,–

    BVW 3.4.004 O

    25 lid 5 onder a BVW

    Een schip voeren terwijl het op zijn naam gestelde vaarbewijs voor een gedeelte of het geheel van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard, gedurende dat gedeelte of het geheel van de geldigheidsduur.

    € 1.000,–

    BVW 3.4.005 O

    25 lid 5 onder a BVW

    Als gezagvoerder een schip doen voeren terwijl het op zijn naam gestelde vaarbewijs voor een gedeelte of het geheel van de geldigheidsduur ongeldig is verklaard, gedurende dat gedeelte of het geheel van de geldigheidsduur.

    € 2.000,–

    BVW 3.4.006 O

    25 lid 5 onder b BVW

    Een schip voeren terwijl hem de bevoegdheid tot het voeren van schepen is ontzegd ingevolge artikel 35 b van de Scheepvaartverkeerswet gedurende de termijn van ontzegging.

    € 1.000,–

    BVW 3.4.007 O

    25 lid 5 onder b BVW

    Als gezagvoerder een schip doen voeren terwijl hem de bevoegdheid tot het voeren van schepen is ontzegd ingevolge artikel 35 b van de Scheepvaartverkeerswet gedurende de termijn van ontzegging.

    € 2.000,–

    BVW 3.4.008 O

    25 lid 5 onder c BVW

    Een schip voeren terwijl van hem het vaarbewijs of het bewijs van vrijstelling of ontheffing, bedoeld in artikel 31 van de BVW, met toepassing van de artikelen 35a of 35c van de Scheepvaartverkeerswet is ingenomen en niet is teruggegeven.

    € 1.000,–

    BVW 3.4.009 O

    25 lid 5 onder c BVW

    Als gezagvoerder een schip doen voeren terwijl van hem het vaarbewijs of het bewijs van vrijstelling of ontheffing, bedoeld in artikel 31 van de BVW, met toepassing van de artikelen 35a of 35c van de Scheepvaartverkeerswet is ingenomen en niet is teruggegeven.

    € 2.000,–

    BVW 3.4.010 O

    28 lid 7 BVW

    Als gezagvoerder handelen in strijd met de voorschriften die verbonden zijn aan het vaarbewijs ingevolge het onderzoek naar de lichamelijke en geestelijke geschiktheid.

    € 500,–

    BVW 3.4.011 O

    28 lid 7 BVW

    Als werkgever handelen in strijd met de voorschriften die verbonden zijn aan het vaarbewijs ingevolge het onderzoek naar de lichamelijke en geestelijke geschiktheid.

    € 1.000,–

    BVW 3.4.012 O

    31 lid 4 BVW

    Handelen in strijd met de aan een vrijstelling of ontheffing van het vaarbewijs verbonden voorschriften/beperkingen, als bedoeld in artikel 31 lid 1 respectievelijk 31 lid 2 van de BVW.

    € 500,–

    BVW 3.4.013 O

    31 lid 4 BVW

    Doen handelen in strijd met de aan een vrijstelling of ontheffing van het vaarbewijs verbonden voorschriften/beperkingen, als bedoeld in artikel 31 lid 1 respectievelijk 31 lid 2 van de BVW.

    € 1.000,–

    BVW 3.4.014 O

    33 lid 2 BVW jo. 7.1 BVR i.v.m. 34 BVW jo. 13 BVB

    Handelen in strijd met de regels die bij ministeriële regeling ten aanzien van vaarbewijzen voor de vaart op de Westerschelde, de Oosterschelde, de Waddenzee, de Eems, de Dollard, het IJsselmeer, het IJmeer of het markermeer met uitzondering van de Gouwzee als bedoeld in artikel 13 lid 3 van het BVB juncto artikel 7.1 van de BVR.

    € 750,–

    BVW 3.4.015 O

    33 lid 2 BVW jo. 7.1 BVR i.v.m. 34 BVW jo. 13 BVB

    Doen handelen in strijd met de regels die ministeriële regeling ten aanzien van vaarbewijzen voor de vaart op de Westerschelde, de Oosterschelde, de Waddenzee, de Eems, de Dollard, het IJsselmeer, het IJmeer of het markermeer met uitzondering van de Gouwzee als bedoeld in artikel 13 lid 3 van het BVB juncto artikel 7.1 van de BVR.

