Wet van 25 februari 2008 tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de implementatie van richtlijn nr. 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van de winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn nr. 2004/35/EG (PbEU L 102)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het noodzakelijk is regels te stellen omtrent het beheer van winningsafvalstoffen ter implementatie van richtlijn nr. 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van de winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn nr. 2004/35/EG (PbEU L 102);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1.1, eerste lid, worden in de alfabetische rangschikking de volgende begripsbepalingen ingevoegd, luidende:

afvalvoorziening: inrichting waar uitsluitend winningsafvalstoffen worden gestort of verzameld, dan wel het gedeelte van een inrichting waar winningsafvalstoffen worden gestort of verzameld;

afvalvoorziening categorie A: afvalvoorziening, welke door het bevoegd gezag is ingedeeld in categorie A, overeenkomstig de criteria gesteld in bijlage III bij de richtlijn beheer winningsafval;

richtlijn beheer winningsafval: richtlijn nr. 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van de winningsindustrieën en houdende wijziging van Richtlijn nr. 2004/35/EG (PbEU L 102);

winningsafvalstoffen: afvalstoffen die rechtstreeks afkomstig zijn uit de prospectie, winning, behandeling en opslag van mineralen en de exploitatie van groeven, met uitzondering van afvalstoffen afkomstig van offshore-prospectie, -winning en -behandeling;.

B

Aan artikel 8.18 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het eerste lid, onderdeel b, is van overeenkomstige toepassing op afvalvoorzieningen.

C

Aan het opschrift van titel 8.3 wordt na «gesloten stortplaatsen» toegevoegd: en gesloten afvalvoorzieningen.

D

In artikel 8.47, eerste lid, onderdeel a, wordt na de zinsnede «indien in de inrichting niet uitsluitend afvalstoffen worden gestort» toegevoegd: , met uitzondering van afvalvoorzieningen.

E

Artikel 8.48 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) vervalt «slechts».

3. Er wordt een tweetal leden toegevoegd, luidende:

  • 2. Deze titel is, met uitzondering van het eerste lid van dit artikel, van overeenkomstige toepassing op afvalvoorzieningen.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing op bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën van naar haar aard tijdelijke afvalvoorzieningen.

F

Artikel 8.49 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Degene die een stortplaats drijft, stelt een nazorgplan op ter uitvoering van de maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid. Het nazorgplan behoeft de instemming van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag beslist hierover binnen dertien weken na de indiening van het nazorgplan. Indien het bevoegd gezag niet binnen de gestelde termijn heeft beslist, is de instemming van rechtswege gegeven. Het bevoegd gezag maakt de instemming van rechtswege onverwijld nadat de beslistermijn is verstreken, bekend.

2. In het vierde lid wordt de zinsnede «Gedeputeerde staten kunnen degene die een stortplaats drijft bevelen het nazorgplan waarmee zij hebben ingestemd» vervangen door: Het bevoegd gezag kan degene die een stortplaats drijft, bevelen het nazorgplan waarmee het heeft ingestemd.

G

Artikel 8.50 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Het bevoegd gezag is belast met de maatregelen, bedoeld in artikel 8.49.

2. In het tweede lid wordt de zinsnede «Gedeputeerde staten kunnen» vervangen door: «Het bevoegd gezag kan» en wordt «hen» vervangen door: hem.

3. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In afwijking van het eerste lid berust de zorg voor de uitvoering van de werkzaamheden die verband houden met de in artikel 8.49 bedoelde maatregelen met betrekking tot:

    a. gesloten stortplaatsen waar baggerspecie is gestort en die worden gedreven of mede worden gedreven door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, bij die minister;

    b. gesloten afvalvoorzieningen, waarvoor ingevolge artikel 8.2, derde lid, Onze Minister van Economische Zaken bevoegd gezag is, bij degene die de afvalvoorziening het laatst heeft gedreven.

H

Na artikel 13.11 wordt een afdeling toegevoegd, luidende:

AFDELING 13.3 AFVALVOORZIENINGEN CATEGORIE A MET MOGELIJKE GRENSOVERSCHRIJDENDE MILIEUGEVOLGEN

Artikel 13.12

Indien de aanvraag om een vergunning betrekking heeft op een afvalvoorziening categorie A, die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben in een ander land, en over het op die aanvraag te nemen besluit overleg plaatsvindt met bestuursorganen in het betrokken andere land, wordt dit overleg in de kennisgeving vermeld.

Artikel 13.13
  • 1. Indien de aanvraag om een vergunning betrekking heeft op een afvalvoorziening categorie A, die is gelegen in een ander land en die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in Nederland kan hebben, wordt de aanvraag met de daarop betrekking hebbende stukken door gedeputeerde staten van de provincie waarbinnen bedoelde gevolgen zich kunnen voordoen, ter inzage gelegd.

  • 2. Artikel 3:12, derde lid, onderdelen a, b en c, van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

I

Na artikel 17.5 wordt een titel ingevoegd, luidende:

TITEL 17.1A MAATREGELEN BETREFFENDE AFVALVOORZIENINGEN

Artikel 17.5a
  • 1. Indien zich een gebeurtenis voordoet, die gevolgen kan hebben voor de stabiliteit van een afvalvoorziening, of indien bij controle- en monitoringsprocedures met betrekking tot die voorziening blijkt dat nadelige gevolgen voor het milieu zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, meldt degene die de afvalvoorziening drijft, dit zo spoedig mogelijk, in elk geval binnen 48 uur, aan het bestuursorgaan dat bevoegd is een vergunning voor die afvalvoorziening te verlenen. Artikel 17.2, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden categorieën van afvalvoorzieningen aangewezen, waarop ingevolge artikel 2, derde lid, van de richtlijn beheer winningsafval deze titel niet van toepassing is.

Artikel 17.5b

Indien de situatie, bedoeld in artikel 17.5a, eerste lid, betrekking heeft op een afvalvoorziening categorie A, voert degene die de afvalvoorziening drijft, onmiddellijk het voor die afvalvoorziening voorgeschreven interne noodplan uit.

Artikel 17.5c
  • 1. Het bevoegd gezag kan instructies geven met betrekking tot het treffen van de nodige preventieve of herstelmaatregelen.

  • 2. Degene die de afvalvoorziening drijft, volgt de in het eerste lid bedoelde instructies op en draagt de kosten voor de getroffen preventieve of herstelmaatregelen.

  • 3. Het bevoegd gezag kan zelf elke nodige preventieve of herstelmaatregel treffen of de uitvoering daarvan opdragen aan derden.

  • 4. Een beslissing als bedoeld in het derde lid wordt op schrift gesteld. De schriftelijke beslissing is een beschikking.

  • 5. In het geval het bevoegd gezag zelf maatregelen treft of de uitvoering daarvan opdraagt aan derden, verhaalt het de kosten op degene die de activiteiten verricht. Artikel 5:26 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Artikel 17.5 is van overeenkomstige toepassing.

J

Na artikel 18.2g wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 17.5d

Deze titel is van overeenkomstige toepassing op gesloten afvalvoorzieningen, met uitzonderingen van die gesloten afvalvoorzieningen ten aanzien waarvan het bevoegd gezag is belast met de nazorg, bedoeld in artikel 8.49.

Artikel 18.2h

Het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 17.5a, eerste lid, draagt zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van de krachtens de artikelen 17.5a tot en met 17.5d gestelde verplichtingen.

ARTIKEL II

Artikel 1a van de Wet op de economische delicten wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. In onderdeel 1° wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer na «17.4, eerste lid,» ingevoegd: 17.5b, 17.5c, tweede lid, en 17.5d in verbinding met 17.5b en 17.5c, tweede lid,.

  • 2. In onderdeel 2° wordt in de zinsnede met betrekking tot de Wet milieubeheer «17.1 en 17.2» vervangen door: 17.1, 17.2, 17.5a, eerste lid, en 17.5d, in verbinding met 17.5a, eerste lid,.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

histnoot

Gegeven te

's-Gravenhage, 25 februari 2008

Beatrix

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

Uitgegeven de achttiende maart 2008

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XHistnoot

Kamerstuk 31 139

Naar boven