Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 oktober 2009, nr. DL/A/162364, houdende regels voor aanvullende bekostiging voor de versterking van de salarismix van docenten in het middelbaar beroepsonderwijs en vbo-groen afdelingen binnen de AOC’s in de Randstadregio’s (Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op artikel 2.2.3, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

Besluit:

1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

b. WEB:

Wet educatie en beroepsonderwijs;

c. WVO:

Wet op het voortgezet onderwijs;

d. beroepsonderwijs:

het middelbaar beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van de WEB;

e. voortgezet onderwijs:

het onderwijs bedoeld in artikel 2 van de WVO;

f. AOC:

agrarisch opleidingscentrum, als bedoeld in artikel 1.3.3 van de WEB;

g. vbo-groen:

voorbereidend beroepsonderwijs in de sector landbouw verzorgd in een AOC;

h. docent:

docent als bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 4.2.1 van de WEB, voor zover deze een onderwijsgevende taak uitvoert;

i. instructeur:

personeelscategorie met onderwijsondersteunende werkzaamheden gericht op het primair proces conform artikel 4.2.2 van de WEB;

j. deelnemer:

een in artikel 8.1.1, eerste lid, eerste volzin, van de WEB bedoelde deelnemer;

k. voltijddeelnemer:

deelnemer die een beroepsopleiding volgt zoals bedoeld in het derde lid van artikel 7.2.7 van de WEB;

l. deeltijddeelnemer:

deelnemer die een beroepsopleiding volgt zoals bedoeld in het vijfde lid van artikel 7.2.7 van de WEB;

m. leerling:

een leerling die voor het volgen van vbo-groen is ingeschreven aan een AOC;

n. instelling:

een regionaal opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.1 van de WEB, een regionaal opleidingscentrum in een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1.3.2 van de WEB, een vakinstelling als bedoeld in artikel 1.3.2a van de WEB of een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de WEB;

o. bevoegd gezag:

bevoegd gezag van een instelling, bedoeld in artikel 1.1.1, onder w, van de WEB;

p. Randstadregio’s:

verzameling van gemeenten als opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

q. GBA:

gemeentelijke basisadministratie van persoonsgegevens;

r. Convenant Leerkracht van Nederland:

tripartiete afspraken tussen de minister en de sociale partners voor de sector Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie vastgelegd op 10 december 2008 (Stcrt. 2009, 42);

s. personeelsgegevens:

gegevens, als bedoeld in bijlage B van het Convenant Leerkracht van Nederland en bijlage 1, onder 3, van het Uitvoeringsbesluit WEB, conform het op 27 augustus 2009 herziene Protocol Personeelsinformatie MBO en herziene PVE;

t. bezoldigingsschaal:

de salarisschaal volgens welke een docent of instructeur wordt bezoldigd;

u. salarismix:

verdeling van docenten in voltijdequivalenten over de bezoldigingsschalen.

2. HOOFDLIJNEN

Artikel 2. Doelomschrijving

  • 1. De minister verstrekt in 2009 aanvullende bekostiging aan het bevoegd gezag van een instelling:

    • a. ter versterking van de salarismix binnen de Randstadregio’s door het aandeel docenten in voltijdequivalenten in bezoldigingsschaal LC en/of LD en/of LE te verhogen;

    • b. ter verlichting van de werkdruk in de Randstadregio’s door extra functies voor instructeurs en/of docenten te realiseren.

  • 2. De aanvullende bekostiging wordt verstrekt op grond van de volgende overwegingen:

    • a. Versterking van de salarismix in de Randstadregio’s maakt deel uit van de afspraken in het Convenant Leerkracht van Nederland van 10 december 2008.

    • b. In het Convenant Leerkracht van Nederland is afgesproken dat 75% van de aanvullende bekostiging bedoeld in artikel 4 ingezet zal worden voor de verhoging van het aandeel docenten in voltijdequivalenten in hogere bezoldigingsschalen, conform de doelomschrijving in artikel 2, eerste lid onder a. De resterende 25% van de aanvullende bekostiging bedoeld in artikel 4 zal worden ingezet voor extra functies voor instructeurs en/of docenten, conform de doelomschrijving in artikel 2, eerste lid onder b.

    • c. In het Convenant Leerkracht van Nederland is vastgelegd dat de aanvullende convenantmiddelen aan het begin van schooljaar 2012−2013 beschikbaar komen als de sector de tussendoelen in 2011 heeft bereikt, welke voortvloeien uit de prestatieafspraken voor de salarismix in het middelbaar beroepsonderwijs die voor 2014 zijn vastgelegd.

    • d. In het Convenant Leerkracht van Nederland is afgesproken dat in het kader van de monitoring van de convenantmiddelen per instelling jaarlijks wordt bekeken of de convenantmiddelen volledig aan de omschreven doelen zijn besteed.

    • e. Tevens is in het convenant een stabiele verhouding tussen docenten en ondersteunend personeel afgesproken.

    • f. Indien de sector in 2011 de tussendoelen als bedoeld in artikel 2, tweede lid onder c niet heeft gerealiseerd, dan worden de aanvullende middelen voor de in het eerste lid van dit artikel genoemde doelen op instellingsniveau afgestemd op de op dat moment gerealiseerde salarismix.

Artikel 3. Eisen aanvullende bekostiging

De aanvullende bekostiging wordt slechts verstrekt aan het bevoegd gezag van een instelling indien:

  • a. minimaal 20% van het totaal aantal deelnemers of 20% van het totaal aantal leerlingen van de instelling volgens het GBA woonachtig in de Randstadregio’s is; en

  • b. de instelling de verplichte personeelsgegevens, bedoeld in artikel 1 onder s, tijdig, volledig en rechtstreeks aan het Ministerie van OCW heeft geleverd.

Artikel 4. Bedragen

  • 1. Voor de instellingen die voldoen aan het vereiste in artikel 3 is in 2009 een totaalbedrag van € 15,4 miljoen voor aanvullende bekostiging beschikbaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, is voor de vbo-groen afdelingen in AOC’s een bedrag van € 475.000 voor aanvullende bekostiging beschikbaar.

  • 3. De verstrekking van de aanvullende bekostiging, als bedoeld in het tweede en derde lid van dit artikel vindt plaats per kalenderjaar.

Artikel 5. Berekening aanvullende bekostiging

  • 1. De aanvullende bekostiging, bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt over de daarvoor in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen, bedoeld in artikel 3, verdeeld naar rato van het aantal deelnemers van een in aanmerking komend bevoegd gezag dat volgens het GBA woonachtig is binnen de Randstadregio’s op het totaal aantal volgens het GBA in de Randstadregio’s woonachtige deelnemers van alle in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen. Voor het bepalen van deze deelnemersaantallen vormt de teldatum van 1/10/2007 het uitgangspunt.

  • 2. De aanvullende bekostiging, bedoeld in artikel 4, tweede lid, wordt over de daarvoor in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen, bedoeld in artikel 3, verdeeld naar rato van het aantal leerlingen van een in aanmerking komend bevoegd gezag dat volgens het GBA woonachtig is binnen de Randstadregio’s op het totaal aantal volgens het GBA in de Randstadregio’s woonachtige leerlingen van alle in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen. Voor het bepalen van deze leerlingaantallen vormt de teldatum van 1/10/2007 het uitgangspunt.

  • 3. Bij de berekening van de omvang van de aanvullende bekostiging voor een in aanmerking komend bevoegd gezag wordt bij de in de Randstadregio’s woonachtige deelnemers onderscheid gemaakt naar voltijd- en deeltijd deelnemers, waarbij voltijddeelnemers en vbo-groen leerlingen met factor 1 en deeltijddeelnemers met factor 0,3 gewogen worden.

  • 4. Indien een bevoegd gezag dat voor wat betreft de deelnemers voldoet aan het gestelde in artikel 3 in totaal minder dan 5.000 deelnemers heeft, dan tellen alle bij die instelling ingeschreven deelnemers, ongeacht woonplaats, mee bij de berekening van de omvang van de aanvullende bekostiging op grond van artikel 4, eerste lid. Eventuele vbo-groen leerlingen worden bij de bepaling van de omvang niet meegerekend.