    € 1.500,–

    BVW 3.4.016 O

  • d. Na de rij met feitcode BVW 4.2.009 O worden twee nieuwe rijen ingevoegd, luidende:

    37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 5.4 lid 1 BVR jo. 3.10 lid 3 Rsp

    Een schip gebruiken in de periode gelegen tussen 22.00 uur en 06.00 uur (bloktijd A1), respectievelijk in de periode gelegen tussen 23.00 uur en 05.00 uur (bloktijd A2) zonder dat de vaartijd wordt geregistreerd door middel van een goedgekeurde, naar behoren functionerende tachograaf.

    € 400,–

    BVW 4.2.009a O

    37 lid 2 BVW jo. 31 BVB jo. 5.4 lid 1 BVR jo. 3.10 lid 3 Rsp

    Een schip doen gebruiken in de periode gelegen tussen 22.00 uur en 06.00 uur (bloktijd A1), respectievelijk in de periode gelegen tussen 23.00 uur en 05.00 uur (bloktijd A2) zonder dat de vaartijd wordt geregistreerd door middel van een goedgekeurde, naar behoren functionerende tachograaf.

    € 800,–

    BVW 4.2.009b O

  • e. In de tweede kolom van de rij met feitcode BVW 4.2.026 O wordt ‘zodra de vaart begint, dan wel de vaart wordt voortgezet’ vervangen door: zodra de vaart wordt onderbroken, dan wel wordt beëindigd.

  • f. In de derde kolom van rijen met feitcodes BVW 4.2.022 O, BVW 4.2.026 O, BVW 4.2.031 O en BVW 4.2.061 O wordt de tekst ‘Over een periode van 1 dag’ vervangen door: Per niet ingevulde dag.

  • g. De laatste drie kolommen van de rijen met feitcodes BVW 4.2.023 O tot en met BVW 4.2.025 O, BVW 4.2.027 O tot en met BVW 4.2.029 O, BVW 4.2.032 O tot en met BVW 4.2.034 O en BVW 4.2.062 O tot en met BVW 4.2.064 O vervallen.

  • h. De rij met feitcode BVW 4.2.054 O vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdelen C, F en G, die in werking treden met ingang van 1 juli 2012.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen.

BIJLAGE 1 ALS BEDOELD IN ARTIKEL I, ONDERDEEL H

BIJLAGE 2 ALS BEDOELD IN ARTIKEL I, ONDERDEEL H

BIJLAGE 3 ALS BEDOELD IN ARTIKEL I, ONDERDEEL J

TOELICHTING

Algemeen

Deze wijziging van de Binnenvaartregeling strekt tot implementatie van de erkenning door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) van het Bulgaarse bewijs van vaarbekwaamheid, toevoeging van een voorziening voor het aanwijzen van toezichthouders van het waterschap Rivierenland, aanpassing van de medische eisen voor het klein vaarbewijs ten behoeve van de pleziervaart voor personen met een bewegingsbeperking, de invoering van de bestuurlijke boete voor overtredingen met betrekking tot het groot en beperkt groot vaarbewijs alsmede de reparatie van de boetebedragen en nog enkele gebleken tekortkomingen in die regeling.

Vaste verandermomenten

In deze regeling is het vaste verandermoment van 1 juli 2012 aangehouden voor de toevoeging van het waterschap Rivierenland als toezichthouder, de erkenning van het Bulgaarse bewijs van vaarbekwaamheid op de Rijn en de aanpassing van de medische keuringseisen voor het klein vaarbewijs voor personen met een bewegingsbeperking. Aangezien de totstandkoming van deze regeling niet vóór 1 mei 2012 kon worden afgrond kan de bijbehorende invoeringstermijn van twee maanden maar ten dele worden uitgevoerd. Dit is evenwel niet bezwaarlijk aangezien dit begunstigende maatregelen zijn en de erkenning van het Bulgaarse vaarbewijs de implementatie van een internationaal besluit betreft.

De overige wijzigingen betreffen reparatiewetgeving die omwille van de effectieve handhaving van de binnenvaartvoorschriften onmiddellijke invoering vergt. De artikelsgewijze toelichting gaat hier nader op in.

Administratieve lasten

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de informatieverplichtingen van burgers en bedrijven. Het betreft maatregelen met een wetgevingstechnisch karakter die geen nieuwe procedures in het leven roepen. Derhalve zijn er ook geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Artikel I,

Onderdeel A

Dit betreft in eerste instantie een redactionele aanpassing om de leesbaarheid van de leden 5 en 6 van artikel 7.8 te verbeteren. In de praktijk bleek het niet duidelijk dat deze leden de mogelijkheid bieden om ook op grond van ongeldig geworden vaardocumenten een groot pleziervaartbewijs te verkrijgen. Een voorwaarde is wel dat de ongeldigheid slechts mag zijn ontstaan door het verstrijken van de geldigheidsduur en niet door ongeldig verklaring van het document, bijvoorbeeld op medische gronden.

Voorts was de opsomming van documenten, op grond waarvan een groot pleziervaartbewijs kan worden aangevraagd, niet volledig. Deze is nu gecompleteerd met het groot en klein patent.

Verder is met lid 7 (nieuw) een leemte ingevuld, namelijk dat een groot pleziervaartbewijs ook verkregen kan worden op grond van een geldig vaarbewijs dat ten minste gelijkwaardig is aan een klein vaarbewijs. De omzetting van een hoger vaarbewijs in een lager vaarbewijs was al mogelijk op grond van artikel 21, onderdeel a, van het Binnenvaartbesluit. De vergelijkbare omzetting van een hoger vaarbewijs in een lager vrijstellingsbewijs was echter niet geregeld.

Tot slot is in het tiende lid geëxpliciteerd wanneer de overgangsperiode, waarbinnen een groot pleziervaartbewijs op grond van een overgangsregeling kon worden verkregen, ten einde liep. Ofschoon deze overgangsbepaling al is uitgewerkt blijkt dit toch wenselijk omdat nog altijd een beroep op de overgangsregeling wordt gedaan.

Onderdeel B

Met het nieuwe tweede lid van artikel 7.10 worden de binnen Nederland afgegeven Rijnpatenten erkend als gelijkwaardig aan diverse Nederlandse vaarbewijzen. Dit was ten onrechte achterwege gelaten, waarmee nu alsnog invulling is gegeven aan artikel 17, tweede lid, van het Binnenvaartbesluit. De erkenning van in het buitenland afgegeven Rijnpatenten was al geschied in bijlage 7.1, onderdeel 1.1, onder i, en onderdeel 1.3, onder e.

Onderdeel C

Op verzoek van het waterschap Rivierenland kunnen ambtenaren van dat waterschap worden aangewezen als toezichthouders op de naleving van de Binnenvaartwet.

Onderdeel D

Aangezien bij de wijziging van de Binnenvaartregeling van 12 december 2011, houdende wijziging van de Binnenvaartregeling in verband met aanwijzing categorieën vaarbewijzen (Stcrt. 2011, 23038), de handhaving van de voorschriften met betrekking tot het groot vaarbewijs en het beperkt groot vaarbewijs is overgeheveld van het strafrecht naar het bestuursrecht en overtredingen op dat gebied voortaan bestuurlijk worden beboet, was het tevens noodzakelijk om de bijbehorende boetebedragen vast te stellen. Deze zijn hiermee toegevoegd in de tabellen 1 A en 1B van bijlage 11.1.

Onderdeel E

De woorden ‘van statistische stabiliteit’ waren overbodig in artikel 15.03, derde lid, van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995. In de andere taalversies van dit reglement komen deze niet voor.

Onderdeel F

Het Bulgaarse bewijs van vaarbekwaamheid is door de CCR, bij resolutie 2011-II-16 van 30 november 2011,erkend en als zodanig opgenomen in bijlage D5 van het reglement betreffende het scheepvaartpersoneel op de Rijn.

Onderdeel G

De Binnenvaartregeling biedt al mogelijkheden om een klein vaarbewijs af te geven voor personen met bewegingsbeperkingen. Bij brief van 28 april 2010 (Tweede Kamer, 2009/2010, 30523, nr. 45) is evenwel aan de Tweede Kamer toegezegd de regelgeving op dit punt zodanig te verduidelijken, dat daaruit meer vanzelfsprekend dan nu voortvloeit dat aan personen met een bewegingsbeperking, eventueel onder de voorwaarde van aanpassing van het vaartuig of aan de persoon, een klein vaarbewijs dat voor de pleziervaart wordt gebruikt kan worden afgegeven. Dit heeft dan in de meeste gevallen tot gevolg dat niet meer eerst een beroepsprocedure bij de scheidsrechter aanhangig hoeft te worden gemaakt, maar dat al bij de eerste beoordeling een positieve beslissing mogelijk is.

Om dit te bereiken is in artikel 17 van de Keuringsaanwijzingen en keuringseisen een splitsing aangebracht tussen beroeps- (de leden 1 tot en met 3) en pleziervaart (lid 4), omdat de feitelijke situatie aan boord en de gevaarzetting bij de beroepsvaart en de pleziervaart nogal verschillen.

Er is voorts een onderscheid gemaakt tussen bewegingsbeperkingen aan de benen (onderste ledematen) en aan de armen (bovenste ledematen), waarbij de lengte van het pleziervaartuig tot en met 25 meter, onderscheidenlijk tot en met 6 meter (hierbij valt te denken aan snelle motorboten) een rol speelt.

Uitgangspunt daarbij is om die gevallen zoveel als mogelijk in de regelgeving te vatten, waarin de medische geschiktheid voor het besturen van pleziervaartuigen met een lengte van maximaal 25 meter, thans via de scheidsrechterprocedure wordt vastgesteld.

Onderdeel H

De modellen van de geneeskundige verklaring en de verklaring van medische ongeschiktheid zijn aangepast in verband met de nieuwe naam van de afgevende instantie: Inspectie Leefomgeving en Transport.

Onderdeel I

Het examen Navigatie 1 maakt deel uit van de examens die behaald moeten worden om het groot of het beperkt groot vaarbewijs te kunnen verkrijgen.

De voor dit examen benodigde kennis, maakt deel uit van het praktijkexamen binnenvaart bedoeld in artikel 7.19a, onderdeel a, van de Binnenvaartregeling. Derhalve is het niet nodig dat iemand die voor dit praktijkexamen slaagt en ten bewijze daarvan houder is van een ‘verklaring praktijkexamen vaartijd’ ook nog eens het examen Navigatie 1 met goed gevolg aflegt. Het College van Deskundigen Binnenvaart van het CCV heeft hiermee ingestemd.

Daarom is in de tabel in paragraaf 2 van Bijlage 7.2. van de Binnenvaartregeling opgenomen, dat het bezit van de ‘verklaring praktijkexamen vaartijd’ vrijstelling geeft van het examenonderdeel Navigatie 1 ten behoeve van het verkrijgen van het groot en het beperkt groot vaarbewijs.

Onderdeel J

In het model van de Rijnvaartverklaring is de ondertekening aangepast in verband met de afgifte sinds enige jaren van deze verklaringen door de KIWA Register B.V.

Onderdeel K

Dit onderdeel omvat uiteenlopende wijzigingen van de boetecatalogus, variërende van wetgevingstechnische en redactionele aanpassingen tot toevoeging van nieuwe boetes.

Nieuwe feitcodes (feitcodes 3.3.363 tot en met 3.3.366) en boetebedragen zijn opgenomen betreffende de bemanningssterkte op kanaalspitsen.

Voorts vallen in verband met de onder D genoemde wijziging van de Binnenvaartregeling overtredingen met betrekking tot het groot vaarbewijs en beperkt groot vaarbewijs alsmede de hier aan gelijkgestelde buitenlandse bewijzen van vakbekwaamheid onder het bestuursrecht. De boetecatalogus is derhalve aangevuld met de feitcodes en boetebedragen dienaangaande (feitcodes 3.4.001 tot en met 3.4.016).

Tot slot zijn nieuwe feitcodes en boetebedragen opgenomen voor het varen in de bloktijden A1 en A2 zonder goedgekeurde naar behoren functionerende tachograaf (feitcodes 4.2.009a en 4.2.009b).

De boetebedragen zijn afgestemd met het Openbaar Ministerie. De hoogte van de boetebedragen is gebaseerd op het tarief voor het niet hebben van een groot of beperkt groot vaarbewijs zoals was opgenomen in de Richtlijn voor Strafvordering, feitgecodeerde misdrijven en overtredingen van het Openbaar Ministerie.

Voorts zijn enkele reparaties bij de wijziging van de boetecatalogus doorgevoerd.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen.

Naar boven