ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING SAMENLOOP ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSUITKERING MET INKOMSTEN UIT ARBEID
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdelen a en i vervallen, onder verlettering van onderdelen b tot en met h tot onderdelen a tot en met g.
2. Onderdeel g (nieuw) komt te luiden:
- g. pensioen of prepensioen:
-
een uit een dienstbetrekking voortvloeiende periodieke uitkering bij wijze van oudedagsvoorziening, dan wel een uitkering
die voorafgaat aan die uitkering of het bereiken van de leeftijd van 65 jaar.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) wordt ‘inkomsten uit arbeid’ vervangen door: inkomen.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
2. Ingeval recht ontstaat op doorbetaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of van bezoldiging
als bedoeld in artikel 76a van de Ziektewet, wordt tevens onder inkomen verstaan het inkomen dat werd genoten in het aangiftetijdvak
voor het aangiftetijdvak waarin recht ontstond op die doorbetaling van loon of bezoldiging.
C
De artikelen 3 en 5 tot en met 10 vervallen, onder vernummering van de artikelen 4, 11, 12, 12a, 12b, 13 en 14 tot artikelen
3, 4, 5, 6, 7, 9 en 10.
D
Artikel 3 (nieuw) komt te luiden:
Artikel 3
-
1. Indien de uitkering, bedoeld in artikel 2, door toedoen van de betrokkene of in verband met het doormaken van een wachtperiode
niet wordt uitbetaald, wordt voor de toepassing van artikel 44, eerste lid, van de WAO, artikel 58, eerste lid, van de Waz
en artikel 3:48, eerste lid, van de Wet Wajong gehandeld alsof die uitkering wel is uitbetaald.
-
2. Indien degene op wie artikel 44 van de WAO, artikel 58 van de Waz of artikel 3:48 van de Wet Wajong van toepassing is recht
heeft op een uitkering als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, d of h, wordt voor de toepassing van genoemde artikelen
44, 58 en 3:48 gehandeld alsof hij een uitkering krachtens de ZW, onderscheidenlijk de WW, onderscheidenlijk hoofdstuk 3,
afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg, ontvangt, gelijk aan het inkomen, waarmee laatstelijk vóór de aanvang van de ongeschiktheid
tot werken, onderscheidenlijk de werkloosheid, onderscheidenlijk het ontstaan van het recht op uitkering op grond van hoofdstuk
3, afdeling 2, van de Wet arbeid en zorg bij de toepassing van laatstgenoemde artikelen rekening is gehouden.
-
3. Het aan de persoon, bedoeld in het eerste, tweede, vijfde of zesde lid, uit te betalen bedrag aan arbeidsongeschiktheidsuitkering
wordt niet verder beperkt dan tot het volle bedrag van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, verminderd met het bedrag van de
in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, d of h, bedoelde uitkering dan wel het op grond van artikel 629 van Boek 7 van het
Burgerlijk Wetboek ontvangen loon.
-
4. Indien degene op wie artikel 44 van de WAO, artikel 58 van de WAZ of artikel 3:48 van de Wet Wajong van toepassing is, met
verlof is dan wel pensioen of prepensioen ontvangt wordt voor de toepassing van genoemde artikelen 44, 58 en 3:48 gehandeld
alsof hij tijdens dat verlof dan wel tijdens het ontvangen van dat pensioen of prepensioen een inkomen heeft dat gelijk is
aan het inkomen waarmee laatstelijk vóór de aanvang van het verlof dan wel het ontvangen van pensioen of prepensioen bij de
toepassing van die artikelen rekening is gehouden.
-
5. Indien geen recht op doorbetaling van loon of bezoldiging bestaat door toepassing van artikel 629, derde of negende lid,
van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of een algemeen verbindend voorschrift als bedoeld in artikel 76b, eerste tot en met
derde lid, van de ZW, wordt voor de toepassing van artikel 44, eerste lid, van de WAO, artikel 58, eerste lid, van de Waz
en artikel 3:48, eerste lid, van de Wet Wajong het loon of bezoldiging in aanmerking genomen als ware er wel recht op doorbetaling.
-
6. Indien geen recht bestaat op doorbetaling van loon of bezoldiging die naar aard en strekking overeenkomt met loon als bedoeld
in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of bezoldiging als bedoeld in artikel 76a van de ZW, op gronden die naar
aard en strekking overeenkomen met artikel 629, derde of negende lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek of artikel 76b,
eerste tot en met derde lid, van de ZW, wordt voor de toepassing van artikel 44, eerste lid, van de WAO, artikel 58, eerste
lid, van de Waz en artikel 3:48, eerste lid, van de Wet Wajong het loon of bezoldiging in aanmerking genomen als ware er wel
recht op doorbetaling.
