TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Beoogd wordt om in de komende jaren een nieuwe, competentiegerichte kwalificatiestructuur voor beroepsopleidingen tot stand
te brengen. Centraal element is de omslag van eindtermen naar competenties. Belangrijke verschillen zijn dat competenties
globaler zijn geformuleerd dan eindtermen en expliciet zijn gerelateerd aan de toepassing in de praktijk.
In een kwalificatieprofiel worden de competenties, waarover degene die de opleiding voltooit dient te beschikken, inhoudelijk
beschreven. De ervaringen die zijn opgedaan tijdens de eerste jaren van de experimenteerfase hebben geleid tot veranderingen
in het format voor de kwalificatieprofielen; deze werden vanaf dat moment aangeduid als kwalificatiedossiers. Instellingen
hebben in experimenteerjaar 2007–2008 voor het eerst opleidingen verzorgd volgens de eisen van kwalificatiedossiers (d.w.z.
volgens het vernieuwde format). In een kwalificatiedossier wordt onder andere weergegeven: de competenties, welk beroep een
deelnemer met het behalen van de beroepsopleiding kan uitoefenen en wat dit beroep inhoudt alsmede de aan de competenties
ten grondslag liggende kennis en vaardigheden. Ook bevat een kwalificatiedossier een onderdeel dat tot doel heeft de ontwikkeling
van het kwalificatiedossier toe te lichten en te verantwoorden.
Voor het jaar 2011–2012 worden opnieuw kwalificatiedossiers vastgesteld. Om ervoor te zorgen dat tijdens de experimenteerfase
voldoende ervaring opgedaan kan worden met deze generatie kwalificatiedossiers kunnen instellingen ook voor reeds lopende
experimenten het kwalificatiedossier van 2011–2012 van toepassing verklaren.
Punten die hierbij van belang zijn:
– Algemeen uitgangspunt is dat de datum waarop de deelnemer met de opleiding is gestart, bepaalt welke versie van het kwalificatiedossier
van toepassing is.
– Voor deelnemers die vanaf 1 augustus 2011 starten met de opleiding is het kwalificatiedossier 2011–2012 van kracht.
– Voor deelnemers die vóór 1 augustus 2011 met de opleiding zijn gestart, gelden in principe de kwalificatieprofielen of kwalificatiedossiers
waarmee zij de opleiding zijn begonnen. Het is echter mogelijk om voor deelnemers van reeds lopende experimenten het onderwijs
en examens te relateren aan de kwalificatiedossiers 2007–2008, 2008–2009, 2009–2010, 2010–2011 of 2011–2012. Dit kan alleen
wanneer de desbetreffende deelnemers hier geen nadelige gevolgen van ondervinden en de beslissing voor alle betrokkenen, waaronder
toezichthouders, op transparante wijze wordt gecommuniceerd. Bovendien gebeurt dit niet zonder toestemming van de deelnemer.
Ook is het van belang dat de onderwijsovereenkomst wordt aangepast aan het nieuwe kwalificatiedossier (al dan niet d.m.v.
een addendum).
Het is voor het schooljaar 2011–2012 toegestaan opleidingen te baseren op kwalificatiedossiers die voor het studiejaar 2011–2012
zijn vastgesteld dan wel eerder zijn vastgesteld voor het studiejaar 2010–2011, mits men als onderwijsinstelling ook in 2010–2011
toekenning heeft verkregen voor het mogen uitvoeren daarvan.
De kwalificatiedossiers hebben een beperkte levensduur vanwege de experimentele status van de opleidingen. De deelnemers mogen
de experimentele opleiding afmaken met het kwalificatiedossier waarmee zij de opleiding zijn gestart. Afhankelijk van het
niveau van het kwalificatiedossier is de maximale levensduur een optelsom van de nominale opleidingsduur, zoals geformuleerd
in artikel 7.2.4, lid 8, van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), plus een maximale verlenging van 1 studiejaar. Als
een ongewijzigd kwalificatiedossier voor een nieuw studiejaar wordt vastgesteld, gaat de geldingsduur voor deelnemers die
dat jaar starten met de opleiding opnieuw lopen. Op die manier hebben deelnemers altijd de mogelijkheid de experimentele opleiding
waar ze mee zijn gestart ook af te maken.
Deze ministeriële regeling geeft voorschriften voor de overgangssituatie van het studiejaar 2011–2012. In het wetsvoorstel
voor de structurele situatie zullen de voorschriften worden vastgelegd voor de nieuwe kwalificatiestructuur en voor de nieuwe
opleidingen, die zijn gebaseerd op de kwalificatiedossiers.
