Regeling van 23 mei 2011 tot wijziging van de Wet schadefonds olietankschepen BES in verband met de uitvoering van het Protocol van 2003 bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie (Regeling vergoeding schade door olieverontreiniging BES)

De Minister van Justitie,

Gelet op artikel 20, eerste lid, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba,

Besluit:

Artikel 1

De Wet schadefonds olietankschepen BES wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het eind van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

e. ‘Aanvullend Fonds’:

het Internationaal Aanvullend Fonds voor de vergoeding van schade door verontreiniging door olie, bedoeld in artikel 2 van het op 16 mei 2003 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1992 (Trb. 2004, 196).

B

Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13a

Tenzij anders is aangegeven, is het in of krachtens de artikelen 2 tot en met 13 bepaalde van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het Aanvullend Fonds, met dien verstande dat een opgave van bijdragende olie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, alsmede een mededeling als bedoeld in artikel 5, tweede lid, die is geschied ten aanzien van het Fonds, geacht wordt tevens ten aanzien van het Aanvullend Fonds te zijn gedaan.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vergoeding schade door olieverontreiniging BES.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 23 mei 2011

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten.

TOELICHTING

Bij de staatkundige hervorming van het Koninkrijk is aangegeven dat het van belang is dat het Protocol van 2003 bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie (Trb. 2004, 196) ook voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba gaat gelden (Kamerstukken II, 2008/09, 32 047, nr. 3, p. 13, nr. 46). Deze regeling voorziet in de daartoe noodzakelijke aanpassingen van de Wet schadefonds olietankschepen BES.

Voor de schadeafwikkeling van ernstige ongevallen met olietankschepen bestaat een internationaal schadevergoedingssysteem dat is opgebouwd uit drie ‘lagen’. De eerste wordt gevormd door het op 27 november 1992 te Londen tot stand gekomen Protocol van 1992 tot wijziging van het Internationaal Verdrag inzake de wettelijke aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging door olie (Trb. 1994, 229; ‘Aansprakelijkheidsverdrag 1992’). Dit verdrag regelt een risico-aansprakelijkheid van de geregistreerde scheepseigenaar tot een bepaalde, met de grootte van het schip oplopende, limiet. Deze limiet bedraagt momenteel maximaal 89,77 miljoen bijzondere trekkingsrechten van het IMF (verder: SDR). 1 SDR komt momenteel overeen met ongeveer € 1,11. Het Aansprakelijkheidsverdrag 1992 is uitgevoerd in de Wet aansprakelijkheid olietankschepen BES.

De tweede ‘laag’ bestaat uit het op 27 november 1992 te Londen tot stand gekomen Protocol van 1992 tot wijziging van het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie (Trb. 1994, 228; ‘Fondsverdrag 1992’). Dit verdrag regelt de oprichting van het Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie (‘1992 Fonds’). Ook dit verdrag is uitgevoerd in de Wet aansprakelijkheid olietankschepen BES. Het 1992 Fonds vergoedt de schade voor zover deze niet op grond van het Aansprakelijkheidsverdrag 1992 wordt vergoed. Ook het 1992 Fonds kent een limiet die, inclusief de aansprakelijkheid van de scheepseigenaar, maar ongeacht de grootte van het schip, momenteel 203 miljoen SDR bedraagt. Aan het 1992 Fonds wordt bijgedragen door de feitelijke ontvangers van over zee aangevoerde olie naar rato van de hoeveelheid olie die zij in een bepaald jaar hebben ontvangen in een staat die partij is bij het Fondsverdrag 1992.

Het Protocol van 2003 bij het Internationaal Verdrag betreffende de instelling van een internationaal fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie (Trb. 2004, 196; ‘Protocol van 2003’) verhoogt de limiet tot 750 miljoen SDR. Het Protocol van 2003 verbetert de positie van slachtoffers van schade door olieverontreiniging door zeeschepen dus aanzienlijk. Voor het Europese deel van Nederland geldt deze verhoogde aansprakelijkheidslimiet inmiddels. Gelet op de aard van de problematiek en het belang hiervan voor de ingezetenen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is het wenselijk de bescherming van het 2003-Protocol ook voor hen te laten gelden. Mede daarom is dit Protocol opgenomen in de lijst van verdragen waarvan het voornemen bestaat om de toepassing uit te breiden tot de BES-eilanden en waarvoor geen parlementaire goedkeuring vereist is, omdat zij al voor de Nederlandse Antillen zijn goedgekeurd (Kamerstukken II, 2008/09, 32 047, nr. 3, p. 13, onder nummer 46).

Artikel 1 van deze regeling sluit aan bij de wet die uitvoering geeft aan het Protocol van 2003 voor het Europese deel van Nederland, t.w. de Wet van 28 april 2005 tot uitvoering van het op 16 mei 2003 te Londen tot stand gekomen Protocol bij het internationaal verdrag betreffende de instelling van een Internationaal Fonds voor vergoeding van schade door verontreiniging door olie, 1992, alsmede aanpassing van de Wet aansprakelijkheid olietankschepen (Stb. 2005, 286).

Het nieuwe artikel 1, onderdeel e, Wet schadefonds olietankschepen BES bevat een definitie van ‘Aanvullend Fonds’. Het nieuwe artikel 13a bepaalt dat het in of krachtens de wet omtrent het Fonds bepaalde, van overeenkomstige toepassing is ten aanzien van het Aanvullend Fonds, tenzij anders is aangegeven. Het laatste zinsdeel, beginnende met de woorden ‘met dien verstande’, beoogt te bewerkstelligen dat aan de opgave- en mededelingsverplichtingen van artikel 5 van het Verdrag van 1992, die volgens de hoofdregel dus evenzeer gelden ten aanzien van het Aanvullend Fonds, in voorkomende gevallen niet tweemaal behoeven te worden voldaan ten aanzien van dezelfde bijdragende olie. Daarmee worden onnodige administratieve lasten en uitvoeringsproblemen voorkomen.

Materieel ontstaat hiermee ten aanzien van de vergoeding van schade door olieverontreiniging in de Europese en overzeese delen van Nederland een equivalente regeling.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten.

Naar boven