De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op de artikelen 116, 120, zesde lid, 123, eerste en vierde lid, 124, eerste en tweede lid, 125, eerste lid, 129, eerste
lid, en 132, derde en vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 113, 117, vierde en tiende lid, 120 en
124, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, artikel IX van de Wet van 16 juli 2005 tot wijziging van ondermeer de Wet
op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 in verband met de invoering
van lumpsumbekostiging in het primair onderwijs (Stb. 423), de artikelen 11a, tweede lid, 17, derde lid, 19, eerste lid, 22, 26 en 28a van het Besluit bekostiging WPO, de artikelen
3a, 10b, tweede lid, 30, eerste lid, 31, 35, tweede lid, en 56a, derde lid, van het Besluit bekostiging WEC, de artikelen
B16b, B16g, B16l, B21, C11, eerste en tweede lid, en C16.1 van het Besluit trekkende bevolking WPO en artikel 8a, tweede lid,
van het Bekostigingsbesluit W.V.O.;
Besluit:
TOELICHTING
I. Algemeen
De personele bekostiging van scholen in het primair onderwijs wordt per schooljaar toegekend. In deze regeling worden de daarvoor
noodzakelijke prijzen en bedragen vastgesteld.
1. Wijzigingen ten opzichte van eerdere regelingen
De bijzondere bekostiging in verband met de aanwezigheid van visueel gehandicapte kinderen die begeleiding ontvangen van een
instelling voor visueel gehandicapte kinderen behoeft met ingang van 1 augustus 2011 niet meer te worden aangevraagd. Door
de invoering van het persoonsgebonden nummer kan deze bekostiging ambtshalve worden toegekend. Ook de bijzondere bekostiging
voor een zeer moeilijk lerende leerling, waarvoor een leerlinggebonden budget beschikbaar is als bedoeld in artikel 70a van
de WPO en die is geplaatst in groep 3 of hoger, en de groei bij (v)so scholen met leerlingen uit een residentiële instelling,
niet zijnde een justitiële jeugdinrichting of een instelling voor gesloten jeugdzorg, behoeft door de invoering van het persoonsgebonden
nummer met ingang van 1 augustus 2011 niet meer te worden aangevraagd.
Op 1 januari 2011 is het Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2011–2014 in werking getreden.
In artikel 2 van dit besluit is de hoogte van de specifieke uitkering aan gemeenten voor de jaren 2011 tot en met 2014 geregeld.
Artikel 45 van de regeling bekostiging personeel PO 2010–2011 en aanpassing bedragen leerlinggebonden budget VO 2010–2011
is daarom in de onderhavige regeling komen te vervallen.
2. Voorgenomen maatregelen in het kader van de invoering van passend onderwijs
In verband met de voorgenomen maatregelen in het kader van de volledige invoering van het nieuwe stelsel passend onderwijs
met ingang van 1 augustus 2013 dienen de scholen/instellingen er rekening mee te houden dat vanaf die datum een aantal veranderingen
kunnen plaatsvinden. Tot aan de invoering van het nieuwe stelsel passend onderwijs met ingang 1 augustus 2013 blijft de huidige
wetgeving inclusief de landelijke indicatiestelling van kracht. De voorgenomen veranderingen hebben betrekking op enerzijds
de taakstelling passend onderwijs en anderzijds het nieuwe stelsel passend onderwijs.
2.1 Taakstelling passend onderwijs
Leerlinggebonden financiering (LGF) (Artikel 7, 8, 15, 16 en 45):
-
• Voor cluster 1 treedt geen wijziging op in het deel van het budget dat is gemoeid met ambulante begeleiding. De middelen die
beschikbaar zijn voor de bijzondere bekostiging in verband met de aanwezigheid van een visueel gehandicapte leerling op een
basisschool (artikel 33) zullen in principe per 1 augustus 2013 (direct bij invoering van passend onderwijs) overgaan naar
de instellingen voor cluster 1. Hierover vindt nog overleg plaats.
-
• Voor cluster 2 gaat het geld voor LGF en de ambulante begeleiding in het primair en voortgezet onderwijs in het nieuwe systeem
passend onderwijs naar de nieuw te vormen instellingen voor cluster 2. Het geld voor LGF gaat per 1 augustus 2013 (direct
bij invoering van passend onderwijs) in principe over naar de instellingen voor cluster 2. Hierover vindt nog overleg plaats.
Het geld voor ambulante begeleiding blijft bij de instellingen voor cluster 2. Hier vindt geen bezuiniging plaats op de ambulante
begeleiding aan dove en slechthorende kinderen. Voor leerlingen met ernstige spraaktaal moeilijkheden (esm) is er sprake van
een verlaging van het budget voor ambulante begeleiding met 57%. Deze verlaging vindt in twee stappen plaats. De eerste helft
van de bezuiniging per 1 augustus 2013 en de tweede helft per 1 augustus 2014.
-
• Voor cluster 3 en 4 gaat het geld voor LGF en de ambulante begeleiding in het primair en voortgezet onderwijs in het nieuwe
systeem passend onderwijs naar de regionale samenwerkingsverbanden. Het geld voor LGF gaat per 1 augustus 2013 (direct bij
invoering van passend onderwijs) over naar de regionale samenwerkingsverbanden. Tot aan de invoering van het nieuwe bekostigingsstelsel
passend onderwijs blijft het geld voor ambulante begeleiding naar de (v)so scholen gaan. Vanaf 1 augustus 2013 bestaat regionaal
de mogelijkheid dat het resterende geld voor ambulante begeleiding naar de regionale samenwerkingsverbanden gaat, mits hierover
afspraken zijn gemaakt tussen de desbetreffende regionale samenwerkingsverbanden en de desbetreffende (v)so besturen. Het
budget voor ambulante begeleiding wordt met 57% verlaagd. Deze verlaging vindt in twee stappen plaats. De eerste helft van
de bezuiniging per 1 augustus 2013 en de tweede helft per 1 augustus 2014.
-
• Het geld voor ambulante begeleiding in het mbo in cluster 3 en 4 wordt toegevoegd aan het zorgbudget van de mbo-instellingen.
Over het geld voor ambulante begeleiding in het mbo in cluster 2 vindt nog overleg plaats. Daarbij vindt geen bezuiniging
plaats.
Verlaging bekostiging (voortgezet) speciaal onderwijs (artikel 18):
Op 1 augustus 2014 wordt de bekostiging van het (v)so verlaagd. Deze korting op de bekostiging wordt over alle onderwijssoorten
gelijkmatig gespreid. Hiertoe wordt het personele deel van de zorgbekostiging verlaagd. Deze verlaging komt overeen met het
verhogen van de groepsgrootte met 10%.
Cumi-regeling voor (v)so-scholen (artikel 19):
Op 1 augustus 2013 wordt de cumi-regeling voor (v)so-scholen geheel afgeschaft.
Preventieve en terugplaatsing ambulante begeleiding (artikel 21 en 22):
Op 1 augustus 2013 worden de bedragen voor Preventieve ambulante begeleiding en Terugplaatsingsbegeleiding geheel afgeschaft.
Personeels- en arbeidsmarktbeleid (artikel 23):
Op 1 augustus 2013 wordt de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid verlaagd ten aanzien van twee onderdelen:
Op 1 augustus 2014 wordt de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid verlaagd ten aanzien van één onderdeel:
Expertisebekostiging en LGF garantiebekostiging:
Op 1 augustus 2013 wordt de expertisebekostiging en de lgf garantiebekostiging verminderd met 10%.
Vergoeding regionaal expertisecentrum (artikel 24):
Op 1 augustus 2013 worden de regionale expertise centra opgeheven en komt deze vergoeding te vervallen.
(Bijzondere) groeiregelingen (voortgezet) speciaal onderwijs:
Met ingang van 1 augustus 2012 komen de (bijzondere) groeiregelingen voor het (v)so te vervallen. Dit betekent dat er vanaf
1 augustus 2012 geen groeitellingen meer plaatsvinden.
Groeiregeling voor (V)SO scholen met leerlingen uit een residentiële instelling (artikel 35):
Met ingang van 1 augustus 2012 komt dit artikel te vervallen.
Justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor gesloten jeugdzorg verbonden aan scholen voor cluster 4 (artikel 36):
Met ingang van 1 augustus 2014 wordt het bedrag per leerling, bedoeld in het vierde lid, verlaagd conform de verlaging voor
cluster 4 scholen.
Zmlk-leerlingen in de groepen drie tot en met acht van de basisschool (artikel 37):
Met ingang van 1 augustus 2013 wordt het bedrag per leerling voor deze vorm van bijzondere en aanvullende bekostiging afgeschaft.
Bijzondere bekostiging voor opvang en begeleiding van leerlingen met autisme (artikel 38):
Op 1 augustus 2013 worden de regionale expertise centra opgeheven en wordt deze vorm van bijzondere bekostiging afgeschaft.
2.2 Nieuw systeem zorgbekostiging
Met de invoering van passend onderwijs zal voor ‘zware zorg’ een nieuw, gebudgetteerd, bekostigingssysteem worden geïntroduceerd
op het niveau van de samenwerkingsverbanden. Dit systeem vervangt de huidige (openeinde) bekostigingssystematiek voor het
(v)so en de leerlinggebonden financiering. Om deze systematiek mogelijk te maken wordt er een onderscheid gemaakt tussen basiskosten
(de gemiddelde kosten voor een reguliere leerling) en zorgkosten. Dit onderscheid is er nu al voor bijvoorbeeld het speciaal
basisonderwijs. Iedere school krijgt op deze manier vanuit het Rijk de basisbekostiging per ingeschreven leerling.
Samenwerkingsverbanden passend onderwijs krijgen, net als nu, de beschikking over de huidige middelen voor lichte zorg. De
bekostigingssystematiek voor die middelen blijft ongewijzigd: zowel de bepaling van de omvang van het budget per samenwerkingsverband
als de toewijzing verandert niet. Naast het budget voor ‘lichte’ zorg, krijgen de samenwerkingsverbanden passend onderwijs
een normatief zorgbudget voor zware zorg. De omvang van dit zorgbudget wordt bepaald op basis van het aantal leerlingen van
het samenwerkingsverband. Ieder samenwerkingsverband krijgt dus naar rato evenveel. Uitgangspunt hierbij is dat van een populatie
leerlingen altijd een bepaald (gemiddeld) percentage extra zorg nodig heeft en dat dit percentage niet verschillend is per
regio. In het samenwerkingsverband wordt bepaald op welke wijze dit zorgbudget wordt ingezet om invulling te geven aan de
zorgplicht. Verwijzingen naar het (v)so, aparte klassen, extra ondersteuning in de reguliere klas: het zijn allemaal mogelijkheden
die betaald kunnen worden uit het zorgbudget. Inschrijving in het (v)so is pas mogelijk na instemming van het samenwerkingsverband.
Het samenwerkingsverband is dus zelf budgetbeheerder van zijn ‘lumpsum’ zorgbudget. De kosten voor plaatsing in het (v)so
worden door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) verrekend met het zorgbudget en rechtstreeks toegekend aan het (v)so.
Samenwerkingsverbanden passend onderwijs hebben dus de mogelijkheid om, rekening houdend met de situatie, tot een optimale
inzet van het beschikbare totale zorgbudget te komen, zodat voor alle leerlingen een zo goed mogelijk passend onderwijsaanbod
kan worden gerealiseerd.
De bekostiging van een aantal doelgroepen valt niet binnen dit nieuwe systeem voor zorgbekostiging via de samenwerkingsverbanden.
Het betreft de bekostiging van visueel en auditief/communicatief gehandicapte leerlingen en leerlingen op vestigingen die
onderwijs verzorgen in JJI’s en GJI’s.
2.3 Nieuw systeem visueel en auditief/communicatief gehandicapte leerlingen
Er zijn maar weinig instellingen voor leerlingen met een visuele beperking (cluster 1). Deze instellingen werken volgens een
landelijke gebudgetteerde systematiek om hun expertise te borgen en uit te bouwen. De situatie voor de auditief en/of communicatief
beperkte leerlingen (cluster 2) is vergelijkbaar. Daarom worden de huidige cluster 2 scholen omgezet naar instellingen. Deze
instellingen zullen ook gaan werken volgens dezelfde systematiek als cluster 1. Dit betekent dat de instellingen een basisbekostiging
ontvangen voor elke ingeschreven leerling die onderwijs volgt binnen de instelling. Daarnaast ontvangen die instellingen een
vast budget aanvullende bekostiging dat jaarlijks bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Het totale budget voor aanvullende
bekostiging wordt gemaximeerd. Uit het aanvullende budget kunnen de instellingen de kosten betalen voor extra ondersteuning
en begeleiding voor leerlingen, zowel voor diegenen die onderwijs volgen binnen de instelling als voor diegenen die staan
ingeschreven bij een reguliere school voor po of vo. Binnen het budget voor aanvullende bekostiging kunnen ook uitgaven vallen
voor de ondersteuning van dove leerlingen in reguliere scholen door doventolken. Uit het aanvullende budget kan in enkele
bijzondere situaties ook internaatsbekostiging mogelijk gemaakt worden.
2.4 Nieuw systeem leerlingen in JJI’s en GJI’s
De bekostiging voor leerlingen in justitiële jeugdinrichtingen (JJI) en gesloten jeugdzorginstellingen (GJI) blijft ongewijzigd
(plaatsbekostiging) en valt niet onder de nieuwe systematiek. Met de ministeries van Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid,
Welzijn en Sport zijn afspraken gemaakt over de bekostiging van deze plaatsen. Dit blijft ongewijzigd. Wel zal het bedrag
per leerling worden verlaagd conform de verlaging voor het voortgezet speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen.
Voor meer informatie over de voorgenomen maatregelen in het kader van de invoering van passend onderwijs verwijs ik u naar
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs.
3. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen
3.1 Beperking van wijzigingen
De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk te beperken. Dat komt de duidelijkheid
en daarmee de stabiliteit van het financieel beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen
voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid in eerste instantie in maart/april voorafgaande
aan het schooljaar vastgesteld. Daarna kan vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing van de bedragen vastgesteld worden.
De eventueel noodzakelijke aanpassing van de bedragen gedurende het schooljaar worden daarna in principe ‘opgespaard’ tot
een definitieve vaststelling tegen het einde van het schooljaar.
3.2 Clustering van regelingen
Om het aantal regelingen beperkt te houden is besloten om tot een clustering van alle bekostigingsregelingen te komen. In
de onderhavige regeling worden naast de lumpsum bedragen daarom ook de bedragen voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid
vastgesteld. Ook de bedragen leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs voor het schooljaar 2011–2012 worden in deze
regeling vastgesteld.
Op grond van de wet kan de minister bijzondere bekostiging personeelskosten toekennen aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden
bevinden. In deze regeling zijn de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan de bijzondere bekostiging
kan worden aangevraagd.
4. Bijzondere situaties
4.1 Algemeen
Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen kan op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO
of artikel 120, tweede lid, van de WEC een verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere situaties kunnen zich
voordoen aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere omstandigheden die niet zijn geregeld in hoofdstuk
2 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen,
maar niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als klemmend zullen worden aangemerkt.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC
dient rekening te worden gehouden met het volgende:
-
• Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens het Besluit bekostiging WPO respectievelijk
het Besluit bekostiging WEC een op hun situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend en dat slechts in uitzonderlijke situaties
bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding wordt toegekend.
Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige
aanvragen wordt voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en of de reguliere bekostiging
niet toereikend geacht kan worden.
-
• Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar dan er voor het voorgaande schooljaar
aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere
afgewezen.
-
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van
de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
-
• Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten worden ontleend voor het schooljaar 2011–2012.
-
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld, worden buiten behandeling gelaten.
-
• Uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag ontvangt de aanvrager een beschikking.
-
• Aanvragen ontvangen na 1 juli 2012 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op de ingangsdatum bekostiging, niet leiden
tot bekostiging in het schooljaar waarop de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten worden toegekend. Alleen zeer
uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden aangemerkt.
