TOELICHTING
1. Algemeen
1.1. Inleiding
Met deze regeling is de Regeling zorgaanspraken AWBZ (Rza) per 1 januari 2012 gewijzigd.
De wijzigingen betreffen allereerst het regelen van aanspraak op meer zorg bovenop de zorg die is opgenomen in een zorgzwaartepakket
(ZZP).
Met het regelen van aanspraak op meer zorg is uitvoering gegeven aan hetgeen in de toelichting op de ministeriële regeling
van 7 december 2010, Z/VU-3037764, houdende wijziging van de Regeling zorgaanspraken AWBZ in verband met het nader regelen
van de aanspraak op verblijf en de neonatale hielprik en enkele technische aanpassingen voornemen (Stcrt. 2010, 20014) is aangekondigd. Op deze maatregel wordt verder ingegaan in punt 2 van het algemene deel en vervolgens in het artikelsgewijze
deel van deze toelichting.
Verder betreffen de wijzigingen het aanpassen van bijlage 2 van de Rza. Hierop wordt verder in het artikelsgewijze deel van
deze toelichting ingegaan.
1.2. Meer zorg
Onder meer vanwege de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 28 oktober 2009 (09/4232 AWBZ-VV; LJN BK4423) zijn
met het Besluit van 2 november 2010, houdende wijziging van het Besluit zorgverzekering, het Besluit uitbreiding en beperking
werkingssfeer WMG, het Besluit zorgaanspraken AWBZ, het Zorgindicatiebesluit, het Bijdragebesluit zorg, het Besluit tegemoetkoming
chronisch zieken en gehandicapten en het Besluit tegemoetkoming specifieke zorgkosten in verband met diverse maatregelen 2011
(Stb. 764; hierna: het wijzigingsbesluit) het Bza en het Zorgindicatiebesluit aangepast. In onder meer die uitspraak en in de uitspraak
van de CRvB van 29 september 2010 (09/1799 AWBZ; LJN BO1797) voerde de aanvrager aan dat de behoefte aan zorg groter was dan
de zorg waarin het ZZP voorzag. In deze gevallen heeft de CRvB geoordeeld dat het indiceren in ZZP’s – omdat daarbij wordt
geabstraheerd van de concrete individuele zorgbehoefte – zich niet verdraagt met het Bza en het Zorgindicatiebesluit, zoals
deze besluiten op het tijdstip van de uitspraken luidden.
In verband met het oordeel van de CRvB heeft het wijzigingsbesluit met ingang van 1 januari 2011 de in artikelen 9, eerste
en tweede lid, en 13, tweede lid van het Bza omschreven zorgvormen ‘verblijf’ en ‘voortgezet verblijf’ dusdanig anders omschreven
dat duidelijk is dat de aanspraak samen gaat met een pakket aan zorg en niet meer uitgaat van de losse zorgfuncties persoonlijke
verzorging, verpleging, begeleiding of behandeling. Daarmee is de aanspraak op zorg duidelijker gekoppeld aan de ZZP’s. In
de nota van toelichting op het wijzigingsbesluit is aangegeven dat de ZZP’s, ter invulling van de aanspraak op verblijf/voortgezet
verblijf met samenhangende zorg en op grond van artikel 2, vierde lid, van het Bza bij ministeriële regeling zullen worden
omschreven en dat in die ministeriële regeling tevens de uitzonderingen geregeld zullen worden voor de cliënten die meer zorg
met verblijf nodig hebben dan past binnen de ZZP-systematiek.
Met het wijzigingsbesluit is tevens het Zorgindicatiebesluit aangepast om duidelijk tot uitdrukking te brengen dat indien
er sprake is van een indicatie voor verblijf of voortgezet verblijf geen losse zorgfuncties in het indicatiebesluit worden
aangegeven, maar de samenhangende zorg. Bij de opstelling van het wijzigingsbesluit werd verondersteld dat het CIZ zo nodig
ook de extra zorg zou indiceren.
