Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, nr. BJZ2011039031, houdende wijziging van de Regeling omgevingsrecht in verband met de implementatie van de beschikking financiële zekerheid

16 maart 2011

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op beschikking nr. 2009/335/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 april 2009 inzake technische richtsnoeren voor het stellen van de financiële zekerheid overeenkomstig Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën (PbEU L 101/25) en artikel 4.4, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 4.10, tweede lid, onder g, van de Regeling omgevingsrecht wordt na “Wet milieubeheer” toegevoegd: , en dat het bedrag waarvoor de zekerheid in stand wordt gehouden is berekend overeenkomstig beschikking nr. 2009/335/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 april 2009 inzake technische richtsnoeren voor het stellen van de financiële zekerheid overeenkomstig Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën (PbEU L 101).

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 16 maart 2011

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

TOELICHTING

1. Inleiding

Artikel 22, eerste lid van de richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën (PbEG L 110) (hierna: richtlijn beheer winningsafval) voorziet in de mogelijkheid voor de Europese Commissie om ten aanzien van een aantal onderwerpen uitvoeringsregels vast te stellen. De Europese Commissie heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en een vijftal beschikkingen vastgesteld. Voor vier van deze beschikkingen moest de nationale regelgeving worden aangepast om de beschikkingen te implementeren.

Deze regeling strekt tot implementatie van een beschikking die is vastgesteld door de Europese Commissie ter uitvoering van artikel 22, eerste lid, van richtlijn nr. 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (PbEU L 102). Het betreft de beschikking nr. 2009/335/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 april 2009 inzake technische richtsnoeren voor het stellen van de financiële zekerheid overeenkomstig Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën (PbEU L 101) (hierna: beschikking financiële zekerheid).

De overige drie door de Commissie vastgestelde beschikkingen worden geïmplementeerd via een wijziging van het Besluit beheer winningsafvalstoffen.

2. Richtlijn beheer winningsafval

De richtlijn beheer winningsafval bevat bepalingen ten aanzien van het beheer van afval, van winningsindustrieën (mijnbouw). Het gaat hierbij onder meer om materialen die moeten worden verwijderd om toegang te krijgen tot het mineraal, zoals bovengrond, deklaag en afvalgesteente of residuen die achterblijven nadat de mineralen grotendeels uit het erts zijn gehaald. Een deel van deze afvalstoffen is inert waardoor de kans op verontreiniging van het milieu als gevolg van deze stoffen niet groot is. Andere fracties kunnen echter hoeveelheden gevaarlijke stoffen bevatten, zoals zware metalen. De residuen worden vaak op afvalbergen of in grote bassins opgeslagen, waarin ze worden vastgehouden door middel van dammen. Het instorten van dammen of afvalbergen kan ernstige gevolgen hebben voor het milieu en de volksgezondheid. Afval van de winningsindustrieën moet derhalve zorgvuldig worden beheerd om met name de stabiliteit van de stortvoorzieningen op de lange termijn te verzekeren en de uitloging van schadelijke stoffen te voorkomen dan wel tot een minimum te beperken.

De richtlijn beheer winningsafval geeft regels die gericht zijn op het voorkomen van zware ongevallen met afval van winningsindustrieën en de gevolgen van eventuele ongelukken te beperken. Tevens bevat de richtlijn bepalingen om het duurzame beheer van afval van winningsindustrieën te reguleren met het oog op de vermindering van nadelige effecten voor het milieu en de volksgezondheid.

In Nederland wordt winningsafval nuttig toegepast, verbrand of gestort op reguliere stortplaatsen die niet onder de reikwijdte van de richtlijn vallen. De relevantie van de richtlijn beheer winningsafval voor de Nederlandse winningsindustrieën is daarom nihil. De richtlijn beheer winningsafval is met name geïmplementeerd via de wet van 25 februari 2008 tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van de winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn nr. 2004/35/EG (PbEU L 102) (Stb. 77) en via het Besluit beheer winningafvalstoffen (hierna: Bbwa).

3. Beschikking financiële zekerheid

In artikel 14 van de richtlijn beheer winningsafval is voorgeschreven dat, voordat wordt begonnen met werkzaamheden waarbij winningsafvalstoffen in de afvalvoorziening worden gebracht, een financiële zekerheid wordt gesteld. Deze verplichting moet ervoor zorgen dat er voldoende middelen beschikbaar zijn om aan de vergunningvoorschriften te voldoen en om de afvalvoorziening na sluiting op een veilige manier achter te laten, ook bij bijvoorbeeld een faillissement van de vergunninghouder. Daarbij moet de zekerheidsstelling ook de kosten kunnen dekken voor rehabilitatie van het land dat door de afvalvoorziening is aangetast. De vorm waarin de financiële zekerheid wordt gesteld, is vrijgelaten. Denkbaar zijn bijvoorbeeld een bankgarantie of deelname in een waarborgfonds, of een andere gelijkwaardige voorziening.

In de beschikking financiële zekerheid is bepaald welke informatie en rekenmethode moet worden gebruikt bij de berekening van de financiële zekerheid (artikel 1, eerste lid, van de beschikking financiële zekerheid).

Uit artikel 4.10, tweede lid, onder g, van de Regeling omgevingsrecht volgt reeds dat bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een afvalvoorziening wordt aangetoond dat financiële zekerheid is of zal worden gesteld, voor het nakomen van de voorschriften die ingevolge het Bbwa aan de vergunning worden verbonden en voor het nakomen van titel 8.3 van de Wet milieubeheer. Om de beschikking financiële zekerheid te implementeren is in deze regeling een verwijzing toegevoegd naar de beschikking financiële zekerheid. Hieruit volgt dat de financiële zekerheid moet worden berekend overeenkomstig de beschikking financiële zekerheid. Dit houdt onder andere in dat de aanvraag een raming bevat van de kosten die moeten worden gemaakt voor bodemsanering, de sluiting en voor de periode na de sluiting van de afvalvoorziening. Deze kostenraming, waarbij tevens rekening wordt gehouden met de mogelijkheid van een vroegtijdige sluiting, moet worden opgesteld door een onafhankelijke en gekwalificeerde derde (artikel 1, eerste lid, onder g, en tweede lid, van de beschikking financiële zekerheid).

4. Gevolgen voor het milieu, het bedrijfsleven, de administratieve lasten en toezicht en handhaving

Het aantal bedrijven dat zich in Nederland bezighoudt met de winning van mineralen is beperkt. De Nederlandse winningindustrie bestaat concreet uit de olie/gas- en zoutsector. Omdat in Nederland winningsafvalstoffen nuttig wordt toegepast, verbrand of gestort op een reguliere stortplaats zijn de richtlijn beheer winningsafval en de daarop gebaseerde beschikkingen voor de Nederlandse winningsindustrieën niet relevant.

Indien de huidige werkwijze binnen de winningsindustrie wordt voortgezet, heeft dit besluit geen gevolgen voor deze industrietakken. Op dit moment zijn geen afvalvoorzieningen in gebruik en wordt het gebruik daarvan ook niet voorzien. Aldus zijn de gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven als gevolg van de nieuwe regelgeving te kwantificeren op € 0,– per jaar.

De nieuwe regelgeving heeft geen enkel gevolg voor de uitvoering en het toezicht op de naleving. Een alternatieve wijze van implementeren heeft geen enkel gevolg ten voor- of ten nadele van de administratieve lasten van bedrijven of ten aanzien van de uitvoering en het toezicht op de naleving.

5. Inwerkingtreding en vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten die voor bouw- en milieuregelgeving met gevolgen voor het bedrijfsleven sinds 2007 als uitgangspunt gelden. Gekozen is voor spoedige inwerkingtreding omdat de regeling voorziet in de implementatie van een beschikking die reeds in werking is getreden en overigens geen gevolgen heeft voor het bedrijfsleven.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

Naar boven