  • 5. De aanvullende bekostiging van een op grond van artikel 3 in aanmerking komend bevoegd gezag voor het jaar 2009 wordt berekend op grond van de volgende formule: X= A1 * (DDRi * 0,3 + VDRi * 1) / DRT +A2* (LLRi/LLRT) .

    De definitie van de verschillende componenten uit deze formule is als volgt:

    • a. i = een in aanmerking komend bevoegd gezag van een instelling, waarbij geldt dat als het bevoegd gezag minder dan 5000 deelnemers heeft, alle bij die instelling ingeschreven deelnemers, ongeacht woonplaats, meetellen bij de berekening van Xi;

    • b. Xi = de aanvullende bekostiging voor een individuele instelling;

    • c. A1 = het in artikel 4, eerste lid genoemde totaalbudget voor de aanvullende bekostiging van deze regeling;

    • d. A2 = het in artikel 4, tweede lid genoemde totaalbudget voor de aanvullende bekostiging van deze regeling;

    • e. DDRi= de op teldatum 1/10/2007 in de Randstadregio’s woonachtige deeltijddeelnemers ingeschreven bij instelling i;

    • f. VDRi = de op teldatum 1/10/2007 in de Randstadregio’s woonachtige voltijddeelnemers ingeschreven bij instelling i;

    • g. DRT= alle op teldatum 1/10/2007 in de Randstadregio’s woonachtige deelnemers gewogen naar deeltijdfactor van alle in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen inclusief de buiten de Randstadregio’s woonachtige deelnemers van de in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen met minder dan 5000 ingeschreven deelnemers;

    • h. LLRi= de op teldatum 1/10/2007 in de Randstadregio’s woonachtige leerlingen vbo groen ingeschreven bij instelling i;

    • i. LLRT = alle op teldatum 1/10/2007 in de Randstadregio’s woonachtige leerlingen vbo groen van alle in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen.

Artikel 6. Betaling

De betaling van de aanvullende bekostiging vindt plaats volgens het gebruikelijke betaalritme van de reguliere bekostiging.

3. VERANTWOORDING

Artikel 7. Verantwoording

  • 1. De aanvullende bekostiging wordt verstrekt ter dekking van de uitgaven die verbonden zijn aan de in artikel 2, eerste lid, omschreven doelen. Terugvordering van de eventueel niet-bestede middelen of overschotten vindt niet plaats.

  • 2. De verantwoording van de aanvullende bekostiging geschiedt in de jaarverslaggeving, bedoeld in de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van de aanvullende bekostiging.

Artikel 8. Onderzoek

Er zal onderzoek worden gedaan naar het bereikte effect dan wel het bereikte resultaat van deze aanvullende bekostiging.

Artikel 9. Informatieplicht

  • 1. Het bevoegd gezag werkt mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoeken die erop gericht zijn de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het door of namens de minister te voeren beleid.

  • 2. Het bevoegd gezag doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de aanvullende bekostiging. Daarbij worden de relevante stukken overgelegd.

4. SLOTBEPALINGEN

Artikel 10. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2009.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2012, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft voor lopende bezwaren en beroepen.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling versterking van salarismix leraren middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.

BIJLAGE 1: GEMEENTEN IN RANDSTADREGIO’S

Aalsmeer

ZNH

 

Hellevoetsluis

RM

 

Pijnacker-Nootdorp

HL

Abcoude

ZNH

 

Hendrik-Ido-Ambacht

RM

 

Purmerend

ZNH

Alblasserdam

RM

 

Hillegom

RG

 

Reeuwijk

RG

Albrandswaard

RM

 

Hilversum

GV

 

Ridderkerk

RM

Almere

 

 

Houten

UM

 

Rijnwoude

RG

Alphen a/d Rijn

RG

 

Huizen

GV

 

Rijswijk

HL

Amersfoort

EL

 

IJsselstein

UM

 

Rotterdam

RM

Amstelveen

ZNH

 

Kaag en Braassem

RG

 

Rozenburg

RM

Amsterdam

ZNH

 

Katwijk

RG

 

Schiedam

RM

Baarn

EL

 

Korendijk

RM

 

Schoonhoven

RG

Barendrecht

RM

 

Krimpen a/d IJssel

RM

 

's-Gravenhage

HL

Beemster

ZNH

 