Tot de inwerkingtreding van dit besluit was de financiering van zorg voor AWBZ-cliënten waarbij er sprake is van een uitzonderlijke
situatie uitsluitend geregeld in beleidsregels van de NZa, namelijk de beleidsregels ‘toeslag extreme zorgzwaarte’ en de toeslag
‘bekostiging bijzonder zorgplan’. Of van een uitzonderlijke situatie sprake is, wordt niet getoetst door het CIZ maar door
het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE). De procedure tot nu toe is dat een aanvraag gezamenlijk door de zorgaanbieder
en het zorgkantoor namens de zorgverzekeraar wordt ingediend bij de NZa voor verwerking in het budget van een toeslag voor
klanten met een extreme zorgbehoefte. Dit verzoek wordt gehonoreerd als er een positief advies is van het CCE.
Daarnaast heeft de NZa beleidsregels vastgesteld met toeslagen die aanvullend zijn op basisprestatiebeschrijvingen van de
ZZP, nl. de beleidsregel ‘prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten’. Het gaat hier om toeslagen voor bepaalde
aspecten van zorg, bijvoorbeeld een toeslag Huntington voor deskundig personeel, specifieke geneesmiddelen, speciale voeding
en dergelijke. Een ander voorbeeld is een toeslag voor gespecialiseerde epilepsiezorg. Of er van bijzondere zorg waarvoor
een toeslag geldt, sprake is, wordt in de huidige uitvoeringspraktijk niet beoordeeld door het CIZ. Betrokken cliënten hebben
een indicatiebesluit waarin alleen staat voor welk ZZP de cliënt in aanmerking komt.
Ook de subsidie voor het persoonsgebonden budget (pgb) kent een uitzondering indien er sprake is van een uitzonderlijke situatie.
Het zorgkantoor kan dan van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) toestemming krijgen een hoger pgb vast te stellen. Dit
wordt dan door het zorgkantoor opgenomen in de pgb-beschikking voor de cliënt.
De hiervoor genoemde ministeriële regeling van 7 december 2010 waarin de samenhangende zorg in de Regeling zorgaanspraken
AWBZ (Rza) nader is omschreven is met ingang van 1 januari 2011 in werking getreden. De nadere omschrijving houdt in dat geregeld
is dat de verzekerde is aangewezen op verblijf of op voortgezet verblijf die is opgenomen in het ZZP, behorend bij het cliëntprofiel
waarin hij het best past. Tevens zijn de ZZP’s in bijlage 2 van de Rza opgenomen.
Samen met het CIZ, de NZa en het CVZ is bezien of het mogelijk is per 1 januari 2011 in de Rza voor de hiervoor bedoelde uitzonderlijke
situaties een extra aanspraak bovenop het ZZP te regelen. Dat bleek niet mogelijk te zijn. Er is geconcludeerd dat het hier
gaat om complexe materie waaruit niet op zeer korte termijn een eenduidige formulering van de uitzonderingen is te destilleren.
Daarnaast was relevant dat het voor het CIZ niet mogelijk zou zijn om per 1 januari 2011 nieuwe taken met betrekking tot de
indicatiestelling op te pakken. Dat gold des te meer voor de onderhavige complexe materie. Daarom is indertijd afgesproken
vooralsnog de aansprakenregeling in de Rza beperkt te houden tot ZZP’s en de huidige oplossing van uitzonderlijke situaties,
via uitsluitend de bekostiging, te handhaven. Verder was de afspraak dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
in 2011 samen met het CIZ, de NZa en het CVZ aan een passende oplossing in de Rza zou gaan werken.
