Besluit van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 13 december 2011, nr. DJZ/BR/1506-11, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor het Private Sector Investeringsprogramma (PSI 2012)

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

Gelet op artikel 6 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken1;

Gelet op artikel 7.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 20062;

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverlening op grond van artikel 7.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 gelden voor de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 voor het Private Sector Investeringsprogramma de in de bijlagen bij dit besluit opgenomen beleidsregels (Subsidiehandleiding PSI’).

Artikel 2

Voor subsidieverlening op grond van artikel 7.2 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 in het kader van het Private Sector Investeringsprogramma, geldt voor de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een subsidieplafond van EUR 90.000.000. Dit plafond geldt onder het voorbehoud dat de begrotingswetgever voldoende middelen ter beschikking stelt.

Artikel 3

  • 1. Het Private Sector Investeringsprogramma valt uiteen in twee deelprogramma’s, PSI Regulier (bijlage 1) en PSI Plus (bijlage 2). Voor beide deelprogramma’s geldt hetzelfde gezamenlijke subsidieplafond.

  • 2. Met het oog op een onderlinge afweging van de aanvragen en een spreiding van de werklast over het subsidietijdvak, wordt in twee beoordelingstijdvakken beslist over de verlening van subsidies. Aanvragen voor het eerste tijdvak kunnen worden ingediend tot uiterlijk 6 februari 2012, 15.00 uur. Voor het tweede tijdvak kan worden ingediend tot uiterlijk 20 augustus 2012, 15.00 uur.

Artikel 4

  • 1. In het eerste beoordelingstijdvak kunnen voor PSI Regulier en PSI Plus gezamenlijk verplichtingen worden aangegaan tot een maximum van EUR 45.000.000. Dit plafond geldt onder het voorbehoud dat de begrotingswetgever voldoende middelen ter beschikking stelt.

  • 2. Voor PSI in de Arabische regio (Algerije, Egypte, Irak, Jemen, Jordanië, Marokko, de Palestijnse gebieden en Tunesië) kunnen verplichtingen worden aangegaan tot een maximum van EUR 6.000.000. Voor alle overige PSI-landen kunnen verplichtingen worden aangegaan tot een maximum van EUR 39.000.000.

  • 3. Het subsidieplafond voor het tweede beoordelingstijdvak wordt voor aanvang van het desbetreffende tijdvak in de Staatscourant bekend gemaakt.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het geplaatst wordt en vervalt met ingang van 1 januari 2013.

Dit besluit zal met de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

namens deze:

De Plaatsvervangend Directeur-Generaal Internationale Samenwerking,

R. Swartbol.

BIJLAGE 1. SUBSIDIEHANDLEIDING PSI REGULIER

Private Sector Investeringsprogramma: deelprogramma PSI Regulier

1. Inhoud en inlichtingen

Het PSI-programma valt uiteen in twee deelprogramma’s, PSI Regulier en PSI Plus. Deze bijlage bevat de subsidiehandleiding voor PSI Regulier. PSI Regulier heeft betrekking op investeringen in 48 ontwikkelingslanden. Zie de landenlijst in Paragraaf 5.1 van deze bijlage. PSI Plus richt zich op Afghanistan, Burundi, Democratische Republiek Congo, Guatemala, Irak, Jemen, Pakistan, Palestijnse Gebieden, Sierra Leone en Zuid-Sudan. De handleiding van PSI Plus is opgenomen in bijlage 2.

De subsidiehandleiding maakt u wegwijs bij het aanvragen van subsidie in het kader van PSI Regulier. De subsidiehandleiding vormt tevens het formele kader voor de beoordeling van subsidieaanvragen. Het aanvraagformulier maakt integraal onderdeel uit van de subsidiehandleiding.

De subsidiehandleiding is als volgt ingedeeld. Paragraaf 2 bevat een algemene toelichting over de inhoud van het programma. Paragraaf 3 licht toe welke kosten subsidiabel zijn. Vervolgens wordt toegelicht aan welke criteria het voorstel dient te voldoen. Dit zijn de formele vereisten (Paragraaf 4), ingangscriteria (Paragraaf 5) en toetsingscriteria (Paragraaf 6). Ook treft u een beschrijving aan van de beoordelingsprocedure (Paragraaf 7) en enkele regels ten aanzien van de uitvoering (Paragraaf 8).

Appendix I bevat het aanvraagformulier en appendix II de begrippenlijst. De subsidiehandleiding, het aanvraagformulier, de begrippenlijst en aanvullende informatie kunt u downloaden van de website van Agentschap NL: www.agentschapnl.nl/PSI. Voor nadere inlichtingen kunt u zich wenden tot Agentschap NL, divisie NL EVD Internationaal, tel: 088-602 8513.

2. Algemeen

Doel: De doelstelling van PSI is het stimuleren van duurzame economische ontwikkeling door middel van het bevorderen van significant vernieuwende investeringen in de private sector in ontwikkelingslanden. Hiermee wordt beoogd een relevante en positieve bijdrage te leveren aan zelfredzaamheid en armoedevermindering door het creëren van economische bedrijvigheid, werkgelegenheid en inkomensverbetering.

Typering van een PSI-project: Een PSI-project is een investeringsproject dat wordt uitgevoerd door een Nederlandse (of buitenlandse) onderneming in samenwerking met een lokale onderneming in één van de ontwikkelingslanden waarvoor PSI is opengesteld. PSI subsidieert het project, dat bestaat uit zowel hardware (zoals machines) als technische assistentie (zoals training, projectmanagement).

Het project is significant vernieuwend voor het betreffende land. Het innovatieve karakter dient ten minste het type product of dienst, de productiemethode of de dienstverleningswijze te betreffen. PSI verkleint de risico's voor het lokale en het buitenlandse bedrijf die samen een dergelijke investering doen, door een financiële bijdrage in de investeringslasten. Het is de bedoeling dat na afloop van de projectperiode vervolginvesteringen worden gerealiseerd die leiden tot verdere groei van omzet en werkgelegenheid. Daarnaast dient het project commercieel haalbaar te zijn en positieve impact te hebben op de lokale economie.

Uitvoerder: De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken heeft de uitvoering van de subsidieregeling opgedragen aan Agentschap NL, divisie NL EVD Internationaal, de uitvoeringsorganisatie van de rijksoverheid voor internationaal ondernemen en samenwerken.

