De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelet op de artikelen 43, tweede en derde lid, 44, eerste lid, en 45, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet;
Besluit:
TOELICHTING
Met de onderhavige wijzigingsregeling worden de volgende wijzigingen met betrekking tot de inkomensafhankelijke bijdrage voor
de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor 2012 doorgevoerd:
-
– aanpassing van het maximum bijdrage-inkomen (op jaarbasis en voor de diverse loontijdvakken);
-
– aanpassing van de percentages inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zvw overeenkomstig de begroting (Financieel Beeld Zorg)
2012 en
-
– het laten vervallen van de kleinebanenregeling.
Onderstaand wordt per onderdeel nader op deze wijzigingen ingegaan.
Onderdelen A en B, sub 1 en 2
Het bijdrage-inkomen, bedoeld in artikel 42 van de Zvw, dat voor de heffing van de inkomensafhankelijke bijdrage ten hoogste
in aanmerking wordt genomen, bedraagt voor het jaar 2012 € 50 064. In samenhang met dit hogere maximum bijdrage-inkomen daalt
de inkomensafhankelijke bijdrage van 7,75% in 2011 naar 7,1% in 2012.
Het maximum bijdrage-inkomen wordt verhoogd van € 33 427 (2011) naar € 50 064 (2012). Daarmee wordt dit maximum bijdrage-inkomen
gelijkgetrokken met de premiegrens voor de werknemersverzekeringen. Hiertoe is besloten in het kader van de Wet uniformering
loonbegrip (Wul), die naar verwachting op 1 januari 2013 in werking zal treden. Los van de aanpassing van het maximum bijdrage-inkomen,
zou de inkomensafhankelijke bijdrage met 0,15% zijn gestegen. In samenhang met het verhogen van het maximum bijdrage-inkomen
is het bijdrage percentage ten opzichte van het percentage dat na deze verhoging zou hebben gegolden, met 0,8%-punt verlaagd
(7,75% + 0,15% – 0,8% = 7,1%). Er is besloten om dit onderdeel van het in de Wul neergelegde beleid vooruitlopend op de overige
onderdelen in te voeren, omdat dit een bijdrage levert aan een evenwichtig inkomensbeeld. Werknemers dienen belasting te betalen
over de vergoeding van de inkomensafhankelijke bijdrage die zij van hun werkgever ontvangen. Voor een werknemer met een relatief
laag inkomen daalt die belasting, omdat de inkomensafhankelijke bijdrage bij hen daalt. Werknemers met relatief hoge inkomens
moeten meer belasting betalen, omdat bij hen de inkomensafhankelijke bijdrage stijgt, omdat het hogere maximum bijdrage-inkomen
bij hen zwaarder telt dan de verlaging van het percentage.
In het hiernavolgende wordt aangegeven waarom het percentage van de inkomensafhankelijke bijdrage met 0,15% zou zijn gestegen
indien dit niet ten gevolge van het verhogen van het maximum bijdrage-inkomen zou zijn verlaagd.
Van belang is dat de inkomensafhankelijke bijdrage 2012 is vastgesteld op grond van de inschatting van inkomsten en uitgaven
van het Zorgverzekeringsfonds, zoals voorzien in de begroting 2012. Van belang is tevens dat in de wet is vastgelegd dat de
inkomensafhankelijke bijdrage 50% dient uit te maken van de macropremielast. De andere helft wordt gevormd door de nominale
premies, de rijksbijdrage ter vervanging van kinderpremies en de eigen betalingen.
De stijging van de zorguitgaven van de in de begroting 2011 beoogde stand voor 2011, naar de in de begroting 2012 voorziene
inzichten voor 2012 is € 1,4 miljard. De helft hiervan moet worden opgevangen via de inkomensafhankelijke bijdrage. Deze groei
van de zorguitgaven is hoger dan de groei van het premieplichtig inkomen. De uitgavenstijging leidt daarom tot een stijging
van de inkomensafhankelijke bijdrage met 0,1%-punt.
Een tweede oorzaak van de genoemde bijstelling van de inkomensafhankelijke bijdrage is de ontwikkeling van het beoogde saldo
van het Zorgverzekeringsfonds. In de begroting 2012 wordt gestreefd naar een positief saldo van € 1,8 miljard in 2012 om fondstekorten
uit het verleden weg te werken. Dat is € 0,7 miljard minder dan in de begroting van 2011, waarin werd gestreefd naar een
positief saldo van € 2,5 miljard in 2011. De daling van het beoogde saldo met € 0,7 miljard van het fonds slaat voor de helft
neer in een lagere inkomensafhankelijke bijdrage. Dit leidt tot een daling van de inkomensafhankelijke bijdrage met circa
0,1%-punt.
In 2012 wordt de macro nacalculatie van de risicovereveningsbijdrage voor de zorgverzekeraars afgeschaft. In verband daarmee
dienen verzekeraars hogere reserves aan te houden. In de begroting 2012 wordt er van uitgegaan dat er € 0,6 miljard extra
reserves zullen worden opgebouwd. De helft daarvan slaat neer in hogere inkomensafhankelijke bijdragen. De inkomensafhankelijke
bijdrage komt daardoor 0,1%-punt hoger uit.
Een vierde verklaring is gelegen in de regels ten aanzien van de fifty/fifty-verdeling. Per saldo is er in de jaren 2006 tot
en met 2011 meer opgehaald via het nominale deel dan met de inkomensafhankelijke bijdrage. Hierdoor dient de premieverhouding
in 2012 beperkt te worden gecorrigeerd (meer inkomensafhankelijk dan nominaal). Omdat de inkomensafhankelijke bijdrage in
2011 ongeveer 50% van de totale premielast opleverde, stijgt het aandeel van de inkomensafhankelijke bijdrage in de totale
premielast van 2011 op 2012. Dit heeft een opwaarts effect op de inkomensafhankelijke bijdrage van 0,05%-punt.
Onderdeel B, sub 3
Op 1 januari 2010 is met artikel 52a van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) de regeling kleine banen in werking
getreden. Deze regeling hield in dat de banen van werknemers jonger dan 23 jaar die minder dan 50% van het wettelijk minimumloon
verdienden, vrijgesteld werden van de premies werknemersverzekeringen en van de inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zvw.
Op grond van artikel 122g van de Wfsv komt de regeling kleine banen te vervallen met ingang van 2012, tenzij een wetsvoorstel
wordt ingediend. Bij brief van 26 mei 2011 heeft de minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer medegedeeld
dat geen wetsvoorstel wordt ingediend (Kamerstukken II 2010/11, 29 544, nr. 306) om de regeling te continueren. Uit een evaluatie van de regeling is namelijk gebleken dat de doelstelling om werkloze jongeren
via kleine banen een toegang tot de arbeidsmarkt te laten vinden niet in voldoende mate is gerealiseerd.
Onderdeel C
De verhoging van het maximum bijdrage-inkomen (onderdeel A) leidt ertoe dat de maximumbedragen per loontijdvak aanpassing
behoeven. In onderdeel C is deze wijziging doorgevoerd.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers.