Aanvraagprocedure diploma-erkenning beroepsopleidingen niet bekostigde instellingen voor het beroepsonderwijs

Bestemd voor: instellingen voor niet-bekostigd beroepsonderwijs

Datum inwerkingtreding: 1 februari 2012

Geldigheidsduur: n.v.t.

Juridische grondslag: n.v.t.

Officiële publicatie: n.v.t.

Relatie tot eerdere publicaties: Voorlichtingspublicatie d.d. 15 maart 2011, Kenmerk DUO/ODS-2011/11409

Deel I Algemene informatie aanvragen diploma-erkenning

1. Algemeen

1.1 Inleiding

Deze publicatie bevat informatie over de procedure voor het aanvragen van diploma-erkenning voor niet bekostigde instellingen, dan wel bekostigde instellingen die niet bekostigde beroepsopleidingen willen aanbieden. Deze aanvraag geldt ook als aanmelding van de diploma-erkenning van de betreffende opleiding(en) voor registratie in het centraal register beroepsopleidingen (crebo).

De wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake de beroepsgerichte kwalificatiedossiers is door het Parlement aangenomen. Dit houdt in dat met ingang van 1 augustus 2012 opleidingen volgens het beroepsgerichte kwalificatiedossier verzorgd moeten worden. Deelnemers mogen met ingang van voornoemde datum dan ook niet meer starten in eindtermgerichte opleidingen. Deelnemers die in eerdere cohorten zijn gestart mogen de eindtermgerichte opleidingen nog wel afronden (uitfasering opleiding).

Dit betekent dat met ingang van bovengenoemde datum het experiment met zogenoemde competentiegerichte opleidingen ophoudt te bestaan. Met voornoemde wet komt ook de experimenteerregeling te vervallen en moeten aanvragen voor diploma-erkenning ingediend worden op grond van artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB).

Het is dan ook vanaf 1 januari 2012 niet meer mogelijk om erkenning van eindtermgerichte opleidingen aan te vragen. De erkenningen die voor deze opleidingen zijn afgegeven zullen na uitfasering van deze opleidingen komen te vervallen. Hoe lang deze uitfasering duurt is per opleiding verschillend. Het is in elk geval vanaf 1 augustus 2012 niet meer mogelijk om nieuwe studenten bij deze eindtermgerichte opleidingen in te schrijven.

Op grond van de regeling experimenten herontwerp kwalificatiestructuur mbo 2011–2012 (Stcrt. 2011, 3616) zijn diploma-erkenningen voor de experimentele opleidingen voor het studiejaar 2011–2012 afgegeven. Deze erkenningen verlopen dan ook op 1 augustus 2012. Daarom moeten alle niet-bekostigde instellingen opnieuw een aanvraag indienen voor deze erkende (competentiegerichte) beroepsopleidingen die zij al verzorgen en ook na 31 juli 2012 willen blijven verzorgen. De erkenning die dan verkregen wordt blijft van kracht tot de opleiding niet langer verzorgd wordt of de erkenning door de minister wordt ingetrokken. Omdat het om reguliere erkenningen gaat – en niet langer om erkenningen in een experimentele fase – is het uitgangspunt bij het verlenen van diploma-erkenning de borging van kwaliteit. Daarom kan in bepaalde gevallen de beoordeling van een aanvraag uitgebreider zijn dan in voorgaande jaren het geval was.

De beroepsgerichte kwalificatiedossiers en de verdeling van de dossiers in domeinen worden naar verwachting voor het eerst op 1 februari 2012 vastgesteld. Vooruitlopend op deze vaststelling wordt medio januari een voorlopig overzicht van de kwalificatiedossiers met bijbehorend crebo-vermelding en de verdeling in domeinen gepubliceerd. Gelet daarop kunnen aanvragen pas op 1 februari 2012 worden ingediend. Aanvragen die vóór die datum worden ingediend, worden aangehouden tot 1 februari 2012.

Mochten onverwachts bij de vaststelling van de dossiers toch wijzigingen plaatsvinden die van invloed zijn op een al ingediende aanvraag, dan wordt de aanvrager daarvan tijdig op de hoogte gesteld.

Het verkrijgen van diploma-erkenning betekent dat aan het met goed gevolg afleggen van examens (of onderdelen van examens) van een beroepsopleiding een diploma (of certificaat) als bedoeld in artikel 7.4.6 van de WEB is verbonden. Met het toekennen van diploma-erkenning wordt echter niet de instelling als zodanig erkend door de minister. Een dergelijke instellingserkenning is – anders dan in het Hoger Onderwijs – in het bve-veld ook niet mogelijk.

1.2 Twee verschillende aanvraagprocedures

Wettelijke voorwaarde

Artikel 1.4.1, eerste lid, van de WEB stelt de voorwaarde dat de instelling in het geval van diploma-erkenning voor de desbetreffende opleiding in acht neemt al hetgeen is bepaald voor:

  • a. de kwaliteitszorg, (artikel 1.3.6),

  • b. het onderwijs (met uitzondering van artikel 7.1.1) en de examens,

  • c. de rechtsbescherming van de deelnemers, (hoofdstuk 7, titel 5, van de WEB)

  • d. de onderwijsovereenkomst, (artikel 8.1.3, eerste tot en met derde lid, van de WEB)

  • e. de vooropleidingseisen, (artikel 8.2.1 van de WEB), en

  • f. de opneming in het Centraal register.

Het bevoegd gezag moet bij de aanvraag in elk geval voegen een beschrijving van de regeling voor het onderwijsprogramma en de examens, (artikel 7.4.8 van de WEB), voor de beroepsopleiding waarop de aanvraag betrekking heeft. Daarnaast moet het bevoegd gezag de gegevens verstrekken waaruit blijkt dat het onderwijs van voldoende kwaliteit is of zal zijn en dat het voldoet aan bovengenoemde voorwaarde.

Het voorgaande houdt in dat het bevoegd gezag voor elke opleiding, waarvoor het bevoegd gezag diploma-erkenning wil krijgen, voorafgaand aan het verkrijgen van de diploma-erkenning aan kan tonen dat de kwaliteit van de betreffende opleiding van voldoende niveau is en dat aan bovengenoemde voorwaarde is voldaan. Het is dus niet zo dat pas nadat diploma-erkenning verkregen is de opleiding ontwikkeld kan worden. Het ontwikkelen van de opleiding dient bij de aanvraag voor diploma-erkenning gereed te zijn, zodat onder meer de kwaliteit van de opleiding beoordeeld kan worden voordat besloten kan worden dat diploma-erkenning wordt toegekend. Dit betekent dat na het verkrijgen van diploma-erkenning maatwerk mogelijk blijft.

De twee aanvraagprocedures

Met ingang van aankomend jaar zijn er twee aanvraagprocedures (de volledige aanvraagprocedures zijn opgenomen in Deel II van deze procedure):

  • 1. de procedure voor (nieuwe) instellingen die nog niet beschikken over een Brinnummer dan wel voor instellingen die diploma-erkenning aanvragen voor een opleiding die niet valt binnen het bestaande aanbod, en

  • 2. de procedure voor instellingen die diploma-erkenning aanvragen voor een opleiding die valt binnen het bestaande aanbod.

Of een opleiding valt binnen het bestaande aanbod wordt bepaald aan de hand van de opleidingsdomeinen. Maatgevend zijn de opleidingen die de aanvrager in het voorgaande jaar heeft verzorgd en waarvoor zij diploma-erkenning had.

Voorbeelden:

  • 1. Een instelling verzorgt al opleidingen op het gebied van beveiliging en wil nu ook een opleiding Helpende Zorg & Welzijn gaan verzorgen. In dat geval valt de nieuwe opleiding buiten het bestaande aanbod en moet de aanvraagprocedure onder 1 gevolgd worden.

  • 2. Een instelling die al een opleiding Maatschappelijke Zorg verzorgt en nu ook een opleiding Helpende Zorg & Welzijn wil gaan aanbieden, kan de procedure onder 2 volgen. Het betreft hier namelijk een opleiding binnen het bestaande aanbod.

Met behulp van het stroomschema in deel II, paragraaf 3 kunt u bepalen welke aanvraagprocedure van toepassing is.

Aanvraagprocedure onder 1

Instellingen die nog niet eerder in het crebo zijn geregistreerd zijn -wat betreft het middelbaar beroepsonderwijs- onbekend bij het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Om te waarborgen dat deze instellingen de vereiste kwaliteit leveren die gesteld wordt aan middelbare beroepsopleidingen, is een integrale beoordeling van de opleiding(en) waarvoor diploma-erkenning wordt aangevraagd, noodzakelijk. Om die reden moeten bij een aanvraag van nieuwe mbo-instellingen de in Deel II, paragraaf 1.2 genoemde gegevens gevoegd worden. Zonder deze gegevens is de aanvraag niet compleet.

Bij een positief besluit op voornoemde aanvraag wordt ook direct een Brinnummer voor crebo afgegeven. Voor diploma-erkenning en opname in crebo moet een instelling immers beschikken over een dergelijk Brinnummer.

Instellingen die gelieerd zijn aan of onderdeel uitmaken van een bekostigde instelling en nog geen Brinnummer hebben voor de onbekostigde opleidingen die verzorgd worden, dienen voor zover een aanvraag1 wettelijk vereist is eveneens de in Deel II paragraaf 1.2 genoemde gegevens te overleggen. Dit geldt ook voor instellingen die geregistreerd staan in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (croho), maar nog geen separaat Brinnummer hebben voor crebo.

Ook bij bestaande instellingen die diploma-erkenning willen voor opleidingen die vallen buiten het bestaande aanbod moet geborgd zijn dat de kwaliteit van een voldoende niveau is. Omdat de nieuwe opleidingen vaak andersoortige kwalificaties en beroepsvereisten bevatten is een integrale toetsing wenselijk. Ook in dat geval moeten dus bij de aanvraag de in deel II paragraaf 1.2 genoemde gegevens gevoegd worden.

Aanvraagprocedure onder 2

Bij bestaande instellingen die diploma-erkenning aanvragen voor een opleiding die past binnen het bestaande aanbod, wordt aan de hand van een risicoanalyse bepaald of een integrale toetsing nodig is. Omdat het ministerie beschikt over informatie van eenzelfde soort opleiding die de instelling al aanbiedt, kan de risicoanalyse plaatsvinden aan de hand van een marginale toetsing. Daartoe hoeft de instelling alleen het aanvraagformulier in te dienen. Indien uit de risicoanalyse blijkt dat een integrale toetsing noodzakelijk is, worden de benodigde gegevens, genoemd in Deel II paragraaf 2.2, bij de instelling opgevraagd. Voor meer informatie over de risicoanalyse zie paragraaf 2.2 ’Marginale toetsing’ in Deel II.

Integrale toetsing

Een integrale toetsing houdt in dat de aanvraag door de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) wordt getoetst op kwalitatieve aspecten in de praktijk door middel van kwaliteitsonderzoeken. De inspectie brengt op basis van deze onderzoeken een advies uit. De onderzoeken kunnen zowel dossieronderzoeken zijn als onderzoeken bij de instelling.

Brinnummer

Een Brinnummer is een administratief nummer waarmee een instelling wordt aangeduid in crebo en bron. Iedere instelling die diploma-erkenning heeft voor één of meerdere opleidingen dient dan ook te beschikken over een Brinnummer.

Het hebben van een Brinnummer maakt echter niet dat het bevoegd gezag hiermee ook voor een nieuwe opleiding heeft aangetoond dat de opleiding van voldoende niveau is en voldoet aan de voorwaarde genoemd in artikel 1.4.1, eerste lid, van de WEB. Per opleiding dient bij de aanvraag telkens weer aangetoond te kunnen worden dat daaraan is voldaan.

2. Verplichtingen bij diploma-erkenning

2.1 Voorwaarden behoud diploma-erkenning

Indien diploma-erkenning verleend wordt aan een beroepsopleiding, moet de betreffende opleiding binnen één jaar na dagtekening van die erkenning worden verzorgd. Wanneer blijkt dat dit niet het geval is zal de erkenning op grond van artikel 6.4.4 van de WEB ambtshalve worden ingetrokken en zal de registratie in crebo worden doorgehaald. De voorwaarde dat binnen één jaar de opleiding verzorgd moet worden, maakt dat in crebo alleen actieve opleidingen opgenomen zijn. De inspectie beoordeelt de kwaliteit van deze actieve opleidingen periodiek, waardoor geborgd is dat de beroepsopleidingen voldoende kwaliteit en continuïteit hebben.

Om daarna de erkenning te behouden moet het bevoegd gezag:

  • er voor zorgen dat de kwaliteit van de opleiding van een voldoende niveau is (zie toetsingskader inspectie),

  • voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 1.4.1, eerste lid, van de WEB, en

  • aan de inspectie binnen de door haar gestelde redelijke termijn alle medewerking verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van haar bevoegdheden.