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO): De Nederlandse overheid hecht veel belang aan IMVO en verwacht dat PSI-projecten op dit gebied voorop lopen in het betreffende land en sector. Certificering, ook op sociaal gebied, is hierbij van belang. IMVO wordt integraal meegenomen in de beoordeling van de subsidieaanvraag. De aanvrager dient een goede reputatie te hebben op het gebied van MVO hetgeen blijkt uit een vastgelegd MVO-beleid voor de eigen onderneming dat de aanvrager al heeft, of binnen het eerste projectresultaat zal opleveren.

Van bedrijven die gebruik maken van PSI wordt geëist dat zij zorgen dat zij en hun eerste wezenlijke toeleverancier geen gebruik maken van kinderarbeid en ook geen andere fundamentele arbeidsnormen in het buitenland schenden.

3. Subsidiabele kosten

De PSI-subsidie bestaat uit een bijdrage in de kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van het project. Voor PSI Regulier is de bijdrage 50% van de subsidiabele kosten, met een maximumbijdrage van EUR 750.000. De kosten die voor subsidie in aanmerking komen bestaan uit:

  • kosten van duurzame kapitaalgoederen (hardware) die ingezet worden in het productieproces, met uitzondering van bestaande gebouwen en land.

  • kosten voor technische assistentie, zoals projectmanagement, training, advieskosten, certificering.

Op grond van artikel 9 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt de subsidie geweigerd indien de subsidie wordt aangevraagd na aanvang van de activiteiten. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat activiteiten die vóór de indiening van de aanvraag worden gemaakt ter voorbereiding van het project niet leiden tot weigering van de subsidie, maar dat de kosten daarvan niet voor subsidie in aanmerking komen. Het aanvraagformulier bevat een nadere toelichting op de subsidiabele en niet-subsidiabele kosten.

4. Formele vereisten

De aanvraag dient te voldoen aan onderstaande formele vereisten. Indien aan deze vereisten niet is voldaan, neemt Agentschap NL de aanvraag niet in behandeling.

  • 1. De aanvraag dient schriftelijk (1 origineel en 3 kopieën) en volledig te worden ingediend bij Agentschap NL conform het aanvraagformulier in appendix I.

  • 2. De aanvraag dient tijdig te zijn ingediend. De uiterlijke indieningsdatum voor de eerste beoordelingsronde is maandag 6 februari 2012, 15.00 uur. De uiterlijke indieningsdatum voor de tweede beoordelingsronde is maandag 20 augustus 2012, 15.00 uur.

  • 3. Het adres waar de aanvraag dient te worden ingediend is:

    Bezoekadres

    Postadres

    Agentschap NL, t.a.v. PSI

    Agentschap NL, t.a.v. PSI

    Prinses Beatrixlaan 2

    Postbus 93144

    Den Haag

    2509 AC Den Haag

  • 4. Tegelijkertijd moet een elektronische kopie worden ingeleverd op een digitaal opslagmedium met USB-poort (USB-stick).

  • 5. Het formulier dient voorzien te zijn van de naam van de aanvrager. Een tekenbevoegde vertegenwoordiger van de aanvrager dient het formulier te ondertekenen.

  • 6. Naast de aanvrager dient de lokale partner het projectvoorstel mede te ondertekenen. De lokale partner geeft hiermee aan bekend te zijn met de inhoud van de aanvraag en zich in te zetten voor de succesvolle uitvoering van het project. Overigens is uitsluitend de aanvrager de subsidieontvanger, indien de aanvraag is goedgekeurd. Dat betekent dat alle verplichtingen op de aanvrager rusten, onverschillig wie de uitvoering ter hand neemt.

  • 7. De aanvrager en lokale partner dienen te verklaren dat zij bekend zijn met de OESO-Richtlijnen voor multinationale bedrijven met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen, de ILO-Verklaring inzake fundamentele rechten en principes voor werk en de VN-Conventie over Biologische Diversiteit en dat ze hiernaar zullen handelen. Informatie over deze documenten staat op de website van Agentschap NL (www.agentschapnl.nl/psi).

  • 8. De aanvraag dient in de Engelse taal gesteld te zijn.

5. Ingangscriteria

Een aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien aan onderstaande ingangscriteria niet is voldaan:

  • 1. Landen:

    • De aanvraag dient betrekking te hebben op een investering in één van de volgende 48 landen: Albanië, Algerije, Angola, Armenië, Bangladesh, Benin, Bolivia, Bosnië-Herzegovina, Burkina Faso, Cambodja, Colombia, Djibouti, Egypte, Ethiopië, Filippijnen, Gambia, Georgië, Ghana, Indonesië, Jordanië, Kaapverdië, Kenia, Kosovo, Laos, Macedonië, Madagaskar, Malawi, Mali, Marokko, Moldavië, Mongolië, Mozambique, Nepal, Nicaragua, Nigeria, Peru, Rwanda, Senegal, Sri Lanka, Sudan, Suriname, Tanzania, Thailand, Tunesië, Uganda, Vietnam, Zambia en Zuid-Afrika.

  • 2. Aanvrager:

    Subsidie kan alleen worden aangevraagd door:

    • een in Nederland gevestigde onderneming die is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

      óf

      een in het buitenland gevestigde onderneming indien de aanvraag betrekking heeft op een project in een van de volgende 24 landen: Angola, Bangladesh, Benin, Bolivia, Burkina Faso, Cambodja, Djibouti, Ethiopië, Gambia, Ghana, Laos, Madagaskar, Malawi, Mali, Mozambique, Nepal, Nicaragua, Rwanda, Senegal, Sudan, Tanzania, Uganda, Zambia en Zuid-Afrika. De onderneming dient te zijn geregistreerd bij de lokale Kamer van Koophandel (of vergelijkbare instantie) en mag niet gevestigd zijn in het land waarop de aanvraag betrekking heeft.

    • De aanvrager mag op het moment van indiening niet meer dan één PSI- of PSOM-project in uitvoering hebben en mag niet meer dan één aanvraag per tender indienen.

  • 3. Samenwerkingsverband en lokale partner:

    • De aanvrager dient het project uit te voeren samen met een lokale partner.

    • De lokale partner is een onderneming in het land waar het project plaatsvindt en is geregistreerd bij de lokale Kamer van Koophandel (of vergelijkbare instantie). Overheidsorganisaties mogen niet meer dan 25% van het eigendom van deze onderneming in bezit hebben. Deze eis geldt niet voor Vietnam.

    • Het samenwerkingsverband van aanvrager en lokale partner heeft niet eerder PSI-subsidie ontvangen of een PSOM-project uitgevoerd.

  • 4. Projectduur, projectomvang en cofinanciering:

    • De projectduur is 30 maanden. Voor seizoensafhankelijke projecten (visserij-, land-, tuin- en bosbouwprojecten) is de projectduur 36 maanden.

    • De subsidie voor PSI bestaat uit een vergoeding van 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van EUR 750.000. Het maximale projectbudget bedraagt EUR 1.500.000.

    • Cofinanciering van het project door andere programma’s van de Nederlandse overheid of van andere overheden is niet toegestaan. De aanvrager moet cofinanciering door andere niet-commerciële partijen in zijn aanvraag vermelden. De PSI-bijdrage in combinatie met financiële bijdragen van andere niet-commerciële partijen mag niet meer dan 80% van het projectbudget bedragen.

6. Toetsingscriteria

Wanneer aan de hiervoor genoemde formele vereisten en ingangscriteria is voldaan, beoordeelt Agentschap NL de aanvraag op basis van de toetsingscriteria hieronder. In het aanvraagformulier worden deze criteria nader toegelicht.

  • 1. Partners en eerste toeleverancier:

    • a. De aanvrager en de lokale partner moeten reeds bestaande ondernemingen zijn met substantiële economische activiteiten.

    • b. Het projectvoorstel moet logisch voortvloeien uit de huidige activiteiten (core business) en strategie van de aanvrager en de lokale partner;

    • c. De partners moeten beschikken over de nodige kennis en ervaring om het project tot een succes te maken.

    • d. De partners moeten een samenwerkingsverband aangaan voor de lange termijn. Dit betreft veelal een joint venture.

    • e. De partners moeten laten zien over voldoende financiële middelen te beschikken om de eigen bijdrage en het werkkapitaal te kunnen financieren voor het project. Enkele richtlijnen die Agentschap NL hiervoor hanteert staan vermeld in het aanvraagformulier. Wanneer sprake is van een joint venture dient de eigen bijdrage in redelijke verhouding te staan tot het eigendomspercentage van elk van de partners.

    • f. De voorkeur gaat uit naar MKB-bedrijven.

    • g. De voorkeur gaat uit naar een lokale partner die direct of indirect in handen is van personen met de lokale nationaliteit en die geen eigendomsrelatie heeft met de aanvrager. In de Arabische regio gaat de voorkeur bovendien uit naar vrouwelijke ondernemers en jonge ondernemers (jonger dan 35 jaar).

    • h. De voorkeur gaat uit naar aanvragers die nog niet eerder een PSOM- of PSI-project hebben uitgevoerd.

    • i. De aanvrager dient een goede reputatie te hebben op het gebied van MVO. Hiertoe dient de aanvrager bij de aanvraag een vastgelegd MVO-beleid van de eigen onderneming te overleggen. Indien er geen vastgelegd MVO-beleid van de eigen onderneming beschikbaar is op het moment van de aanvraag dan dient de aanvrager dit alsnog op te leveren binnen het eerste projectresultaat.

    • j. De partners en de eerste wezenlijke toeleverancier maken geen gebruik van kinderarbeid en/of dwangarbeid, noch voor het project waar de aanvraag betrekking op heeft, noch voor andere activiteiten. Indien de eerste wezenlijke toeleverancier nog niet bekend is dan dient de aanvrager binnen het eerste projectresultaat de eerste wezenlijke toeleverancier alsnog te identificeren en zich te vergewissen dat die geen gebruik maakt van kinderarbeid en/of dwangarbeid.

  • 2. Project:

    Commercieel plan

    • a. Er moet een aantoonbare markt zijn voor de producten of diensten die het project voortbrengt.

    • b. De voorgestelde activiteit moet significant vernieuwend zijn voor het land waar het project wordt uitgevoerd. De vernieuwing dient ten minste het type product of dienst, de productiemethode of de dienstverleningswijze te betreffen. Met deze vernieuwende projecten wordt beoogd om onderontwikkelde economieën te helpen ontwikkelen. De aanvraag wordt afgewezen indien het project leidt tot marktverstoring in de betreffende sector in het projectland.

    • c. Het projectvoorstel moet een realistische analyse van de bedrijfsrisico’s en mitigerende maatregelen bevatten.

    Operationeel plan

    • d. Het operationeel plan dient duidelijk en logisch beschreven te zijn en concrete resultaten te bevatten. Deze moeten voldoende specifiek, meetbaar en realiseerbaar zijn.

    • e. De capaciteit van de hardware die wordt aangeschaft dient in verhouding te staan tot de beoogde productie aan het eind van het project.

    • f. Het project zelf dient van bescheiden omvang te zijn, zodat het leidt tot vervolginvesteringen. Hiermee wordt het opstartkarakter ('pilot') benadrukt;

    • g. De technologie die wordt gebruikt dient commercieel bewezen te zijn. PSI is niet bedoeld voor technologieontwikkeling.

    • h. Het operationeel plan dient een relevant en kwalitatief voldoende trainingsprogramma te bevatten voor personeel en belangrijke partijen in de keten.

    • i. Het operationeel plan dient voldoende de uitgangspunten van IMVO te reflecteren en hier ook resultaten op te benoemen (voorbeelden per sector zijn te vinden op www.agentschapnl.nl/PSI).

    • j. Het projectbudget moet in verhouding staan tot de beschreven resultaten.

    Financieel plan

    • k. Uit de cijfers moet blijken dat de activiteit commercieel haalbaar is. Het project moet uiteindelijk leiden tot een winstgevende onderneming.

    • l. Het kasstroomoverzicht moet helder zijn en logisch voortvloeien uit het commerciële en operationele plan. Vervolginvesteringen dienen niet meegenomen te worden in dit overzicht.

    • m. Financiering van de voorgestelde activiteit anders dan in het kader van PSI is niet mogelijk. Banken, andere financiële instellingen en private bronnen zijn niet bereid het project te financieren vanwege de hoge risico’s. Het project komt ook niet in aanmerking voor financiering uit andere Nederlandse of internationale instrumenten.

  • 3. Impact:

    Op de onderneming:

    • a. Het project heeft de potentie om na afloop door te groeien, waarbij significante vervolginvesteringen en extra omzet worden gerealiseerd.

    • b. Het project leidt tot de creatie van duurzame werkgelegenheid, waarbij goede beloning en werkomstandigheden in acht worden genomen. In de Arabische regio gaat de voorkeur uit naar creatie van werkgelegenheid voor jonge werknemers (jonger dan 25 jaar) en vrouwelijke werknemers.

    • c. Het project moet het kennisniveau van lokale werknemers, management of toeleveranciers verhogen en nieuwe vaardigheden overdragen.

    Op de keten:

    • d. Het project heeft bij voorkeur positieve lange termijn effecten voor de keten zoals contractboeren, toeleveranciers, klanten en consumenten (bijvoorbeeld door kennisdelen, toename van omzet en door toegenomen kwaliteit van het eindproduct).

    Op de sector:

    • e. Het project heeft bij voorkeur een positief lange termijn effect op stakeholders in de sector, waaronder andere bedrijven, associaties en kennisinstellingen (bijvoorbeeld door kennisdelen of door de introductie van standaarden). De voorkeur gaat uit naar projecten die een positieve impact hebben op voedselzekerheid en/of de beschikbaarheid van water.

    Op de samenleving:

    • f. Het project heeft bij voorkeur een positief effect op het milieu. Het mag in ieder geval niet milieubelastend zijn.

    • g. Het project heeft bij voorkeur een positief effect op de positie van vrouwen, in het bijzonder in managementposities. De positie van vrouwen mag in ieder geval niet verslechteren.

    • h. Het project heeft bij voorkeur een positieve impact op de lokale gemeenschap in de omgeving van het project, door middel van verbeteringen van de lokale infrastructuur, gezondheidszorg, onderwijs, infrastructuur, kinderopvang, sport.

    • i. Het project heeft bij voorkeur een positieve lange termijn effect op de lokale en/of nationale overheid, bijvoorbeeld door het genereren van belastinginkomsten, positieve invloed op de handelsbalans of omdat het leidt tot ontwikkeling van de lokale regelgeving.

7. Beoordelingsprocedure

Stap 1. Formele vereisten: Agentschap NL neemt de aanvraag in behandeling wanneer aan de formele vereisten (Paragraaf 4) is voldaan. Indien de subsidieaanvraag op één of meer onderdelen onvolledig is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag alsnog te completeren binnen 7 kalenderdagen nadat Agentschap NL de aanvrager van de onvolledigheid in kennis heeft gesteld. Wanneer niet correct of niet tijdig is hersteld, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Stap 2. Ingangscriteria: Vervolgens stelt Agentschap NL vast of de aanvraag voldoet aan alle ingangscriteria (Paragraaf 5). Indien aan één of meerdere van deze criteria niet is voldaan wordt de aanvraag afgewezen.

Stap 3. Toetsingscriteria: Agentschap NL beoordeelt daarna de aanvraag inhoudelijk en financieel op basis van de toetsingscriteria (Paragraaf 6). Indien het voorstel onvoldoende scoort op één of meerdere onderdelen, wordt de aanvraag afgewezen.

Stap 4. Rangschikking: Agentschap NL maakt twee rangschikkingen van de positief beoordeelde voorstellen. Eén rangschikking is voor de Arabische regio (Algerije, Egypte, Irak, Jemen, Jordanië, Marokko, de Palestijnse Gebieden en Tunesië). De andere rangschikking is voor de overige PSI-landen. De rangschikkingen worden bepaald door een score die is gebaseerd op alle toetsingscriteria (Paragraaf 6).

Het in de Staatscourant gepubliceerde budget per ronde wordt toegewezen aan de positief beoordeelde PSI Regulier en PSI Plus aanvragen in de orde van de rangschikkingen tot het budget uitgeput is. Het is dus mogelijk dat een project voldoende scoort en toch wordt afgewezen, omdat het budget van die ronde niet toereikend is.

Stap 5. Externe adviescommissie: Agentschap NL legt de inhoudelijke beoordeling en de rangschikking ter toetsing voor aan een externe Adviescommissie die is aangesteld door de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. Dit is de Adviescommissie Private Sector Investeringsprogramma (APSI). De commissie bestaat uit tenminste drie leden die worden benoemd door de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. De leden van de commissie zijn deskundig op het terrein waarop de commissie een taak heeft en zijn niet werkzaam bij het ministerie van Buitenlandse Zaken of bij Agentschap NL. De commissie geeft een positief of negatief advies bij elk voorstel. In beginsel volgt Agentschap NL het advies van de commissie op.

Verificatie: Agentschap NL kan het projectvoorstel gedurende de procedure voor advies voorleggen aan de Nederlandse ambassade in het betreffende land en aan een extern expert. Tevens is het mogelijk dat een vertegenwoordiger van Agentschap NL een bedrijfsbezoek aflegt bij de aanvrager en eventueel naar het land zelf reist om informatie in te winnen bij de lokale partner. Ook kan een extern bureau in opdracht van Agentschap NL een onderzoek uitvoeren naar de aanvrager, de lokale partner of naar de eerste wezenlijke toeleverancier van het project.

Indien noodzakelijk voor de beoordeling kan Agentschap NL zelfstandig contact opnemen met de projectpartners en hen vragen om een nadere toelichting.

8. Subsidieverlening en uitvoering

Subsidieverlening: Binnen 13 weken na de sluitingsdatum van het betreffende tijdvak zal Agentschap NL beslissen over de subsidieaanvraag. Deze termijn kan worden verlengd tot maximaal 22 weken.

Voortgangsrapportages: De subsidieontvanger dient eenmaal per 12 maanden te rapporteren over de gerealiseerde activiteiten en kosten. Het bereiken van Resultaat 1 is essentieel voor de verdere uitvoering van het subsidieproject. Indien Resultaat 1 niet, niet tijdig of niet volledig is gerealiseerd, kan dit gevolgen hebben voor continuering van de subsidieverstrekking en kan de subsidiebeschikking worden gewijzigd of zelfs worden ingetrokken. De eerste voortgangsrapportage wordt daarom ingediend binnen 4 weken na afloop van de termijn voor het realiseren van Resultaat 1.

De termijn voor het indienen van de daaropvolgende voortgangsrapportages is telkens 12 maanden na de termijn voor het indienen van de vorige voortgangsrapportage, met dien verstande dat in het laatste jaar van het subsidietijdvak de eindrapportage in de plaats treedt van de voortgangsrapportage. De rapportages dienen in het Engels te worden opgesteld volgens het beschikbaar gestelde model (zie www.agentschapnl.nl/PSI).

Meldingsplicht: De subsidieontvanger is verplicht onverwijld een schriftelijke melding te doen, zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, dan wel hij niet aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden zal voldoen.

Voorschotten: Bij de subsidieverstrekking zal worden bepaald op welke wijze bevoorschotting plaatsvindt. Gedurende het project bedragen de voorschotten in totaal niet meer dan 90% van de verstrekte subsidie. Het bevoorschottingsschema kan worden aangepast in het licht van de door de subsidieontvanger verstrekte geactualiseerde liquiditeitsprognoses.

Subsidievaststelling: De aanvrager moet binnen twee maanden na afronding van de activiteiten de inhoudelijke en financiële eindrapportage aanleveren. Deze eindrapportage dient te worden ingediend overeenkomstig het beschikbaar gestelde model (zie www.agentschapnl.nl/PSI).

Agentschap NL beslist binnen 13 weken over de subsidievaststelling. Een fysieke inspectie ter plaatse kan onderdeel uitmaken van de beoordeling van de aanvraag tot subsidievaststelling. In dat geval kan Agentschap NL de beslistermijn verlengen tot 22 weken.

Spin-off fase: De spin-off fase is de periode van twee jaar na subsidievaststelling. Gedurende deze periode is de subsidieontvanger verplicht om een redelijke financiële investering in de joint venture te doen.

Informatie na vaststelling: Tot 24 maanden na vaststelling van de subsidie kan Agentschap NL de aanvrager verzoeken informatie te verstrekken over de impact van het project.

9. Appendices

  • I Aanvraagformulier en model projectvoorstel PSI Regulier (te downloaden via www.agentschapnl.nl/PSI)

  • II Begrippenlijst PSI Regulier (te downloaden via www.agentschapnl.nl/PSI)

BIJLAGE 2. SUBSIDIEHANDLEIDING PSI PLUS

Private Sector Investeringsprogramma: deelprogramma PSI Plus

1. Inhoud en inlichtingen

Het PSI-programma valt uiteen in twee deelprogramma’s, PSI Regulier en PSI Plus. Deze bijlage bevat de subsidiehandleiding voor PSI Plus. PSI Plus heeft betrekking op Afghanistan, Burundi, Democratische Republiek Congo, Guatemala, Irak, Jemen, Pakistan, de Palestijnse Gebieden, Sierra Leone en Zuid-Sudan. PSI Regulier richt zich op 48 andere landen in Afrika, Azië, Latijns-Amerika en Midden en Oost Europa. De handleiding van PSI Regulier is opgenomen in bijlage 1.

De subsidiehandleiding maakt u wegwijs bij het aanvragen van subsidie in het kader van PSI Plus. De subsidiehandleiding vormt tevens het formele kader voor de beoordeling van subsidieaanvragen. Het aanvraagformulier maakt integraal onderdeel uit van de subsidiehandleiding.

De subsidiehandleiding is als volgt ingedeeld. Paragraaf 2 bevat een algemene toelichting over de inhoud van het programma. Paragraaf 3 licht toe welke kosten subsidiabel zijn. Vervolgens wordt toegelicht aan welke criteria het voorstel dient te voldoen. Dit zijn de formele vereisten (paragraaf 4), ingangscriteria (paragraaf 5) en toetsingscriteria (paragraaf 6). Ook treft u een beschrijving aan van de beoordelingsprocedure (Paragraaf  ) en enkele regels ten aanzien van de uitvoering (paragraaf 8).

Appendix I bevat het aanvraagformulier en appendix II de begrippenlijst. De subsidiehandleiding, het aanvraagformulier, de begrippenlijst en aanvullende informatie kunt u downloaden van de website van Agentschap NL: www.agentschapnl.nl/PSI. Voor nadere inlichtingen kunt u zich wenden tot Agentschap NL, divisie NL EVD Internationaal, tel: 088-602 8513.

2. Algemeen

Doel: De doelstelling van PSI is het stimuleren van duurzame economische ontwikkeling door middel van het bevorderen van significant vernieuwende investeringen in de private sector in ontwikkelingslanden. Hiermee wordt beoogd een relevante en positieve bijdrage te leveren aan zelfredzaamheid en armoedevermindering door het creëren van economische bedrijvigheid, werkgelegenheid en inkomensverbetering.

Typering van een PSI-project: Een PSI-project is een investeringsproject dat wordt uitgevoerd door een Nederlandse (of buitenlandse) onderneming in samenwerking met een lokale onderneming in één van de ontwikkelingslanden waarvoor PSI is opengesteld. PSI subsidieert het project, dat bestaat uit zowel hardware (zoals machines) als technische assistentie (zoals training, projectmanagement).

Het project is significant vernieuwend voor het betreffende land. Het innovatieve karakter dient ten minste het type product of dienst, de productiemethode of de dienstverleningswijze te betreffen. PSI verkleint de risico's voor het lokale en het buitenlandse bedrijf die samen een dergelijke investering doen, door een financiële bijdrage in de investeringslasten. Het is de bedoeling dat na afloop van de projectperiode vervolginvesteringen worden gerealiseerd die leiden tot verdere groei van omzet en werkgelegenheid. Daarnaast dient het project commercieel haalbaar te zijn en positieve impact te hebben op de lokale economie.

Uitvoerder: De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken heeft de uitvoering van de subsidieregeling opgedragen aan Agentschap NL, divisie NL EVD Internationaal, de uitvoeringsorganisatie van de rijksoverheid voor internationaal ondernemen en samenwerken.

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO): De Nederlandse overheid hecht veel belang aan IMVO en verwacht dat PSI-projecten op dit gebied voorop lopen in het betreffende land en sector. Certificering, ook op sociaal gebied, is hierbij van belang. IMVO wordt integraal meegenomen in de beoordeling van de subsidieaanvraag. De aanvrager dient een goede reputatie te hebben op het gebied van MVO hetgeen blijkt uit een vastgelegd MVO-beleid voor de eigen onderneming dat de aanvrager al heeft, of binnen het eerste projectresultaat zal opleveren.

Van bedrijven die gebruik maken van PSI wordt geëist dat zij zorgen dat zij en hun eerste wezenlijke toeleverancier geen gebruik maken van kinderarbeid en ook geen andere fundamentele arbeidsnormen in het buitenland schenden.

3. Subsidiabele kosten

De PSI-subsidie bestaat uit een bijdrage in de kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van het project. Voor PSI Plus is de bijdrage 60% van de subsidiabele kosten, met een maximumbijdrage van EUR 900.000. De kosten die voor subsidie in aanmerking komen bestaan uit:

  • kosten van duurzame kapitaalgoederen (hardware) die ingezet worden in het productieproces, met uitzondering van bestaande gebouwen en land;

  • kosten voor technische assistentie, zoals projectmanagement, training, advieskosten, certificering;

  • kosten voor de beveiliging.

Tevens kunnen de premiekosten voor een verzekering onder MIGA SIP voor schade als gevolg van (burger)oorlog, onlusten, onteigening en beperkingen in de uitvoer van valuta voor een periode van 3 jaar worden vergoed. Zie ook www.miga.org/sip.

Op grond van artikel 9 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt de subsidie geweigerd indien de subsidie wordt aangevraagd na aanvang van de activiteiten. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat activiteiten die vóór de indiening van de aanvraag worden gemaakt ter voorbereiding van het project niet leiden tot weigering van de subsidie, maar dat de kosten daarvan niet voor subsidie in aanmerking komen. Het aanvraagformulier bevat een nadere toelichting op de subsidiabele en niet-subsidiabele kosten.

4. Formele vereisten

De aanvraag dient te voldoen aan onderstaande formele vereisten. Indien aan deze vereisten niet is voldaan, neemt Agentschap NL de aanvraag niet in behandeling.

  • 1. De aanvraag dient schriftelijk (1 origineel en 3 kopieën) en volledig te worden ingediend bij Agentschap NL conform het aanvraagformulier in appendix I.

  • 2. De aanvraag dient tijdig te zijn ingediend. De uiterlijke indieningsdatum voor de eerste beoordelingsronde is maandag 6 februari 2012, 15.00 uur. De uiterlijke indieningsdatum voor de tweede beoordelingsronde is maandag 20 augustus 2012, 15.00 uur.

  • 3. Het adres waar de aanvraag dient te worden ingediend is:

    Bezoekadres

    Postadres

    Agentschap NL, t.a.v. PSI

    Agentschap NL, t.a.v. PSI

    Prinses Beatrixlaan 2

    Postbus 93144

    Den Haag

    2509 AC Den Haag

  • 4. Tegelijkertijd moet een elektronische kopie worden ingeleverd op een digitaal opslagmedium met USB-poort (USB-stick).

  • 5. Het formulier dient voorzien te zijn van de naam van de aanvrager. Een tekenbevoegde vertegenwoordiger van de aanvrager dient het formulier te ondertekenen.

  • 6. Naast de aanvrager dient de lokale partner het projectvoorstel mede te ondertekenen. De lokale partner geeft hiermee aan bekend te zijn met de inhoud van de aanvraag en zich in te zetten voor de succesvolle uitvoering van het project. Overigens is uitsluitend de aanvrager de subsidieontvanger, indien de aanvraag is goedgekeurd. Dat betekent dat alle verplichtingen op de aanvrager rusten, onverschillig wie de uitvoering ter hand neemt.

  • 7. De aanvrager en lokale partner dienen te verklaren dat zij bekend zijn met de OESO-Richtlijnen voor multinationale bedrijven met betrekking tot maatschappelijk verantwoord ondernemen, de ILO-Verklaring inzake fundamentele rechten en principes voor werk en de VN-Conventie over Biologische Diversiteit en dat ze hiernaar zullen handelen. Informatie over deze documenten staat op de website van Agentschap NL (www.agentschapnl.nl/psi).

  • 8. De aanvraag dient in de Engelse taal gesteld te zijn.

5. Ingangscriteria

Een aanvraag wordt in ieder geval afgewezen indien aan onderstaande ingangscriteria niet is voldaan:

  • 1. Landen:

    Voor subsidie onder het PSI Plus komen alleen voorstellen in aanmerking voor de volgende 10 landen: Afghanistan, Burundi, Democratische Republiek Congo, Guatemala, Jemen, Irak, de Palestijnse Gebieden, Sierra Leone, Pakistan en Zuid-Sudan.

  • 2. Aanvrager PSI Plus:

    Subsidie kan alleen worden aangevraagd door:

    • een in Nederland gevestigde onderneming die is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

      óf

      een in het buitenland gevestigde onderneming die als zodanig is geregistreerd bij de lokale Kamer van Koophandel (of vergelijkbare instantie) en niet is gevestigd is in het land waarop de aanvraag betrekking heeft.

      óf

      een aan een onderneming gelieerde stichting (‘corporate foundation’). Deze stichting dient als zodanig geregistreerd te zijn bij de Kamer van Koophandel of een vergelijkbare instantie.

    • én deze onderneming dient ten minste twee jaar te bestaan.

    • De aanvrager mag op het moment van indiening niet meer dan één PSI- of PSOM-project in uitvoering hebben en mag niet meer dan één aanvraag per tender indienen.

  • 3. Samenwerkingsverband:

    • De aanvrager dient het project uit te voeren samen met een lokale partner. Deze lokale partner is:

      een onderneming in het land waar het project wordt gevestigd en is als zodanig geregistreerd bij de lokale kamer van Koophandel (of vergelijkbare instantie). Overheidsorganisaties mogen niet meer dan 25% van het eigendom van deze onderneming in bezit hebben.

      óf

      een natuurlijke persoon in bezit van de nationaliteit van het land waar het project wordt gevestigd.

    • Het samenwerkingsverband van aanvrager en lokale partner heeft niet eerder PSI-subsidie ontvangen of een PSOM-project uitgevoerd.

  • 4. Projectduur, projectomvang en cofinanciering:

    • De projectduur is 30 maanden. Voor seizoensafhankelijke projecten (visserij-, land-, tuin- en bosbouwprojecten) is de projectduur 36 maanden.

    • De subsidie voor PSI Plus bestaat uit een vergoeding van 60% van de subsidiabele kosten tot een maximum van EUR 900.000. Het maximale projectbudget bedraagt EUR 1.500.000. Dit is exclusief de eventuele verzekeringskosten voor MIGA SIP.

    • Cofinanciering van het project door andere programma’s van de Nederlandse overheid of van andere overheden is niet toegestaan. De aanvrager moet cofinanciering door andere niet-commerciële partijen in zijn aanvraag vermelden. De PSI-bijdrage in combinatie met financiële bijdragen van andere niet-commerciële partijen mag niet meer dan 80% van het projectbudget bedragen.

6. Toetsingscriteria

Wanneer aan de hiervoor genoemde formele vereisten en ingangscriteria is voldaan, beoordeelt Agentschap NL de aanvraag op basis van de toetsingscriteria hieronder. In het aanvraagformulier worden deze criteria nader toegelicht.

  • 1. Partners en eerste toeleverancier:

    • a. De aanvrager moet een reeds bestaande onderneming of ‘corporate foundation’ zijn met substantiële economische activiteiten.

    • b. Het projectvoorstel moet logisch voortvloeien uit de huidige activiteiten (core business) en strategie van de aanvrager en de lokale partner.

    • c. De partners moeten beschikken over de nodige kennis en ervaring om het project tot een succes te maken.

    • d. De partners moeten een samenwerkingsverband aangaan voor de lange termijn. Dit betreft veelal een joint venture. Wanneer de lokale partner een natuurlijk persoon is, is de oprichting van een joint venture in de beginfase van het project verplicht.

    • e. De partners moeten laten zien over voldoende financiële middelen te beschikken om de eigen bijdrage en het werkkapitaal te kunnen financieren voor het project. Enkele richtlijnen die Agentschap NL hiervoor hanteert staan vermeld in het aanvraagformulier. Wanneer sprake is van een joint venture dient de eigen bijdrage in redelijke verhouding te staan tot het eigendomspercentage van elk van de partners.

    • f. De voorkeur gaat uit naar MKB-bedrijven.

    • g. De voorkeur gaat uit naar een lokale partner die direct of indirect in handen is van personen met de lokale nationaliteit en die geen eigendomsrelatie hebben met de aanvrager. In de Arabische regio gaat de voorkeur bovendien uit naar vrouwelijke ondernemers en jonge ondernemers (jonger dan 35 jaar).

    • h. De voorkeur gaat uit naar aanvragers die nog niet eerder een PSOM of PSI-project hebben uitgevoerd.

    • i. De aanvrager dient een goede reputatie te hebben op het gebied van MVO. Hiertoe dient de aanvrager bij de aanvraag een vastgelegd MVO-beleid van de eigen onderneming te overleggen. Indien er geen vastgelegd MVO-beleid van de eigen onderneming beschikbaar is op het moment van de aanvraag dan dient de aanvrager dit alsnog op te leveren binnen het eerste projectresultaat.

    • j. De partners en de eerste wezenlijke toeleverancier maken geen gebruik van kinderarbeid en/of dwangarbeid, noch voor het project waar de aanvraag betrekking op heeft, noch voor andere activiteiten. Indien de eerste wezenlijke toeleverancier nog niet bekend is dan dient de aanvrager binnen het eerste project resultaat de eerste wezenlijke toeleverancier alsnog te identificeren en zich te vergewissen dat die geen gebruik maakt van kinderarbeid en/of dwangarbeid.

  • 2. Project:

    Commercieel plan

    • a. Er moet een aantoonbare markt zijn voor de producten of diensten die het project voortbrengt.

    • b. De voorgestelde activiteit moet significant vernieuwend zijn voor het land waar het project wordt uitgevoerd. De vernieuwing dient ten minste het type product of dienst, de productiemethode of de dienstverleningswijze betreffen. Met deze vernieuwende projecten wordt beoogd om onderontwikkelde economieën te helpen ontwikkelen. De aanvraag wordt afgewezen indien het project leidt tot marktverstoring in de betreffende sector in het projectland.

    • c. Het projectvoorstel moet een realistische analyse van de bedrijfsrisico’s en mitigerende maatregelen bevatten.

    • d. Daarnaast moet een overzicht worden gegeven van de veiligheidsrisico’s en de risico’s ten aanzien van de politiek en sociaaleconomische situatie in het betreffende land.

    Operationeel plan

    • d. Het operationeel plan dient duidelijk en logisch beschreven te zijn en concrete resultaten te bevatten. Deze moeten voldoende specifiek, meetbaar en realiseerbaar zijn.

    • e. De capaciteit van de hardware die wordt aangeschaft dient in verhouding te staan tot de beoogde productie aan het eind van het project.

    • f. Het project zelf dient van bescheiden omvang te zijn, zodat het leidt tot vervolginvesteringen. Hiermee wordt het opstartkarakter ('pilot') benadrukt.

    • g. De technologie die wordt gebruikt dient commercieel bewezen te zijn. PSI is niet bedoeld voor technologieontwikkeling.

    • h. Het operationeel plan dient een relevant en kwalitatief voldoende trainingsprogramma te bevatten voor personeel en belangrijke partijen in de keten.

    • i. Het operationeel plan dient voldoende de uitgangspunten van IMVO te reflecteren en hier ook resultaten op te benoemen (voorbeelden per sector zijn te vinden op www.agentschapnl.nl/PSI).

    • j. Het projectbudget moet in verhouding staan tot de beschreven resultaten.

    Financieel plan

    • k. Uit de cijfers moet blijken dat de activiteit commercieel haalbaar is. Het project moet uiteindelijk leiden tot een winstgevende onderneming.

    • l. Het kasstroomoverzicht moet helder zijn en logisch voortvloeien uit het commerciële en operationele plan. Vervolginvesteringen dienen niet meegenomen te worden in dit overzicht.

    • m. Financiering van de voorgestelde activiteit anders dan in het kader van PSI is niet mogelijk. Banken, andere financiële instellingen en private bronnen zijn niet bereid het project te financieren vanwege de hoge risico’s. Het project komt ook niet in aanmerking voor financiering uit andere Nederlandse of internationale instrumenten.

  • 3. Impact:

    Op de onderneming:

    • a. Het project heeft de potentie om na afloop door te groeien, waarbij significante vervolginvesteringen en extra omzet worden gerealiseerd.

    • b. Het project leidt tot de creatie van duurzame werkgelegenheid, waarbij goede beloning en werkomstandigheden in acht worden genomen. In de Arabische regio gaat de voorkeur uit naar creatie van werkgelegenheid voor jonge werknemers (jonger dan 25 jaar) en vrouwelijke werknemers.

    • c. Het project moet het kennisniveau van lokale werknemers, management of toeleveranciers verhogen en nieuwe vaardigheden overdragen.

    Op de keten:

    • d. Het project heeft bij voorkeur positieve lange termijn effecten voor de keten zoals contractboeren, toeleveranciers, klanten en consumenten (bijvoorbeeld door kennisdelen, toename van omzet en door toegenomen kwaliteit van het eindproduct).

    Op de sector:

    • e. Het project heeft bij voorkeur een positief lange termijn effect op stakeholders in de sector, waaronder andere bedrijven, associaties en kennisinstellingen (bijvoorbeeld door kennisdelen of door de introductie van standaarden). De voorkeur gaat uit naar projecten die een positieve impact hebben op voedselzekerheid en/of de beschikbaarheid van water.

    Op de samenleving:

    • f. Het project heeft bij voorkeur een positief effect op het milieu. Het mag in ieder geval niet milieubelastend zijn.

    • g. Het project heeft bij voorkeur een positief effect op de positie van vrouwen, in het bijzonder in managementposities. De positie van vrouwen mag in ieder geval niet verslechteren.

    • h. Het project heeft bij voorkeur een positieve impact op de lokale gemeenschap in de omgeving van het project, door middel van verbeteringen van de lokale infrastructuur, gezondheidszorg, onderwijs, infrastructuur, kinderopvang, sport.

    • i. Het project heeft bij voorkeur een positieve lange termijn effect op de lokale en/of nationale overheid, bijvoorbeeld door het genereren van belastinginkomsten, positieve invloed op de handelsbalans of omdat het leidt tot ontwikkeling van de lokale regelgeving.

7. Beoordelingsprocedure

Stap 1. Formele vereisten: Agentschap NL neemt de aanvraag in behandeling wanneer aan de formele vereisten (Paragraaf 4) is voldaan. Indien de subsidieaanvraag op één of meer onderdelen onvolledig is, wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag alsnog te completeren binnen 7 kalenderdagen nadat Agentschap NL de aanvrager van de onvolledigheid in kennis heeft gesteld. Wanneer niet correct of niet tijdig is hersteld, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Stap 2. Ingangscriteria: Vervolgens stelt Agentschap NL vast of de aanvraag voldoet aan alle ingangscriteria (Paragraaf 5). Indien aan één of meerdere van deze criteria niet is voldaan wordt de aanvraag afgewezen.

Stap 3. Toetsingscriteria: Agentschap NL beoordeelt daarna de aanvraag inhoudelijk en financieel op basis van de toetsingscriteria (Paragraaf 6). Indien het voorstel onvoldoende scoort op één of meerdere onderdelen, wordt de aanvraag afgewezen

Stap 4. Rangschikking: Agentschap NL maakt twee rangschikkingen van de positief beoordeelde voorstellen. Eén rangschikking is voor de Arabische regio (Algerije, Egypte, Irak, Jemen, Jordanië, Marokko, de Palestijnse Gebieden en Tunesië). De andere rangschikking is voor de overige PSI-landen. De rangschikkingen worden bepaald door een score die is gebaseerd op alle toetsingscriteria (Paragraaf 6).

Het in de Staatscourant gepubliceerde budget per ronde wordt toegewezen aan de positief beoordeelde PSI Regulier en PSI Plus aanvragen in de orde van de rangschikkingen tot het budget uitgeput is. Het is dus mogelijk dat een project voldoende scoort en toch wordt afgewezen, omdat het budget van die ronde niet toereikend is.

Stap 5. Externe adviescommissie: Agentschap NL legt de inhoudelijke beoordeling en de rangschikking ter toetsing voor aan een externe Adviescommissie die is aangesteld door de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. Dit is de Adviescommissie Private Sector Investeringsprogramma (APSI). De commissie bestaat uit ten minste drie leden die worden benoemd door de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. De leden van de commissie zijn deskundig op het terrein waarop de commissie een taak heeft en zijn niet werkzaam bij het ministerie van Buitenlandse Zaken of bij Agentschap NL. De commissie geeft een positief of negatief advies bij elk voorstel. In beginsel volgt Agentschap NL het advies van de commissie op.

Verificatie: Agentschap NL kan het projectvoorstel gedurende de procedure voor advies voorleggen aan de Nederlandse ambassade in het betreffende land en aan een extern expert. Tevens is het mogelijk dat een vertegenwoordiger van Agentschap NL een bedrijfsbezoek aflegt bij de aanvrager en eventueel naar het land zelf reist om informatie in te winnen bij de lokale partner. Ook kan een extern bureau in opdracht van Agentschap NL een onderzoek uitvoeren naar de aanvrager, de lokale partner of naar de eerste wezenlijke toeleverancier van het project.

Indien noodzakelijk voor de beoordeling kan Agentschap NL zelfstandig contact opnemen met de projectpartners en hen vragen om een nadere toelichting.

8. Subsidieverlening en uitvoering

Subsidieverlening: Binnen 13 weken na de sluitingsdatum van het betreffende tijdvak zal Agentschap NL beslissen over de subsidieaanvraag. Deze termijn kan worden verlengd tot maximaal 22 weken.

Voortgangsrapportages: De subsidieontvanger dient eenmaal per 12 maanden te rapporteren over de gerealiseerde activiteiten en kosten. Het bereiken van Resultaat 1 is essentieel voor de verdere uitvoering van het subsidieproject. Indien Resultaat 1 niet, niet tijdig of niet volledig is gerealiseerd, kan dit gevolgen hebben voor continuering van de subsidieverstrekking en kan de subsidiebeschikking worden gewijzigd of zelfs worden ingetrokken. De eerste voortgangsrapportage wordt daarom ingediend binnen 4 weken na afloop van de termijn voor het realiseren van Resultaat 1.

De termijn voor het indienen van de daaropvolgende voortgangsrapportages is telkens 12 maanden na de termijn voor het indienen van de vorige voortgangsrapportage, met dien verstande dat in het laatste jaar van het subsidietijdvak de eindrapportage in de plaats treedt van de voortgangsrapportage. De rapportages dienen in het Engels te worden opgesteld volgens het beschikbaar gestelde model (zie www.agentschapnl.nl/PSI).

Meldingsplicht: De subsidieontvanger is verplicht onverwijld een schriftelijke melding te doen, zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, dan wel hij niet aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden zal voldoen.

Voorschotten: Bij de subsidieverstrekking zal worden bepaald op welke wijze bevoorschotting plaatsvindt. Gedurende het project bedragen de voorschotten in totaal niet meer dan 90% van de verstrekte subsidie. Het bevoorschottingsschema kan worden aangepast in het licht van de door de subsidieontvanger verstrekte geactualiseerde liquiditeitsprognoses.

Subsidievaststelling: De aanvrager moet binnen twee maanden na afronding van de activiteiten de inhoudelijke en financiële eindrapportage aanleveren. Deze eindrapportage dient te worden ingediend overeenkomstig het beschikbaar gestelde model (zie www.agentschapnl.nl/PSI).

Agentschap NL beslist binnen 13 weken over de subsidievaststelling. Een fysieke inspectie ter plaatse kan onderdeel uitmaken van de beoordeling van de aanvraag tot subsidievaststelling. In dat geval kan Agentschap NL de beslistermijn verlengen tot 22 weken.

Spin-off fase: De spin-off fase is de periode van twee jaar na subsidievaststelling. Gedurende deze periode is de subsidieontvanger verplicht om een redelijke financiële investering in de joint-venture te doen.

Informatie na vaststelling: Tot 24 maanden na vaststelling van de subsidie kan Agentschap NL de aanvrager verzoeken informatie te verstrekken over de impact van het project.

9. Appendices

  • I Aanvraagformulier en model projectvoorstel PSI Plus (te downloaden via www.agentschapnl.nl/PSI)

  • II Begrippenlijst PSI Plus (te downloaden via www.agentschapnl.nl/PSI)

Naar boven