Regeling erkenning werkplaatsen boordcomputer taxi

10 oktober 2011

Nr. IENM/BSK-2011/47164

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 79, zevende en achtste lid, en artikel 83, eerste, zesde en achtste lid, van het Besluit personenvervoer 2000;

Besluit:

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALING

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

activering:

activering als bedoeld in de Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi;

erkenning:

erkenning als bedoeld in artikel 79, achtste lid, van het Besluit personenvervoer 2000;

erkenninghouder:

houder van een bewijs als bedoeld in artikel 3, derde lid;

inrichting:

bedrijf of bedrijven waarin een erkenninghouder van een mobiele activeringseenheid werkzaamheden als bedoeld in deze regeling verricht;

mobiele activeringseenheid:

voertuig van de voertuigcategorie M of N als bedoeld in artikel 1.1 van de Regeling voertuigen waarmee een erkenninghouder afwisselend in verscheidene inrichtingen werkzaamheden als bedoeld in deze regeling mag verrichten;

werkplaats:

één of meer besloten ruimten, waarin krachtens de erkenning werkzaamheden als bedoeld in deze regeling worden verricht.

HOOFDSTUK 2 PROCEDUREREGELS

§ 1 Aanvraag en verlening van een erkenning

Artikel 2

De aanvraag voor een erkenning wordt bij de Dienst Wegverkeer ingediend door middel van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraag formulier.

Artikel 3
  • 1. Een erkenning wordt verleend aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon voor een of meer in Nederland gevestigde werkplaatsen of op naam van de aanvrager geregistreerde mobiele activeringseenheden die elk voldoen aan de in artikel 6 gestelde eisen.

  • 2. Een erkenning wordt voor onbepaalde tijd verleend.

  • 3. Van de erkenning wordt een bewijs afgegeven waarop wordt vermeld:

    • a. de naam en het adres van de erkenninghouder;

    • b. het adres van de werkplaats;

    • c. ingeval van een mobiele activeringseenheid het kenteken daarvan alsmede het adres van de inrichting of inrichtingen waarin de werkzaamheden mogen worden verricht.

  • 4. Onmiddellijk na verlening van de erkenning meldt de Dienst Wegverkeer deze aan de minister.

Artikel 4
  • 1. De erkenning is slechts geldig voor de werkplaats of mobiele activeringseenheid en inrichtingen die in het bewijs van erkenning is vermeld.

  • 2. Een werkplaats of mobiele activeringseenheid kan slechts in één erkenning worden vermeld.

Artikel 5

De Dienst Wegverkeer kent aan de erkenninghouder toegangscodes toe voor het door middel van datacommunicatie aan deze dienst melden van werkzaamheden die aan de boordcomputer zijn verricht.

§ 2 Erkenningseisen

Artikel 6
  • 1. Een erkenning voor een werkplaats wordt verleend indien de aanvrager is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007 en beschikt over een werkplaats die:

    • a. verwarmd, overdekt, behoorlijk af te sluiten en goed verlicht is;

    • b. zodanige afmetingen heeft en zodanig is ingericht dat de auto’s waarbij werkzaamheden aan de boordcomputer moeten worden verricht, daarin zodanig kunnen worden opgesteld dat zij van alle zijden goed toegankelijk zijn;

    • c. voorzien is van:

      • een voor auto’s geschikte horizontale effen meetbaan van ten minste 20 meter lengte dan wel door de Dienst Wegverkeer geaccepteerde apparatuur voor het bepalen van het wegdraaigetal of de bandenomtrek;

      • een bandenpomp met bandenluchtdrukmeetapparatuur;

      • gereedschappen, apparatuur, handboeken en documentatie die noodzakelijk zijn voor het verrichten van werkzaamheden aan een boordcomputer;

      • een voorziening voor het door middel van datacommunicatie melden van de werkzaamheden die aan de boordcomputer zijn verricht, en die geschikt is voor de toegangsstructuur van een door de Dienst Wegverkeer geaccepteerd netwerk;

      • een ruimte waar de administratie van de werkzaamheden aan boordcomputers kan worden uitgevoerd en een afsluitbare kast of een gelijkwaardige voorziening waarin waardepapieren en documentatie kunnen worden opgeborgen.

  • 2. Het eerste lid, aanhef en onder c, is van overeenkomstige toepassing voor het verkrijgen van een erkenning voor een mobiele activeringseenheid.

  • 3. Het eerste lid, onder a en b, zijn van overeenkomstige toepassing op een inrichting.

  • 4. De apparatuur, bedoeld in het eerste lid, onder c, 1° tot en met 3°, is deugdelijk, verkeert in goede staat van onderhoud en werkt aantoonbaar binnen de toleranties die voor de boordcomputer op grond van de Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi zijn gesteld.

  • 5. Met apparatuur als bedoeld in het vierde lid wordt gelijkgesteld apparatuur die rechtmatig is vervaardigd of in de handel is gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel rechtmatig is vervaardigd in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij daartoe strekkend of mede daartoe strekkend verdrag dat Nederland bindt, en dat voldoet aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

HOOFDSTUK 3 ERKENNINGSVOORSCHRIFTEN

§ 1 Algemeen

Artikel 7
  • 1. Vanaf de buitenkant van elke werkplaats is op een door de Dienst Wegverkeer vastgestelde en bekendgemaakte wijze zichtbaar dat een erkenning is verleend.

  • 2. In elke werkplaats en mobiele activeringseenheid is een kopie van het bewijs van erkenning aanwezig.

Artikel 8
  • 1. De erkenninghouder meldt onmiddellijk bij de Dienst Wegverkeer wijzigingen van of aanvullingen op de gegevens als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2. Voor wijzigingen van of aanvullingen op gegevens als bedoeld in het eerste lid, voor zover het inrichtingen betreft, geldt een behandeltermijn van twee werkdagen.

Artikel 9

De erkenninghouder draagt er zorg voor dat:

  • a. de keuringskaart, bedoeld in artikel 1 van het Besluit personenvervoer 2000, en de toegangscodes, bedoeld in artikel 5, eerste lid, niet toegankelijk zijn voor onbevoegden;

  • b. de organisatie en inrichting van de werkplaats of de mobiele activeringseenheid, de daar aanwezige gereedschappen en apparatuur, de werkwijzen en controlemethoden en de kundigheid van het bij de werkzaamheden betrokken personeel, zodanig zijn dat een goede uitvoering van de werkzaamheden krachtens de erkenning is gewaarborgd.

§ 2 Voorschriften betreffende werkzaamheden aan de boordcomputer

Artikel 10

De erkenninghouder activeert de boordcomputer indien:

  • a. het voertuigidentificatienummer en kenteken van de auto overeenstemmen met de gegevens uit het kentekenregister van de Dienst Wegverkeer en uit dat register blijkt dat de auto als taxi is geregistreerd;

  • b. in geval van een kentekenbewijs met een beperkte geldigheidsduur de geldigheidsduur van het kentekenbewijs ingevolge het kentekenregister van de Dienst Wegverkeer nog niet is verstreken.

Artikel 11

De keuringskaart, bedoeld in artikel 1 van het Besluit personenvervoer 2000, wordt direct bij aanvang van de werkzaamheden in de boordcomputer ingevoerd.

Artikel 12

De met het activeren en herstellen van de boordcomputer verband houdende werkzaamheden vinden plaats onder de volgende omstandigheden:

  • a. de auto is onbelast en verkeert in rijklare toestand;

  • b. de bandenmaat en de bandenspanning voldoen aan de door de fabrikant van de auto voorgeschreven waarden;

  • c. bij het meten van de voortbeweging van de auto is het meettraject ten minste 20 meter lang, dan wel vindt het meten plaats met behulp van alternatieve methoden die voor de Dienst Wegverkeer aanvaardbaar zijn.

Artikel 13

Bij de activering worden de volgende handelingen verricht:

  • a. de in artikel 22, vijfde lid, onder a tot en met g, van de Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi bedoelde gegevens worden vastgesteld en in de boordcomputer ingevoerd;

  • b. het meten van de ongecorrigeerde kenmerkende coëfficiënt van de auto in impulsen per kilometer en het vaststellen van de constante van de boordcomputer in impulsen per kilometer;

  • c. door middel van een testrit van ten minste 1000 meter wordt de juiste werking van de GPS-registratie gecontroleerd en wordt vastgesteld of de afwijking tussen de pulsenteller en de GPS-registratie binnen de geldende tolerantie blijft.

Artikel 14
  • 1. Bij de deactivering van de boordcomputer worden alle in het geheugen geregistreerde gegevens overgebracht naar een externe gegevensdrager, met uitzondering van de gegevens, bedoeld in artikel 6, zesde lid, van de Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi.

  • 2. Na overbrenging van de gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden die gegevens gewist, met uitzondering van de gegevens, bedoeld in artikel 22, tweede lid, van de Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi.

Artikel 15

Ingeval van storingen respectievelijk fouten als bedoeld in artikel 26, eerste respectievelijk derde lid, van de Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi brengt de erkenninghouder de in de boordcomputer geregistreerde gegevens over naar een externe gegevensdrager, met uitzondering van de gegevens, bedoeld in artikel 6, zesde lid, van de Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi, en herstelt hij de boordcomputer.

Artikel 16

Nadat de boordcomputer is hersteld, wordt door middel van een korte rijproef, waarbij de keuringskaart in de boordcomputer aanwezig is, vastgesteld of deze naar behoren functioneert.

§ 3 Voorschriften betreffende het melden, opslaan, overdragen en bewaren van gegevens

Artikel 17
  • 1. Nadat er werkzaamheden aan de boordcomputer zijn verricht, worden de volgende gegevens aan de Dienst Wegverkeer gemeld:

    • a. de toegangscodes, bedoeld in artikel 5, eerste lid;

    • b. het kenteken en de meldcode, gevormd door de laatste vier cijfers van het voertuigidentificatienummer;

    • c. de kilometerstand;

    • d. het serienummer en de ingestelde apparaatconstante van de boordcomputer en

    • e. de datum, tijd en een korte omschrijving van het uitgevoerde werk.

  • 2. De erkenninghouder houdt in elke werkplaats en met betrekking tot elke mobiele activeringseenheid een register bij waarin direct na de in het eerste lid bedoelde melding de volgende gegevens worden vastgelegd:

    • a. het nummer van de gebruikte keuringskaart;

    • b. met betrekking tot de auto:

      • 1°. het kenteken en de laatste vier cijfers van het voertuigidentificatienummer;

      • 2°. de kilometerstand;

      • 3°. de effectieve omtrek van de wielbanden in millimeters;

      • 4°. de ongecorrigeerde kenmerkende coëfficiënt van de auto in impulsen per kilometer;

      • 5°. de bandenmaat;

    • c. met betrekking tot de activering:

      • 1°. de constante van de boordcomputer in impulsen per kilometer;

      • 2°. merk, type en serienummer van de boordcomputer;

      • 3°. de aanwezigheid van een koppeling met een taxameter;

    • d. met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden:

      • 1°. de datum, tijd;

      • 2°. een korte omschrijving van het uitgevoerde werk.