Hierbij merk ik op dat de jaarlijkse wijzingen van de kwalificatiedossiers de afgelopen jaren een stevige wissel hebben getrokken
op de capaciteit van de instellingen. Daarom zal in het kader van het Actieplan mbo 2011–2015 voorgesteld worden alle kwalificatiedossiers
voor een langere periode vast te stellen dan de huidige jaarlijkse vaststelling, zoals thans door de WEB wordt voorgeschreven.
2. Noodzaak ministeriële regeling
De omvangrijke operatie om te komen tot een nieuwe, competentiegerichte kwalificatiestructuur en beroepsopleidingen gericht
op de nieuwe kwalificaties, zoals hiervoor omschreven, zal gefaseerd moeten plaatsvinden. Een experimenteerperiode is noodzakelijk
om ervaring op te doen met de kwalificatiedossiers en de nieuwe beroepsopleidingen. Het is nodig om in de overgangssituatie
voorafgaand aan invoering over de volle breedte in beperkte mate experimenten te kunnen uitvoeren. In het studiejaar 2004–2005
werd hiervoor op grond van de Regeling subsidiëring proeftuinen herontwerp beroepsonderwijs studiejaar 2004–2005 op bescheiden
schaal de mogelijkheid geboden. Bij wet van 7 april 2005 tot wijziging van de WEB inzake experimenten op het gebied van kwalificaties
en opleidingen (Stb. 2005, 203) is de benodigde ruimte geboden voor experimenten. Deze wet had voor het eerst betrekking op opleidingen in het studiejaar
2005–2006. Deze wettelijke experimenteerregeling wordt jaarlijks uitgewerkt in een ministeriële regeling.
3. Doel van de experimenteerfase
De experimenteerfase stelt instellingen, in samenwerking met kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, in staat om:
– ervaring op te doen met de ontwikkeling van competentiegerichte opleidingsprogramma’s (inclusief de regionale inkleuring),
de uitvoering hiervan en de kwaliteitsbewaking, evenals het ontwikkelen en beschikbaar stellen van overdraagbare producten;
– het uittesten van de uitvoerbaarheid van kwalificatiedossiers voor instellingen, leerbedrijven en deelnemers.
Tevens biedt de experimenteerfase de mogelijkheid om een beter uitgekristalliseerd beeld te verkrijgen van de implicaties
van het herontwerp kwalificatiestructuur beroepsonderwijs. Dit betreft de gehele cyclus van ontwikkelen, uitvoeren, bewaken,
verbeteren en verantwoorden. Daarbij is de betrokkenheid van deelnemers, leerbedrijven, kenniscentra en instellingen voor
toeleverend en afnemend onderwijs essentieel. De inhoud van het onderwijs, inclusief het examen moet gericht zijn op het desbetreffende
kwalificatiedossier.
Het voorgaande vraagt ook van het bevoegd gezag dat voldoende informatie over de opleiding en de inhoud van het onderwijs
beschikbaar is voor de deelnemers tijdens de opleiding, zodat zij weten wat er van hen wordt verwacht en wat zij van de instelling
mogen verwachten.
4. Inhoud van de regeling
Deze regeling is een vervolg op de Regeling experimenten herontwerp kwalificatiestructuur mbo 2010–2011. In verband met de
publicatie van de Beleidsregel voor de totstandkoming en toetsing van kwalificatiedossiers in het beroepsonderwijs (Staatscourant nr. 20 van 30 januari 2009) zijn in de onderhavige regeling geen bepalingen meer opgenomen met betrekking tot het indienen van kwalificatiedossiers.
De wijze van aanvragen met betrekking tot erkenning van experimentele opleidingen is ten opzichte van voorgaande jaren enigszins
gewijzigd.
De procedures zoals die voor bekostigde en voor niet-bekostigde onderwijsinstellingen worden gehanteerd zijn inmiddels schriftelijk
aan de brin-geregistreerde onderwijsinstellingen toegezonden en zijn tevens gepubliceerd op www.mbo2010.nl, rubriek Regels
en Toezicht.
5. Administratieve lasten
Onderhavige regeling leidt niet tot een toename van de administratieve lasten, omdat het hier met name technische wijzigingen
betreffen. Bovendien is er sprake van verlenging van bestaande regelgeving.
