Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 18 januari 2011, nr. WJZ/238355 (4878), houdende wijziging van de Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 4, tweede en derde lid, en artikel 5 van de Wet overige OCenW-subsidies en artikel 10.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel f, subonderdeel 2, wordt ‘Kroatië, Turkije, Roemenië of Bulgarije’ vervangen door: een kandidaat-lidstaat van de EU of China.

2. Onderdeel i komt te luiden:

l. i. gedragscode: de Gedragscode internationale student in het Nederlandse hoger onderwijs;

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘opleiding’ toegevoegd: of het doen van een stage als onderdeel van die opleiding

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Subsidie wordt slechts verstrekt:

    • a. voor de deelname aan een opleiding of aan hoger onderwijs aan een buitenlandse instelling voor een tijdvak van tenminste 6 en ten hoogste 24 maanden;

    • b. voor de deelname aan een promotieonderzoek voor een tijdvak van tenminste 6 en ten hoogste 48 maanden;

    • c. voor zover de gedragscode is ondertekend door de Nederlandse instelling waar:

      • 1°. de student, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gaat studeren;

      • 2°. de student, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, is ingeschreven, dan wel de graad Bachelor of de graad Master heeft verworven; of

      • 3°. de promotor aan is verbonden; en

    • d. voor zover de student, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, de Nederlandse nationaliteit heeft of ten minste 3 van de 6 jaren voorafgaand aan de inschrijving aan de buitenlandse instelling in Nederland heeft gewoond en gedurende deze periode rechtmatig verblijf heeft gehad.

3. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot derde lid.

C

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste tot en met vierde lid wordt de zinsnede ‘per kalenderjaar’ telkens vervangen door ‘voor 2010 en 2011’.

2. In het eerste lid wordt ‘€ 5.000.000’ vervangen door: € 10.800.000.

3. In het derde lid wordt ‘€ 1.000.000’ vervangen door: € 3.000.000.

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Subsidie kan worden aangevraagd door middel van een aanvraagformulier, dat via de website van Nuffic beschikbaar wordt gesteld, welke vergezeld gaat van:

    • a. een curriculum vitae van de aanvrager;

    • b. een kopie van het paspoort of de identiteitskaart van de aanvrager;

    • c. kopieën van diploma’s, certificaten en cijferlijsten, die inzicht geven in de academische kwaliteiten van de aanvrager;

    • d. brieven van ten minste één referent, zijnde een hoogleraar of een docent bij wie de aanvrager hoger onderwijs volgt of gevolgd heeft;

    • e. een geschrift waarin de aanvrager zijn motivatie toelicht om een opleiding te volgen of promotieonderzoek te doen als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

2. In de aanhef van het derde, vierde en vijfde lid wordt na ‘gaat’ steeds ingevoegd: voorts.

3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

1. onderdeel c komt te luiden:

  • c. correspondentie met ten minste één en ten hoogste twee Nederlandse instellingen waaruit blijkt dat de student zich heeft aangemeld voor het volgen van een opleiding aan de betreffende instelling.

2. onderdeel d vervalt, onder invoeging van ‘en’ na de puntkomma aan het slot van onderdeel b.

4. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

1. onderdeel b komt te luiden:

  • b. correspondentie met ten minste één en ten hoogste twee buitenlandse instellingen waaruit blijkt dat de student zich heeft aangemeld voor het volgen van hoger onderwijs aan de betreffende instelling;

2. onderdeel d vervalt, onder invoeging van ‘en’ na de puntkomma aan het slot van onderdeel b en vervanging van ‘; en’ aan het slot van onderdeel c door een punt.

5. Het vijfde lid, onderdelen a en b komen te luiden:

  • a. aanbevelingsbrief van de promotor;

  • b. door de promovendus en promotor ondertekend Opleidings- en Begeleidingsplan of een door de promotor blijkens ondertekening goedgekeurd onderzoeksvoorstel, in welk plan of voorstel een raming van de kosten voor het uitvoeren van het promotieonderzoek is opgenomen.

6. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6. De subsidieaanvraag en de begeleidende documenten worden opgesteld, dan wel vertaald, in de Nederlandse of Engelse taal.

E

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6 indiening subsidieaanvraag

  • 1. Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend bij Nuffic.

  • 2. Subsidieaanvragen, alsmede de begeleidende documenten, genoemd in artikel 4, derde, vierde en vijfde lid, dienen uiterlijk te zijn ontvangen op 31 januari, voorafgaand aan het studiejaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Onvolledige subsidieaanvragen worden niet in behandeling genomen, tenzij zij, na een daartoe strekkend verzoek, binnen een termijn van twee weken zijn aangevuld.

F

In artikel 7 wordt, onder vernummering van het tweede tot derde lid, een tweede lid ingevoegd, luidende:

  • 2. De minister rangschikt een aanvraag hoger naarmate:

    • a. de studieresultaten van de aanvrager meer behoren tot de beste van de opleiding of het onderzoeksprogramma;

    • b. deze betrekking heeft op de deelname aan een opleiding als zodanig;

    • c. de deelname aan de opleiding, de studie aan een buitenlandse instelling of het promotieonderzoek voor een langer tijdvak wordt aangevraagd;

    • d. de referenten in hun brieven, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel d, en het geschrift met de motivatie van de aanvrager, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel e, meer inzicht kunnen geven in de academische capaciteiten, plannen en ambities van de aanvrager;

    • e. het korter geleden is dat de aanvrager de graad Bachelor of de graad Master heeft behaald, indien hij al is afgestudeerd; en

    • f. een promovendus beoogt een promotieonderzoek af te ronden in het tijdvak waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

G

In artikel 8, eerste lid, wordt na ‘omtrent’ ingevoegd: de beoordeling en de rangschikking van.

H

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9 Uitbetaling van de subsidie

  • 1. De subsidie, die wordt verstrekt aan een student als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt aan de instelling uitbetaald, nadat die instelling heeft verklaard dat deze:

    • a. de student toelaat tot de opleiding;

    • b. het subsidiebedrag, verminderd met het door de student verschuldigde collegegeld, aan de student, overmaakt, met dien verstande dat de instelling het gedeelte van de subsidie dat ziet op de tegemoetkoming in de kosten, bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdelen c en e, in maandelijkse termijnen uitkeert;

    • c. binnen drie maanden na afloop van de periode waarop de subsidieverstrekking ziet, een overzicht verstrekt van alle door de student behaalde studieresultaten; en

    • d. de minister onverwijld schriftelijk informeert, indien de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt niet, of niet geheel zijn gestart, aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig zijn beëindigd.

  • 2. De subsidie die wordt verstrekt aan een student als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt aan de student, afhankelijk van de duur van de periode waarvoor subsidie wordt verkregen, uitbetaald in minimaal twee en maximaal vier termijnen, nadat deze het bewijs heeft overlegd dat hij tot het hoger onderwijs aan de buitenlandse instelling is toegelaten.

  • 3. De subsidie die wordt verstrekt aan een promovendus als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, wordt aan de instelling uitbetaald, nadat die instelling heeft verklaard dat deze:

    • a. de promovendus toelaat tot het promotieonderzoek;

    • b. het subsidiebedrag aan de promovendus overmaakt, met dien verstande dat de instelling het gedeelte van de subsidie dat ziet op de tegemoetkoming in de kosten, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdelen b en d, in maandelijkse termijnen aan de promovendus uitkeert;

    • c. binnen drie maanden na afloop van de periode waarop de subsidieverstrekking ziet, een door de promotor en promovendus opgestelde en ondertekende evaluatie verstrekt van alle onderzoeksactiviteiten; en

    • d. de minister onverwijld schriftelijk informeert, indien de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt niet, of niet geheel zijn gestart, aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig zijn beëindigd.

I

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Een student als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, overlegt binnen zes maanden na afloop van de periode waarop de subsidieverstrekking ziet een gewaarmerkt cijferlijst of een verklaring van deelname aan het onderwijs, opgesteld door de buitenlandse instelling waaraan deze verbonden was.

2. Het vierde lid vervalt.

J

De artikelen 13 en 16 vervallen.

ARTIKEL II. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot 1 januari 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.

TOELICHTING

Doel

Het Huygens Scholarship Programme, opgenomen in de Subsidieregeling Huygens Scholarship Programme (hierna HSP regeling) heeft tot doel om excellente studenten de kans te geven daar te studeren waar het onderwerp van hun belangstelling op hoog niveau onderwezen wordt. De onderhavige wijziging van de HSP regeling is ingegeven door de intentie de HSP regeling beter aan te laten sluiten bij deze doelstelling.