  • 3. De erkenninghouder neemt de door de Dienst Wegverkeer gegeven aanwijzingen in acht.

Artikel 18
  • 1. De erkenninghouder verstrekt aan de Dienst Wegverkeer op de door die dienst bepaalde wijze de gegevens ten behoeve van het unieke nummer van het certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht, bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten.

  • 2. De Dienst Wegverkeer registreert deze gegevens en stelt deze aan de krachtens artikel 8:1, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet aangewezen ambtenaren op hun verzoek ter beschikking.

Artikel 19
  • 1. De erkenninghouder bewaart de gegevens, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid, en 15 gedurende ten minste zes maanden vanaf de datum van gegevensoverdracht.

  • 2. De erkenninghouder bewaart de gegevens, bedoeld in artikel 17, tweede lid, gedurende ten minste 104 weken, vanaf het tijdstip van registratie.

  • 3. De erkenninghouder bewaart een gewaarmerkte kopie van elk certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht, bedoeld in artikel 19, vijfde lid, van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten, gedurende ten minste 104 weken vanaf de datum van afgifte.

  • 4. De gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid en de kopie, bedoeld in het derde lid, worden op zodanige wijze bewaard, dat zij niet toegankelijk zijn voor onbevoegden.

  • 5. In de gegevens, bedoeld in het eerste en tweede lid, mogen geen wijzigingen worden aangebracht.

§ 4 Voorschriften betreffende toezicht door de Dienst Wegverkeer

Artikel 20
  • 1. Indien de Dienst Wegverkeer de erkenninghouder na een melding als bedoeld in artikel 17, eerste lid, mededeelt dat de werkzaamheden aan toezicht ter plaatse worden onderworpen draagt de erkenninghouder er zorg voor dat de auto ongeacht het tijdstip van aanvang van dat toezicht gedurende negentig minuten na het tijdstip van melding niet uit de werkplaats of inrichting wordt verwijderd.

  • 2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, is de erkenninghouder verplicht:

    • a. in de staat van de auto en de boordcomputer geen wijzigingen aan te brengen of te doen aanbrengen en geen metingen te verrichten of te doen verrichten;

    • b. geen werkzaamheden aan de auto of de daarin ingebouwde boordcomputer te verrichten of te doen verrichten totdat het toezicht is uitgeoefend;

    • c. een ter zake kundige medewerker met behulp van de gebruikte keuringskaart feitelijk assistentie te doen verlenen bij het uitoefenen van het toezicht;

    • d. de desbetreffende werkplaats of mobiele activeringseenheid en inrichting, alsmede apparatuur beschikbaar te stellen;

    • e. de ter zake door de Dienst Wegverkeer gegeven aanwijzingen in acht te nemen.

Artikel 21

Indien bij het toezicht wordt vastgesteld dat bij het verrichten van de werkzaamheden aan de boordcomputer de voorschriften, bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 2, niet in acht zijn genomen, wordt de melding, bedoeld in artikel 17, eerste lid, door de Dienst Wegverkeer ongedaan gemaakt.

HOOFDSTUK 4 WIJZIGING, SCHORSING EN INTREKKING VAN EEN ERKENNING

Artikel 22

  • 1. Een erkenning wordt geheel of gedeeltelijk ingetrokken indien de erkenninghouder:

    • a. daarom verzoekt;

    • b. niet meer voldoet aan de erkenningseisen, neergelegd in artikel 6.

  • 2. Een erkenning kan worden ingetrokken indien de erkenninghouder:

    • a. in strijd handelt met de erkenningsvoorschriften, neergelegd in hoofdstuk 3

    • b. het aan het toezicht verbonden tarief als bedoeld in artikel 12:2, derde lid, van de Arbeidstijdenwet niet voldoet.

  • 3. De Dienst Wegverkeer meldt een gehele of gedeeltelijke intrekking onmiddellijk aan de minister.

Artikel 23

  • 1. In een geval als bedoeld in artikel 22, eerste lid, onder b, of tweede lid, onder b, kan, in plaats van intrekking van de erkenning, worden overgegaan tot schorsing van de erkenning voor een termijn van ten hoogste 12 weken.

  • 2. De Dienst Wegverkeer meldt een gehele of gedeeltelijke schorsing onmiddellijk aan de minister.

  • 3. Indien binnen de in het eerste lid genoemde termijn niet wordt aangetoond dat volledig aan de erkenningseisen is voldaan, wordt de erkenning alsnog geheel of gedeeltelijk ingetrokken.

Artikel 24

  • 1. In het kader van het toezicht op de erkenninghouder wordt door de Dienst Wegverkeer een systeem van bonus- en strafpunten bekendgemaakt.

  • 2. Indien het reeds erkende bedrijf wordt voortgezet door een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon, worden de opgelegde sancties alsmede de toegekende bonus- en strafpunten van het systeem, bedoeld in het eerste lid, beschouwd als te zijn toegekend aan deze natuurlijke persoon of rechtspersoon.