Artikelsgewijs
Artikel 1, onder d en h
Het begrip eindtermen wordt hier nog gebruikt omdat dit de wettelijke term is. De WEB kent de begrippen ‘kwalificatieprofiel’,
‘kwalificatiedossier’ en ‘competentie’ niet. In een kwalificatieprofiel worden de competenties, waarover degene die de opleiding
voltooit dient te beschikken, inhoudelijk beschreven. Het format van het kwalificatieprofiel werd voor het eerst gebruikt
voor het studiejaar 2005–2006. Voor het studiejaar 2007–2008 werd een nieuw format geïntroduceerd: het kwalificatiedossier.
In een kwalificatiedossier worden de competenties weergegeven, wordt omschreven welk beroep een deelnemer met het behalen
van de beroepsopleiding kan uitoefenen en wat dit beroep inhoudt, en worden de aan de competenties ten grondslag liggende
kennis en vaardigheden weergegeven. In de zin van de WEB zijn de competenties de huidige eindtermen.
Artikel 1, onder i
De ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Economische zaken, Landbouw en Innovatie hebben het procesmanagement
MBO 2010 taken opgedragen met betrekking tot de vernieuwing van de kwalificatiestructuur beroepsonderwijs en de vernieuwing
van de opleidingen op basis van de nieuwe kwalificatieprofielen en de nieuwe kwalificatiedossiers. Met deze ministeriële regeling
wordt het procesmanagement ook belast met een aantal taken betreffende de experimentele opleidingen, waaronder de beoordeling
en goedkeuring van aanvragen van instellingen en het op verzoek van de minister rapporteren over het geheel van experimenten.
Artikel 2
Het is zaak dat instellingen tijdig voor aanvang van het studiejaar en zodanig dat de deelnemer zich een goed beeld kan vormen
van de inhoud en inrichting van het onderwijs en de examens, de deelnemers informeren over het onderwijsprogramma en de examens.
Dat de deelnemer geen nadelige gevolgen van het experimentele karakter van de opleiding mag ondervinden houdt onder meer in
dat de deelnemer die terug moet naar een verwante opleiding waarvoor al eindtermen zijn vastgesteld, daarvan ook financieel
geen nadelige gevolgen mag ondervinden.
De instelling moet hiervoor een regeling treffen. Verwante opleidingen zijn eindtermgerichte opleidingen die opleiden tot
hetzelfde of een vergelijkbaar beroep als waartoe de experimentele opleidingen opleiden.
Bij een beslissing om voor deelnemers van lopende experimenten het onderwijs en de examens te relateren aan een (recenter)
kwalificatiedossier, dient de onderwijsinstelling dit schriftelijk vast te leggen. Deze informatie is van belang voor de betrokkenen
zelf en voor de toezichthouder.
Artikel 3
Indien het belang van de deelnemer dit vergt, kan voor bekostigd onderwijs de bekostiging worden ingetrokken. In het geval
van een niet-bekostigde instelling (nbi) kan slechts worden bepaald, dat de erkenning van de experimentele opleiding wordt
ingetrokken. Daaraan is toegevoegd dat indien een nbi aangeeft de opleiding niet langer te verzorgen dan wel een dergelijke
melding niet of niet tijdig wordt gedaan de minister de erkenning en daarmee de registratie in het centraal register kan beëindigen.
Dit is in overeenstemming met artikel 6.4.4 van de WEB.
Artikel 4
Voor bekostigde instellingen geldt dat eerder toegekende experimentele opleidingen mogen worden voortgezet. De aanvraag hoeft
enkel te worden gedaan voor competentiegerichte kwalificaties waarvoor nog niet eerder toekenning is verkregen.
Anders dan in vorige experimenteerjaren dienen de aanvragen gedaan te worden op het niveau van individuele kwalificaties en
niet van gehele kwalificatiedossiers. In het geval dat een kwalificatiedossier of kwalificatie wordt vervangen door een nieuwe
crebocode betreft het een nieuw kwalificatiedossier c.q. kwalificatie en zullen deze opnieuw moeten worden aangevraagd. Dit
geldt ook voor uitbreiding van een dossier met nieuwe uitstromen.
Nadere informatie omtrent de wijze waarop door een bekostigde onderwijsinstelling een aanvraag moet worden ingediend, is gepubliceerd
door het procesmanagement op www.mbo2010.nl, rubriek Regels en Toezicht.
Het adres van het procesmanagement is:
Procesmanagement
Postbus 7001
6710 CB Ede
tel.nr: 0318-648565
Artikel 5
Nbi’s dienen op grond van artikel 12.1a.2 van de WEB de voorwaarde, bedoeld in artikel 1.4.1, eerste lid, van de WEB in acht
te nemen. Dit is in lijn met de reguliere procedure voor diploma-erkenning. De niet-bekostigde instelling moet een aanvraag
voor een experimentele opleiding indienen bij het procesmanagement. Ter toetsing of voldaan wordt aan de voorwaarde, bedoeld
in artikel 1.4.1, eerste lid van de WEB, kan de minister nadere gegevens opvragen.
Gelet op het vorenstaande wordt de aanvraagprocedure voor niet-bekostigde instellingen in lijn gebracht met de aanvraagprocedure
voor eindtermengerichte opleidingen. Dit betekent concreet dat instellingen voorafgaand aan de toekenning aan moeten kunnen
tonen dat voldaan wordt aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 1.4.1, eerste lid van de WEB. De gegevens die het bevoegd gezag
desgevraagd dient te kunnen overleggen betreffen in elk geval de deelnemersaantallen. Daarnaast kunnen gegevens met betrekking
tot de kwaliteitszorg, de bpv-overeenkomst, de onderwijsovereenkomst, de inrichting van het onderwijs en de examinering alsmede
het vormgeven van rechtsbescherming van de deelnemers opgevraagd worden. Gegevens hieromtrent kunnen per opleiding worden
opgevraagd. Vervolgens kan aan de Inspectie van het Onderwijs (inspectie) gevraagd worden op basis van deze gegevens de opleiding
inhoudelijk te beoordelen, wat zal leiden tot een advies. Een bezoek van de inspectie kan onderdeel uitmaken van voornoemde
beoordeling.
Indien van toepassing wordt de instelling voor 9 maart benaderd met het verzoek om nadere gegevens aan te leveren voor de
beoordeling van de betreffende opleidingen. De instelling zal vervolgens binnen de gestelde termijn de gevraagde gegevens
voor de specifieke opleiding(en) aan dienen te leveren bij het procesmanagement MBO 2010. Uiterlijk op 9 maart 2011 zal het
procesmanagement MBO 2010 op de aanvragen besluiten. Indien nadere gegevens zijn opgevraagd wordt voornoemde termijn opgeschort
met 12 weken (1 juni 2011). Indien de gevraagde gegevens niet of niet binnen de gestelde termijn worden ontvangen dan wel
indien niet voldaan wordt aan de vereisten gesteld in artikel 5, eerste, tweede en derde lid, zal de aanvraag niet in behandeling
worden genomen.
Nadere informatie omtrent de wijze waarop door een niet-bekostigde onderwijsinstelling een aanvraag moet worden ingediend,
is gepubliceerd door het procesmanagement op www.mbo2010.nl, rubriek Regels en Toezicht.
Het adres van het procesmanagement is:
Procesmanagement
Postbus 7001
6710 CB Ede
tel.nr: 0318-648565
Artikel 6
Op grond van artikel 12.1a.1 en 12.1a.2 van de WEB besluit de minister formeel op de aanvragen. Het nemen van een besluit
is echter in artikel 8 van deze regeling gemandateerd aan het procesmanagement. De toetsing van de aanvragen vindt in ieder
geval plaats op basis van de criteria genoemd in het vierde lid van artikel 6. Voor de nbi’s geldt daarbij een extra criterium,
te weten dat voldaan wordt aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 1.4.1, eerste lid, van de WEB. Dit heeft voor de nbi’s tot
gevolg dat een inhoudelijke beoordeling van de opleiding(en) door de inspectie onderdeel kan uitmaken van de procedure. De
inspectie heeft dan ook een adviserende taak bij de erkenning van experimentele opleidingen.
Op de aanvragen van nbi’s neemt de minister dus een besluit, dat zal steunen op het advies van de inspectie en van het procesmanagement.
derde lid, onderdeel d
Bij inhoudelijke ontwikkelingsaspecten kan onder meer worden gedacht aan:
Artikel 7
In dit artikel wordt nogmaals benadrukt dat de bekostiging alsmede de erkenning voor een experimentele opleiding wordt verleend
voor de duur van één studiejaar. Derhalve geldt de registratie ook voor één studiejaar. Dit betekent dat indien het bevoegd
gezag de opleiding wil blijven verzorgen elk jaar een aanvraag ingediend dient te worden. Ook als de betreffende opleiding
bij de instelling in afbouw is.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.