Het Huygens Scholarship programma wordt sinds 2006 uitgevoerd. In 2009 werd de Internationaliseringsagenda Hoger Onderwijs- Onderzoeks- en Wetenschapsbeleid ‘Het Grenzenloze Goed’ bij brief aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2009/10, 31 288, nr. 73). Deze beleidsnota legt nog meer prioriteit dan voorheen bij de uitvoering van dit excellentie programma en ligt in het verlengde van de strategische agenda voor het hogeronderwijs-, onderzoeks- en wetenschapsbeleid dat in 2007 aan de Tweede Kamer is aangeboden (Kamerstukken II, 2007/08, 31 288, nr. 1). In de strategische agenda werden al meer middelen voor de HSP regeling in het verschiet gesteld. De bilaterale wetenschappelijke samenwerking met China wordt in de internationaliseringsagenda vermeld als onderwerp van overheidsaandacht. Sinds 2006 voltrokken zich ook wijzigingen in de context. Kandidaat-lidstaten traden toe tot de Europese unie en nieuwe landen kregen de status van kandidaat-lidstaat. Deze beleidsmatige veranderingen en veranderingen in de context noodzaken tot aanpassing van het subsidieplafond en de wijziging in de landen van waaruit promovendi een beurs kunnen aanvragen op grond van de regeling (artikelen 1, onderdeel f, subonderdeel 2).

De overige wijzigingen betreffen een aantal uit de uitvoering van de regeling voortkomende inhoudelijke dan wel technische punten. De verslagen van Nuffic omtrent de uitvoering en de werking van de HSP regeling vormden de basis voor deze wijzigingen.

De wijzigingen, die hierna artikelsgewijs worden toegelicht, hebben reeds effect op subsidierelaties die in 2010 zijn aangegaan en treden daarom met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010 in werking.

Gelet op de bezuinigingen die dit kabinet in het vooruitzicht heeft gesteld laten de onderhavige wijzigingen onverlet de mogelijkheid dat na de komende beursronde van 2011, op grond van deze regeling geen nieuwe subsidies meer worden toegekend. Het nieuwe subsidieplafond wordt dan ook nu voor de jaren 2010 en 2011 vastgesteld (onderdeel C, artikel 3).

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

De gedragscode, gedefinieerd in artikel 1, onderdeel i, is inmiddels overeengekomen en luidt thans: ‘Gedragscode internationale student hoger onderwijs’. De definitie wordt hierop aangepast.

Onderdeel B

De termijn waarvoor promovendi subsidie kunnen verkrijgen wordt in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, verlengd van 24 naar 48 maanden omdat dat meer recht doet aan een reële termijn voor het afronden van een promotie. Promovendi zagen zich soms genoodzaakt hun promotieonderzoek halverwege af te breken, terwijl de regeling juist beoogt te stimuleren dat excellente promovendi hun gehele promotietraject in Nederland doen (artikel 2, tweede lid, onderdeel b). Dit komt tevens naar voren in de rangschikkingcriteria, genoemd in artikel 7, tweede lid. Voorts is de redactie van artikel 2, tweede lid, aangepast om te verduidelijken dat het de subsidie is en niet de opleiding die ten hoogste 24 maanden kan duren. Tot slot kan het derde lid van artikel 2 vervallen omdat het overgangsrecht, dat bij invoering van het accreditatiestelsel in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) was ingesteld (Stb. 2002, 302) is uitgewerkt. Elke opleiding in de zin van artikel 7.3 van de WHW is opgenomen in het Centraal register opleidingen hoger onderwijs (CROHO) en alleen door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) geaccrediteerde opleidingen komen voor opname in het CROHO in aanmerking.

Onderdelen D en H

De aanvraagprocedure, opgenomen in artikel 4 e.v. wordt in onderdeel D gewijzigd. De aanvraag is in de loop der jaren verdergaand gedigitaliseerd. Zo is het aanvraagformulier inmiddels digitaal via de website van Nuffic verkrijgbaar. Met deze wijziging is dat verduidelijkt. Overigens wordt ook al gewerkt met een digitale standaard voor de gevraagde aanbevelingsbrief.

Een beurskandidaat dient zijn excellente academische kwaliteiten bij de aanvraag aan te kunnen tonen. In de loop der jaren is gebleken welke documenten daartoe meer geschikt zijn. De excellentie van de studenten en promovendi moet blijken uit studieresultaten en andere relevante activiteiten. Ook hun motivatie is van belang. Deze moet laten zien dat ze kwaliteit belangrijk vinden en hun talent willen ontwikkelen in de richting van hun voorkeur. De aanvrager kan het een en ander aantonen door middel van het overleggen van de documenten die de aanvraag dienen te vergezellen (artikel 4). In de rangschikkingcriteria is tot uitdrukking gebracht hoe excellentie wordt gewogen (artikel 7).

De HSP regeling is bedoeld om studenten aan te trekken die zich in de laatste fase van een bacheloropleiding bevinden, dan wel de bachelor hebben afgerond en een masteropleiding gaan volgen. Dit is thans in de HSP regeling tot uitdrukking gebracht in artikel 4, tweede lid, onderdeel c en artikel 7, tweede lid, onderdelen a en d. Alleen kandidaten die al verder gevorderd zijn in hun studie kunnen immers redelijkerwijs en bovendien beter inzicht verschaffen in hun academische kwaliteiten. Dat een beurs ook kan worden verkregen voor onderzoek of stage mits dat regulier onderdeel is van een opleiding en dus studiepunten oplevert is thans uitdrukkelijk in de regeling opgenomen in artikel 2, eerste lid, onderdeel a. Studenten die in het buitenland verder willen studeren moeten de Nederlandse nationaliteit hebben, of moeten van de zes jaar die vooraf gaan aan het moment van inschrijving aan de buitenlandse opleiding ten minste drie jaar legaal in Nederland hebben gewoond, dezelfde eis die op grond van de Wet op de studiefinanciering 2000 (WSF) voor meeneembaarheid van studiefinanciering geldt.

Sommigen van de bij de aanvraag gevraagde documenten kunnen vervallen. Zo hoeven studentaanvragers niet langer een overzicht van het voorgenomen studieprogramma te verstrekken (artikel 4, derde lid, onderdeel c (oud), en vierde lid, onderdeel d). Ook hoeven zij geen begroting meer te overleggen met daarin een opgave van het subsidiebedrag dat wordt aangevraagd. De reden hiervan is dat de hoogte van de subsidie gebaseerd is op vaste bedragen. Promovendi moeten echter wel een raming van de kosten van het promotieonderzoek bij het onderzoeksplan of -voorstel voegen (artikel 4, vijfde lid, onderdeel b). Dat is juist nodig om overeenkomstig artikel 5, derde lid, onderdeel e, dat deel van de subsidie te kunnen berekenen dat een tegemoetkoming vormt in die kosten. Dit betreft weliswaar geen nieuwe eis maar is nu, in samenhang met het vervallen van artikel 4, zesde lid, expliciet opgenomen in artikel 4, vijfde lid, onderdeel b. Ook is van de verklaringen van de instellingen, betrokken bij subsidieverstrekking, geoordeeld dat het overbodig is dat de beurskandidaat die bij de aanvraag overlegt. De wijziging voorziet erin dat voortaan van de betrokken instellingen zelf een verklaring wordt gevraagd en wel nadat de subsidietoekenning heeft plaatsgevonden en alvorens deze wordt uitbetaald (artikel 9 in onderdeel H). Hierdoor wordt overmatige belasting van instellingen voorkomen. Voorts is nieuw opgenomen dat de aanvraag in de Nederlandse of Engelse taal moet worden opgesteld (artikel 4, zesde lid (nieuw)). Tevens blijkt dat studenten soms op het moment dat zij een beurs aanvragen nog niet definitief een keuze hebben gemaakt voor de instelling waaraan zij de gekozen (deel)studie, stage of onderzoek gaan vervolgen. Het is daarom toegestaan dat de studenten bij hun aanvraag (maximaal) twee instellingen opgeven waar zij hun studie zouden willen voortzetten (artikel 4, derde lid, onderdeel c (nieuw)en vierde lid, onderdeel b(nieuw)). Op basis van de specifieke kennis en ervaring, kan Nuffic desgewenst de student bij staan in de keus voor de opleiding cq het hoger onderwijs, dat het best aansluit bij de wensen van de student.

Onderdelen E, F en G

Met de wijziging van artikel 6 is een aanvraagperiode preciezer afgebakend (onderdeel E). Voorts is aangegeven dat de aanvraag, inclusief de overige begeleidende documenten, uiterlijk 31 januari ontvangen moet zijn, hetgeen betekent dat de zogenaamde ontvangsttheorie wordt gehanteerd. Dit laat uiteraard onverlet dat, overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht, de aanvrager in de gelegenheid moet worden gesteld om binnen een redelijke termijn een tijdig ontvangen, zij het onvolledige, aanvraag aan te vullen. Dit is in het derde lid opgenomen.

Deze aanpassingen in artikel 6 zijn noodzakelijk om de tijd die beschikbaar is voor de beoordeling van de aanvragen optimaal te benutten. De rangschikkingcriteria, zoals deze nu zijn opgenomen in artikel 7, tweede lid, zijn gebaseerd op het beoordelingsprotocol, zoals deze door Nuffic en de beoordelingscommissie worden gehanteerd. Uit de rangschikkingcriteria blijkt dat, naast excellente studieresultaten, de voorkeur uitgaat naar kandidaten, die een aanvraag doen voor het volgen van een opleiding of een volledig promotieonderzoek beogen af te ronden, boven kandidaten die een stage wensen te verrichten. Kandidaten die voor een langere periode wensen te komen en recent zijn afgestudeerd genieten eveneens de voorkeur. Kandidaten met sterke referentie- en motivatiebrieven rangschikken ook hoger.

Voor de selectie van kandidaten is een commissie ingesteld. De commissie adviseert de minister op zijn verzoek omtrent de beoordeling en rangschikking (onderdeel G, artikel 8, eerste lid) overeenkomstig de rangschikkingcriteria ex artikel 7. De uitslag van het selectieproces wordt aan de gekozen kandidaten via een beschikking meegedeeld en wordt tevens bekend gemaakt op de website van de uitvoeringsorganisatie.

Onderdeel H en I

Hierboven is de wijziging van artikel 9 in onderdeel H al deels toegelicht. Een andere aanpassing van artikel 9 betreft de eis dat de subsidieontvanger, die in het buitenland gaat studeren eerst een bewijs van toelating dient te sturen voordat tot uitbetaling van de subsidie wordt overgegaan (tweede lid). De instellingen die studenten en promovendi uit het buitenland ontvangen, nemen de toelating van de kandidaat op in hun verklaring (eerste en derde lid, onderdeel a)

Artikel 11, derde lid (onderdeel I) wordt aangepast omdat de termijn van drie maanden in de praktijk voor de student die in het buitenland verbleef soms te kort blijkt om informatie van de buitenlandse instelling te vergaren over zijn studie (onderdeel I). Deze termijn wordt daarom verlengd van drie maanden tot zes maanden. Bovendien worden niet in alle situaties gewaarmerkte cijferlijsten aan studenten verstrekt, met name niet bij stages. In dergelijke gevallen kan worden volstaan met het overleggen van een verklaring van de buitenlandse instelling betreffende deelname aan het onderwijs. Het vierde lid van artikel 11 inzake de informatieplicht van de promovendus kan vervallen omdat de instelling, vanwege de academische en financiële relatie met de student en de promovendus die vanuit het buitenland met een HSP-beurs wordt ontvangen, in eerste instantie verantwoordelijk wordt gehouden voor het informeren van de minister over de resultaten van het verblijf. Om die reden was in artikel 11 de student, die naar Nederland komt met een HSP-beurs, al geen informatieplicht over zijn studieresultaten opgelegd. Dit neemt niet weg dat de student en promovendus een actieve rol hebben in deze informatievoorziening. Met name bij een promotieonderzoek zijn het immers in eerste instantie de promotor en de promovendus die het evaluatieverslag zullen moeten opstellen en ondertekenen (artikel 9, derde lid, onderdeel b in onderdeel H).

Onderdeel J

De artikelen 13 en 16 kunnen vervallen omdat de vergoeding (subsidie) die Nuffic voor het uitvoeren van het Huygens Beurzen programma ontvangt en de rekening en verantwoording die Nuffic aflegt over de uitgaven en inkomsten die aan de uitvoering daarvan zijn verbonden, integraal onderdeel zijn geworden van de totale subsidie die aan Nuffic wordt verleend voor de uitvoering van het Activiteitenplan Nuffic 2008–2011. De betreffende subsidiebeschikking voorziet tevens in een integrale beleidsmatige en financiële verantwoording.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.

Naar boven