HOOFDSTUK 5 WIJZIGING REGELING GEBRUIK BOORDCOMPUTER EN BOORDCOMPUTERKAARTEN

Artikel 25

De Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 10 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Een chauffeurskaart kan voor een termijn van ten hoogste 12 weken worden geschorst in het belang van veilig taxivervoer danwel bij vermoeden van een geval als bedoeld in het derde lid.

  • 5. Ingeval van intrekking of schorsing levert de houder van de chauffeurskaart deze onmiddellijk in bij de minister.

B

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 3. Een keuringskaart wordt geschorst indien de erkenning van de erkenninghouder is geschorst.

2. In het vierde lid (nieuw) wordt ‘binnen vier weken na intrekking’ vervangen door: onmiddellijk na intrekking.

C

In artikel 18, vierde lid, wordt ‘11, derde lid’ vervangen door: 8, derde lid.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 26

Artikel 7 van de Regeling vergoedingen documenten Wet personenvervoer 2000 wordt vervangen door:

Artikel 7

Voor het behandelen van een aanvraag om verlening van een chauffeurskaart, een keuringskaart en een ondernemerskaart als bedoeld in artikel 1, onderdelen i, j en k van het Besluit personenvervoer 2000 is een vergoeding verschuldigd van € 107,–.

Artikel 27

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling erkenning werkplaatsen boordcomputer taxi.

Artikel 28

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling maakt deel uit van een totaalpakket aan regelgeving dat verband houdt met de invoering van de boordcomputer taxi (hierna: BCT), een apparaat dat zorgt voor het betrouwbaar registreren en opslaan van gegevens die van belang zijn voor het toezicht op de naleving van de wettelijke voorschriften binnen de taxisector. De wettelijke basis voor de verplichting om dit apparaat te gebruiken bij taxivervoer is opgenomen in het Besluit personenvervoer 2000 (Bp2000) en het Arbeidstijdenbesluit vervoer. Die verplichting is op onderdelen behalve in de onderhavige regeling ook nader uitgewerkt in de Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi, de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten en de Tijdelijke subsidieregeling boordcomputer taxi.

De onderhavige regeling vindt haar basis in artikel 79, zevende en achtste lid, van het Bp2000 en ziet op het erkennen van natuurlijke of rechtspersonen, opdat een in een taxi ingebouwde BCT in hun werkplaats kan worden geactiveerd, hersteld en, zo nodig, periodiek onderzocht. Hiertoe bevat de regeling nadere regels omtrent de aanvraag van de erkenning, de voor de erkenning gestelde eisen, de aan de erkenning te verbinden voorschriften en de intrekking of schorsing van de erkenning.

Daarnaast wijzigt de onderhavige regeling op een drietal punten de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten. Het betreft correcties van twee omissies en van een onjuiste verwijzing.

Omdat de door de BCT geregistreerde en opgeslagen gegevens worden gebruikt voor toezicht en handhaving is het essentieel dat deze gegevens betrouwbaar en volledig zijn. In verband hiermee en teneinde zoveel mogelijk te voorkomen dat de integriteit van een in een taxi ingebouwde BCT en de daarin opgeslagen data worden aangetast, mogen alleen houders van een krachtens deze regeling afgegeven erkenning activerings-, onderzoeks- en herstelwerkzaamheden aan een BCT verrichten. Die werkzaamheden mogen uitsluitend in de in hun erkenning vermelde werkplaats of werkplaatsen of de mobiele activeringseenheid in de inrichting of inrichtingen worden uitgevoerd.

Bij het opstellen van de regeling is aangesloten bij de Regeling controleapparaten 2005. Tevens is hierbij uitdrukking gegeven aan het overheidsstreven naar meer lastenreductie en minder regeldruk voor het bedrijfsleven alsook aan de wens om zorg te dragen voor meer marktwerking en concurrentie in dit deel van de markt. Mede in verband hiermee zijn de in de onderhavige regeling opgenomen erkenningseisen en -voorschriften laagdrempelig en minimaal gehouden. Dit hangt ook deels samen met de ten opzichte van de digitale tachograaf relatief beperkte werkzaamheden die een krachtens deze regeling erkende werkplaats aan een BCT hoeft te verrichten en met het geavanceerde karakter van de door de BCT geboden functionaliteit. Zo kan een erkenninghouder bij het uitvoeren van onder meer activerings- en herstelwerkzaamheden aan een BCT, anders dan bij een digitale tachograaf, gebruik maken van het ingebouwde diagnosemechanisme dat door zelftesten in staat is fouten, storingen en situaties die de betrouwbare werking of beveiliging van de BCT en opgeslagen gegevens aantasten, te herkennen en deze door middel van een waarschuwingssignaal op een beeldscherm kenbaar te maken. Ook de gebruiker van de BCT kan op ieder gewenst moment een ingebouwde test starten teneinde vast te stellen of de BCT op correcte wijze functioneert.

Elke natuurlijke of rechtspersoon die aan de erkenningseisen voldoet, zal op diens aanvraag en na betaling van de verschuldigde vergoeding een erkenning voor een werkplaats kunnen krijgen. Gegeven het soort voertuig waarin de BCT is ingebouwd en de lage en minimale eisen en voorschriften die gelden voor een erkenning, zal het aantal krachtens deze regeling verleende erkenningen zich eenvoudig kunnen uitstrekken tot de vele op personenauto’s toegespitste garagebedrijven die al dan niet in het bezit zijn van een APK-erkenning. Hierdoor kan worden voorzien in een groot aanbod alsook in een evenwichtige en landelijke spreiding van erkende werkplaatsen waar gebruikers van een BCT terecht kunnen en derhalve ook in meer keuzemogelijkheden voor de gebruiker. Van de zijde van taxivervoerders en potentiële erkenninghouders is erop aangedrongen dat de werkzaamheden aan de BCT uit oogpunt van efficiëntie en continuïteit ook op de locatie van de vervoerder moeten kunnen plaats vinden. In de regeling is in die mogelijkheid voorzien door het toestaan van de zogenoemde mobiele activeringseenheden: bedrijfsauto’s waarmee afwisselend in verscheidene inrichtingen van een taxi-ondernemer kan worden gewerkt.

Of en in welke mate de erkende werkplaatsen en activeringseenheden in inrichtingen daadwerkelijk activerings- en herstelwerkzaamheden aan een BCT zullen kunnen verrichten, is uiteraard afhankelijk van de markt. Hierbij zal ook het kwaliteitsbeleid van een erkenninghouder mede van belang zijn. Dienaangaande is in de regeling als doelvoorschrift opgenomen dat de organisatie en inrichting van de werkplaats of activeringseenheid en inrichting, de daar aanwezige gereedschappen en apparatuur, de werkwijzen en controlemethoden en de kundigheid van het bij de werkzaamheden betrokken personeel, zodanig zijn dat een goede uitvoering van de werkzaamheden krachtens de erkenning is gewaarborgd. Het is aan de erkenninghouder om dit globale doelvoorschrift nader in te vullen en zich daardoor te onderscheiden van andere erkenninghouders. In tegenstelling tot de Regeling controleapparaten 2005, is hier dan ook geen verplichting tot het volgen van cursussen opgenomen. Het staat de erkenninghouder of zijn belangenorganisatie vrij om hierover afspraken te maken met onder andere de boordcomputerfabrikanten. Het is derhalve aan de marktpartijen om via zelfregulering invulling te geven aan de kwaliteitsborging van de erkende werkplaatsen en mobiele activeringseenheden en de uitgevoerde werkzaamheden.

Toezicht en handhaving

Bij het uitvoeren van de in deze regeling omschreven werkzaamheden moet de erkenninghouder zich te allen tijde aan de geldende voorschriften houden. In de praktijk zal een erkenninghouder veelal de werkzaamheden aan de BCT en alle daarmee verband houdende activiteiten niet zelf uitvoeren, maar dat overlaten aan het personeel van de in zijn erkenning genoemde werkplaats. Niet het personeel in de werkplaats, maar de erkenninghouder is de normadressaat, zodat bij hem de verplichting wordt gelegd om de daarin opgenomen erkenningseisen en daaraan verbonden voorschriften na te leven dan wel te doen naleven. Een met deze regeling strijdig handelen (doen of nalaten) van dat personeel zal dan ook altijd de erkenninghouder worden aangerekend. Het toezicht op de erkenninghouders en de bevoegdheid tot het schorsen dan wel intrekken van de erkenning berust bij de Dienst Wegverkeer (RDW). Toezicht en handhaving zijn aanvullend op de erkenning en zijn primair gericht op preventie. Bestuursrechtelijke handhaving komt aan de orde bij geconstateerde of dreigende onregelmatigheden. Hoe de RDW met deze bevoegdheden omgaat wordt bekendgemaakt in een zogenoemde Toezichtbeleidsbrief. Daarbij zal worden aangesloten bij het geldende toezicht- en handhavingsbeleid betreffende de werkplaatsen die krachtens de Regeling controleapparaten 2005 door de RDW zijn erkend. Dat beleid behelst een gedifferentieerd systeem van in ernst en gewicht oplopende overtredingen met daaraan gekoppelde, in zwaarte oplopende sancties, waarbij in algemene zin rekening is gehouden met de bedrijfseconomische belangen van erkenninghouders evenals hun staat van dienst.

Notificatie

In verband met de technische eisen, waaraan de apparatuur in de erkende werkplaats moet voldoen, is de ontwerpregeling op 16 mei 2011 ingevolge richtlijn 98/34/EG ter notificatie voorgelegd. Hierop zijn geen reacties ontvangen.

Betrokken partijen

De regeling is in nauw overleg met de RDW tot stand gekomen. Daarnaast heeft tussentijds uitgebreid overleg met betrokken marktpartijen plaatsgevonden, waarbij een tweetal concepten van deze regeling aan hen voor commentaar is voorgelegd. Vervolgens is het ontwerp van de regeling ingebracht in het Overlegorgaan Personenvervoer (OPV) voor zijn zienswijze.

Administratieve lasten

Deze regeling is, zoals reeds gesteld, onderdeel van een totaalpakket aan regelgeving dat verband houdt met de invoering van de BCT. In verband hiermee zijn de gevolgen voor de administratieve lasten van de sector integraal beoordeeld en getoetst door het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Deze gevolgen zijn reeds uitvoerig uiteengezet in de nota van toelichting bij het Besluit van 16 oktober 2009, houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000, het Arbeidstijdenbesluit vervoer en het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van de boordcomputer taxi, de afschaffing van de vergunning voor collectief personenvervoer en een technische wijziging in verband met het elektronisch vervoerbewijs. (Staatsblad 2009, 472) Het destijds berekende bedrag aan administratieve lasten die gerelateerd waren aan de aanvraag om een erkenning zal in de praktijk lager uitvallen doordat een aanvrager van een erkenning geen bewijs van inschrijving in het Handelsregister meer hoeft te overleggen. De RDW gaat thans elektronisch na of een aanvrager in het Handelsregister staat ingeschreven. Daar de gevolgen voor de administratieve lasten van de sector reeds door ACTAL zijn getoetst in het kader van bovengemeld besluit, is dit college niet apart omtrent deze regeling geraadpleegd.

Betrokkenheid brancheorganisaties

De regeling is voorgelegd aan het overlegorgaan personenvervoer, waarin de belanghebbende maatschappelijke partijen zijn vertegenwoordigd. Vanuit dit overlegorgaan is aangegeven dat de desbetreffende partijen zich kunnen vinden in de regeling.

Artikelsgewijs

Artikel 3

Op grond van hoofdstuk 4 van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten ontvangt de houder van een erkenning voor iedere door hem geëxploiteerde werkplaats een of twee keuringskaarten. Deze worden door het ministerie van Infrastructuur en Milieu uitgegeven. Teneinde de uitgifte te kunnen doen, is het uiteraard noodzakelijk dat het ministerie op de hoogte is van een verleende erkenning. Hetzelfde geldt voor de onderscheidenlijk in de artikelen 23 en 24 geregelde intrekking en schorsing van de erkenning, waarop op grond van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten intrekking onderscheidenlijk schorsing van de keuringskaart volgt.

Artikel 4

De werkzaamheden aan de BCT mogen door de erkenninghouder slechts worden verricht in de in zijn erkenningsbewijs vermelde werkplaats of werkplaatsen. Indien de erkenninghouder de werkzaamheden ook elders wenst uit te voeren, zal hij hiervoor eerst een uitbreiding van de erkenning dienen aan te vragen. De beoogde nieuwe werkplaats of mobiele activeringseenheid mag evenwel niet reeds op een andere erkenning zijn bijgeschreven. Deze systematiek strekt ertoe te voorkomen dat een werkplaats door meer dan één erkenninghouder wordt gebruikt. Hiermee wordt beoogd te bewerkstelligen dat er zowel voor degene die een BCT laat activeren als voor de RDW te allen tijde duidelijkheid bestaat omtrent de aan te spreken persoon als een erkende werkplaats danwel de daarin uitgevoerde werkzaamheden niet voldoen aan de wettelijke voorschriften.

Eerder is reeds gemeld dat de regeling er ook in voorziet dat met gebruikmaking van een door de RDW erkende mobiele activeringseenheid op locatie van de vervoerder werkzaamheden aan een BCT kunnen worden uitgevoerd. Wel geldt hier dan de eis dat de werkzaamheden plaats vinden in een inrichting die voldoet aan de in artikel 6, eerste lid, onder a en b, gestelde eisen. Als bij een steekproefsgewijze controle blijkt dat niet aan deze eis is voldaan, kan dit ertoe leiden dat de RDW met toepassing van het door hem gehanteerde systeem van bonus- en strafpunten (het zgn. cusumsysteem) strafpunten toekent aan de erkenninghouder en eventueel, bij een hardnekkige overtreder, de erkenning schorst dan wel intrekt.

Artikel 6

Zoals in het algemeen deel van de toelichting reeds werd gesteld, is gekozen voor lage en minimale eisen waaraan een aanvrager moet voldoen om een erkenning te kunnen krijgen teneinde werkzaamheden aan een BCT te mogen verrichten. Tevens voorziet het eerste lid, onder c, 1°, in enige keuzevrijheid in methode en apparatuur voor het bepalen van het wegdraaigetal of de bandenomtrek. Indien de erkenninghouder niet zelf beschikt over een meetbaan van 20 meter lengte, doch een dergelijke meetbaan zich binnen redelijke afstand van de werkplaats bevindt, kan worden volstaan met andere door de RDW geaccepteerde apparatuur voor het bepalen van het wegdraaigetal of de bandenomtrek. Om welke apparatuur het gaat, zal de RDW in een beleidsregel nader bekend maken.

Voor zover het specifiek gecertificeerde apparatuur betreft, bijvoorbeeld een rollentestbank of een remmentestbank, stelt het vierde lid nadere eisen.

Met een mobiele activeringseenheid dient in beginsel op elke locatie van een taxionderneming op gelijke wijze als in een erkende werkplaats werkzaamheden aan een boordcomputer te kunnen worden uitgevoerd. De erkenninghouder van de mobiele activeringseenheid of diens personeel, alsook een RDW-toezichthouder bij een steekproefsgewijze controle, moet in de desbetreffende inrichting van de taxionderneming te allen tijde kunnen beschikken over gereedschap, apparatuur, handboeken en documentatie die noodzakelijk zijn voor het verrichten van werkzaamheden aan een boordcomputer. Zij dienen niet afhankelijk te zijn van de in de desbetreffende inrichting aanwezige apparatuur en faciliteiten.

Artikel 8

De gegevens op het erkenningsbewijs, die uiteraard bij de aanvraag moeten zijn verstrekt, dienen ter uitoefening van het toezicht door de RDW. Ten aanzien van mobiele activeringseenheden is het van belang dat de RDW op de hoogte is van de locaties waar deze hun werkzaamheden verrichten. Dit teneinde het toezicht, dat steekproefsgewijs plaatsvindt, te kunnen plannen. De erkenninghouder van een mobiele activeringseenheid dient een wijziging of een gewenste toevoeging van een inrichting aan de RDW te melden. De termijn voor verwerking hiervan en voor de verstrekking van een geactualiseerd erkenningsbewijs, is voor de erkenninghouder voldoende om binnen de daarvoor vereiste drie werkdagen beschikbaar te zijn voor herstel van een door een vervoerder gemelde storing aan een BCT of een boordcomputerkaart.

Artikel 9

De afgifte en het gebruik van keuringskaarten, nodig om werkzaamheden aan een BCT te kunnen uitvoeren, zijn geregeld in de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten. Met de keuringskaart identificeert een erkenninghouder c.q. diens erkende werkplaats zich aan de BCT en kan de activerings- en keuringsmodus van de BCT worden gestart. Zo wordt bij een nog niet geactiveerde BCT de activeringsfunctie van de BCT automatisch opgestart bij de eerste invoer van een keuringskaart. Als een BCT niet goed functioneert of moet worden gedeactiveerd – dat wil zeggen dat het apparaat buiten gebruik wordt gesteld (zie artikel 14) – kunnen de daarin opgeslagen gegevens met een keuringskaart (en in voorkomend geval alleen in combinatie met een inspectiekaart) naar een extern opslagmedium worden overgebracht (gedownload), waarna die gegevens desgevraagd worden overgedragen aan de belanghebbende vervoerder of een opsporingsambtenaar.

Artikelen 10 tot en met 13

Het activeren van een BCT houdt in dat de erkenninghouder de BCT softwarematig koppelt aan de taxi waarin die is geïnstalleerd en volledig operationeel maakt. Daarbij dient een aantal gegevens van de auto te worden vastgesteld en vervolgens in de BCT te worden vastgelegd. Het spreekt voor zich dat de erkenninghouder hierbij de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht dient te nemen.

Een erkenninghouder zal met gebruikmaking van de geautomatiseerde systemen van de RDW en aan de hand van het voertuigidentificatienummer of chassisnummer van de auto – dat nummer moet dus wel goed leesbaar zijn – de juistheid van de identiteit van de auto en de geldigheid van het kentekenbewijs moeten vaststellen. Mede met het oog op de subsidiemogelijkheid krachtens de Tijdelijke regeling subsidie boordcomputer taxi voor de initiële aanschaf en activering van een BCT, is het van belang dat de auto bij de RDW als taxi staat geregistreerd. Als dat niet het geval is, mag niet tot activering van de BCT worden overgegaan. Dit geldt ook in het geval dat een kentekenbewijs zijn geldigheid heeft verloren, en ingeval het kentekenregister van de RDW niet kan worden geraadpleegd.

Artikelen 14, 15, 18 en 19

De gegevens die in geval van storingen of fouten dan wel bij het deactiveren van de BCT door de erkenninghouder moeten worden veiliggesteld door die van de BCT naar een externe opslagmedium te downloaden, betreffen de geregistreerde arbeids-, rij- en rusttijdengegevens en de ritgegevens. De gegevens, bedoeld in artikel 6, zesde lid, van de Regeling specificaties en typegoedkeuring boordcomputer taxi zien op de periodieke positiegegevens van de auto. Die gegevens mogen uitsluitend in opdracht van een opsporingsambtenaar worden gedownload. Het inzien of downloaden van deze gegevens kan slechts door een keuringskaart gelijktijdig met een inspectiekaart in de BCT te gebruiken.

De erkenninghouder dient zorgvuldig met de veiliggestelde gegevens om te gaan. Hij dient er onder meer voor te waken dat er geen wijzigingen in die gegevens worden aangebracht of dat onbevoegden de gegevens meenemen dan wel vernietigen. Het is daarom raadzaam dat de erkenninghouder de externe gegevensdrager waarop de gegevens uit de BCT zijn opgeslagen, opbergt in bijvoorbeeld de in artikel 6 bedoelde afsluitbare kast of gelijkwaardige voorziening waarin hij zijn waardepapieren en documentatie dient op te bergen.

De erkenninghouder dient de door hem veiliggestelde gegevens uit een BCT terug te geven aan de vervoerder waarvoor die gegevens in de BCT waren opgeslagen. Dat zal in de regel slechts één vervoerder zijn. Aangezien het echter niet is uitgesloten dat een taxi door meerdere vervoerders wordt gebruikt, kunnen de veiliggestelde gegevens ook meerdere vervoerders betreffen. In verband hiermee, en gelet op de in de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten neergelegde verplichting van een vervoerder om de gegevens uit de BCT periodiek over te brengen naar zijn vestiging, is het aan de belanghebbende vervoerder om de desbetreffende gegevens op te vragen bij de erkenninghouder. Door de zogenoemde bedrijfsvergrendeling van de BCT – een vergrendeling die een vervoerder met behulp van zijn ondernemerskaart kan activeren en waarmee de in de BCT opgeslagen gegevens herleidbaar zijn naar zijn onderneming – kan de erkenninghouder nagaan of de veiliggestelde gegevens aan de juiste vervoerder worden overgedragen.

Met betrekking tot de periode gedurende welke de erkenninghouder de veiliggestelde gegevens dient te bewaren, is in aanmerking genomen dat een vervoerder ingevolge de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten ten minste één keer in de drie maanden de in de BCT met betrekking tot zijn onderneming geregistreerde gegevens naar zijn bedrijf moet downloaden. De bewaarplicht van zes maanden voor de erkenninghouder wordt daarom ruim voldoende geacht om de vervoerder aan wiens bedrijf de BCT het laatst was gekoppeld en eventuele andere vervoerders die de BCT eerder ook aan hun bedrijf hadden gekoppeld in staat te stellen de voor hun bedrijf geregistreerde gegevens bij de erkenninghouder op te vragen. Als de vervoerder langer dan zes maanden wacht met het opvragen van de desbetreffende gegevens bij de erkenninghouder bestaat het risico dat de laatste de gegevens uit zijn register heeft verwijderd en de vervoerder niet kan voldoen aan zijn wettelijke registratieverplichting aangaande de arbeids-, rij- en rusttijden- en ritgegevens.

Het veiligstellen van de gegevens uit de BCT zal niet in alle gevallen mogelijk blijken te zijn. In zo’n geval zal de erkenninghouder een ‘certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht’ aan de vervoerder moeten afgeven. Dit volgt reeds uit artikel 19 van de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten. Dat certificaat dient te zijn voorzien van een uniek nummer, dat de erkenninghouder onder verstrekking van enige gegevens bij de RDW dient aan te vragen.

Artikelen 17, 20 en 21

Artikel 17, eerste lid, betreft de melding – in de terminologie van de RDW: het afmelden – van de aan de BCT verrichte werkzaamheden op basis waarvan toezicht door de RDW kan plaatsvinden. Het toezicht, c.q. het bestuursrechtelijk toezicht, dat in de praktijk steekproefsgewijs plaatsvindt, is een van de middelen om toe te zien op de juiste uitvoering van de werkzaamheden aan de BCT en de bedrijfsvoering van de erkenninghouder. Bij het melden wordt de melder elektronisch meegedeeld of de auto en de daarin ingebouwde BCT aan een steekproefsgewijze controle wordt onderworpen. In de periode gedurende de mededeling van de controle tot en met de uitvoering daarvan mogen, om voor de hand liggende redenen, geen wijzigingen aan het voertuig worden aangebracht of metingen worden verricht en mag de auto niet uit de werkplaats of inrichting worden verwijderd. Dat een melding eventueel ongedaan wordt gemaakt, houdt in dat de door de erkenninghouder uitgevoerde werkzaamheden aan de BCT niet als zodanig worden vastgelegd in het register van de RDW.

Artikel 25

Dit artikel corrigeert twee omissies en een erratum in de Regeling gebruik boordcomputer en boordcomputerkaarten.

Deze betreffen de in artikel 82, achtste lid, onder d van het Bp2000 voorgeschreven bepalingen over het stellen van nadere regels ten aanzien van schorsing en inlevering van boordcomputerkaarten. Ten aanzien van de termijn van inlevering van ingetrokken boordcomputerkaarten was nog geen bepaling opgenomen met betrekking tot chauffeurskaarten.

Voor de schorsing is met betrekking tot chauffeurskaarten aangesloten bij de regeling die bij besluit van 4 mei 2010 (Stb. 193) in het Bp2000 werd ingevoerd ten aanzien van de chauffeurspas, waarvan de functie thans door de chauffeurskaart wordt overgenomen.

De schorsing van keuringskaarten is gekoppeld aan de schorsing van de erkenning, waarin artikel 24 van de onderhavige regeling voorziet.

Voor ondernemerskaarten is geen bepaling over schorsing opgenomen, omdat die gezien de aard van deze kaarten niet zinvol wordt geacht.

Voor de inlevering van ingetrokken ondernemerskaarten en keuringskaarten waren reeds bepalingen opgenomen. Deze zijn thans gelijkgetrokken, waarbij de bepaling ook ten aanzien van de chauffeurskaart is ingevoegd.

Tenslotte is in artikel 18 een onjuiste verwijzing gecorrigeerd.

Artikel 26

De invoering van de boordcomputer taxi brengt met zich mee dat er geen chauffeurspassen meer worden uitgegeven. De chauffeurspas is vervangen door de chauffeurskaart.

Het tarief voor behandeling van een aanvraag voor een chauffeurskaart, een ondernemerskaart en een keuringskaart is gebaseerd op de kosten waarmee de productie van deze kaarten en de behandelingsprocedure van de aanvragen gepaard gaan. De tarieven zijn overigens dezelfde als die welke verschuldigd zijn voor de behandeling van een aanvraag voor een tachograafkaart, waarvan de functie vergelijkbaar is met de boordcomputerkaarten.

Artikel 28

Het Koninklijk Besluit tot inwerkingtreding van het Besluit van 16 oktober 2009 houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000, het Arbeidstijdenbesluit vervoer en het Reglement rijbewijzen in verband met de invoering van de boordcomputer taxi, de afschaffing van de vergunning voor collectief personenvervoer en een technische wijziging in verband met het elektronisch vervoerbewijs is met ingang van 1 oktober 2011 in werking getreden. Terugwerking van de onderhavige regeling tot en met die datum is met name van belang vanwege de invoering van de tarieven voor behandeling van aanvragen van boordcomputerkaarten. Met deze terugwerking wordt een gelijke behandeling bewerkt van degenen die vanaf 1 oktober een aanvraag voor een boordcomputerkaart indienen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Naar boven