Regeling van de Minister voor Immigratie en Asiel van 25 maart 2011, nr. 5690844/11, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdentweede wijziging)

De Minister voor Immigratie en Asiel,

Gelet op de artikelen 3.98a, achtste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 en de artikelen 24, tweede lid en 47, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Vreemdelingenwet 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 3.11 komt te luiden als volgt:

Artikel 3.11

  • 1. De examenprogramma’s, bedoeld in artikel 3.98a, derde en zesde lid, van het Besluit, die zijn opgenomen in het zelfstudiepakket Naar Nederland, zijn verkrijgbaar bij alle erkende boekhandels en via internetboekhandels.

  • 2. De adviesprijs van het zelfstudiepakket bedraagt € 110.

B

Aan artikel 3.34 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het eerste en tweede lid is het gezinslid van een vreemdeling van Turkse nationaliteit, die in Nederland toegang heeft tot de arbeidsmarkt ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel, bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder a, van het Besluit, een bedrag van € 43 verschuldigd.

C

In artikel 4.1 wordt ‘van de Procureur-generaal’ vervangen door: van de Minister van Veiligheid en Justitie.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 25 maart 2011

Mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister voor Immigratie en Asiel,

G.B.M. Leers.

TOELICHTING

ALGEMEEN

De onderhavige regeling betreft een drietal wijzigingen van het Voorschrift Vreemdelingen 2000. De eerste wijziging heeft betrekking op de examenprogramma’s van het basisexamen inburgering. De tweede wijziging ziet op een aanvulling van het verlaagd legestarief naar aanleiding van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 29 april 2010 in de zaak C-92/07. De laatste wijziging heeft betrekking op de definitie van de bijzondere opsporingsambtenaren in artikel 4.1 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000.

ARTIKELSGEWIJS

A

Per 1 april 2011 wordt het niveau van de Toets Gesproken Nederlands verhoogd van niveau A1min naar niveau A1 van het Europese Raamwerk voor Vreemde Talen. Tevens wordt de toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen toegevoegd (Stb. 2010, nrs. 679 en 844). De aangepaste examenprogramma’s (Stcrt. 2011, nr. 1433) zijn opgenomen in het zelfstudiepakket Naar Nederland. Het genoemde pakket is ten behoeve van de verhoging van de exameneisen uitgebreid. Het zelfstudiepakket wordt in concessie uitgegeven door één marktpartij en aan de boekhandels verkocht met een adviesprijs van €110,–. De betreffende uitgeverij is gerechtigd de adviesprijs elk jaar te indexeren overeenkomstig de wijziging van het CBS prijsindexcijfer voor ‘Dienstverlening door uitgevers’.

B

Het artikel 3.34 wordt aangevuld met een verlaagd tarief van € 43 voor de behandeling van aanvragen om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd met het oog op gezinshereniging of gezinsvorming ten behoeve van Turkse onderdanen, die rechten ontlenen aan het Associatierecht EU-Turkije. Dit verlaagd tarief vloeit voort uit de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 29 april 2010 in zaak C-92/07 inzake de legesheffing voor Turkse onderdanen. Het betreft een nadere concretisering van het verlaagde legestarief dat voor dergelijke gevallen op grond van artikel 3.34h, tweede lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 reeds kon worden toegepast.

C

Ingevolge artikel 47, eerste lid, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 zijn met het toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften met betrekking tot vreemdelingen, naast de ambtenaren van politie bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en c, en tweede lid, van de Politiewet 1993, en de ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee, tevens belast de bij besluit van de Minister voor Immigratie en Asiel aangewezen ambtenaren. In artikel 4.1 zijn in dat verband aangewezen de bijzondere opsporingsambtenaren bij de politie en met name de bij de vreemdelingendiensten werkzame ambtenaren met opsporingsbevoegdheid die ontleend wordt aan artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering. Het gaat met name om technisch en administratief personeel van de politie dat niet specifiek is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, maar wel is toegerust om bepaalde toezichthoudende werkzaamheden te verrichten.

Aan deze buitengewone opsporingsambtenaren moet een akte van opsporingsbevoegdheid zijn verleend en zij dienen tevens beëdigd te zijn. Gelet op de artikelen 10 en 18 van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar is niet de Procureur-generaal maar de Minister van Veiligheid en Justitie de bevoegde autoriteit voor zowel de verlening van de akte van opsporingsbevoegdheid als de beëdiging van de buitengewoon opsporingsambtenaar.

Mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

De Minister voor Immigratie en Asiel,

G.B.M. Leers.

Naar boven