Regeling van de Staatsecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 22 februari 2011, nr. DL/A/257799, houdende wijziging van de Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s in verband met de bekendmaking van het beschikbaar bedrag aanvullende bekostiging 2011

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op artikel 2.2.3, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onderdeel a, wordt ‘Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ vervangen door: Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

B

Artikel 4, eerste lid komt als volgt te luiden:

  • 1. Voor de instellingen die voldoen aan het vereiste in artikel 3 is in 2011 een totaalbedrag van € 36,6 miljoen voor aanvullende bekostiging beschikbaar.

Artikel 4, tweede lid komt als volgt te luiden:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, is voor de vbo-groen afdelingen in AOC’s in 2011 een bedrag van € 1,7 miljoen voor aanvullende bekostiging beschikbaar.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.

TOELICHTING

Met deze wijzigingsregeling wordt de Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s, welke op 30 oktober 2009 in de Staatscourant 2009, nr. 16391 is gepubliceerd, gewijzigd. Doel van deze wijziging is het voor 2011 beschikbare bedrag aan aanvullende bekostiging kenbaar te maken. Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om verheldering te geven over de interpretatie van de in het convenant afgesproken (tussen-) doelen.

De afspraken in het convenant over de versterking van de salarismix vormen de basis van deze regeling. Deze afspraken gaan uit van vertrouwen en de filosofie van de lumpsum. De Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s is daarom zo ontworpen dat instellingen geen aanvraag hoeven in te dienen en geen aparte verantwoording hoeven op te stellen over de besteding van de aanvullende middelen. Zowel die regeling als deze wijzigingsregeling betekenen daarom geen toename in administratieve lasten voor instellingen.

Deze regeling draagt op twee manieren bij aan de in het convenant aangekondigde kwaliteitsimpuls: enerzijds door de beloning van leraren structureel te verbeteren middels de versterking van de salarismix en anderzijds door de verlichting van de werkdruk. Er is gebleken dat de oorspronkelijke toelichting van de regeling op artikel 2 onvoldoende helderheid biedt over de interpretatie van de in het convenant afgesproken (tussen-) doelen met betrekking tot de versterking van de salarismix.

Omdat de salarismix op het moment van de nulmeting, 1 oktober 2008, per instelling sterk verschilt, is er geen sprake van algemeen geldende (tussen-) doelen of groeipercentages. Daarbij komt dat de gemiddelde instroomniveau’s van leraren bij de verschillende instellingen ook sterk uiteen lopen, waardoor de kosten voor het versterken van de salarismix niet voor alle instellingen gelijk zijn. Verder nemen, vanwege de generieke maatregel van het inkorten van de carrièrelijnen, de meerkosten van een promotie in de toekomst sterk toe. Dit alles betekent dat er bij de versterking van de salarismix sprake is van een groeimodel dat er voor iedere instelling anders uitziet.

Uitgangspunt bij dit groeimodel is het maximaal inzetten van de aanvullende bekostiging ten behoeve van het versterken van de salarismix voor leraren. Een instelling kan op basis van dit uitgangspunt en op basis van de voor de instelling beschikbare aanvullende bekostiging berekenen hoe het structureel maximaal haalbare groeimodel er voor haar uitziet. In geval dit groeimodel incidenteel ruimte biedt, kan deze budgetruimte op tijdelijke basis besteed worden aan scholing wanneer deze scholing gekoppeld is aan een promotie, bijvoorbeeld een mastertraject voor een gerichte promotie naar salarisschaal LD. Dit kan uitsluitend als de structurele doelen in het groeimodel, te weten het maximaal versterken van de salarismix van leraren, hiermee gediend worden.

Bij het meetmoment van 2011 (peildatum 1 oktober) moet bij een instelling zichtbaar zijn dat er structurele verplichtingen zijn aangegaan in de vorm van promoties van leraren naar hogere salarisschalen in die mate dat uit de levering van personeelsgegevens blijkt dat de aanvullende bekostiging maximaal is ingezet voor de versterking van de salarismix. Op 1 oktober 2011 zal op dezelfde manier worden gemeten als op 1 oktober 2008. Indien uit de gegevens van peildatum 1 oktober 2011 blijkt dat het maximaal haalbare doel voor de versterking van de salarismix is bereikt, komt de tweede tranche aan aanvullende bekostiging beschikbaar. Indien uit de gegevens van peildatum 1 oktober 2011 blijkt dat de aanvullende bekostiging voor de versterking van de salarismix niet maximaal is ingezet, komt er geen tweede tranche aan aanvullende bekostiging beschikbaar en wordt de aanvullende bekostiging op bestuursniveau bevroren op de tot dan toe bereikte salarismix.

Op verzoek van de instellingen, stelt de minister instellingen die dat wensen in de gelegenheid meer zekerheid te verkrijgen over de vraag of het instelling specifieke groeimodel voldoet aan de afspraken in het convenant. Een instelling kan haar plan van aanpak voor het versterken van de salarismix aan de minister voorleggen. De minister zal dit plan van aanpak uitsluitend beoordelen als het de volgende drie elementen bevat.

  • 1. Ten eerste de nulmeting van 1 oktober 2008 van de instelling zoals deze te raadplegen is via de website www.salarismix.nl.

  • 2. Ten tweede het door de instelling berekende maximaal haalbare groeimodel voor de ontwikkeling van de salarismix van 2008 tot en met 2020 voorzien van een toelichting op de gehanteerde aannames voor de berekening.

  • 3. Ten derde de bij maximale inzet van de aanvullende bekostiging te realiseren salarismix op het meetmoment van 1 oktober 2011 en 1 oktober 2014.

Een instelling kan het plan van aanpak voor de versterking van de salarismix vóór 1 april 2011 sturen aan:

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Directie Leraren / IPC 2100 o.v.v. salarismix

Postbus 16375

2500 BJ DEN HAAG

Na ontvangst zal de minister beoordelen of zijns inziens met het door een instelling ingediende plan van aanpak het maximaal haalbare doel voor het versterken van de salarismix kan worden bereikt. Vervolgens zal de minister de instelling schriftelijk informeren over de bevindingen uit deze toets op het plan van aanpak. Aangezien deze werkwijze geen verplichtend karakter heeft en op verzoek van de instellingen is ontstaan, kan niet worden gesproken van een toename van de administratieve lasten.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.

Naar boven