Op 22 november 2011 is het wetsvoorstel tot wijziging van onder meer de Leerplichtwet 1969 inzake toevoeging niet-bekostigd onderwijs aan de systematiek van het persoonsgebonden nummer en het basisregister onderwijs (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 713 nr. 2) aangenomen door de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel treedt in werking bij een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Naar verwachting zal dit 1 januari 2012 zijn. Deze wetswijziging heeft tot gevolg dat het bevoegd gezag, met betrekking tot opleidingen waarvoor diploma-erkenning is verkregen, het persoonsgebonden nummer van iedere student aan die beroepsopleiding moeten verstrekken aan DUO, tezamen met de volgende gegevens:

  • geslacht en geboortedatum en postcode van de woonplaats,

  • de datum van inschrijving of van de wijziging of beëindiging daarvan,

  • de code, bedoeld in artikel 6.4.1, tweede lid, onder a, van het opleidingsdomein, het kwalificatiedossier of de kwalificatie waarvoor de deelnemer is ingeschreven en bij inschrijving voor een opleidingsdomein of een kwalificatiedossier het niveau, bedoeld in artikel 7.2.2, derde lid, van de beroepsopleiding,

  • de leerweg,

  • het uitstroomniveau of het behaalde diploma en de datum waarop het diploma is behaald,

  • de omvang van beroepspraktijkvorming, de datum van begin en einde daarvan, de afsluitdatum van de beroepspraktijkvormingsovereenkomst en het betrokken erkende leerbedrijf dat de beroepspraktijkvorming verzorgt,

  • het registratienummer van de instelling,

  • het volgen van de opleiding in voltijd of deeltijd, en

  • indien van toepassing de reden van het uitstromen.

Over de precieze gevolgen van deze wetswijziging krijgen de bevoegde gezagsorganen van een instelling, die niet bekostigde opleiding(en) verzorgt en diploma- erkenning daarvoor heeft verkregen, op korte termijn nog separaat bericht.

Wanneer een beroepsopleiding in voltijd wordt aangeboden moet de opleiding volgens artikel 7.2.7, derde lid, van de WEB voldoen aan de zogenoemde 850-urennorm. Dit houdt in dat het bevoegd gezag voor de deelnemer in instellingstijd een onderwijsprogramma verzorgt dat ten minste 850 uren per studiejaar omvat. Het in instellingstijd verzorgde onderwijsprogramma, bedoeld in het derde lid, omvat alle onderwijsactiviteiten, gericht op het bereiken van de onderwijs- en vormingsdoelen van de opleiding, waaraan door de deelnemer wordt deelgenomen onder verantwoordelijkheid en toezicht van het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag moet er voor zorgen dat deze voltijdse beroepsopleidingen aantoonbaar voldoen aan de eisen van artikel 7.2.7, derde lid, van de WEB.

Het bevoegd gezag moet er daarnaast voor zorgen dat de betreffende opleiding (zowel voltijds als deeltijds) zodanig is ingericht dat de deelnemers de kwalificaties binnen de vastgestelde studieduur kunnen bereiken, daarbij rekening houdend met de vooropleidingseisen genoemd in artikel 8.2.1 van de WEB.

Vervolgens moet het bevoegd gezag zorgen voor een goede organisatie en kwaliteit van het onderwijsprogramma en examinering. De (aankomende) deelnemers moeten door het bevoegd gezag volledig en tijdig worden geïnformeerd over het onderwijsprogramma en de examens. Ook is het bevoegd gezag er voor verantwoordelijk dat de instelling over een deelnemersstatuut beschikt waarin de rechten en plichten van de deelnemers zijn opgenomen. Individuele rechten en plichten van zowel de betreffende deelnemer als de instellingen moeten in de onderwijsovereenkomst opgenomen worden evenals bepalingen over in elk geval:

  • de inhoud en inrichting van de opleiding (voltijd/deeltijd, leerweg en examenvoorzieningen),

  • de tijdvakken waarbinnen en – voor zover mogelijk – de locaties waarop het onderwijs verzorgd wordt, en

  • de wijze waarop partijen uit de overeenkomst voortkomende prestaties gestalte zullen geven.

2.2 Intrekken erkenning

Wanneer uit regulier of incidenteel onderzoek van de inspectie blijkt dat de kwaliteit onvoldoende is, niet meer voldaan wordt aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 1.4.1, eerste lid, van de WEB of de instelling in strijd handelt met artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht (medewerking aan inspectie) kan de minister de beroepsopleiding de diploma-erkenning ontnemen.

Voordat een dergelijke beslissing wordt genomen krijgt het bevoegd gezag eerst een waarschuwing, onder bepaling van een termijn waarbinnen aan die waarschuwing gevolg moet zijn gegeven. Die termijn is voor:

  • onvoldoende kwaliteit: ten minste één jaar;

  • voorwaarde, bedoeld in artikel 1.4.1, eerste lid, van de WEB: ten minste drie maanden;

  • artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht (medewerking aan inspectie): ten minste 10 dagen.

  • Zodra de wet tot wijziging van onder meer de Leerplichtwet 1969 inzake toevoeging niet-bekostigd onderwijs aan de systematiek van het persoonsgebonden nummer en het basisregister onderwijs in werking is getreden – het verstrekken van het persoonsgebonden nummer tezamen met enkele andere gegevens: ten minste drie maanden.

De waarschuwingen worden openbaar gemaakt op de website van de inspectie (www.onderwijsinspectie.nl).

2.3 Melding beëindiging en ambtshalve doorhaling crebo

Op grond van het gestelde in artikel 6.4.4 van de WEB moet het bevoegd gezag van een niet-bekostigde instelling de Minister te kennen geven dat de instelling een opleiding niet langer verzorgt. Deze melding moet plaatsvinden vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het studiejaar waarin de opleiding niet langer wordt verzorgd, dan wel zo spoedig mogelijk als het beëindigen van de opleiding gelegen is in een externe oorzaak, bijvoorbeeld faillissement van de instelling of het stoppen van de opleiding naar aanleiding van een inspectiebezoek. De kennisgeving leidt tot een beëindiging van de registratie in crebo (uitgevoerd door DUO).

Wanneer de instelling de opleiding niet langer verzorgt en het bevoegd gezag de hiervoor bedoelde kennisgeving niet of niet tijdig doet, wordt de registratie ambtshalve beëindigd. Voordat de registratie wordt beëindigd zal eerst een voorgenomen besluit aan het bevoegd gezag worden toegezonden, waarin de mogelijkheid wordt geboden om een zienswijze op het voorgenomen besluit te geven. Pas na het verkrijgen van de zienswijze of het ongebruikt verstrijken van de gestelde termijn zal een definitief besluit genomen worden. Bij dit besluit zal de zienswijze worden betrokken. Tegen dit besluit staat vervolgens bezwaar- en beroep open.

Mocht de instelling na verloop van tijd de opleiding weer gaan verzorgen dan moet het bevoegd gezag opnieuw een aanvraag indienen voor diploma-erkenning. Pas nadat weer erkenning is verkregen, is aan de met goed gevolg afgelegde examens een diploma verbonden.

Wanneer de laatste aan de instelling verbonden opleiding wordt beëindigd, wordt ook de registratie van de instelling in Brin beëindigd. Indien de instelling op termijn een nieuwe opleiding wil gaan verzorgen zal bij de diploma-erkenning door DUO opnieuw een Brinnummer worden uitgegeven. Het bevoegd gezag dient dan ook aanvraagprocedure 1 ‘nieuwe instelling’ te volgen. Uitzondering is de instelling die binnen 3 maanden na beëindiging van de registratie in Brin een nieuwe aanvraag indient. In dat geval zal aan de hand van de opleidingen die in de zes maanden voorafgaand aan de aanvraag verzorgd zijn, bezien moeten worden of aanvraagprocedure 1 (buiten bestaand aanbod) of 2 (binnen bestaand aanbod) van toepassing is. Het beëindigen van de registratie in Brin is slechts een administratieve handeling en is derhalve gekoppeld aan het beëindigen van de laatste opleiding in crebo. De instelling zal hierover separaat bericht worden.

2.4 Wijziging gegevens

Wanneer er wijzigingen plaatsvinden die betrekking hebben op de instelling of een opleiding moet het bevoegd gezag dit schriftelijk melden aan DUO:

DUO/OND/ODS

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

In alle gevallen waarin zich wijzigingen voordoen die betrekking hebben op het bevoegd gezag van de instelling, moet DUO daarvan ook schriftelijk op de hoogte worden gebracht. Bij deze melding moet een zogenoemd Brin-mutatieformulier (BMF) gevoegd worden en moet een afschrift van de betreffende notariële akte worden overgelegd.

Meer informatie over het gebruik van het BMF kunt u vinden in de voorlichtingspublicatie ‘Wijziging Brin-mutatieformulier’, zoals gepubliceerd in Gele Katern nummer 14 van 16 mei 2000. U vindt deze informatie op de internetsite van DUO (www.ocwduo.nl, DUO-CFI bij ‘Onderwerpen’ en vervolgens Regelgeving/Archief Regelingen).

Wanneer u wijzigingen niet tijdig doorgeeft, kan dit mogelijk tot gevolg hebben dat uw registratie in crebo wordt doorgehaald.

2.5 Fusie en overdracht van rechten

Diploma-erkenning wordt verleend aan het bevoegd gezag van een instelling.

Als de relatie tussen dat bevoegd gezag en de instelling, dan wel de opleiding waarvoor diploma-erkenning verleend is, verbroken wordt, vervalt daarmee de erkenning en wordt deze doorgehaald in crebo. De volgende situaties kunnen zich voordoen:

  • 1. De rechtspersoon waar de instelling van uitgaat, fuseert met een andere rechtspersoon (boek 2 van het Burgerlijk Wetboek). De relatie tussen bevoegd gezag (de rechtspersoon) en de instelling wijzigt in dit geval niet. Er verandert niets in de verleende diploma-erkenning. Er hoeft geen nieuwe aanvraag te worden ingediend. Wel moet het ministerie in kennis worden gesteld van de fusie, onder overlegging van de akte waarin de fusie is geregeld. Deze melding vindt plaats bij DUO.

  • 2. De aandelen in een NV of BV waarvan een instelling uitgaat, gaan in andere handen over. De relatie tussen rechtspersoon en instelling verandert niet, dus de diploma-erkenning blijft in stand.

  • 3. De instelling wordt in zijn geheel – inclusief opleidingen – verkocht aan een andere rechtspersoon. De relatie tussen bevoegd gezag en instelling of opleiding wordt verbroken en daarmee vervalt de diploma-erkenning. Er moet dan een nieuwe aanvraag voor diploma-erkenning worden ingediend door het nieuwe bevoegd gezag.

  • 4. De rechtspersoon wordt in zijn geheel opgenomen in een juridische entiteit (concern). Het bevoegd gezag houdt niet op te bestaan maar blijft binnen de nieuwe juridische entiteit wel zelfstandig bestaan. De verleende diploma-erkenningen blijven in dat geval ook bestaan, maar mogen uitsluitend worden aangewend door dit onderdeel van het concern (instelling die ressorteert onder dat bevoegd gezag).

  • 5. Eén of meer van de opleidingen, die zijn verbonden aan een instelling, worden verkocht aan een andere rechtspersoon of natuurlijk persoon. Hierdoor vervalt de diploma-erkenning. Het nieuwe bevoegd gezag moet de diploma-erkenning opnieuw aanvragen.

Wanneer een fusie of overdracht van rechten plaatsvindt moet het bevoegd gezag dit binnen 10 werkdagen na de fusie of overdracht van rechten melden aan DUO.

3. Studiefinanciering beroepsopleidingen

Deelnemers aan voltijdse beroepsopleidingen als bedoeld in artikel 7.2.7, derde lid van de WEB kunnen in aanmerking komen voor studiefinanciering. Het formulier ‘Verklaring opleidingstraject voor toepassing Wet op de Studiefinanciering 2000’ (formulier nummer 60988) wordt gebruikt bij nieuw te registreren beroepsopleidingen bij een instelling. U zendt dit in samen met de aanvraag diploma-erkenning. Het vormt één geheel met de procedure voor diploma-erkenning, registratie crebo en toetsing urennorm (WSF).

Uit de beschrijving van het onderwijsprogramma moet blijken dat de opleiding voldoet aan de eisen van artikel 7.2.7, derde lid van de WEB. (Zie ook artikel 7.4.8, derde lid, van de WEB.)

Ook in de praktijk zal de opleiding aan de eisen van artikel 7.2.7, derde lid, van de WEB moeten voldoen. De Verklaring opleidingstraject ontheft een instelling niet van deze verplichting.

Wat hiervoor is gesteld voor Studiefinanciering geldt ook voor de Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage op grond van de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (artikel 2.17 WTOS).

Het formulier met het nummer 60988 vindt u op de internetsite van DUO (www.ocwduo.nl), onder Formulieren. De formulieren kunt u ook zenden aan:

DUO/OND/ODS

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

Deel II Aanvraagprocedures

1. Aanvraagprocedure ‘nieuwe instelling’ of ‘opleiding buiten bestaand aanbod’

1.1 Algemeen

Een aanvraag voor diploma-erkenning van nieuwe instellingen (instellingen zonder Brinnummer) en van bestaande instellingen voor een opleiding buiten het bestaande aanbod (opleidingen die niet vallen binnen de domeinen waarbinnen de instelling al erkende opleidingen aanbiedt) moet worden ingediend met het formulier ‘Verzoek om diploma-erkenning nieuwe instelling / opleiding buiten bestaand aanbod’. Dit formulier vindt u op de internetsite van DUO (www.ocwduo.nl) onder DUO-CFI bij ‘Onderwerpen’ en vervolgens ‘Formulieren’. Per aanvraagformulier kan diploma-erkenning aangevraagd worden voor meerdere opleidingen. Wel dienen in dat geval per opleiding de benodigde gegevens ingezonden te worden.

Bij dit aanvraagformulier moeten de gegevens, genoemd in onderstaande paragraaf 1.2 gevoegd worden. Zonder deze gegevens is de aanvraag niet compleet. Deze gegevens kunnen worden meegezonden op een elektronische gegevensdrager (cd-rom, usb-stick) of op papier.

Uw aanvraag moet u, vergezeld van alle bijlagen, sturen aan:

DUO/OND/ODS

Postbus 606

2700 ML ZOETERMEER

Wanneer uw aanvraag niet compleet is wordt u in de gelegenheid gesteld binnen twee weken de ontbrekende gegevens aan te leveren. Wanneer het niet mogelijk is de gevraagde gegevens binnen twee weken toe te sturen dan kan de aanvrager binnen deze termijn van twee weken gemotiveerd om uitstel vragen. Omdat de opleiding al vóór de aanvraag ontwikkeld dient te zijn – zodat de kwaliteit van de opleiding beoordeeld kan worden – en de benodigde gegevens dus al bij de instelling aanwezig moeten zijn, zal uitstel slechts in uitzonderlijke gevallen worden verleend.

Indien de ontbrekende gegevens niet binnen de gestelde termijn zijn ontvangen door DUO, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten. Hierover krijgt u van DUO zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken bericht. Ontbreken gegevens met betrekking tot een bepaalde opleiding en wordt de aanvraag niet binnen de gestelde termijn gecompleteerd, dan zal alleen de aanvraag in behandeling worden genomen voor de opleidingen waarvan alle benodigde gegevens zijn ontvangen.

Een complete aanvraag wordt ter beoordeling voorgelegd aan de inspectie. Deze (integrale) beoordeling houdt in dat de inspectie de aanvraag toetst op de kwalitatieve aspecten in de praktijk door middel van kwaliteitsonderzoeken. Daarnaast neemt de inspectie – indien van toepassing – eerdere ervaringen met rechtsvoorgangers van de instelling of het bevoegd gezag daarvan in haar beoordeling mee. De inspectie brengt op basis van deze onderzoeken een advies aan DUO uit. De kwaliteitsonderzoeken kunnen zowel dossieronderzoeken zijn als onderzoeken bij de instelling (op locatie), ook als de instelling nog geen opleidingen verzorgt. Indien een onderzoek op locatie plaats dient te vinden zal de inspectie het bevoegd gezag hiervan zo spoedig mogelijk in kennis brengen. Na ontvangst van het advies beslist DUO vervolgens op de aanvraag.

In het aanvraagformulier ‘Verzoek om diploma-erkenning nieuwe instelling / opleiding buiten bestaand aanbod’ is een standaardformulering opgenomen waarmee het bevoegd gezag door ondertekening van het formulier verklaart:

  • te zullen voldoen aan de regels beschreven in de WEB in hoofdstuk 7 (met uitzondering van artikel 7.1.1) voor het onderwijs en de examens als ook voor de kwaliteitszorg;

  • dat er een commissie van beroep is ingesteld, dan wel zal worden ingesteld, die voldoet aan de voorwaarden, beschreven in artikel 7.5.1 van de WEB.

  • dat er geen juridisch dan wel persoonlijk belang bestaat met een exameninstelling.

Wanneer de aanvraag namens het bevoegd gezag van een instelling door een derde wordt gedaan moet een rechtsgeldige machtiging bij de aanvraag worden overgelegd. De correspondentie wordt in dat geval verder gevoerd met de gemachtigde.

Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de volledige aanvraag kunt u een besluit tegemoet zien. Wanneer in uitzonderlijke gevallen de aanvraag niet binnen de wettelijke termijn van drie maanden kan worden afgehandeld, kan deze termijn worden verlengd. DUO stelt u hiervan in voorkomende gevallen vóór het aflopen van de genoemde termijn op de hoogte, onder vermelding van de termijn waarbinnen u de beschikking tegemoet kunt zien. Deze verlenging is per geval verschillend, maar DUO streeft er naar de verlenging tot een minimum te beperken.

Vanaf 1 februari 2012 kan een aanvraag worden ingediend. Aanvragen die vóór die datum zijn ingediend worden tot 1 februari 2012 aangehouden. Omdat met ingang van 1 augustus 2012 de beroepsgerichte kwalificatiestructuur geldt, moeten alle niet-bekostigde instellingen die al beroepsopleidingen diplomeren een nieuwe erkenning aanvragen. De verwachting is dan ook dat in het eerste kwartaal van 2012 een groot aantal aanvragen binnen zal komen. Gelet daarop adviseer ik u tijdig (uiterlijk 31 maart 2012) uw aanvraag in te dienen wanneer u vóór aanvang van het studiejaar 2012–2013 wilt beschikken over diploma-erkenning.

Instellingen die beroepsopleidingen in de beroepsopleidende leerweg onder de werkingssfeer van de Wet op de studiefinanciering wensen te plaatsen, gebruiken daarvoor het formulier ‘Verklaring opleidingstraject voor toepassing wet op de studiefinanciering 2000’ (zie ook deel I, paragraaf 3).

1.2 Verplicht in te zenden gegevens

Bij de aanvraag voor diploma-erkenning zendt u in ieder geval de gegevens in waaruit blijkt dat het onderwijs van voldoende kwaliteit is of zal zijn en dat wordt voldaan aan de voorwaarde in artikel 1.4.1, eerste lid, van de WEB.

Bij het formulier ‘Verzoek om diploma-erkenning nieuwe instelling / opleiding buiten bestaand aanbod’ voegt u:

  • a. een beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg (artikel 1.3.6 van de WEB, zie ook hieronder punt 1.2.2 ‘Beschrijving stelsel kwaliteitszorg’);

  • b. een beschrijving van de manier waarop de zorgplicht bedoeld in art. 7.4.8 van de WEB wordt nagekomen;

  • c. een beschrijving van het onderwijs en de examens (zie hieronder punt 1.2.1 ‘Beschrijving van onderwijs en examens’),

  • d. een model van de onderwijsovereenkomst, bedoeld in artikel 8.1.3. van de WEB;

  • e. een model van de beroepspraktijkvormingsovereenkomst (BPV) als bedoeld in artikel 7.2.8 van de WEB en een beschrijving over de manier waarop de BPV wordt vormgegeven en een weergave van de verkenning en contacten met instellingen die als leerbedrijf gaan fungeren met namen en contactgegevens;

  • f. een deelnemersstatuut inclusief weergave van klachtenregeling en klachtencommissie met namen en contactgegevens;

  • g. wanneer van toepassing, de Verklaring opleidingstraject voor toepassing Wet op de Studiefinanciering 2000.

  • h. een afschrift van een uittreksel van de Kamer van Koophandel dan wel van de notariële akte van oprichting van de rechtspersoon.

1.2.1 Beschrijving van het onderwijs en de examens

In de beschrijving van het onderwijs en de examens gaat u in ieder geval in op de volgende onderdelen:

  • hoe er zorg voor wordt gedragen dat de opleidingen zodanig zijn ingericht dat de deelnemers de kwalificatie binnen de vastgestelde studieduur kunnen bereiken,

  • de studielast per studiejaar waarbij de verdeling in uren begeleide onderwijstijd (in instellingstijd verzorgd onderwijsprogramma), uren beroepspraktijkvorming en uren onbegeleide onderwijstijd (huiswerk etc.),

  • de studiegids of andersoortig document dat aan de deelnemers wordt verstrekt,

  • de inrichting van het onderwijsprogramma, met daarin per opleiding de voor die opleiding specifieke informatie,

  • de jaarplanning waaruit blijkt op welke manier invulling wordt gegeven aan het wettelijk minimum aantal uren onderwijstijd,

  • de beschikbare en gehanteerde leer- en hulpmiddelen per opleiding,

  • de voor de deelnemers aan de opleiding geldende vooropleidingseisen,

  • de inrichting van het examenprogramma, met daarbij een overzicht van de kwalificerende toetsing, een beschrijving van het examenproces, het examenreglement en een beschrijving van de inrichting en werkwijze van de commissie van beroep voor de examens met namen en contactgegevens,

  • een beschrijving van de manier waarop verzuim en VSV zal worden geregistreerd en naar aanleiding daarvan een beschrijving van de verzuim- en meldprocedure met betrekking tot de deelnemers die (nog) vallen onder de kwalificatieplicht.

1.2.2 Beschrijving stelsel kwaliteitzorg

In de beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg (artikel 1.3.6 van de wet) geeft u in ieder geval aan:

  • op welke opleidingen het stelsel van toepassing zal zijn en welke methodes van kwaliteitszorg gehanteerd zullen worden,

  • of het stelsel in samenwerking met andere instellingen gebeurt,

  • de regelmaat waarmee de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs plaatsvindt,

  • welke instrumenten en ook welke criteria gehanteerd worden bij de beoordeling,

  • de kwalificaties van het personeel verbonden aan de opleiding en ook de maatregelen en instrumenten om de bekwaamheid van het personeel te onderhouden2

  • of en zo ja, welke onafhankelijke deskundigen zijn betrokken bij de beoordeling, op basis van welke deskundigheid deze deskundigen zijn betrokken, welke werkzaamheden zij verrichten en hoe vaak zij worden ingeschakeld,

  • met welke regelmaat het kwaliteitszorgverslag openbaar wordt gemaakt,

  • of voor wat betreft de examens het verslag jaarlijks wordt opgesteld,

  • waaruit de inhoud van voornoemd verslag bestaat.

Verder moet worden beschreven:

  • hoe deelnemers aan de opleidingen geïnformeerd worden over de consequenties (bv voor het verkrijgen van SF) van de deelname aan een niet bekostigde opleiding,

  • hoe deelnemers worden geïnformeerd over de mogelijke alternatieve wijze(n) waarop de opleiding kan worden afgerond wanneer deze voortijdig aan de betreffende instelling wordt beëindigd,

  • hoe de beschikbaarheid en kwaliteit van de huisvesting van de opleiding is georganiseerd en gegarandeerd.

2. Aanvraagprocedure ‘opleiding binnen bestaand aanbod’

2.1 Algemeen

Een aanvraag voor diploma-erkenning van bestaande instellingen voor een opleiding binnen het bestaande aanbod (opleiding valt binnen het domein waarvoor de instelling al erkende opleidingen aanbiedt) stuurt u in met het formulier ‘Verzoek om diploma-erkenning opleiding binnen bestaand aanbod’. Dit formulier vindt u op de internetsite van DUO (www.ocwduo.nl) onder DUO-CFI bij ‘Onderwerpen’ en vervolgens ‘Formulieren’. Per aanvraagformulier kan diploma-erkenning aangevraagd worden voor meerdere opleidingen voor zover deze opleidingen binnen het bestaande aanbod vallen. Wel zal een marginale toetsing plaatsvinden over het totale aanbod en kunnen per opleiding aanvullende gegevens opgevraagd worden.

In het genoemde aanvraagformulier is een standaardformulering opgenomen waarmee het bevoegd gezag door ondertekening van het formulier verklaart:

  • te voldoen aan de regels beschreven in de WEB in hoofdstuk 7 (met uitzondering van artikel 7.1.1) voor het onderwijs en de examens als ook voor de kwaliteitszorg,

  • dat er een commissie van beroep is ingesteld, dan wel zal worden ingesteld, die voldoet aan de voorwaarden, beschreven in artikel 7.5.1 van de WEB,

  • dat er geen juridisch dan wel persoonlijk belang bestaat met een exameninstelling.

Wanneer de aanvraag namens het bevoegd gezag van een instelling door een derde wordt gedaan moet een rechtsgeldige machtiging bij de aanvraag worden overgelegd. De correspondentie wordt in dat geval verder gevoerd met de gemachtigde.

Wanneer het om voorzetting van de erkenning gaat die in de experimentele fase is toegekend moet de aanvraag, naast de gegevens van de aanvrager en de betreffende opleiding(en), ook de deelnemersaantallen van de voorgaande twee studiejaren bevatten. Dit ter voorkoming van het erkennen van opleidingen die niet verzorgd worden door bestaande instellingen.

Indien uw aanvraag niet compleet is, wordt u in de gelegenheid gesteld binnen twee weken de ontbrekende gegevens aan te leveren. Wanneer het niet mogelijk is de gevraagde gegevens binnen twee weken toe te sturen dan kan de aanvrager, binnen deze termijn van twee weken, gemotiveerd om uitstel vragen. Indien de ontbrekende gegevens niet binnen de gestelde termijn zijn ontvangen door DUO dan wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten. Hierover wordt u door DUO zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken bericht. Ontbreken gegevens met betrekking tot een bepaalde opleiding en wordt de aanvraag niet binnen de gestelde termijn gecompleteerd, dan zal alleen de aanvraag in behandeling worden genomen voor de opleidingen waarvan alle benodigde gegevens zijn ontvangen.

Uw aanvraag moet u sturen aan:

DUO/OND/ODS

Postbus 606

2700 ML ZOETERMEER

Aan de hand van voornoemd aanvraagformulier vindt een marginale toetsing plaats. Op basis van die toetsing wordt beoordeeld of een integraal onderzoek nodig is. Wanneer zo’n onderzoek nodig is, kan de aanvrager gevraagd worden de aanvraag met verdere gegevens aan te vullen. Gegevens die opgevraagd kunnen worden zijn genoemd in paragraaf 2.3.

De aanvrager krijgt binnen twee weken bericht of nadere gegevens noodzakelijk zijn en zo ja, welke gegevens ingezonden dienen te worden. De aanvrager krijgt in het geval aanvullende gegevens noodzakelijk zijn een termijn van twee weken om de gevraagde gegevens in te dienen. Wanneer het niet mogelijk is de gevraagde gegevens binnen twee weken toe te sturen dan kan de aanvrager binnen deze termijn van twee weken gemotiveerd om uitstel vragen. Omdat de opleiding reeds vóór de aanvraag ontwikkeld dient te zijn – zodat de kwaliteit van de opleiding beoordeeld kan worden – en de benodigde gegevens dus al bij de instelling aanwezig moeten zijn, zal uitstel slechts in uitzonderlijke gevallen worden toegekend.