4.2 Basisscholen
Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met de aanwezigheid van nevenvestigingen omdat
deze al worden bekostigd op grond van de WPO.
4.3 Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:
-
• Groei van het aantal leerlingen: behalve voor de omschreven groeisituatie in artikel 35 van deze regeling, wordt de groeiregeling
in de artikelen 37 en 38 van het Besluit bekostiging WEC geacht te voorzien in de behoefte aan bekostiging.
-
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de geaardheid van de leerlingen is er op zichzelf juist de oorzaak van dat zij een bepaalde
indicatie voor een (v)so-onderwijssoort krijgen. Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een
zodanig verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 120, tweede lid, van de WEC.
In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde
(v)so-soort geldt. De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om leerlingen de noodzakelijke
individuele aandacht te geven.
-
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid te bieden om een op de situatie afgestemde
schoolorganisatie te realiseren.
4.4 Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding
Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO voor de periode van 1 augustus 2011 tot 1 augustus 2012
bijzondere bekostiging wordt toegewezen in verband met personeelskosten van extra leraren, komen met inachtneming van artikel
116, tweede lid, van de WPO tevens in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding materiële instandhouding. Voor zover
deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling, wordt bij de toekenning uitgegaan van € 1.893,74 per fte op jaarbasis.
Het aantal fte’s wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde gemiddelde personeelslasten
van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van deze regeling en de uitkomst na deling door de factor 1,0811
af te ronden op 4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid van de periode waarover de
bijzondere bekostiging wordt toegekend en naar rato van de berekende fte’s.
4.5 Procedure
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet, kan een gemotiveerd verzoek indienen
bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder
geval worden vermeld:
-
• het brinnummer van de school;
-
• waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het lumpsumbudget ontoereikend is;
-
• voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
-
• bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum en kenmerk van die beschikking;
-
• bij gegevens over individuele leerlingen desgewenst brin- en leerlingnummer in verband met de privacygevoeligheid.
Deze aanvraag kan ook worden ingediend door middel van een volledig ingevuld en door het bevoegd gezag ondertekend formulier
met nummer DUO 60102-002. Dit formulier is te downloaden via www.duo.nl.
Met ingang van september 2010 is het ook mogelijk om de aanvraag elektronisch in te dienen.
5. Opbouw en werking van de regeling
Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de lumpsumbedragen vastgesteld als de bedragen
voor personeels- en arbeidsmarktbeleid. In hoofdstuk 3 worden de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging vastgesteld
en in hoofdstuk 4 wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 5 bevat de aangepaste bedragen leerlinggebonden budget in
het voortgezet onderwijs schooljaar 2011–2012. Met de WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC,
de bedragen en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling, het aantal leerlingen op
de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd, kan per school het lumpsumbudget worden berekend.
6. Administratieve lasten
De wijzigingen in deze regeling leiden niet tot wijziging van administratieve lasten in vergelijking met voorgaande jaren.
7. Prijsaanpassingen
In verband met de ontwikkeling van de werkgeverslasten in de markt heeft het kabinet voor het jaar 2011 voor de overheidssectoren
besloten tot een bijdrage van 0,58% op jaarbasis. Een deel hiervan is al verwerkt in de vastgestelde bedragen voor het schooljaar
2010–2011. Dit betekent dat de bedragen in deze regeling ten opzichte van de vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2010–2011
met circa 0,2% zijn verhoogd.
Ten opzichte van het schooljaar 2010–2011 zijn de gevolgen van de volgende maatregelen in de bedragen verwerkt:
-
• Nog niet opgenomen doorwerking van de eerdere salarismaatregelen,
-
• De doorwerking van het actieplan LeerKracht,
-
• Kabinetsbijdrage werkgeverslasten 2011
De onderdelen van het actieplan LeerKracht die opgenomen zijn in de prijsaanpassing betreffen het resterende deel van het
budget 2011 en het budget voor de eerste 7 maanden 2012 van:
De GPL bedragen 2011–2012 voor onderwijzend personeel zijn in het kader van het actieplan LeerKracht aangepast voor de verhoging
tot augustus 2012.
In het voorjaar van 2012 zal worden vastgesteld of de afgesproken doelstellingen voor de functiemix in 2011 gehaald zijn.
Dan zal vanaf het schooljaar 2012–2013 ook de resterende oploop 2012 en volgende jaren worden toegekend.
Ten opzichte van de vastgestelde bedragen voor het schooljaar 2010–2011 komt hiermee de aanpassing per 1 augustus 2011 voor
het onderwijzend personeel op 0,517% in het basis- en speciaal basisonderwijs en 0,407% voor het onderwijzend personeel in
het (voortgezet) speciaal onderwijs. Voor het onderwijsondersteunend personeel komt deze aanpassing op 0,240%. Voor de directie
is het aanpassingspercentage 0,587% in het basis- en speciaal basisonderwijs en 0,451% in het (voortgezet) speciaal onderwijs.
De opslag voor het vervangingsfonds wordt per 1 augustus 2011 niet gewijzigd en is vastgesteld op 4,75% van de loonkosten.
Ook de opslag voor het participatiefonds is ongewijzigd vastgesteld op 1,00% van de loonkosten.
II. Artikelsgewijs
Artikel 2
De Regeling loonkostensubsidie ondersteunend personeel basisscholen van 17 april 2008, kenmerk DL-2008/8386, zal met ingang
van 1 augustus 2012 worden verlengd tot 1 augustus 2015. Zoals aangekondigd in een brief aan de betrokken besturen zullen
daarbij de subsidiebedragen verlaagd worden met circa 17%.
Artikel 26
De verdeling van het beschikbare budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid voor instellingen is in overleg met de betrokken
instellingen vastgesteld.
Artikel 27
Het ook mogelijk om de aanvraag elektronisch in te dienen.
Artikel 28
Deze bijzondere bekostiging is afhankelijk van het aantal zigeunerleerlingen waarvoor deze bekostiging wordt aangevraagd.
Hierbij wordt rekening gehouden met de eventuele bekostiging in 2011–2012 als gevolg van het meetellen van de gewichten van
de op 1 oktober 2010 aanwezige zigeunerkinderen.
Het ook mogelijk om de aanvraag elektronisch in te dienen.
Artikel 29
Op 1 augustus 2006 is de gewichtenregeling gewijzigd. Hierdoor zin de aparte gewichten (0,4 en 0,7) voor kinderen van wie
de ouders een trekkend bestaan leiden, komen te vervallen. Ter compensatie hiervan is het mogelijk om op grond van dit artikel
bijzondere bekostiging aan te vragen.
Het ook mogelijk om de aanvraag elektronisch in te dienen.
Artikel 30
De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel wordt uitsluitend bepaald op basis van het aantal nieuw ingeschreven leerlingen
uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’. De toe te kennen bijzondere bekostiging wordt vanaf 10 leerlingen gebaseerd op 0,2 fte
(exclusief adv) en voor iedere 10 leerlingen meer, 0,1 fte extra.
Het ook mogelijk om de aanvraag elektronisch in te dienen.
Artikel 31
Voor het vaststellen of een leerling korter dan 1 jaar in Nederland verblijft, is de feitelijke datum van binnenkomst in Nederland
bepalend.
Het ook mogelijk om de aanvraag elektronisch in te dienen.
Artikel 33
De bijzondere bekostiging in verband met de aanwezigheid van visueel gehandicapte kinderen die begeleiding ontvangen van een
instelling voor visueel gehandicapte kinderen behoeft met ingang van 1 augustus 2011 niet meer te worden aangevraagd.
Door de invoering van het persoonsgebonden nummer kan deze bekostiging ambtshalve worden toegekend. Op de eerste schooldag
van het schooljaar 2011–2012 wordt er vanuit het Onderwijsnummer bekeken of een bevoegd gezag in aanmerking komt voor bijzondere
bekostiging in verband met de aanwezigheid van visueel gehandicapte kinderen. De bekostiging gaat in op de 1e van de maand
volgend op de datum inschrijving (mits op tijd aangeleverd). Indien de registratie in BRON op een later tijdstip dan de eerste
schooldag plaatsvindt, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de eerste dag van de
maand volgend op de datum waarop de registratie heeft plaatsgevonden. Dit houdt tevens in dat een registratie die na 30 juni
in het schooljaar heeft plaatsgevonden niet meer leidt tot bijzondere en aanvullende bekostiging voor dat schooljaar.
Artikel 34
Met ingang van het schooljaar 2007–2008 worden de middelen voor schoolmaatschappelijk werk primair onderwijs in het kader
van veiligheid en opvang risicoleerlingen op basis van dit artikel toegekend, met als grondslag 1 oktober van het voorafgaande
schooljaar.
Artikel 35
De bijzondere bekostiging bij de groei van het aantal leerlingen op (v)so scholen met leerlingen uit een residentiële instelling,
niet zijnde een justitiële jeugdinrichting of een instelling voor gesloten jeugdzorg, behoeft met ingang van 1 augustus 2011
niet meer te worden aangevraagd. Door de invoering van het persoonsgebonden nummer kan deze bekostiging ambtshalve worden
toegekend.
Artikel 37
De bijzondere bekostiging voor een zeer moeilijk lerende leerling, waarvoor een leerlinggebonden budget beschikbaar is als
bedoeld in artikel 70a van de WPO en die is geplaatst in groep 3 of hoger behoeft met ingang van 1 augustus 2011 niet meer
te worden aangevraagd. Door de invoering van het persoonsgebonden nummer kan deze bekostiging ambtshalve worden toegekend.
Artikel 43
Teneinde de wijze van opgave van de jaarlijkse gemiddelde leeftijd van de leraren op de scholen te continueren, waren in de
regeling van 5 april 2007 voor het schooljaar 2007–2008 in dit artikel, vooruitlopend op de Regeling structurele gegevenslevering
WPO/WEC op basis van het Besluit informatievoorziening, de voorschriften voor het aanleveren van de gewogen gemiddelde leeftijd
leraren opgenomen. Voor de duidelijkheid zijn deze voorschriften in de onderhavige regeling gehandhaafd. De voorschriften
zijn gelijk aan de voorschriften in bijlage 4 onder 2.3.5 van de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC.
Artikel 44
De lumpsumbekostiging voor de personele kosten wordt per maand betaald. De bedragen zijn niet elke maand even hoog. De manier
waarop de bedragen over de maanden zijn verdeeld is voor alle scholen en besturen hetzelfde. De momenten van betaling en de
verdeling van de bedragen over de maanden wordt het betaalritme genoemd. Het betaalritme is zo goed mogelijk afgestemd op
de betalingsverplichtingen van de besturen (nettoloon, afdracht premies en loonbelasting, vakantiegeld, eindejaarsuitkering,
etc.).
Liquiditeitsbehoefte
Uit het verleden blijkt dat besturen gemiddeld over de maanden augustus tot en met december 40,67% van de totale bekostiging
nodig hebben om aan de betalingsverplichting te kunnen voldoen. De besturen ontvangen over de eerste vijf maanden van het
schooljaar 5 x 6,91 = 34,55% en ze hebben in de laatste 7 maanden van het voorgaande schooljaar 6,12% meer ontvangen dan op
dat moment nodig was. In totaal ontvangt een bestuur dus 34,55 + 6,12 = 40,67% van de totale personele vergoeding. Daarmee
kan aan de betalingsverplichtingen worden voldaan.
In de periode januari tot en met juli heeft een bestuur 59,33% van de jaarlijkse vergoeding aan personele kosten nodig om
aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Het bestuur ontvangt in diezelfde periode 65,45%. Men houdt dus 6,12% over. Wat
overgehouden wordt heeft men echter weer nodig als aanvulling op het betaalritme in de periode augustus tot en met december
van het volgende schooljaar.
De bekostiging voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid, bedoeld in de artikelen 9, 17, 23 en 26 en voor taal en rekenen
als bedoeld in artikel 39 kent vanwege het beschikbare budget een afwijkend betaalritme. Overige vergoedingen op grond van
deze regeling worden uitgekeerd in twaalf gelijke maandelijkse termijnen.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.