Landsmeer

ZNH

 

Sliedrecht

RM

Bergambacht

RG

 

Lansingerland

RM

 

Soest

EL

Bernisse

RM

 

Laren

GV

 

Spijkenisse

RM

Beverwijk

ZNH

 

Leerdam

RM

 

Strijen

RM

Binnenmaas

RM

 

Leiden

RG

 

Teylingen

RG

Blaricum

GV

 

Leiderdorp

RG

 

Uitgeest

ZNH

Bloemendaal

ZNH

 

Leidschendam-Voorburg

HL

 

Uithoorn

ZNH

Bodegraven

RG

 

Leusden

EL

 

Utrecht

UM

Boskoop

RG

 

Liesveld

RM

 

Utrechtse Heuvelrug

UM

Breukelen

UM

 

Lisse

RG

 

Velsen

ZNH

Brielle

RM

 

Loenen

GV

 

Vianen

UM

Bunnik

UM

 

Lopik

UM

 

Vlaardingen

RM

Bunschoten

EL

 

Maarssen

UM

 

Vlist

RG

Bussum

GV

 

Maassluis

RM

 

Voorschoten

RG

Capelle aan den IJssel

RM

 

Middelharnis

RM

 

Waddinxveen

RG

Cromstrijen

RM

 

Midden-Delfland

HL

 

Wassenaar

HL

De Bilt

UM

 

Montfoort

UM

 

Waterland

ZNH

De Ronde Venen

ZNH

 

Moordrecht

RG

 

Weesp

GV

Delft

HL

 

Muiden

GV

 

Westland

HL

Diemen

ZNH

 

Naarden

GV

 

Westvoorne

RM

Dirksland

RM

 

Nederlek

RG

 

Wijdemeren

GV

Dordrecht

RM

 

Nieuwegein

UM

 

Wijk bij Duurstede

UM

Edam-Volendam

ZNH

 

Nieuwerkerk a/d IJssel

RG

 

Woerden

UM

Eemnes

GV

 

Nieuwkoop

RG

 

Wormerland

ZNH

Giessenlanden

RM

 

Nieuw-Lekkerland

RM

 

Woudenberg

EL

Goedereede

RM

 

Noordwijk

RG

 

Zaanstad

ZNH

Gorinchem

RM

 

Noordwijkerhout

RG

 

Zandvoort

ZNH

Gouda

RG

 

Oegstgeest

RG

 

Zederik

RM

Graafstroom

RM

 

Oostflakkee

RM

 

Zeevang

ZNH

Haarlem

ZNH

 

Oostzaan

ZNH

 

Zeist

UM

Haarlemmerliede en Spaarnwoude

ZNH

 

Oud-Beijerland

RM

 

Zevenhuizen-Moerkapelle

RG

Haarlemmermeer

ZNH

 

Ouder-Amstel

ZNH

 

Zoetermeer

HL

Hardinxveld-Giessendam

RM

 

Ouderkerk

RG

 

Zoeterwoude

RG

Heemskerk

ZNH

 

Oudewater

RG

 

Zwijndrecht

RM

Heemstede

ZNH

 

Papendrecht

RM

   

ZNH = RPA Zuidelijk Noord-Holland

HL = RPA Haaglanden

GV = RPA Gooi en Vechtstreek

UM = RPA Utrecht-Midden

RG = RPA Rijn-Gouwe

RM = RPA Rijnmond

EL = RPA Eemland

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling maakt onderdeel uit van het Definitief akkoord Convenant Leerkracht van Nederland, dat de minister op 10 december 2008 gesloten heeft met de werkgevers- en werknemersorganisaties van de sector Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie. Met dit convenant wordt de komende jaren fors geïnvesteerd in het leraarschap, voornamelijk door een betere beloning en meer carrière- en scholingsmogelijkheden voor leraren. De in het convenant opgenomen afspraken over de salarismix zijn door sociale partners nader uitgewerkt en vastgelegd in de CAO.

Het convenant bevat afspraken over de versterking van de salarismix in de Randstadregio’s. De middelen hiertoe worden met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2009 op grond van deze regeling beschikbaar gesteld. Deze regeling is noodzakelijk, omdat in de huidige bekostigingsystematiek differentiatie naar regio niet mogelijk is.

De afspraken in het convenant over de versterking van de salarismix gaan uit van vertrouwen en de filosofie van de lumpsum. Deze benadering vormt ook het uitgangspunt van deze regeling. De regeling is zo ontworpen dat instellingen geen aanvraag hoeven in te dienen en geen aparte verantwoording hoeven op te stellen over de besteding van de aanvullende middelen. Deze uitvoering van de regeling betekent daarom geen toename in administratieve lasten voor instellingen. Een dergelijke uitwerking is mogelijk, omdat de regeling voortvloeit uit het Convenant Leerkracht van Nederland. Hierin zijn prestatieafspraken opgenomen over het monitoren van de doelstellingen voor de salarismix en de besteding van de daaraan verbonden middelen door instellingen. Tevens zijn in het convenant afspraken gemaakt over gegevensleveringen en de wijze waarop wordt toegezien dat de afspraken uit het convenant (zoals ook vastgelegd in de cao) worden nageleefd.1

Artikelsgewijs

Artikel 1

Het Convenant Leerkracht van Nederland, tripartiete afspraken tussen de minister en de sociale partners van de sector Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie, is vastgelegd op 10 december 2008. Het convenant, dat op 3 maart 2009 in de Staatscourant is gepubliceerd, is beschikbaar via de website www.leerkrachtvannederland.nl.

Voor de afbakening van de Randstadregio’s is de zogenaamde RPA-indeling gehanteerd; dit is de indeling naar Regionale Platforms Arbeidsmarkt zoals het CBS deze hanteert. De Randstadregio’s omvatten de vier grote steden, Almere en de overige gemeenten in de RPA-gebieden Zuidelijk Noord-Holland, Rijn-Gouwe, Haaglanden, Rijnmond, Gooi en Vechtstreek, Eemland en Utrecht-Midden. Bijlage 1 omvat een lijst met alle gemeenten die onder de Randstadregio’s vallen.

Artikel 2

Een van de afspraken uit het Convenant Leerkracht van Nederland is dat instellingen in het middelbaar beroepsonderwijs in de Randstadregio’s een extra financiële impuls krijgen. Dit betreft een structurele maatregel. Deze regeling omslaat kalenderjaar 2009, maar zal jaarlijks worden gewijzigd om de beschikbare bedragen te publiceren. Aanleiding van deze afspraak is dat er in de Randstadregio’s sprake is van een grotere beloningsachterstand ten opzichte van de regionale marktsector, een grotere arbeidsproblematiek en (een optelsom van) grootstedelijke problemen. Instellingen in de Randstadregio’s zullen op grond van deze regeling in 2009 aanvullende bekostiging ontvangen waarmee ze meer leraren in hogere salarisschalen kunnen plaatsen. Doel van deze regeling is tweeledig: enerzijds is de regeling bedoeld ter versterking van de salarismix in de Randstadregio’s, anderzijds ter verlichting van de werkdruk in de Randstadregio’s. Tevens is in het convenant een stabiele verhouding tussen docenten en ondersteunend personeel afgesproken.

Op grond van deze regeling ontvangen bevoegde gezagsorganen van instellingen waarvan ten minste twintig procent van de deelnemers volgens de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) woonachtig is in de Randstadregio’s aanvullende bekostiging. Conform de afspraken uit het convenant is van deze aanvullende bekostiging 75% bestemd voor het verhogen van het aandeel docenten (in voltijdequivalenten) in bezoldigingsschaal LC en/of LD en/of LE. De resterende 25% dient te worden ingezet voor het inzetten van extra functies voor instructeurs en/of docenten. Het betreft in deze regeling middelen die structureel beschikbaar zullen blijven voor instellingen, afhankelijk van de mate waarin bevoegde gezagsorganen in 2011 en 2014 daadwerkelijk meer hogere salarisschalen hebben toegekend en meer functies hebben ingezet voor onderwijsgevenden in het primaire proces.

Zoals afgesproken in het convenant zal het Ministerie van OCW in het kader van de monitoring van de inzet van de convenantmiddelen per instelling jaarlijks bekijken of de convenantmiddelen volledig en herkenbaar zijn toegevoegd aan de (gemiddelde geschoonde) loonsom van de leraarsformatie.

Met de 75% van de aanvullende middelen ter versterking van de salarismix kunnen de volgende structurele groeipercentages worden bereikt in 2011: 47 procentpunten meer LC en 4 procentpunten meer LD.2 De in het convenant toegezegde middelen voor de salarismix zijn toereikend om al vanaf 2009 (het jaar van invoering van de salarismix) alle bestaande LB-functies van docenten in de Randstadregio’s om te zetten in LC en alle nieuwe instroom van docenten in de Randstadregio’s ten minste op schaal LC te bezoldigen.

Deze ontwikkeling van de salarismix in de Randstadregio’s wordt vertaald naar een groeipercentage op instellingsniveau ten opzichte van de situatie in 2006 van de betreffende instelling, waarbij rekening gehouden wordt met het aandeel (gewogen) deelnemers en leerlingen waarvoor een individuele instelling aanvullende bekostiging ontvangen heeft.

Het staat instellingen uiteraard vrij om uit te wisselen tussen de schalen LC, LD en eventueel LE, met dien verstande dat wordt voldaan aan de voorwaarde dat alle middelen worden besteed aan de verbetering van de beloning van leraren en specifiek van de salarismix. Gemiddeld genomen kan bijvoorbeeld met 2,1% minder groei in LC 1% meer groei in LD worden gerealiseerd en met 2,5% minder groei in LC 1% meer groei in LE.

Verder dienen de werkdrukmiddelen (25% van het totaalbudget) herkenbaar te worden besteed aan extra formatie in het primaire proces.

Het ministerie van OCW zal de ontwikkeling van de salarismix monitoren. Wanneer de sector in 2011 de hierboven genoemde tussendoelen cq. groeipercentages heeft bereikt, zal de tweede tranche van het budget voor de regionale salarismix in het begin van schooljaar 2012–2013 beschikbaar komen. Indien de sector de te realiseren ophoging van de functies in de reeks LB-LE-schalen op de meetdatum van 1 augustus 2011 niet heeft gerealiseerd, dan wordt de oploop van middelen voor de salarismix in 2012 bevroren en worden de voor dit doel beschikbare aanvullende convenantmiddelen op instellingsniveau afgestemd op de op dat moment op instellingsniveau gerealiseerde ophoging van de verdeling van de docenten over de reeks LB tot en met LE-schalen. Daarbij geldt de randvoorwaarde conform afspraak in het convenant dat de verhouding tussen docenten en ondersteunend personeel stabiel blijft.

In het convenant is tevens afgesproken dat sociale partners in het kader van de cao bve zullen uitwerken hoe de beloningsinstrumenten van leraren uit het convenant geïntegreerd worden in de ontwikkeling van het salaris- en functiegebouw in de bve-sector. Sociale partners hebben in het convenant tevens afgesproken dat het criterium ‘opleiding’ meegewogen zal worden bij de functiewaardering in samenhang met de werkzaamheden en verantwoordelijkheden van een docent. Dat wil zeggen dat de zwaarte van de functie en de gevraagde competenties maatgevend zijn voor het salarisniveau van de functie.

Scholen zullen op basis van bovengenoemde uitwerking in de cao bve eigen beleid moeten ontwikkelen ten aanzien van het behalen van de salarismixdoelstellingen. Om instellingen in staat te stellen eigen beleid te ontwikkelen ten aanzien van de salarismix en om de personeelsgeleding van de medezeggenschapsraad (PMR) in staat te stellen om een adequate rol te spelen in het besluitvormingsproces, zal het Ministerie van OCW jaarlijks per bevoegd gezag de gerealiseerde salarismix publiceren op de website www.minocw.salarismix.nl.

Artikel 3

Eerste voorwaarde om aanspraak te kunnen maken op aanvullende bekostiging op grond van deze regeling is dat ten minste 20% van de deelnemers van een instelling volgens de Gemeentelijke Basisadministratie in de Randstadregio’s woonachtig is. In geval van een instelling met een afdeling waar vbo-groen gegeven wordt, geldt als voorwaarde voor aanvullende bekostiging dat ten minste 20% van de leerlingen volgens de Gemeentelijke Basisadministratie in de Randstadregio’s woonachtig is. Daarnaast is in het Convenant Leerkracht van Nederland afgesproken dat tijdige, volledige en accurate levering van de (wettelijk) verplichte gegevens door individuele instellingen aan het Ministerie van OCW een voorwaarde is voor het ontvangen van convenantmiddelen. Het Ministerie van OCW zal toetsen of aan deze randvoorwaarde is voldaan. Deze gegevens zijn immers nodig voor het verdelen van de middelen en het monitoren van de ontwikkeling van de salarismix en daaraan verbonden uitgaven door instellingen.

Artikel 4

In de regeling zijn er twee subsidieplafonds. Ten eerste is er in totaal in 2009 een bedrag van € 15,4 miljoen beschikbaar voor de aanvullende bekostiging ter versterking van de salarismix op de bve-instellingen die (overwegend) in de Randstadregio’s gevestigd zijn. Daarnaast is er in het kader van deze regeling voor de vbo-groen afdelingen die onderdeel uitmaken van een in aanmerking komend bevoegd gezag van een AOC in 2009 in totaal een bedrag van € 475.000 beschikbaar. Overige scholen voor voortgezet onderwijs die gevestigd zijn in de Randstadregio’s vallen niet onder deze regeling. Immers, deze scholen ontvangen al aanvullende personele bekostiging op grond van de Regeling versterking van salarismix leraren VO in de Randstadregio’s die op 26 februari 2009 gepubliceerd is in de Staatscourant (Stcrt. 2009, 39).

De middelen beschikbaar uit het convenant dekken de structurele kosten voor de bevordering van leraren naar hogere schalen. Het betreft normatieve bedragen, die overeenkomen met de structurele kosten van de vastgestelde groeipercentages op sectorniveau. Net als in de reguliere bekostiging vallen deze bedragen op instellingsniveau soms tijdelijk wat hoger, anders weer tijdelijk lager uit dan de werkelijke kosten, afhankelijk van de plaatsing van leraren in de salarisschalen.

Artikel 5

De in artikel 4 genoemde totaalbedragen worden verdeeld onder de in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen naar rato van het aantal in de Randstadregio’s woonachtige deelnemers cq. leerlingen van een in aanmerking komend bevoegd gezag op het totaal aantal in de Randstad woonachtige deelnemers cq. leerlingen van alle in aanmerking komende bevoegde gezagsorganen. Omdat de bve-sector geen locatiebeginsel kent, kan de locatie waar een docent lesgeeft niet als basis worden genomen voor deze aanvullende bekostiging. Vandaar dat bij de berekening van de omvang van de aanvullende bekostiging per instelling de woonplaats van de deelnemers cq. leerlingen als grondslag is genomen. Hierbij vormt, net zoals dat bij de reguliere bekostiging voor 2009 het geval is, de voorlopige deelnemers- en leerlingaantallen van de teldatum van 1 oktober 2007 het uitgangspunt.

Bij de berekening van de omvang van de aanvullende bekostiging per instelling wordt onderscheid gemaakt naar voltijd- en deeltijddeelnemers. Voltijddeelnemers tellen mee als factor 1; dit zijn de deelnemers die een voltijdopleiding volgen in een beroepsopleidende leerweg (bol) en de vbo-leerlingen. De deeltijddeelnemers tellen mee als factor 0,3; dit zijn de deelnemers die een deeltijdopleiding volgen in een beroepsopleidende leerweg en deelnemers die een opleiding volgen in een beroepsbegeleidende leerweg (bbl).

Indien een in aanmerking komend bevoegd gezag waarbij in totaal minder dan 5000 deelnemers staan ingeschreven, dan tellen alle bij die instelling ingeschreven en bekostigde deelnemers mee bij de berekening van de omvang van de aanvullende bekostiging. Bij de bepaling van deze grens betreft het dan overigens de absolute aantallen en niet de gewogen aantallen op basis van de bovengenoemde voltijd- en deeltijdfactoren.

Artikel 6

Uiterlijk december 2009 zal de eerste betaling plaatsvinden. Indien publicatie van deze regeling geschiedt vóór 15 november 2009, kan de eerste betaling over de periode januari 2009 tot en met november 2009 in november plaatsvinden. Daarna zal de betaling van de aanvullende bekostiging plaatsvinden volgens het gebruikelijke betaalritme van de reguliere bekostiging. Aangezien de aanvullende middelen met terugwerkende kracht per 1 januari 2009 worden uitbetaald, kunnen promoties ook met terugwerkende kracht worden toegekend.

Artikel 7

Van het totale bedrag dat op grond van deze regeling beschikbaar wordt gesteld, is 75% van het extra budget bestemd voor de invulling van meer hogere leraarsfuncties (meer docenten in LC, en/of LD en/of LE); de overige 25% is bestemd voor de realisatie van extra functies voor onderwijsgevenden op alle niveaus.

In het Convenant Leerkracht van Nederland is afgesproken dat het Ministerie van OCW de doelstellingen voor de salarismix en de daaraan verbonden bestedingen door instellingen zal monitoren. Dit betekent enerzijds dat de tussendoelstellingen voor de salarismix van 2011 moeten zijn gerealiseerd. Bij het niet voldoen aan de salarismixdoelstellingen die gelden voor 2011 kan de oploop van middelen voor de salarismix met ingang van 2012 worden bevroren en wordt de aanvullende bekostiging afgestemd op de op dat moment gerealiseerde salarismix op instellingsniveau (zie toelichting op artikel 2). Anderzijds moeten de aanvullende middelen ter verlichting van de werkdruk herkenbaar zijn besteed aan extra formatie voor het primaire proces. Als een bevoegd gezag de op grond van deze regeling ontvangen aanvullende bekostiging niet volledig inzet zoals voorgeschreven, betekent dit dat de doelstellingen van 2011 niet gehaald worden.

De afspraken in het convenant over de versterking van de salarismix gaan uit van vertrouwen en de filosofie van de lumpsum. Er vindt daarom geen terugvordering of verrekening van niet-bestede middelen plaats. Echter, wanneer uit tussentijdse monitoring blijkt dat instellingen deze aanvullende bekostiging inzetten voor andere dan in deze regeling genoemde doeleinden, wordt de oploop van de middelen voor de salarismix afgestemd op de op dat moment gerealiseerde salarismix op instellingsniveau. Tevens kan dit leiden tot het aanscherpen van de bestedings- en verantwoordingsvereisten van de nieuwe/gewijzigde regelingen voor de versterking van de salarismix voor leraren in de Randstadregio’s in 2010 en 2011 (zie ook toelichting op artikel 7).

Overeenkomstig de Regeling jaarverslaglegging onderwijs wordt de aan het verslagjaar toe te rekenen aanvullende bekostiging in de jaarrekening herkenbaar als bate verantwoord, en worden de lasten verwerkt binnen de daartoe bestemde posten. Omdat sprake is van een niet-geoormerkte aanvullende bekostiging is een afzonderlijke specificatie van de lasten naar kostensoorten niet noodzakelijk.

Artikel 8

In aanvulling op de financiële verantwoording van de besteding van de aanvullende bekostiging en met het oog op het tussentijdse meetmoment, is informatie gewenst over het bereikte resultaat. Daarom is hierover een afzonderlijk artikel in de regeling opgenomen.

Artikel 10

De middelen gemoeid met deze regeling worden verstrekt op grond van een tijdelijke regeling, omdat volgens de huidige lumpsumbekostiging differentiatie op basis van regio niet mogelijk is. Op basis van de ervaringen met onderhavige regeling zullen nieuwe / gewijzigde regelingen worden gepubliceerd ten behoeve van de verstrekking van de middelen die in 2010 en 2011 beschikbaar komen voor het behalen van de salarismixdoelstellingen in de Randstadregio’s. Op den duur dienen deze regelingen plaats te maken voor een structurele voorziening.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk.


XNoot
1

Op 27 augustus 2009 hebben het Ministerie van OCW en de MBO Raad nadere afspraken gemaakt over de aard van de gegevensleveringen.

XNoot
2

Conform het voorwoord van het convenant kan hiermee voor de sector als geheel in 2014 het eindbeeld worden bereikt van 25% in LB, 65% in LC en 10% in LD.

Naar boven