Indien de ontbrekende gegevens niet binnen de gestelde termijn zijn ontvangen door DUO wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten. Hierover wordt u door DUO zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken bericht.

De (aangevulde) aanvraag wordt ter beoordeling voorgelegd aan de inspectie. Deze (integrale) beoordeling houdt in dat de aanvraag door de inspectie wordt getoetst op de kwalitatieve aspecten in de praktijk door middel van kwaliteitsonderzoeken. De inspectie brengt op basis van deze onderzoeken een advies aan DUO uit. De onderzoeken kunnen zowel dossieronderzoeken zijn als onderzoeken bij de instelling (op locatie). De inspectie bericht het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk indien een onderzoek op locatie noodzakelijk is. Na ontvangst van het advies beslist DUO vervolgens op de aanvraag.

Wanneer uit de marginale toets blijkt dat aanvulling van de aanvraag niet nodig is, wordt op basis van het ingevulde aanvraagformulier besloten over de gevraagde diploma-erkenning.

Zo spoedig mogelijk na ontvangst van de (aangevulde) aanvraag kunt u een besluit tegemoet zien. Indien in uitzonderlijke gevallen de aanvraag niet binnen de wettelijke termijn van drie maanden kan worden afgehandeld, kan deze termijn worden verlengd. Duo stelt u hiervan in voorkomende gevallen vóór het aflopen van de genoemde termijn op de hoogte, onder vermelding van de termijn waarbinnen u de beschikking tegemoet kunt zien. Deze verlenging is per geval verschillend, maar DUO streeft er naar de verlening tot een minimum te beperken.

Vanaf 1 februari 2012 kan een aanvraag worden ingediend. Aanvragen die vóór die datum zijn ingediend worden tot 1 februari 2012 aangehouden. Omdat met ingang van 1 augustus 2012 de beroepsgerichte kwalificatiestructuur geldt, moeten alle niet-bekostigde instellingen die al diploma’s toekennen aan beroepsopleidingen een nieuwe erkenning aanvragen. De verwachting is dan ook dat in het eerste kwartaal van 2012 een groot aantal aanvragen binnen zal komen. Gelet daarop is het raadzaam tijdig (uiterlijk 31 maart 2012) uw aanvraag in te dienen wanneer u vóór aanvang van het studiejaar 2012-2013 wilt beschikken over diploma-erkenning.

Instellingen, die beroepsopleidingen in de beroepsopleidende leerweg onder de werkingssfeer van de Wet op de studiefinanciering willen plaatsen, gebruiken daarvoor het formulier ‘Verklaring opleidingstraject voor toepassing wet op de studiefinanciering 2000’ (zie ook deel I, paragraaf 3).

2.2 Marginale toetsing

Om te borgen dat de kwaliteit van de betreffende opleiding van een voldoende niveau is maakt DUO een risicoanalyse. De inspectie kan DUO daarbij adviseren. Aan de hand van deze risicoanalyse wordt dan bezien of en zo ja, welke gegevens nog noodzakelijk zijn om op zorgvuldige wijze te kunnen besluiten over de aanvraag.

De risicoanalyse zal onder meer aan de hand van de volgende vragen plaatsvinden:

  • Is de opleiding al eerder erkend bij de instelling of diens rechtsvoorganger?

  • Is de afgelopen 6 maanden diploma-erkenning aangevraagd voor meer dan 15 opleidingen? Daarbij worden meegeteld de opleidingen in de huidige aanvraag. Niet worden meegeteld de opleidingen waarvoor al in de experimentele fase diploma-erkenning is verkregen en die daadwerkelijk worden verzorgd. Een opleiding wordt in elk geval niet verzorgd wanneer er geen deelnemers bij die opleiding zijn ingeschreven.

  • Worden de opleidingen waarvoor erkenning is verkregen in de experimentele fase ook daadwerkelijk verzorgd door de instelling? (deze vraag geldt vooral voor de aanvragen van al bestaande opleidingen en daartoe worden de deelnemersaantallen van de twee voorgaande studiejaren gevraagd bij de aanvraag)

  • Worden er op basis van toezichthistorie (eerdere inspectieonderzoeken, waarin zwakke en zeer zwakke opleidingen zijn geconstateerd dan wel opleidingen die niet voldoen aan de wettelijke bepalingen evenals signaleringen) door de inspectie risico’s verwacht?

  • Zijn er klachten over de instelling bekend?3

2.3 Nader in te dienen gegevens

Wanneer uit de risicoanalyse blijkt dat aanvullende gegevens noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag, wordt de aanvrager daarvan op de hoogte gesteld. Daarbij wordt meteen aangegeven welke aanvullende gegevens binnen twee weken ingediend moeten worden, zodat de aanvraag in behandeling kan worden genomen. De volgende gegevens kunnen worden opgevraagd:

  • a. een beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg (artikel 1.3.6 van de WEB, zie ook hieronder punt 2.3.2 ‘Beschrijving stelsel kwaliteitszorg’),

  • b. een beschrijving van de manier waarop de zorgplicht wordt nagekomen (art. 7.4.8 van de WEB),

  • c. een beschrijving van het onderwijs en de examens (zie hieronder punt 2.3.1 ‘Beschrijving van het onderwijs en examens’),

  • d. een model van de onderwijsovereenkomst, (artikel 8.1.3. van de WEB),

  • e. een model van de beroepspraktijkvormingsovereenkomst (BPV) (artikel 7.2.8 van de WEB), een beschrijving van de manier waarop de BPV wordt vormgegeven en een weergave van de verkenning en contacten met instellingen die als leerbedrijf gaan fungeren met namen en contactgegevens,

  • f. een deelnemersstatuut inclusief weergave van klachtenregeling en klachtencommissie met namen en contactgegevens,

  • g. wanneer van toepassing, de Verklaring opleidingstraject voor toepassing Wet op de Studiefinanciering 2000,

  • h. een afschrift van een uittreksel van de Kamer van Koophandel dan wel van de notariële akte van oprichting van de rechtspersoon.