Het vorenstaande betekende dat, anders dan in de nota van toelichting op het hiervoor genoemde besluit van 2 november 2010
is aangegeven, in 2011 in de Rza niet de aanspraak op extra zorg ingeval van een uitzonderlijke situatie is geregeld. Dat
betekende ook dat het CIZ in 2011 niet voor deze extra zorg is gaan indiceren, maar dat het CIZ in het indicatiebesluit uitsluitend
aangeeft voor welk ZZP de cliënt in aanmerking komt.
Zoals afgesproken, is in 2011 aan een oplossing gewerkt. Bij de discussie is ook de CCE betrokken geweest. Daarbij is de huidige
bekostiging met toeslagen op de ZZP-bekostiging als uitgangspunt genomen. Per toeslag is met betrokken partijen bekeken of
er aanvullende zorg is opgenomen in de betreffende toeslag, bijvoorbeeld meerzorg in verband met gespecialiseerde epilepsiezorg
of beademingszorg. Als er sprake is van meer zorg in de toeslagen dan is dit opgenomen in onderhavige regeling.
Overigens zijn er ook toeslagen op de ZZP-bekostiging die geen betrekking hebben op meer zorg, maar op speciaal deskundig
(duurder) personeel, specifieke geneesmiddelen, speciale voeding en dergelijke. Een voorbeeld is de toeslag Huntington. Voor
een dergelijke toeslag is geen regeling in de Rza getroffen, omdat het geen extra zorg betreft.
Met de onderhavige regeling is de aanspraak op de meer zorg per 1 januari 2012 in het Rza geregeld, zodanig dat is aangesloten
bij de huidige bekostiging van meer zorg in uitzonderlijke situaties. In het artikelsgewijze deel van deze toelichting wordt
hier verder op ingegaan.
2. Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Het nieuwe tweede lid, onderdeel a, van artikel 1a van de Rza heeft betrekking op de zogenoemde extreme zorgbehoefte waarvoor,
zoals in het algemene deel van deze toelichting is aangegeven, de toeslag extreme zorgbehoefte geldt. Van meer zorg kan alleen
sprake zijn is als er een zorgbehoefte is die 25% of meer is dan de in desbetreffende ZZP opgenomen zorg. Dit criterium sluit
aan bij de normen in de NZa beleidsregel ‘Toeslag extreme zorgzwaarte’ (CA-300-491). Bij dit criterium dient in ieder geval
vermeld te worden dat de zzp-systematiek uitgaat van clientprofielen die zijn gebaseerd op gemiddelden over een populatie.
Ook dient te worden vermeld dat bij het ontwerp van de ZZP-systematiek is uitgegaan van een bandbreedte van tien procent.
Dat betekent dat op de in het zorgzwaartepakket opgenomen hoeveelheid uren zorg een bandbreedte van tien procent van toepassing
is naar beneden en naar boven. Een ZZP waarin gemiddeld twintig uren per week samenhangende zorg is opgenomen, sluit dus aan
bij een zorgbehoefte van acg18 tot 22 uur per week. In de bijlage bij deze regeling is de zorgomvang van de ZZP’s inclusief
bandbreedte van 10% vermeld. De NZa beleidsregel ‘Toeslag extreme zorgzwaarte’ (CA-300-491) hanteert een financieel drempelbedrag
van 20% voor toegang tot de aanvullende financiering. Deze drempel is ingevoerd met inachtneming van het gegeven dat de ZZP-systematiek
een persoonsvolgende systematiek is die uitgaat van doelmatige levering door zorgaanbieders aan een populatie van dicht bij
elkaar wonende cliënten. Daarbij is binnen de bekostiging van de instelling enige ruimte om de iets meer uren dan gemiddelde
zorgomvang voor de ene cliënt te compenseren met iets minder dan gemiddelde zorgomvang voor de andere cliënt, zonder dat dit
ten koste gaat van de kwaliteit van zorg voor individuele cliënten. De drempel heeft tot doel dat alleen voor instellingsbewoners
die substantieel meer uren dan gemiddeld zorg nodig hebben dan opgenomen in het ZZP (inclusief bandbreedte) aanvullende zorg
en financiering daarvan mogelijk is. De doelmatige uitvoering van de AWBZ is er niet mee gediend dat voor elke cliënt die
slechts beperkt meer zorg nodig heeft binnen de ZZP-systematiek aanspraak kan maken op aanvullende zorg.
Omdat niet alle kosten zijn gebaseerd op een prijs per uur, komt de drempel gemeten in uren iets hoger uit dan de financiële
drempel van 20%, namelijk op ongeveer 25% extra urenomvang. De zorgomvang van de ZZP’s wordt inclusief bandbreedte van 10%
vermeld. De 25% extra urenomvang wordt berekend vanaf het midden van de bandbreedte. Bij een ZZP met een zorgbehoefte van
18 tot 22 uur wordt de drempel van 25% extra urenomvang dus gerekend vanaf 20 uur.
Conform de huidige beleidsregel van de NZa geldt de aanvullende aanspraak alleen voor de hoogste ZZP's binnen de reeksen ZZP’s
in de gehandicaptenzorg. Het betreft ZZP’s in de verstandelijk gehandicaptenzorg (ZZP VG 5,7 en 8, ZZP LVG 4 en 5 en ZZP SGLVG),
de lichamelijk gehandicaptenzorg (ZZP LG 5 en 7), zorg voor auditief gehandicapten (ZZP ZG-3 auditief) en zorg voor visueel
gehandicapten (ZZP ZG-5 visueel).
Het nieuwe tweede lid, onderdeel b, van artikel 1a van de Regeling zorgaanspraken AWBZ regelt meer zorg in het geval dat de
verzekerde die aanspraak heeft op een ZZP tevens behoefte heeft aan gespecialiseerde epilepsiezorg, chronische invasieve beademing,
non-invasieve beademing, klinische intensieve behandeling of niet-strafrechtelijke forensische psychiatrie. Op deze extra
zorg is de NZa beleidsregel Prestatiebeschrijvingen en tarieven zorgzwaartepakketten (CA-300-476) van toepassing. Met het
nieuwe tweede lid, onderdeel b, van artikel 1a wordt de huidige praktijk voortgezet.
Bij het opstellen van de Rza is de huidige uitvoeringspraktijk met toeslagen op de ZZP-bekostiging als uitgangspunt genomen.
De meer zorg die is opgenomen in de toeslagen is nu ook opgenomen in de Rza. Of er van bijzondere zorg waarvoor een toeslag
geldt, sprake is, wordt in de huidige uitvoeringspraktijk niet beoordeeld door het CIZ, maar door de betrokken instelling
die zo nodig de CCE inschakelt.
De aanhef van het tweede lid vermeldt dat het gaat om het oordeel van de zorgverzekeraar (in casu zorgkantoor) of er sprake
is van aanspraak op meer zorg dan in de in dat lid vermelde ZZP’s is aangegeven. Dit past in zijn normale rol om te contracteren
voor AWBZ-zorg opdat de verzekerde zijn aanspraak op zorg tot gelding kan brengen.
Voor uitzonderlijke situaties met probleemgedrag, zal het zorgkantoor moeten beoordelen of het oordeel van de instelling met
het advies van de CCE aanleiding geeft tot meer zorg. Doorgaans zal het zorgkantoor dat oordeel volgen.
Evenals voor overige AWBZ-zorg is niet geregeld dat de verzekerde voor het tot gelding brengen van zijn aanspraak op meer
zorg vooraf toestemming van de zorgverzekeraar hoeft te hebben.
Artikel I, onderdeel B
Met deze regeling is het in bijlage 2 opgenomen ZZP VV 9 vervangen door een ZZP 9a VV en een ZZP 9b VV. De reden hiervoor
is de beoogde overheveling van de geriatrische revalidatiezorg per 1 januari 2013. Per die datum wordt het ZZP VV 9a overgeheveld
naar de zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner.