TOELICHTING
I. Algemeen
Artikel 18 van het Besluit bekostiging WPO en artikel 29 van het Besluit bekostiging WEC schrijven voor dat de scholen uiterlijk
15 april de beschikking met de reguliere personele bekostigingsbedragen voor het schooljaar 2011–2012 ontvangen. In deze regeling
worden de daarvoor noodzakelijke prijzen en bedragen vastgesteld.
1. Wijzigingen ten opzichte van eerdere regelingen
De bijzondere bekostiging in verband met de aanwezigheid van visueel gehandicapte kinderen die begeleiding ontvangen van een
instelling voor visueel gehandicapte kinderen behoeft met ingang van 1 augustus 2011 niet meer te worden aangevraagd. Door
de invoering van het persoonsgebonden nummer kan deze bekostiging ambtshalve worden toegekend. Ook de bijzondere bekostiging
voor een zeer moeilijk lerende leerling, waarvoor een leerlinggebonden budget beschikbaar is als bedoeld in artikel 70a van
de WPO en die is geplaatst in groep 3 of hoger, en de groei bij (v)so scholen met leerlingen uit een residentiële instelling,
niet zijnde een justitiële jeugdinrichting of een instelling voor gesloten jeugdzorg, behoeft door de invoering van het persoonsgebonden
nummer met ingang van 1 augustus niet meer te worden aangevraagd.
Op 1 januari 2011 is het Besluit specifieke uitkeringen gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid 2011–2014 in werking getreden.
In artikel 2 van dit besluit is de hoogte van de specifieke uitkering aan gemeenten voor de jaren 2011 tot en met 2014 geregeld.
Artikel 45 van de regeling bekostiging personeel PO 2010–2011 en aanpassing bedragen leerlinggebonden budget VO 2010–2011
is daarom in de onderhavige regeling komen te vervallen.
2. Voorgenomen maatregelen in het kader van de invoering van passend onderwijs
In verband met de voorgenomen maatregelen in het kader van de invoering van het nieuwe stelsel passend onderwijs met ingang
van 1 augustus 2012 dienen de scholen/instellingen er rekening mee te houden dat vanaf die datum een aantal veranderingen
kunnen plaatsvinden. Tot aan de invoering van het nieuwe stelsel passend onderwijs met ingang 1 augustus 2012 blijft de huidige
wetgeving inclusief de landelijke indicatiestelling van kracht. De voorgenomen veranderingen hebben betrekking op enerzijds
de taakstelling passend onderwijs en anderzijds het nieuwe stelsel passend onderwijs.
2.1 Taakstelling passend onderwijs
Leerlinggebonden financiering (LGF) (Artikel 7, 8, 15, 16 en 45):
• Voor cluster 1 treedt geen wijziging op in het deel van het budget dat is gemoeid met ambulante begeleiding. De middelen die
gemoeid zijn met de bijzondere bekostiging in verband met de aanwezigheid van een visueel gehandicapte leerling op een basisschool
(artikel 33) zullen per 1 augustus 2013 (een schooljaar na invoering passend onderwijs) overgaan naar de instellingen voor
cluster 1.
• Voor cluster 2 gaat het geld voor LGF en de ambulante begeleiding in het primair en voortgezet onderwijs in het nieuwe systeem
passend onderwijs naar de nieuw te vormen instellingen voor cluster 2. Het geld voor LGF blijft in het eerste schooljaar na
invoering van passend onderwijs nog bij de reguliere school. Het geld voor ambulante begeleiding gaat direct bij de invoering
van passend onderwijs op 1 augustus 2012 naar de instellingen. Hier vindt geen bezuiniging plaats op de ambulante begeleiding
aan dove en slechthorende kinderen. Voor kinderen met ernstige spraakmoeilijkheden is er sprake van een verlaging van het
budget voor ambulante begeleiding met 57%.
• Voor cluster 3 en 4 gaat het geld voor LGF en de ambulante begeleiding in het primair en voortgezet onderwijs in het nieuwe
systeem passend onderwijs naar de regionale samenwerkingsverbanden. Het geld voor LGF blijft in het eerste schooljaar na invoering
van passend onderwijs nog bij de reguliere school. Het geld voor ambulante begeleiding gaat direct bij de invoering van passend
onderwijs op 1 augustus 2012 naar de regionale samenwerkingsverbanden. Het budget voor ambulante begeleiding wordt met 57%
verlaagd.
• Op 1 augustus 2012 wordt het geld voor ambulante begeleiding in cluster 2, 3 en 4 in het mbo toegevoegd aan het zorgbudget
van de mbo-instellingen. Daarbij vindt geen bezuiniging plaats.
Verlaging bekostiging (voortgezet) speciaal onderwijs (artikel 18):
Op 1 augustus 2012 wordt de bekostiging van het (v)so verlaagd. Deze korting op de bekostiging wordt over alle onderwijssoorten
gelijkmatig gespreid. Daartoe wordt de formatie leraren per leerling en de formatie onderwijsondersteunend personeel per leerling
verlaagd. Deze verlaging komt overeen met het verhogen van de groepsgrootte met 10%.
Cumi-regeling voor (v)so-scholen (artikel 19):
Op 1 augustus 2012 wordt de cumi-regeling voor (v)so-scholen gehalveerd. Op 1 augustus 2013 wordt de cumi-regeling voor (v)so-scholen
geheel afgeschaft.
Preventieve en terugplaatsing ambulante begeleiding (artikel 21 en 22):
Op 1 augustus 2012 worden de bedragen voor Preventieve ambulante begeleiding en Terugplaatsingsbegeleiding gehalveerd. Op
1 augustus 2013 worden de PAB en TAB geheel afgeschaft.
Personeels- en arbeidsmarktbeleid (artikel 23)
Op 1 augustus 2012 wordt de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid verlaagd ten aanzien van drie onderdelen:
– het bedrag per leerling wordt voor alle onderwijssoorten SO en VSO verlaagd overeenkomstig de verlaging van de bedragen per
leerling (artikel 18).
– het bedrag per cumi-leerling wordt gehalveerd.
– het bedrag per ambulant begeleide leerling wordt gehalveerd.
Met ingang van 1 augustus 2013 wordt de bekostiging voor personeels- en arbeidsmarktbeleid verder verlaagd doordat het bedrag
per cumi-leerling en het bedrag per ambulant begeleide leerling wordt afgeschaft.
Expertisebekostiging en LGF garantiebekostiging:
Op 1 augustus 2013 wordt de expertisebekostiging en de LGF-garantiebekostiging gehalveerd. Op 1 augustus 2014 vervallen de
expertisebekostiging en de LGF-garantiebekostiging geheel.
Vergoeding regionaal expertisecentrum (artikel 24):
Op 1 augustus 2012 worden de regionale expertise centra opgeheven en komt deze vergoeding te vervallen.
Groeiregeling voor (V)SO scholen met leerlingen uit een residentiële instelling (artikel 35):
Met ingang van 1 augustus 2012 komt dit artikel te vervallen.
Justitiële jeugdinrichtingen en instellingen voor gesloten jeugdzorg verbonden aan scholen voor cluster 4 (artikel 36):
Met ingang van 1 augustus 2012 wordt het bedrag per leerling verlaagd conform de verlaging voor cluster 4 scholen.
Zmlk-leerlingen in de groepen drie tot en met acht van de basisschool (artikel 37):
Met ingang van 1 augustus 2012 wordt het bedrag per leerling voor deze vorm van bijzondere en aanvullende bekostiging gehalveerd.
Per schooljaar 2013-2014 wordt deze vorm van bijzondere en aanvullende bekostiging afgeschaft.
Bijzondere bekostiging voor opvang en begeleiding van leerlingen met autisme (artikel 38):
Op 1 augustus 2012 worden de regionale expertise centra opgeheven en wordt deze vorm van bijzondere bekostiging afgeschaft.
2.2 Nieuw systeem zorgbekostiging
Met de invoering van passend onderwijs zal voor ‘zware zorg’ een nieuw, gebudgetteerd, bekostigingssysteem worden geïntroduceerd
op het niveau van de samenwerkingsverbanden. Dit systeem vervangt de huidige (openeinde) bekostigingssystematiek voor het
(v)so en de leerlinggebonden financiering. Om deze systematiek mogelijk te maken wordt er een onderscheid gemaakt tussen basiskosten
(de gemiddelde kosten voor een reguliere leerling) en zorgkosten. Dit onderscheid is er nu al voor bijvoorbeeld het speciaal
basisonderwijs. Iedere school krijgt op deze manier vanuit het Rijk de basisbekostiging per ingeschreven leerling.
Samenwerkingsverbanden passend onderwijs krijgen, net als nu, de beschikking over de huidige middelen voor lichte zorg. De
bekostigingssystematiek voor die middelen blijft ongewijzigd: zowel de bepaling van de omvang van het budget per samenwerkingsverband
als de toewijzing verandert niet. Naast het budget voor ‘lichte’ zorg, krijgen de samenwerkingsverbanden passend onderwijs
een normatief zorgbudget voor zware zorg. De omvang van dit zorgbudget wordt bepaald op basis van het aantal leerlingen van
het samenwerkingsverband. Ieder samenwerkingsverband krijgt dus naar rato evenveel. Uitgangspunt hierbij is dat van een populatie
leerlingen altijd een bepaald (gemiddeld) percentage extra zorg nodig heeft en dat dit percentage niet verschillend is per
regio. In het samenwerkingsverband wordt bepaald op welke wijze dit zorgbudget wordt ingezet om invulling te geven aan de
zorgplicht. Verwijzingen naar het (v)so, aparte klassen, extra ondersteuning in de reguliere klas: het zijn allemaal mogelijkheden
die betaald kunnen worden uit het zorgbudget. Inschrijving in het (v)so is pas mogelijk na instemming van het samenwerkingsverband.
Het samenwerkingsverband is dus zelf budgetbeheerder van zijn ‘lumpsum’ zorgbudget. De kosten voor plaatsing in het (v)so
worden door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) verrekend met het zorgbudget en rechtstreeks toegekend aan het (v)so.
Samenwerkingsverbanden passend onderwijs hebben dus de mogelijkheid om, rekening houdend met de situatie, tot een optimale
inzet van het beschikbare totale zorgbudget te komen, zodat voor alle leerlingen een zo goed mogelijk passend onderwijsaanbod
kan worden gerealiseerd.
De bekostiging van een aantal doelgroepen valt niet binnen dit nieuwe systeem voor zorgbekostiging via de samenwerkingsverbanden.
Het betreft de bekostiging van visueel en auditief/communicatief gehandicapte leerlingen en leerlingen in JJI’s en GJI’s.
2.3 Nieuw systeem visueel en auditief/communicatief gehandicapte leerlingen
Er zijn maar weinig instellingen voor leerlingen met een visuele beperking (cluster 1). Deze instellingen werken volgens een
landelijke gebudgetteerde systematiek om hun expertise te borgen en uit te bouwen. De situatie voor de auditief en/of communicatief
beperkte leerlingen (cluster 2) is vergelijkbaar. Daarom worden de huidige cluster 2 scholen omgezet naar instellingen. Deze
instellingen zullen ook gaan werken volgens dezelfde systematiek als cluster 1. Dit betekent dat de instellingen een basisbekostiging
ontvangen voor elke ingeschreven leerling die onderwijs volgt binnen de instelling. Daarnaast ontvangen die instellingen een
vast budget aanvullende bekostiging dat jaarlijks bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Het totale budget voor aanvullende
bekostiging wordt gemaximeerd. Uit het aanvullende budget kunnen de instellingen de kosten betalen voor extra ondersteuning
en begeleiding voor leerlingen, zowel voor diegenen die onderwijs volgen binnen de instelling als voor diegenen die staan
ingeschreven bij een reguliere school voor po of vo. Binnen het budget voor aanvullende bekostiging kunnen ook uitgaven vallen
voor de ondersteuning van dove leerlingen in reguliere scholen door doventolken. Uit het aanvullende budget kan in enkele
bijzondere situaties ook internaatsbekostiging mogelijk gemaakt worden.
2.4 Nieuw systeem leerlingen in JJI’s en GJI’s
De bekostiging voor leerlingen in justitiële jeugdinrichtingen (JJI) en gesloten jeugdzorginstellingen (GJI) blijft ongewijzigd
(plaatsbekostiging) en valt niet onder de nieuwe systematiek. Met de ministeries van Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid,
Welzijn en Sport zijn afspraken gemaakt over de bekostiging van deze plaatsen. Dit blijft ongewijzigd. Wel zal het bedrag
per leerling worden verlaagd conform de verlaging voor het voortgezet speciaal onderwijs aan zeer moeilijk opvoedbare kinderen.
Voor meer informatie over de voorgenomen maatregelen in het kader van de invoering van passend onderwijs verwijs ik u naar
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/passend-onderwijs.
3. Procedure vaststellen en wijzigen bedragen
3.1 Beperking van wijzigingen
De intentie is om wijzigingen in de bedragen binnen een schooljaar zoveel mogelijk te beperken. Dat komt de duidelijkheid
en daarmee de stabiliteit van het financieel beleid van bevoegde gezagsorganen en scholen ten goede. Daarom worden de bedragen
voor personele bekostiging en voor het budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid in eerste instantie in maart/april voorafgaande
aan het schooljaar vastgesteld. Daarna kan vanwege gewijzigde omstandigheden een aanpassing van de bedragen vastgesteld worden
in juli voorafgaande aan het schooljaar. De eventueel noodzakelijke aanpassing van de bedragen gedurende het schooljaar worden
daarna in principe ‘opgespaard’ tot een definitieve vaststelling tegen het einde van het schooljaar.
3.2 Clustering van regelingen
Om het aantal regelingen beperkt te houden is besloten om tot een clustering van alle bekostigingsregelingen te komen zodat
het aantal tot een minimum wordt beperkt. In de onderhavige regeling worden naast de lumpsum bedragen daarom ook de bedragen
voor het personeels- en arbeidsmarktbeleid vastgesteld. Ook de bedragen leerlinggebonden budget in het voortgezet onderwijs
voor het schooljaar 2011–2012 worden in deze regeling vastgesteld.
Op grond van de wet kan de minister bijzondere bekostiging personeelskosten toekennen aan scholen die zich in bijzondere omstandigheden
bevinden. In deze regeling zijn de standaard bijzondere omstandigheden opgenomen op grond waarvan de bijzondere bekostiging
kan worden aangevraagd.
4. Bijzondere situaties
4.1 Algemeen
Het bevoegd gezag van scholen waar zich bijzondere situaties voordoen kan op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO
of artikel 120, tweede lid, van de WEC een verzoek indienen voor bijzondere bekostiging. Bijzondere situaties kunnen zich
voordoen aan scholen die in een schooljaar worden geconfronteerd met bijzondere omstandigheden die niet zijn geregeld in hoofdstuk
2 van deze regeling. Daarbij wordt er op gewezen dat situaties die onder een of meerdere onderdelen van deze regeling vallen,
maar niet aan alle bij dat onderdeel genoemde voorwaarden voldoen, in elk geval niet als klemmend zullen worden aangemerkt.
Bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO of artikel 120, tweede lid, van de WEC
dient rekening te worden gehouden met het volgende:
• Uitgangspunt bij het toekenningbeleid is, dat basisscholen en scholen voor (v)so krachtens het Besluit bekostiging WPO respectievelijk
het Besluit bekostiging WEC een op hun situatie toegesneden lumpsum krijgen toegekend en dat slechts in uitzonderlijke situaties
bijzondere bekostiging voor personeel en eventueel aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding wordt toegekend.
Voor een goede beoordeling is het van belang dat aanvragen op de juiste wijze worden ingediend en dat indiening van overbodige
aanvragen wordt voorkomen. Bezien wordt in hoeverre er sprake is van bijzondere omstandigheden en of de reguliere bekostiging
niet toereikend geacht kan worden.
• Verzoeken om meer bijzondere en aanvullende bekostiging voor het huidige schooljaar dan er voor het voorgaande schooljaar
aan bijzondere bekostiging is toegekend, terwijl de omstandigheden gelijk zijn gebleven, worden in elk geval voor het meerdere
afgewezen.
• Indien de aanvraag geheel of gedeeltelijk wordt toegekend ontvangt het bevoegd gezag bijzondere bekostiging met ingang van
de maand volgend op de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
• Aan toegekende bijzondere bekostiging in voorgaande schooljaren kunnen geen rechten worden ontleend voor het schooljaar 2011–2012.
• Onvolledige aanvragen die niet binnen een door DUO te bepalen termijn zijn aangevuld, worden buiten behandeling gelaten.
• Uiterlijk binnen vier maanden na indiening van de aanvraag ontvangt de aanvrager een beschikking.
• Aanvragen ontvangen na 1 juli 2012 worden afgewezen omdat deze aanvragen, gelet op de ingangsdatum bekostiging, niet leiden
tot bekostiging in het schooljaar waarop de regeling van toepassing is.
Slechts in een zeer beperkt aantal gevallen kan bijzondere bekostiging voor personeelskosten worden toegekend. Alleen zeer
uitzonderlijke situaties zullen als bijzonder worden aangemerkt.
4.2 Basisscholen
Niet ingewilligd worden in ieder geval verzoeken van basisscholen in verband met de aanwezigheid van nevenvestigingen omdat
deze reeds worden bekostigd op grond van de WPO.
4.3 Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
Niet ingewilligd worden in elk geval verzoeken van (v)so scholen in verband met:
• Groei van het aantal leerlingen: behalve voor de omschreven groeisituatie in artikel 35 van deze regeling, wordt de groeiregeling
in de artikelen 37 en 38 van het Besluit bekostiging WEC geacht te voorzien in de behoefte aan bekostiging.
• Bijzondere geaardheid van leerlingen: de geaardheid van de leerlingen is er op zichzelf juist de oorzaak van dat zij een bepaalde
indicatie voor een (v)so-onderwijssoort krijgen. Ook het feit dat leerlingen afkomstig zijn uit een internaat vormt niet een
zodanig verzwarende factor dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 120, tweede lid, van de WEC.
In het algemeen zal de problematiek van individuele leerlingen uiteenlopend kunnen zijn hetgeen niet specifiek voor één bepaalde
(v)so-soort geldt. De beschikbare reguliere faciliteiten worden geacht voldoende ruimte te bieden om leerlingen de noodzakelijke
individuele aandacht te geven.
• Aanwezigheid van nevenvestigingen: het lumpsumbudget wordt geacht voldoende mogelijkheid te bieden om een op de situatie afgestemde
schoolorganisatie te realiseren.
4.4 Aanvullende bekostiging voor materiële instandhouding
Basisscholen die op grond van artikel 123, tweede lid, van de WPO voor de periode van 1 augustus 2011 tot 1 augustus 2012
bijzondere bekostiging wordt toegewezen in verband met personeelskosten van extra leraren, komen met inachtneming van artikel
116, tweede lid, van de WPO tevens in aanmerking voor een aanvulling op de vergoeding materiële instandhouding. Voor zover
deze bedragen niet zijn opgenomen in deze regeling, wordt bij de toekenning uitgegaan van € 1.893,74 per fte op jaarbasis.
Het aantal fte’s wordt berekend door de toegekende bijzondere bekostiging te delen door de genormeerde gemiddelde personeelslasten
van leraren als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van deze regeling en de uitkomst na deling door de factor 1,0811
af te ronden op 4 decimalen. Deze aanvullende bekostiging wordt vastgesteld naar evenredigheid van de periode waarover de
bijzondere bekostiging wordt toegekend en naar rato van de berekende fte’s.
4.5 Procedure
Het bevoegd gezag van de school dat meent dat zich een bijzondere situatie voordoet, kan een gemotiveerd verzoek indienen
bij DUO/BEK onder vermelding van bijzondere bekostiging in verband met een bijzondere situatie. In de aanvraag moet in ieder
geval worden vermeld:
• het brinnummer van de school;
• waarom de school (nog steeds) in bijzondere omstandigheden verkeert en waarom het lumpsumbudget ontoereikend is;
• voor welke soort personeel de school bijzondere bekostiging vraagt en hoeveel fte’s;
• bij eerdere toekenning op grond van dezelfde of vergelijkbare omstandigheden datum en kenmerk van die beschikking;
• bij gegevens over individuele leerlingen desgewenst brin- en leerlingnummer in verband met de privacygevoeligheid.
Deze aanvraag kan ook worden ingediend door middel van een volledig ingevuld en door het bevoegd gezag ondertekend formulier
met nummer DUO 60102-002. Dit formulier is te downloaden via www.duo.nl.
Met ingang van september 2010 is het ook mogelijk om de aanvraag elektronisch in te dienen.
5. Opbouw en werking van de regeling
Na hoofdstuk 1 (Algemene bepalingen) worden in hoofdstuk 2 per schoolsoort zowel de lumpsumbedragen vastgesteld als de bedragen
voor personeels- en arbeidsmarktbeleid. In hoofdstuk 3 worden de bedragen en procedures voor de bijzondere bekostiging vastgesteld
en in hoofdstuk 4 wordt het betaalritme bekend gemaakt. Hoofdstuk 5 bevat de aangepaste bedragen leerlinggebonden budget in
het voortgezet onderwijs schooljaar 2011–2012. Met de WPO, de WEC, het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC,
de bedragen en de landelijk gewogen gemiddelde leeftijd die worden vastgesteld in deze regeling, het aantal leerlingen op
de teldatum en de gewogen gemiddelde leeftijd, kan per school het lumpsumbudget worden berekend.
6. Administratieve lasten
De wijzigingen in deze regeling leiden niet tot wijziging van administratieve lasten in vergelijking met voorgaande jaren.
7. Prijsaanpassingen
Gezien de gevolgen van de volgende maatregelen zijn de bedragen voor het schooljaar 2011–2012 gewijzigd ten opzichte van het
voorgaande schooljaar:
• Nog niet opgenomen doorwerking van de eerdere salarismaatregelen,
• De doorwerking van het actieplan LeerKracht.
De onderdelen van het actieplan LeerKracht die opgenomen zijn in de prijsaanpassing betreffen:
De GPL bedragen 2011–2012 voor onderwijzend personeel zijn in het kader van het actieplan LeerKracht aangepast voor de verhoging
tot en met 2011. Indien de afgesproken doelstellingen voor de functiemix in 2011 worden gehaald, zal ook de oploop 2012 worden
toegekend.
Ten opzichte van de voorlopig vastgestelde prijzen 2010/2011 komt hiermee de aanpassing per 1 augustus 2011 voor het onderwijzend
personeel op 0,160%. Voor het onderwijsondersteunend personeel komt deze aanpassing op 0,040%. Voor de directie is het aanpassingspercentage
0,065%. Dit percentage wordt mede veroorzaakt door de extra maatregelen voor de adjunct-directeuren.
De opslag voor het vervangingsfonds wordt per 1 augustus 2011 niet gewijzigd en is vastgesteld op 4,75% van de loonkosten.
Ook de opslag voor het participatiefonds is ongewijzigd vastgesteld op 1,00% van de loonkosten.
II. Artikelsgewijs
Artikel 5
Ten behoeve van de toekenning van de maandelijkse toelage aan de directeur van de school is de toeslag voor de schoolleiding
extra verhoogd met een vast bedrag. Omdat de GPL voor leraren relatief meer verhoogd is dan de GPL voor directeuren is de
eerste directie toeslag lager dan in het schooljaar 2010–2011.
Artikel 9
Het bedrag voor schoolbegeleiding is voor het schooljaar 2011–2012 € 49,37.
Artikel 14
Ten behoeve van de toekenning van de maandelijkse toelage aan de directeur van de school is de toeslag voor de schoolleiding
extra verhoogd met een vast bedrag. Omdat de GPL voor leraren relatief meer verhoogd is dan de GPL voor directeuren is de
eerste directie toeslag lager dan in het schooljaar 2010–2011.
Artikel 17
Het bedrag voor schoolbegeleiding is voor het schooljaar 2011–2012 € 49,37.
Artikel 20
Ten behoeve van de toekenning van de maandelijkse toelage aan de directeur van de school is de toeslag voor de schoolleiding
extra verhoogd met een vast bedrag. Omdat de GPL voor leraren relatief meer verhoogd is dan de GPL voor directeuren is de
eerste directie toeslag lager dan in het schooljaar 2010–2011.
Artikel 23
Het bedrag voor schoolbegeleiding is voor het schooljaar 2011–2012 € 49,37.
Artikel 26
De verdeling van het beschikbare budget voor personeels- en arbeidsmarktbeleid voor instellingen is in overleg met de betrokken
instellingen vastgesteld.
Artikel 27
Het ook mogelijk om de aanvraag elektronisch in te dienen.
Artikel 28
Deze bijzondere bekostiging is afhankelijk van het aantal zigeunerleerlingen waarvoor deze bekostiging wordt aangevraagd.
Hierbij wordt rekening gehouden met de eventuele bekostiging in 2011–2012 als gevolg van het meetellen van de gewichten van
de op 1 oktober 2010 aanwezige zigeunerkinderen.
Het ook mogelijk om de aanvraag elektronisch in te dienen.
Artikel 29
Op 1 augustus 2006 is de gewichtenregeling gewijzigd. Hierdoor zin de aparte gewichten (0,4 en 0,7) voor kinderen van wie
de ouders een trekkend bestaan leiden, komen te vervallen. Ter compensatie hiervan is het mogelijk om op grond van dit artikel
bijzondere bekostiging aan te vragen. Bij de vaststelling ervan wordt rekening gehouden met de eventueel aan de school toegekende
compensatie hoeveelheid schoolgewicht.
Het ook mogelijk om de aanvraag elektronisch in te dienen.
Artikel 30
De bijzondere bekostiging op grond van dit artikel wordt uitsluitend bepaald op basis van het aantal nieuw ingeschreven leerlingen
uit een ‘Blijf van mijn lijf huis’. De toe te kennen bijzondere bekostiging wordt vanaf 10 leerlingen gebaseerd op 0,2 fte
(exclusief adv) en voor iedere 10 leerlingen meer, 0,1 fte extra.
Het ook mogelijk om de aanvraag elektronisch in te dienen.
Artikel 31
Voor het vaststellen of een leerling korter dan 1 jaar in Nederland verblijft, is de feitelijke datum van binnenkomst in Nederland
bepalend.
Het ook mogelijk om de aanvraag elektronisch in te dienen.
Artikel 33
De bijzondere bekostiging in verband met de aanwezigheid van visueel gehandicapte kinderen die begeleiding ontvangen van een
instelling voor visueel gehandicapte kinderen behoeft met ingang van 1 augustus 2011 niet meer te worden aangevraagd.
Door de invoering van het persoonsgebonden nummer kan deze bekostiging ambtshalve worden toegekend. Op de eerste schooldag
van het schooljaar 2011–2012 wordt er vanuit het Onderwijsnummer bekeken of een bevoegd gezag in aanmerking komt voor bijzondere
bekostiging in verband met de aanwezigheid van visueel gehandicapte kinderen. De bekostiging gaat in op de 1e van de maand
volgend op de datum inschrijving (mits op tijd aangeleverd). Indien de registratie in BRON op een later tijdstip dan de eerste
schooldag plaatsvindt, ontvangt het bevoegd gezag bijzondere en aanvullende bekostiging met ingang van de eerste dag van de
maand volgend op de datum waarop de registratie heeft plaatsgevonden. Dit houdt tevens in dat een registratie die na 30 juni
in het schooljaar heeft plaatsgevonden niet meer leidt tot bijzondere- en aanvullende bekostiging voor dat schooljaar.
Artikel 34
Met ingang van het schooljaar 2007-2008 worden de middelen voor schoolmaatschappelijk werk primair onderwijs in het kader
van veiligheid en opvang risicoleerlingen op basis van dit artikel toegekend, met als grondslag 1 oktober van het voorafgaande
schooljaar aan basisscholen binnen een samenwerkingsverband zijn toegekend. Het macro-schoolgewicht is zodanig gedaald, dat
aanpassing van de drempel noodzakelijk is om te voorkomen dat samenwerkingsverbanden de drempel niet meer halen.
Artikel 35
De bijzondere bekostiging bij de groei van het aantal leerlingen op (v)so scholen met leerlingen uit een residentiële instelling,
niet zijnde een justitiële jeugdinrichting of een instelling voor gesloten jeugdzorg, behoeft met ingang van 1 augustus 2011
niet meer te worden aangevraagd. Door de invoering van het persoonsgebonden nummer kan deze bekostiging ambtshalve worden
toegekend.
Artikel 37
De bijzondere bekostiging voor een zeer moeilijk lerende leerling, waarvoor een leerlinggebonden budget beschikbaar is als
bedoeld in artikel 70a van de WPO en die is geplaatst in groep 3 of hoger behoeft met ingang van 1 augustus 2011 niet meer
te worden aangevraagd. Door de invoering van het persoonsgebonden nummer kan deze bekostiging ambtshalve worden toegekend.
Artikel 43
Teneinde de wijze van opgave van de jaarlijkse gemiddelde leeftijd van de leraren op de scholen te continueren, waren in de
regeling van 5 april 2007 voor het schooljaar 2007–2008 in dit artikel, vooruitlopend op de Regeling structurele gegevenslevering
WPO/WEC op basis van het Besluit informatievoorziening, de voorschriften voor het aanleveren van de gewogen gemiddelde leeftijd
leraren opgenomen. Voor de duidelijkheid zijn deze voorschriften in de onderhavige regeling gehandhaafd. De voorschriften
zijn gelijk aan de voorschriften in bijlage 4 onder 2.3.5 van de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC.
Artikel 44
De lumpsumbekostiging voor de personele kosten wordt per maand betaald. De bedragen zijn niet elke maand even hoog. De manier
waarop de bedragen over de maanden zijn verdeeld is voor alle scholen en besturen hetzelfde. De momenten van betaling en de
verdeling van de bedragen over de maanden wordt het betaalritme genoemd. Het betaalritme is zo goed mogelijk afgestemd op
de betalingsverplichtingen van de besturen (nettoloon, afdracht premies en loonbelasting, vakantiegeld, eindejaarsuitkering,
etc.).
Liquiditeitsbehoefte
Uit het verleden en rekening houdend met de wijzigingen in 2006, blijkt dat besturen gemiddeld over de maanden augustus tot
en met december 40,67% van de totale bekostiging nodig hebben om aan de betalingsverplichting te kunnen voldoen. De besturen
ontvangen over de eerste vijf maanden 5 x 6,91 = 34,55% en ze hebben in de eerste 7 maanden 2007 6,12% meer ontvangen dan
op dat moment nodig was. In totaal ontvangt een bestuur dus 34,55 + 6,12 = 40,67% van de totale personele vergoeding. Daarmee
kan aan de betalingsverplichtingen worden voldaan.
In de periode januari tot en met juli heeft een bestuur 59,33% van de jaarlijkse vergoeding aan personele kosten nodig om
aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen. Het bestuur ontvangt in diezelfde periode 65,45%. Men houdt dus 6,12% over. Wat
overgehouden wordt heeft men echter weer nodig als aanvulling op het betaalritme in de periode augustus tot en met december
van het volgende schooljaar.
De bekostiging voor taal en rekenen als bedoeld in artikel 39 kent vanwege het beschikbare budget een afwijkend betaalritme.
Overige vergoedingen op grond van deze regeling worden uitgekeerd in twaalf gelijke maandelijkse termijnen.
Artikel 46
Jaarlijks wordt de bekostiging voor personeelskosten in het primair onderwijs voorafgaand aan het schooljaar voorlopig vastgesteld.
Na afloop van het betreffende schooljaar volgt de definitieve vaststelling van de bekostigingsbedragen over dat schooljaar.
Bij de definitieve vaststelling van de bedragen over het schooljaar 2009–2010 is echter een onjuiste verwijzing gebruikt in
het artikel waarmee beoogd was om de voorgaande versie van de regeling in te trekken. Hierdoor zijn er twee versies van de
regeling (met een gelijke citeertitel) naast elkaar blijven bestaan, de ene met de voorlopige en de ander met de definitieve
bekostigingsbedragen.
Om onduidelijkheid over de juiste bekostigingsbedragen te voorkomen is de regeling met de voorlopige bedragen (Stcrt. 2009, 12486) nu alsnog ingetrokken. De Regeling bekostiging personeel PO 2009–2010 en aanpassing bedragen leerlinggebonden
budget VO 2009–2010 van 5 juni 2010, nr. PO/FenV/207525 (Stcrt. 2010, 9367) bevat de definitief vastgestelde bekostigingsbedragen over het schooljaar 2009–2010.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.