TOELICHTING
I. ALGEMEEN
1. Inleiding
Ingevolge hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling innoveren worden subsidies verstrekt
voor innovatieprestatiecontracten (hierna: IPC-projecten). Met deze wijziging van
de Subsidieregeling innoveren en van de Regeling openstelling en subsidieplafonds
EZ 2012 worden de volgende wijzigingen doorgevoerd:
-
– de verkenning van samenwerking is volledig toegesneden op samenwerking met de topsectoren;
-
– de tendercriteria voor IPC-projecten zijn aangepast. De criteria die samenwerking
betreffen zijn samengevoegd, evenals de criteria innovatie en economisch perspectief.
Daarnaast is een nieuw criterium toegevoegd dat ingaat op de samenwerking met topsectoren.
Door deze wijzigingen wordt de Subsidieregeling innoveren, onderdeel IPC’s, toegesneden
op het topsectorenbeleid van het kabinet.
Ten slotte worden de datum en het budget voor een nieuwe tender voor IPC-projecten
en verkenningen van samenwerking vastgesteld door een wijziging van de Regeling openstelling
en subsidieplafonds EZ 2012.
2. Staatssteun
Bij deze wijzigingsregeling is rekening gehouden met de Europese regels betreffende
staatssteun. De begunstigden van de te verstrekken subsidie op grond van paragraaf
4 zijn de IPC-deelnemers, zijnde de MKB-ondernemers die deelnemen aan een IPC-verband,
alsmede de IPC-penvoerder. Zij ontvangen door de subsidie een financieel voordeel
dat selectief uitwerkt. Er is derhalve sprake van staatssteun aan de IPC-penvoerder
en de IPC-deelnemers. Echter, de goedkeuring van de Europese Commissie bij beschikking
van 15 december 2008, C (2008)8326 (steunmaatregel nr. N312/2008-Nederland), onderdeel
3.1, steun voor O&O-projecten, is van toepassing op IPC-deelnemers.
De begunstigde van de te verstrekken subsidie onder paragraaf 2 en 3 is de desbetreffende
IPC-penvoerder. Deze partij ontvangt dan een financieel voordeel dat selectief uitwerkt.
Hoewel de IPC-penvoerder een rechtspersoon zonder winstoogmerk is, is niet uit te
sluiten dat deze partij toch economische activiteiten uitoefent. Er is sprake van
staatssteun, maar deze kan worden verstrekt als de-minimissteun indien de IPC-penvoerder
voldoet aan de voorwaarden van de de-minimisverordening (Nr. 1998/2006 van 15 december
2006).
3. Administratieve lasten
De administratieve lasten voor de verkenning van samenwerking komen met 1,44% iets
lager uit dan in 2011. Dat wordt veroorzaakt door het feit dat er iets minder aanvragen
worden verwacht. De totale administratieve lasten voor de verkenning van samenwerking
komen op € 10.800 uit.
De administratieve lasten voor de IPC-projecten blijven op het zelfde niveau en bedragen
voor deze tender 1,19%. De totale administratieve lasten komen voor de IPC’s uit op
€ 202.200.
4. Publicatie en inwerkingtreding
Deze wijzigingsregeling treedt op 13 juni 2012 in werking. Daarmee wordt afgeweken
van de vaste verandermomenten als bepaald in het Kabinetsbeleid inzake Vaste Verandermomenten.
De reden hiervoor is dat dit in het belang is van de betrokken bedrijven. Dit is een
van de uitzonderingsgronden voor afwijking van de vaste verandermomenten als genoemd
in het beleid inzake vaste verandermomenten. De betrokken bedrijven zijn in hoofdlijnen
al op de hoogte van de wijzigingen.
II Artikelen
Artikel I, onderdeel B
Het Kabinet zet in op negen topsectoren, namelijk Agrofood, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen,
Creatieve industrie, Chemie, Water, Energie, Life Sciences en Health, High Tech Systemen
en Materialen, Logistiek, plus drie doorsnijdende thema’s Biobased Economy, ICT en
Nanotechnologie.
Het Kabinet hecht er veel belang aan dat het MKB aansluiting vindt bij deze topsectoren.
De Subsidieregeling innoveren, onderdelen verkenning van samenwerking en IPC-pojecten,
wordt daarom aangepast. Om brancheorganisaties en andere penvoeders de mogelijkheid
te geven om samenwerking met topsectoren voor te bereiden en vorm te geven, wordt
de verkenning van samenwerking opengesteld voor aanvragen die verband houden met het
voorbereiden van deze samenwerking. Daarnaast wordt de mate van aansluiting met de
topsectoren als apart tendercriterium toegevoegd aan de Subsidieregeling innoveren,
onderdeel IPC-projecten.
Artikel I, onderdeel C
Het is van belang dat elke penvoerder de mogelijkheid krijgt een aanvraag in te dienen
voor verkenning van samenwerking met een topsector. Daarom wordt (voor nu) de bepaling
geschrapt dat afwijzend op een aanvraag voor verkenning van samenwerking wordt beslist
als de penvoerder minder dan drie jaar geleden subsidie voor een verkenning heeft
gekregen die betrekking had op eenzelfde of vergelijkbaar onderdeel van het bedrijfsleven.
Artikel I, onderdeel D
De extra afwijzingsgrond die met deze wijziging wordt doorgevoerd, is opgenomen om
te bewerkstelligen dat als uit het innovatieplan blijkt dat activiteiten die de IPC-deelnemer
verricht onvoldoende zijn gericht op innovatie van zijn producten, diensten of processen
de aanvraag wordt afgewezen. Voorkomen dient te worden dat de subsidie wordt aangewend
voor projecten die niet duidelijk te relateren zijn aan innovatie en te weinig risico
nemen om tot innovatie te komen. De additionaliteit van de subsidie zou daarmee anders
in gevaar komen.
Artikel I, onderdeel E
De tendercriteria zijn ten opzichte van de vorige tender (22 november 2011 tot 17 januari
2012) gewijzigd. Het aantal criteria is teruggebracht van zeven naar drie. De criteria
die samenhangen met samenwerking zijn ondergebracht in één overkoepelend criterium
‘samenwerking’ (onderdeel b). Het criterium `economisch perspectief’ is ondergebracht
bij het criterium ‘innovatie’. Ten slotte is het criterium ‘aansluiting met de topsectoren’
toegevoegd teneinde de Subsidieregeling innoveren, onderdeel IPC-projecten, aan te
sluiten op het kabinetsbeleid voor topsectoren.
Het overkoepelend plan en de plannen gericht op collectieve activiteiten vormen samen
het IPC-project en worden in samenhang met elkaar beoordeeld, waarbij de nadruk ligt
op het overkoepelend plan. Het overkoepelend plan zal dus de benodigde informatie
moeten leveren.
De drie nieuwe tendercriteria worden als volgt toegelicht:
Een IPC-project en de onderliggende activiteiten moeten gericht zijn op de ontwikkeling
van producten, diensten of productieprocessen die nieuw zijn voor de bedrijven. Een
IPC-project moet een duidelijk innovatief aspect bevatten.
Er wordt met name gekeken naar de volgende aspecten:.
Naarmate het verschil tussen het met het IPC-project te bereiken innovatieniveau en
het huidige innovatieniveau van de bedrijven groter is, zal de aanvraag hoger gerangschikt
worden.
Daarnaast zal de impact van het IPC-project groter zijn als er structurele voorzieningen
zijn getroffen om het innovatieve proces in de bedrijven, de branche en de regio te
verankeren. Als het innovatieproces structureel in de organisaties wordt ingebed,
zal de aanvraag hoger scoren dan als innovatie een tijdelijk initiatief is.
Niet alleen de verankering van innovatie, maar ook de verspreiding van kennis die
opgedaan is in het proces heeft invloed op de grootte van de economische impuls.
Ook wordt er gekeken naar de kennis die binnen het IPC-project wordt ontwikkeld. Naarmate
deze onder een grotere groep bedrijven ter beschikking wordt gesteld, zal de IPC-aanvraag
hoger scoren.
Ten slotte wordt er gekeken naar de impact van deze innovatie op het bedrijf en de
sector. Hierbij wordt gekeken naar de creatie van economische waarde maar ook naar
de realiseerbaarheid van de innovatie en het gegeven marktperspectief.
Innovatie wordt gestimuleerd door over de eigen grenzen te kijken. Samenwerking met
andere bedrijven, andere branches en andere instellingen kan tot nieuwe ideeën en
producten leiden. Daarom is samenwerking een belangrijk aspect van een IPC-project.
Er wordt met name gekeken naar de volgende aspecten:
Aanvragen met deelnemers uit verschillende branches of uit de gehele kolom of keten
scoren hoger dan IPC-verbanden die bestaan uit bedrijven uit dezelfde branche. Met
branche wordt bedoeld een groep bedrijven die gelijksoortige activiteiten uitoefenen
in een bepaalde categorie producten of diensten, bijvoorbeeld de schildersbranche
of bedrijven in de logistieke dienstverlening. Samenwerkingsverbanden waarbij er sprake
is van een grote complementariteit tussen deelnemers op het gebied van activiteiten
(bijvoorbeeld ketensamenwerking) of in de inbreng van kennis, scoren daarnaast hoger
dan aanvragen waarin dit niet het geval is.
Samenwerking met publieke kennisinstellingen is ook van belang, omdat daar met publieke
middelen veel kennis wordt ontwikkeld die het MKB kan gebruiken bij het ontwikkelen
van nieuwe producten/diensten. Het valoriseren van deze kennis wordt dan ook door
EL&I gestimuleerd door de samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven te bevorderen.
Naarmate de samenwerking intensiever en concreter is (van louter kennisoverdracht
tot volledig gezamenlijke ontwikkeling), scoort de aanvraag hoger.
Bij de intensiteit van de samenwerking wordt ook gekeken naar de huidige intensiteit
van de samenwerking. De aanvraag zal hoger gerangschikt worden naarmate het verschil
groter is tussen de met het IPC-project te bereiken samenwerkingsintensiteit en de
huidige samenwerkingsintensiteit van de bedrijven.
Het is van belang dat de verschillende activiteiten in een IPC-project geen op zichzelf
staande projecten vormen, maar dat er samenhang bestaat tussen de verschillende individuele
en collectieve activiteiten. Hoe groter de samenhang binnen een IPC-project en tussen
de verschillende activiteiten, hoe hoger de aanvraag kan scoren.
De samenwerking wordt gecoördineerd en begeleid door de penvoerder. De aanvraag scoort
hoger naarmate de kwaliteit van de begeleiding en de projectorganisatie, en daarmee
de kwaliteit van de samenwerking, rond het IPC-project door de penvoerder beter zijn.
Het komt de kwaliteit van de samenwerking ten goede als de penvoerder affiniteit heeft
met de groep bedrijven in het IPC-project en expertise heeft opgedaan met het begeleiden
van innovatieplannen. Ook de intensiteit van de begeleiding en de vorm die de begeleiding
aanneemt is daarbij van belang.
Het Kabinet zet in op negen topsectoren, namelijk Agrofood, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen,
Creatieve industrie, Chemie, Water, Energie, Life Sciences en Health, High Tech Systemen
en Materialen, Logistiek, plus drie doorsnijdende thema’s Biobased Economy, ICT en
Nanotechnologie.
Daarom is aan de IPC-regeling een tendercriterium toegevoegd dat ingaat op de mate
van aansluiting van een IPC-project bij het topsectorenbeleid. Naarmate een IPC-project
beter aansluit bij de ambities van de topsectoren en er meer wordt samengewerkt met
(partijen binnen) een topsector zal de aanvraag hoger scoren. Ook scoort een IPC-project
hoger naarmate er meer sprake is van valorisatie van kennis die bij de topsectoren
door publieke kennisinstellingen of bedrijven ontwikkeld is. Aansluiting kan op verschillende
manieren plaatsvinden b.v. door het aansluiten bij de thema’s of onderwerpen van een
topsectoragenda of doorsnijdend thema, het actief uitwisselen van kennis met de (partijen
binnen de) topsector, het actief aansluiten van het IPC-project met andere projecten
of programma’s binnen een topsector, het afstemmen van onderzoek en ontwikkeling binnen
het IPC-project met onderzoek en ontwikkeling in de topsector e.d. .
Artikel I, onderdelen F en G
Bijlagen 4.1, het model aanvraagformulier voor verkenning van samenwerking, en 4.2,
het model aanvraagformulier voor de uitvoering van een IPC-project, worden opnieuw
met enkele wijzigingen vastgesteld.
Artikel II
Met deze wijzigingen van de Regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2012 worden
de indieningsperioden en de bijbehorende subsidieplafonds voor de diverse subsidies
op grond van hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling innoveren vastgesteld.
De aanvraagperiode met betrekking tot de verkenning van samenwerking (paragraaf 2)
wordt per 13 juni 2012 opengesteld en sluit op 13 november 2012, 17.00 u. De aanvraagperiode
met betrekking tot IPC-projecten (paragraaf 4) wordt per 13 juni 2012 opengesteld
en sluit op 13 september 2012, 17.00 u.
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M.J.M. Verhagen.