2.3.1 Beschrijving van het onderwijs en de examens

In de beschrijving van het onderwijs en de examens gaat u in ieder geval in op de volgende onderdelen:

  • hoe er zorg voor wordt gedragen dat de opleidingen zodanig zijn ingericht dat de deelnemers de kwalificatie binnen de vastgestelde studieduur kunnen bereiken,

  • de studielast per studiejaar waarbij de verdeling in uren begeleide onderwijstijd (in instellingstijd verzorgd onderwijsprogramma), uren beroepspraktijkvorming en uren onbegeleide onderwijstijd (huiswerk etc.),

  • de studiegids of andersoortig document dat aan de deelnemers wordt verstrekt,

  • de inrichting van het onderwijsprogramma, met daarin per opleiding de voor die opleiding specifieke informatie,

  • de jaarplanning -voor zover van toepassing- waaruit blijkt op welke manier invulling wordt gegeven aan het wettelijk minimum aantal uren onderwijstijd,

  • de beschikbare en gehanteerde leer- en hulpmiddelen per opleiding,

  • de voor de deelnemers aan de opleiding geldende vooropleidingseisen,

  • de inrichting van het examenprogramma, met daarbij een overzicht van de kwalificerende toetsing, een beschrijving van het examenproces, het examenreglement en een beschrijving van de inrichting en werkwijze van de commissie van beroep voor de examens met namen en contactgegevens,

  • een beschrijving van de manier waarop verzuim en VSV zal worden geregistreerd en naar aanleiding daarvan een beschrijving van de verzuim- en meldprocedure met betrekking tot de deelnemers die (nog) vallen onder de kwalificatieplicht.

2.3.2 Beschrijving stelsel kwaliteitzorg

In de beschrijving van het stelsel van kwaliteitszorg (artikel 1.3.6 van de wet) geeft u in ieder geval aan:

  • op welke opleidingen het stelsel van toepassing zal zijn en welke methodes van kwaliteitszorg gehanteerd zullen worden,

  • of het stelsel in samenwerking met andere instellingen gebeurt,

  • de regelmaat waarmee de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs plaatsvindt,

  • welke instrumenten en ook welke criteria gehanteerd worden bij de beoordeling,

  • de kwalificaties van het personeel verbonden aan de opleiding en ook de maatregelen en instrumenten om de bekwaamheid van het personeel te onderhouden,

  • of en zo ja, welke onafhankelijke deskundigen zijn betrokken bij de beoordeling, op basis van welke deskundigheid deze deskundigen zijn betrokken, welke werkzaamheden zij verrichten en hoe vaak zij worden ingeschakeld,

  • met welke regelmaat het kwaliteitszorgverslag openbaar wordt gemaakt,

  • of voor wat betreft de examens het verslag jaarlijks wordt opgesteld,

  • waaruit de inhoud van voornoemd verslag bestaat.

Verder moet worden beschreven:

  • hoe deelnemers aan de opleidingen geïnformeerd worden over de consequenties (bv voor het verkrijgen van SF) van de deelname aan een niet bekostigde opleiding,

  • hoe deelnemers worden geïnformeerd over de mogelijke alternatieve wijze(n) waarop de opleiding kan worden afgerond wanneer deze te vroeg aan de betreffende instelling wordt beëindigd,

  • hoe de beschikbaarheid en kwaliteit van de huisvesting van de opleiding is georganiseerd en gegarandeerd.

Deel III Administratieve lasten

Bij de voorbereiding van deze aanvraagprocedure is getracht de administratieve lasten zo laag mogelijk te houden. De uitvoering van de aanvraagprocedure ligt bij DUO. De aanvraag wordt ingediend met het formulier ‘Verzoek om diploma-erkenning nieuwe instelling / opleiding buiten bestaand aanbod’ of het formulier ‘Verzoek om diploma-erkenning opleiding binnen bestaand aanbod’, afhankelijk van de situatie per instelling.

Per aanvraagformulier kan diploma-erkenning aangevraagd worden voor meerdere opleidingen. Wel dienen in dat geval per opleiding de benodigde gegevens ingezonden te worden. De aanvraag geldt ook als aanmelding van de diploma-erkenning van de betreffende opleiding(en) voor registratie in het centraal register beroepsopleidingen (crebo).

De aan de aanvraagprocedure verbonden administratieve lasten worden hieronder beschreven en gekwantificeerd.

Een beschrijving van de regeling voor het onderwijsprogramma en de examens dienen als bijlage te worden toegevoegd. Daarnaast moet het bevoegd gezag gegevens verschaffen waaruit blijkt dat het onderwijs van voldoende kwaliteit is of zal zijn.

Instellingen die nog niet eerder in het crebo zijn geregistreerd zijn onbekend bij het ministerie van OCW. Om te waarborgen dat deze instellingen de kwaliteit leveren die gesteld wordt aan beroepsopleidingen, is een integrale beoordeling van de opleiding(en) waarvoor diploma-erkenning wordt aangevraagd, noodzakelijk. Om die reden moeten bij een aanvraag van nieuwe instellingen extra gegevens gevoegd worden.

Bij bestaande instellingen die diploma-erkenning aanvragen voor een opleiding die past binnen het bestaande aanbod, wordt aan de hand van een risicoanalyse bepaald of een integrale toetsing nodig is. Omdat het ministerie beschikt over informatie van eenzelfde soort opleiding die de instelling reeds aanbiedt, kan de risicoanalyse plaatsvinden aan de hand van een marginale toetsing. Daartoe hoeft de instelling alleen het aanvraagformulier in te dienen.

Indien uit de risicoanalyse blijkt dat aanvullende gegevens noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag, wordt de aanvrager daarvan op de hoogte gesteld.

De instelling is verplicht mee te werken aan onderzoeken van de Inspectie van het Onderwijs.

Daarnaast geldt een meldingsplicht voor de instelling indien er wijzigingen plaatsvinden die betrekking hebben op de instelling of een opleiding, ook bij een fusie of overdracht van rechten.

De administratieve lasten voor de aanvragers zijn gekwantificeerd via het Standaard Kosten Model. De totale administratieve lasten voor alle aanvragen bedragen naar verwachting € 200.000. Bij deze inschatting is geen onderscheid gemaakt naar individuele instellingen. Het gaat om de totale lastendruk voor de niet-bekostigde instellingen voor het beroepsonderwijs, niet om de lastendruk op de afzonderlijke instellingen.

De directeur-generaal van de Dienst Uitvoering Onderwijs,

R.J.A. Kerstens.

BIJLAGE 1

BIJLAGE II


X Noot
1

De wetgever heeft bepaald dat bekostigde instellingen contractactiviteiten kunnen verrichten, bestaande uit werkzaamheden voor eigen rekening ten behoeve van derden. Deze activiteiten kunnen worden verricht indien zij verband houden met werkzaamheden waarvoor de instelling uit de openbare kas bekostigd wordt en voor zover de uitvoering van die werkzaamheden hierdoor niet wordt geschaad. Voor de activiteiten hoeft niet een separate diploma-erkenning aangevraagd te worden.

X Noot
2

Grondslag hiervoor is artikel 1.3.6. van de WEB (kwaliteitszorg) dat van toepassing is op het niet bekostigde onderwijs. Dit artikel is dus niet hetzelfde als de bevoegdheid- en bekwaamheidseisen die gesteld worden aan docenten en instructeurs

X Noot
3

Klachten worden op instellingsniveau meegenomen tenzij een klacht zeer specifiek over een bepaalde opleiding gaat en niet zozeer over de instelling zelf en diens handelen. In dat geval wordt de klacht alleen bij eenzelfde soort opleidingen meegenomen.

Naar boven