-
7. Voor de toepassing van artikel 2, tweede lid, het tweede, vierde, vijfde of zesde lid, wordt bij een per aangiftetijdvak
wisselend inkomen in afwijking van het tweede, vierde, vijfde of zesde lid als inkomen aangemerkt het gemiddelde van het inkomen
in de drie aangiftetijdvakken voor het aangiftetijdvak waarin recht ontstond op loondoorbetaling, bedoeld in artikel 2, tweede
lid, het vijfde of zesde lid, recht ontstond op uitkering, bedoeld in het tweede lid dan wel, waarin het pensioen, prepensioen
of verlof, bedoeld in het vierde lid, aanving.
E
In artikel 4 (nieuw), tweede lid, wordt ‘inkomsten uit arbeid’ vervangen door ‘inkomen’ en wordt ‘die arbeid’ vervangen door:
de verrichte arbeid.
F
Artikel 5 (nieuw) komt te luiden:
Artikel 5
Indien artikel 4, eerste of derde lid, van toepassing is, is artikel 44, eerste lid, van de WAO, artikel 58, eerste lid, van
de WAZ of artikel 3:48, eerste lid, van de Wet Wajong voor onbeperkte duur van toepassing.
G
In de artikelen 6 (nieuw) en 7 (nieuw) wordt ‘artikel 4, vierde lid’ telkens vervangen door: artikel 3, vierde lid.
H
Na artikel 7 (nieuw) wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 8
-
1. Deze regeling, zoals die luidde op de dag voor inwerkingtreding van de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid van 12 december 2011, nr IVV/I/2011/22179, blijft van toepassing op de persoon op wie artikel 44 van de
WAO, artikel 58 van de WAZ of artikel 3:48 van de Wet Wajong van toepassing was op die dag tot het moment dat dat artikel
niet meer van toepassing is.
-
2. Ten aanzien van de persoon, bedoeld in het eerste lid, wordt tot het tijdstip, bedoeld in het eerste lid voor ‘inkomsten
uit arbeid’ gelezen: inkomen.
I
In artikel 9 (nieuw) wordt ‘inkomsten uit arbeid’ vervangen door: inkomen.
ARTIKEL II WIJZIGING VAN DE REGELING UITZONDERING TOEPASSINGSTERMIJN ANTICUMULATIE
Artikel 1 van de regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 22 februari 1994, nr. SZ/SV/A/94/0833
(Stcrt. 38), komt als volgt te luiden:
Artikel 1
Ten aanzien van de persoon, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering en:
-
a. inkomen geniet wegens het verrichten van werkzaamheden als lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, van een vertegenwoordigend
orgaan van een publiekrechtelijk lichaam dat bij rechtstreekse verkiezingen wordt samengesteld of van een algemeen bestuur
van een waterschap zijn artikel 44, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 58, eerste lid,
van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en artikel 3:48, eerste lid, van de Wet werk en arbeidsondersteuning
jonggehandicapten voor onbeperkte duur van toepassing en is artikel 52, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
niet van toepassing;
-
b. inkomen geniet, dat bestaat uit loon op grond van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 van de Wet
sociale werkvoorziening, is artikel 52, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, niet van toepassing.
ARTIKEL III INWERKINGTREDING
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.
TOELICHTING
Algemeen
In diverse socialezekerheidswetten is geregeld dat eventuele inkomsten van een uitkeringsgerechtigde – geheel of gedeeltelijk
– moeten worden verrekend met de uitkering. Dit brengt mee dat moet worden geregeld wat onder inkomen wordt verstaan. In
voornoemde wetten zijn daarvoor delegatiegrondslagen opgenomen zodat dit bij lagere regelgeving kan worden geregeld. Deze
delegatiegrondslagen zijn geharmoniseerd door de Wet harmonisatie en vereenvoudiging socialezekerheidswetgeving. Op grond
daarvan is het Inkomensbesluit volksverzekeringen en sociale voorzieningen vastgesteld. Dit besluit wordt in die zin gewijzigd
dat ook voor de wetten die door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) worden uitgevoerd, wordt geregeld wat
onder inkomen wordt verstaan. Daarmee is één Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten een feit.
Ook de delegatiegrondslagen in artikel 44 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 58 van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering
zelfstandigen en artikel 3:48 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten zijn aangepast. Daarbij is onder andere
het begrip ‘inkomsten uit arbeid’ in die bepalingen vervangen door ‘inkomen’. De achterliggende gedachte daarachter is dat
niet alleen inkomen uit arbeid gevolgen kan hebben voor de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, maar ook andere
uitkeringen. Deze redactionele wijziging van voornoemde wettelijke bepalingen brengt mee dat ook in de Regeling samenloop
arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomsten uit arbeid, welke gebaseerd is op die wettelijke bepalingen, het begrip ‘inkomsten
uit arbeid’ dient te worden vervangen door ‘inkomen’. Dat geschiedt met de onderhavige regeling. Van de gelegenheid is tevens
gebruik gemaakt om uitgewerkte bepalingen in de regeling te schrappen.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdelen A, onder 1, C, E, G en I
Dit betreft technische aanpassingen in verband met het vervangen van het begrip ‘inkomsten uit arbeid’ door inkomen en vernummering
van artikelen in verband met het vervallen van een aantal artikelen.
Artikel I, onderdeel B
Aan artikel 2 wordt een tweede lid toegevoegd waarin wordt geregeld wat onder inkomen wordt verstaan als iemand met een arbeidsongeschiktheidsuitkering
gaat werken, vervolgens ziek wordt en daarom loondoorbetaling ontvangt op grond van artikel 629 Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek of bezoldiging als bedoeld in artikel 76a van de Ziektewet. In die situatie wordt onder inkomen verstaan het inkomen
dat betrokkene verdiende in het laatste aangiftetijdvak voordat recht bestond op loondoorbetaling of bezoldiging bij ziekte.
Hierdoor neemt de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet toe als het recht op loondoorbetaling bij ziekte ontstaat.
Dit betreft in de meeste gevallen geen materiële wijziging ten opzichte van de huidige situatie. Nu wordt de loondoorbetaling
of bezoldiging bij ziekte zelf als inkomen aangemerkt. Aangezien die meestal 100% is aan het laatstverdiende loon, treden
er geen materiële verschillen op.
Artikel I, onderdeel D
Het eerste tot en met het vierde lid van artikel 3 komen overeen met de huidige eerste vier leden van artikel 4, met dien
verstande dat ‘inkomen uit arbeid’ is vervangen door ‘inkomen’ en dat de verwijzingen naar artikel 7:629 BW zijn geschrapt.
Die laatste verwijzingen zijn in de volgende leden opgenomen.
In lid 5 wordt de situatie geregeld dat betrokkene geen recht heeft op loondoorbetaling of bezoldiging omdat een uitsluitingsgrond
van toepassing is (zo bestaat er geen recht op loondoorbetaling als de werknemer niet meewerkt aan zijn re-integratie) of
omdat er voor hem één of twee wachtdagen gelden voordat het recht op loondoorbetaling of bezoldiging ontstaat. In deze gevallen
wordt verondersteld dat de betrokkene het loon of de bezoldiging dan wel heeft ontvangen. Ook hiermee wordt voorkomen dat
de arbeidsongeschiktheidsuitkering toeneemt. Als dat wel zou gebeuren omdat er geen recht op loondoorbetaling of bezoldiging
bestaat, dan zou het doel van de hiervoor bedoelde uitsluitingsgronden en de wachtdagen worden doorkruist.
Voor een recht op loondoorbetaling of bezoldiging die overeenkomen met een recht op loondoorbetaling of bezoldiging in de
vorige alinea, is in lid 6 hetzelfde geregeld. Hierbij moet men denken aan een recht op loondoorbetaling of bezoldiging bij
ziekte die in het buitenland bestaat.
Het inkomen in het laatste aangiftetijdvak voor het ontstaan van een recht op uitkering, loondoorbetaling of bezoldiging kan
(veel) hoger of (veel) lager zijn dan de betrokkene doorgaans verdient. Daarom is in lid 7 geregeld dat het UWV bij wisselende
inkomsten uit dient te gaan van het gemiddelde inkomen over de drie aangiftetijdvakken voor het ontstaan van het recht op
uitkering, loondoorbetaling of bezoldiging. Verder is hetzelfde geregeld voor het geval de betrokkene wisselende inkomsten
had voordat hij met (pre)pensioen of verlof ging.
Artikel I, onderdeel F, en artikel II
Deze wijziging vloeit voort uit de gewijzigde tekst van artikel 44, WAO, artikel 58, WAZ en artikel 3:48 Wet Wajong. De oude
bepalingen in de regelingen verwezen naar het tweede lid van onder andere artikel 44, WAO. De tekst van die bepaling was echter
al bij een eerdere wijziging veranderd, zonder dat artikel 11 van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met
inkomen en de regeling Uitzondering toepassingstermijn anticumulatie daarop was aangepast. Met deze wijziging wordt die omissie
hersteld. Voor de groepen personen genoemd in artikel I, onderdeel F en artikel II is artikel 44, lid 1, WAO, artikel 58,
lid 1, WAZ en artikel 3:48, lid 1, Wet Wajong voor onbeperkte duur van toepassing.
Tevens wordt in artikel II voor WSW-werknemers geregeld dat het tweede lid van artikel 52 van de Wet WIA niet van toepassing
is. Dit betreft overigens geen wijziging.
Artikel I, onderdeel H
In dit artikel is bepaald dat de bepalingen van de Regeling samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomen zoals die
luidden voor inwerkingtreding van deze regeling, van toepassing blijven op de persoon die voor inwerkingtreding van deze regeling
een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt onder toepassing van artikel 44 WAO, artikel 58 WAZ en artikel 3:48 Wet Wajong.
Dit om te voorkomen dat het UWV alle lopende arbeidsongeschiktheidsuitkeringen per datum inwerkingtreding zou moeten herzien.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H.G.J. Kamp.