TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
In artikel X van de Wet van 18 december 2008, houdende wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving
voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal
bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) (Stb. 2008, 561), in deze toelichting verder ‘de wet RBML’, is voorzien in omzettingsregelingen voor luchthavens die op het moment van inwerkingtreding
van deze wet zijn aangewezen op grond van artikel 18 van de Luchtvaartwet.
De bedoeling van de wetgever met het vaststellen van deze omzettingsregelingen is dat zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding
van de wet RBML het nieuwe stelsel van bepalingen voor luchthavens van toepassing wordt. De omzettingsregelingen vormen een
soort overgangsbesluiten tussen de aanwijzingsbesluiten die in het verleden op grond van de Luchtvaartwet zijn vastgesteld
en de luchthavenbesluiten of luchthavenregelingen die voor desbetreffende luchthavens op grond van de nieuwe regelgeving moeten
worden vastgesteld. Artikel XIII van de wet RBML bepaalt dat het vaststellen van een luchthavenbesluit in ieder geval binnen
5 jaar na inwerkingtreding van deze wet dient te geschieden.
Op het moment dat een omzettingsregeling in werking treedt, vervalt het aanwijzingsbesluit. De handhaving van de omzettingsregeling
vindt plaats op basis van de bepalingen bij of krachtens de Wet luchtvaart, die inmiddels uitgebreid is met de bepalingen
van de wet RBML. Indien het een burgerluchthaven van regionale betekenis betreft, geschiedt de handhaving door Gedeputeerde
Staten van de provincie waarin de desbetreffende luchthaven is gelegen. Handhaving van de bepalingen uit de omzettingsregeling
voor de luchthaven Ameland geschiedt derhalve door Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân. Het Rijk blijft verantwoordelijk
voor de handhaving met betrekking tot het gebruik van het luchtruim.
Het moment van inwerkingtreding van de omzettingsregeling is afgestemd met de desbetreffende provincie en de exploitant van
de luchthaven. De omzettingsregeling blijft van kracht tot het moment waarop Provinciale Staten voor de luchthaven een luchthavenbesluit
of luchthavenregeling hebben vastgesteld en deze in werking is getreden.
2. De omzetting van gebruiksbepalingen van het aanwijzingsbesluit
De wet RBML geeft in artikel X aan welke bepalingen van het aanwijzingsbesluit moeten worden opgenomen in de omzettingsregeling.
Het betreft allereerst de gebruiksruimte van de luchthaven. Deze is in de aanwijzingsbesluiten vastgelegd in de 35 Ke-geluidszone
en/of de 47 Bkl-geluidszone. In de omzettingsregelingen wordt deze gebruiksruimte vastgelegd in grenswaarden in de handhavingspunten
in het verlengde van de start- en landingsbaan. In het geval een bebouwde kom is gelegen op of in de nabijheid van de 35 Ke-geluidszone
worden tevens handhavingspunten met grenswaarden in de buurt van deze bebouwde kom vastgelegd.
Uitgangspunt bij de omzetting van de aanwijzingen in omzettingsregelingen is dat geen wijziging plaatsvindt in de vergunde
gebruiksruimte en gebruiksregels van de luchthaven. Met het oog hierop is de invoerset die bij de vaststelling van de geluidszone
in de aanwijzing is gebruikt (het aantal vliegtuigbewegingen, het soort luchtvaartuigen, de tijdstippen waarop gevlogen wordt,
het feit of het om starts of landingen gaat), ook gebruikt bij het bepalen van de grenswaarden in de handhavingspunten die
in de omzettingsregeling worden opgenomen.
De grenswaarden in de handhavingspunten zijn berekend overeenkomstig het Voorschrift voor de berekening van de Lden-geluidbelasting in dB(A) voor overige burgerluchthavens (bijlage 1 bij de Regeling burgerluchthavens, Stcrt. 2009, nr. 16154). Voor luchthavens waarvoor alleen een Bkl-zone is vastgelegd, zijn helikopterverkeer en zeer licht verkeer niet meegenomen
in de vaststelling van deze zone. Voor dit type verkeer zijn veelal vastgestelde aantallen in de aanwijzing opgenomen. Indien
in de aanwijzing een vast aantal bewegingen met bepaalde typen luchtvaartuigen is opgenomen, is dit zelfde aantal overgenomen
in de omzettingsregeling. Deze bewegingen zijn daarom niet meegenomen in de berekeningen van de toegestane Lden-grenswaarden in de handhavingspunten voor de omzettingsregelingen. Op het moment dat een luchthavenbesluit of luchthavenregeling
wordt genomen, worden alle landende en startende luchtvaartuigen (inclusief helikopters) met een maximaal startgewicht van
meer dan 150 kg meegenomen in de berekening van de grenswaarden.
Voorts worden in de omzettingsregeling de geldende bepalingen en voorschriften uit het aanwijzingsbesluit opgenomen die betrekking
hebben op de geografische aanduiding, de ligging en de lengte van de start- en landingsbaan, het codenummer en de codeletter
bedoeld voor het aanduiden van de op de luchthaven aanwezige faciliteiten voor het veilig opstijgen en landen van luchtvaartuigen,
de gebruiksmogelijkheden en de openstellingstijden. Tevens worden de geldende ontheffingen, verstrekt op grond van artikel
33, tweede lid, of 34, tweede lid, van de Luchtvaartwet, opgenomen en wordt het gebruiksjaar vastgesteld. Deze bepalingen
worden op grond van artikel X, vierde lid, van de wet RBML aangemerkt als de bepalingen omtrent het luchthavenluchtverkeer,
bedoeld in artikel 8.43, tweede lid, onderdeel a, van de Wet luchtvaart.
Gezien het feit dat de omzettingsregeling een 1 op 1 omzetting van de gebruiksbepalingen van het aanwijzingsbesluit betreft
waaruit geen nieuwe rechtsgevolgen voortvloeien, heeft de wetgever bepaald dat tegen de omzettingsregeling geen mogelijkheid
van een bezwaarschriftprocedure of een beroep op de bestuursrechter openstaat. De omzettingsregeling is via artikel IV van
de wet RBML op de zogenaamde negatieve lijst van de Algemene wet bestuursrecht geplaatst.
3. Omzetting ruimtelijke beperkingen rondom de luchthaven.
Op grond van artikel X, vijfde lid, worden de gebieden die zijn gelegen binnen de 35 Ke- en 47 Bkl-geluidscontour aangemerkt
als beperkingengebied bedoeld in artikel 8.47, eerste lid, van de Wet luchtvaart. In deze beperkingengebieden blijven in het
kader van de overgangssituatie de ruimtelijke beperkingen van het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart (Bggl) onderscheidenlijk
het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart (Bgkl) gelden. Op deze wijze wordt planologische rust in de omgeving van een
luchthaven gecreëerd tot het moment dat het bevoegde gezag in een eerste luchthavenbesluit over de ruimtelijke ontwikkeling
van de omgeving van een luchthaven beslist. Op dat moment zullen ook ruimtelijke beperkingen in het kader van de vliegveiligheid
en de externe veiligheid van de luchthaven worden vastgesteld.
Teneinde te kunnen bepalen op welke gebieden de bepalingen van het Bggl en het Bgkl van toepassing zijn, zijn op een kaart
in een bijlage bij de omzettingsregeling de beperkingengebieden weergegeven voor de luchthaven waarop deze regeling betrekking
heeft.
4. Omzettingsregeling versus aanwijzingsbesluit
Als de omzettingsregeling vergeleken wordt met het aanwijzingsbesluit en de ontheffingen, kunnen de volgende afwijkingen worden
geconstateerd:
• Soms wijken terminologie en definities af, omdat thans is aangesloten bij terminologie en definities zoals gehanteerd in de
Wet luchtvaart;
• Het normenstelsel is anders, omdat de Bkl- en/of Ke-zones zijn vervangen door Lden-grenswaarden in handhavingspunten;
• Bepalingen omtrent routering en vluchtuitvoering komen niet terug in de omzettingsregeling. Deze bepalingen hebben betrekking
op het gebruik van het luchtruim, waarvoor de bepalingen bij of krachtens hoofdstuk 5 van de Wet luchtvaart gelden. Het Rijk
blijft het bevoegd gezag voor het vaststellen en handhaven van regels op basis van dit hoofdstuk. De bepalingen hieromtrent
zijn per luchthaven opgenomen in de luchtvaartgids (AIP);
• Bepalingen omtrent rapportage en handhaving zijn in de omzettingsregeling niet meer nodig. Reden hiervoor is dat het handhavingsstelsel
van de Wet luchtvaart van kracht is, dat is uitgewerkt in de Regeling burgerluchthavens. Daarin is onder meer bepaald dat
de exploitant vier keer per jaar moet rapporteren en dat deze termijn bij dreigende overschrijding van de grenswaarden aangepast
kan worden;
• Bepalingen omtrent terbeschikkingstelling van lokalen of grond en de inrichting van de luchthaven zijn thans opgenomen in
hoofdstuk 8a van de Wet luchtvaart en in de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen en worden derhalve niet
meegenomen in de omzettingsregeling;
• De bepaling dat de luchthaven is aangewezen voor openbaar nationaal burgerluchtverkeer en voor internationaal burgerluchtverkeer
dan wel burgerluchtverkeer van en naar landen die partij zijn bij het akkoord van Schengen wordt niet meer opgenomen in de
omzettingsregeling. Het (beperkt) openbaar karakter van de luchthaven is centraal vastgelegd in artikel 8.51 jo. 8.24a van
de Wet luchtvaart en de nationale en internationale regelgeving met betrekking tot grensposten.
5. Onderscheid tussen grenswaarden en regels.
De gebruiksmogelijkheden van de luchthavens zoals opgenomen in de aanwijzingsbesluiten zijn in de omzettingsregelingen vastgelegd
in grenswaarden en regels. In de systematiek van de wet RBML, zoals opgenomen in hoofdstuk 8 van de Wet luchtvaart, bestaat
een belangrijk onderscheid in de toepassing en handhaving van regels en grenswaarden.
Grenswaarden
De grenswaarden geven de exploitant, de gebruikers en eventueel de luchtverkeersdienstverlening gezamenlijk een milieugebruiksruimte.
De grenswaarden richten zich tot alle sectorgenoten en zijn niet gericht tot één bepaalde sectorgenoot. De veroorzaakte belasting
voor de omgeving vloeit immers voort uit het samengestelde gedrag van de exploitant, de gebruikers en eventueel de luchtverkeersdienstverlening.
Als een grenswaarde wordt overschreden, is het niet zo zeer van belang wie dat veroorzaakt heeft, als wel dat er een maatregel
wordt getroffen die erop is gericht dat in de toekomst een overschrijding niet meer voorkomt. Het treffen van een maatregel
kan ook inhouden dat er geen maatregel opgelegd wordt, indien geen overschrijding meer wordt voorzien. De bevoegdheid tot
het opleggen van een maatregel is voor de luchthaven Ameland neergelegd bij Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân.
Een maatregel is gericht tot diegene die het in zijn vermogen heeft deze uit te voeren en is in beginsel niet begrensd in
tijd of een gebruiksjaar. Gedeputeerde Staten leggen de maatregel op zolang zij van oordeel zijn dat de maatregel bijdraagt
aan het terugdringen van de belasting binnen de grenswaarden. Een maatregel kan worden ingetrokken als de betrokkenen zelf
orde op zaken stellen door bijvoorbeeld aanpassingen in het gebruik van de luchthaven door te voeren. De maatregel kan betrekking
hebben op alle onderwerpen waarover Gedeputeerde Staten op grond van de wet bevoegd zijn. Een op te leggen maatregel zal vanzelfsprekend
moeten voldoen aan de eisen van behoorlijk bestuur, zoals die onder meer in de Algemene wet bestuursrecht zijn verwoord. Betrokkenen
hebben de mogelijkheid om vooraf hun zienswijze met betrekking tot de maatregel kenbaar te maken. Overtreding van een maatregel
kan bestraft worden met een bestuurlijke boete.
Regels
Regels kunnen zich tot alle sectorgenoten richten, maar een ieder is daarop wel individueel aanspreekbaar. De wet verplicht
de geadresseerde van een regel om zich aan die regel te houden, op straffe van een bestuurlijke boete. De mogelijkheid tot
het opleggen van een bestuurlijke boete is in de Wet luchtvaart geformuleerd als een bevoegdheid van het bevoegde gezag en
niet als een verplichting. Deze bevoegdheid is voor luchthavens van regionale betekenis, zoals de luchthaven Ameland, neergelegd
bij Gedeputeerde Staten.
Artikelsgewijs
Onder aanwijzingsbesluit wordt in deze toelichting verstaan de Aanwijzing luchtvaartterrein Ameland van 27 maart 1961 (LT/11642,
Stcrt. 1961, 66), zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 23 oktober 2003 (DGL/03.U00524).
Artikel 1
In artikel 1 zijn definities van een aantal in de regeling gebruikte begrippen opgenomen. Hierbij is aangesloten bij het Luchtverkeersreglement
en de standaard luchtvaartterminologie. Het gebruiksjaar is overgenomen uit artikel 7 van het aanwijzingsbesluit.
Artikel 2
Dit artikel is een omzetting van artikel 1 van het aanwijzingsbesluit. De tekst is aangepast conform de systematiek van de
Wet luchtvaart waarbij geen sprake meer is van het ‘aanwijzen’ van een luchtvaartterrein ten behoeve van een exploitant en
het begrip ‘luchtvaartterrein’ is vervangen door ‘luchthaven’.
Artikel 3
Dit artikel betreft een omzetting van artikel 4, tweede lid, van het aanwijzingsbesluit, waarbij het begrip ‘landingsterrein’
is vervangen door ‘luchthaven’, conform de terminologie van de Wet luchtvaart. Op de luchthaven zijn verschillende banen gelegen,
waarvan de geografische richting, de lengte en de breedte in dit artikel zijn weergegeven. Voor deze start- en landingsbanen
wordt door middel van een codenummer en codeletter, gerelateerd aan respectievelijk de lengte van de baan en de grootte van
de vliegtuigen, aangegeven welk luchtverkeer van de luchthaven gebruik kan maken. Deze code is afkomstig van de International
Civil Aviation Organization (ICAO). De ICAO-baancode geeft slechts de feitelijke omstandigheden van de baan weer en is geen
norm ten aanzien van het toegestane gebruik. Een baan met code 1B of 2B, zoals op de luchthaven Ameland, wordt voornamelijk
gebruikt door luchtvaartuigen met een startmassa van minder dan 6.000 kg. Daarnaast is een landingsplaats voor helikopters
aangegeven.
Artikel 4
Het eerste lid van dit artikel vloeit voort uit de artikelen 2 en 5 van het aanwijzingsbesluit. Het tweede lid is een omzetting
van artikel 6, tweede lid, van het aanwijzingsbesluit, waarbij het begrip hefschroefvliegtuig vervangen is door helikopter
conform de huidige terminologie.
Het derde lid is afkomstig van een ontheffing van artikel 34, eerste lid, onder a, van de Luchtvaartwet voor incidenteel militair
gebruik op de luchthaven van 27 maart 1961 (LT/11649). Het vierde lid is afkomstig van een ontheffing van artikel 33, eerste
lid, onder a en c, van de Luchtvaartwet (19 juni 1986, LT/L 23741), voor het toestaan van het gebruik van modelvliegtuigen.
Artikel 5
Dit artikel bevat de openstellingsbepalingen van de luchthaven, overgenomen uit artikel 2, tweede lid, van het aanwijzingsbesluit.
Artikel 6
Aangezien er bij de luchthaven Ameland geen 35 Ke-zone is, worden alleen handhavingspunten in het verlengde van de baan opgenomen.
Zie hiervoor ook de toelichting onder punt 2 van het algemene deel van deze toelichting. Bij de berekening van deze handhavingspunten
is de invoerset voor bepaling van de 47 Bkl-geluidszone uit de beslissing op bezwaar van 23 oktober 2003 gebruikt. Op grond
van de ten tijde van de aanwijzing geldende Luchtvaartwet werd de Bkl-zone vastgesteld voor luchtvaartuigen met een startmassa
van minder dan 6.000 kg, het zogenaamde klein verkeer. In de invoerset is uitgegaan van 6.316 vliegbewegingen per jaar van
klein verkeer op de luchthaven Ameland.
Artikel 7
Het gebied gelegen binnen de 47 Bkl-geluidscontour is aangemerkt als beperkingengebied bedoeld in artikel 8.47, eerste lid
van de Wet luchtvaart en is op de kaart in bijlage 2 van deze regeling aangegeven. Voor dit gebied gelden de ruimtelijke beperkingen
die opgenomen zijn in het Besluit geluidsbelasting kleine luchtvaart (Bgkl), dat op grond van artikel X van de Wet RBML zijn
werking behoudt. De 57 Bkl-geluidscontour uit het Bgkl is eveneens aangegeven op de kaart in bijlage 2.
Artikel 8
Er wordt rekening gehouden met de vaste verandermomenten door de inwerkingtreding per 1 april te laten plaatsvinden. Aangezien
de regelgeving al vóór 1 januari 2010 in voorbereiding was en de belanghebbenden reeds vanaf het begin bij het proces van
omzetting betrokken zijn, wordt afgeweken van de verplichte publicatietermijn van twee maanden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J.J. Atsma.