Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 september 2011, nr. WJZ/334461 (8323), tot wijziging van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 in verband met het vaststellen van subsidieplafonds voor subsidieverlening in 2012, wijziging van de maximale subsidiabele kosten van enkele categorieën monumenten en vaststelling van nadere verdeelcriteria bij subsidieverlening

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 5, 6 en 12, derde lid, van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Voor subsidieverlening op grond van artikel 3 van het besluit zijn in het jaar 2012 de volgende subsidieplafonds van toepassing:

    • a. voor aanvragen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het besluit: € 49.200.000, en

    • b. voor aanvragen voor beschermde archeologische monumenten: € 800.000.

B

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt ‘€ 699.999,’ vervangen door: € 100.000, en.

2. In het eerste lid, onderdeel c, wordt ‘€ 100.000, en’ vervangen door: € 50.000.

3. Het eerste lid, onderdeel d, vervalt.

4. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Indien een aanvraag beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen omvat uit verschillende categorieën dan geldt als maximum aan subsidiabele kosten het hoogste voor die categorieën geldende maximumbedrag.

C

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6. Nadere verdeelcriteria

  • 1. Indien een subsidieplafond met toepassing van artikel 12, eerste lid, van het besluit dreigt te worden overschreden of wordt overschreden als gevolg van het aantal aanvragen dat op dezelfde dag wordt ontvangen, wordt op die aanvragen in de volgende volgorde beslist:

    • aanvragen die in ieder geval betrekking hebben op beschermde monumenten ten behoeve waarvan voor de instandhouding in het jaar 2006 op grond van de wet subsidie is verleend voor een periode van zes jaar;

    • aanvragen die in ieder geval betrekking hebben op beschermde monumenten ten behoeve waarvan voor de instandhouding in het jaar 2011 op grond van artikel 3 van het besluit subsidie is aangevraagd en niet is verleend;

    • aanvragen die niet voldoen aan het eerste of het tweede onderdeel.

  • 2. Indien bij toepassing van het eerste lid het subsidieplafond dreigt te worden overschreden of wordt overschreden door subsidieverlening aan alle aanvragen in een van de groepen aanvragen, bedoeld in het eerste lid, wordt op de aanvragen in die groep beslist in volgorde van totale begrote kosten uit de meerjarenbegroting, bedoeld in artikel 11 van het besluit, waarbij een aanvraag met lagere totale begrote kosten voorrang krijgt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.

TOELICHTING

1. Inleiding

In 2011 oversteeg de vraag naar subsidie al op de eerste dag van de indieningstermijn ruimschoots het beschikbare budget. Toepassing van het nadere verdeelcriterium van artikel 6 van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 (verder: Rrim 2011) was daardoor noodzakelijk. Door middel van loting werd zo een rangorde aangebracht onder de op de eerste dag ingediende aanvragen. De vraag naar instandhoudingssubsidie zal in 2012 naar verwachting wederom hoger zijn dan het beschikbare budget. Een nader verdeelcriterium blijft daarom noodzakelijk, naast het algemene verdeelcriterium van artikel 12 van het Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 (verder: Brim 2011). Dit artikel bepaalt dat op aanvragen voor instandhoudingssubsidie op volgorde van ontvangstdatum wordt beslist.

Bij brief van 23 september 2011 aan de Tweede Kamer zijn enkele wijzigingen van de Rrim 2011 aangekondigd. Aanleiding voor de brief waren vragen vanuit de Tweede Kamer over de wijze van verdeling van het voor de verlening van instandhoudingssubsidies beschikbare budget. In de brief zijn een aantal uitgangspunten geformuleerd:

  • vervanging van het nader verdeelcriterium van de loting;

  • waarborgen van de continuïteit van de onderhoudscyclus;

  • zoveel mogelijk aanvragen honoreren.

De wijzigingen houden in dat voorrang wordt gegeven aan aanvragen voor beschermde monumenten waarvoor in 2006 instandhoudingssubsidie is verleend en daarna voorrang wordt gegeven aan aanvragen van eigenaren die hun aanvraag in 2011 niet gehonoreerd zagen. Verder wordt als aanvullend verdeelcriterium voorrang gegeven aan aanvragen met de laagste totale begrote kosten. Tot slot worden de maximale subsidiabele kosten per aanvraag voor kerkgebouwen en overige monumenten verlaagd en zal er voor 2012 geen budget worden gereserveerd voor grootschalige instandhoudingsplannen. Voor een toelichting op het voorgaande wordt kortheidshalve verwezen naar voornoemde brief.

Met deze regeling worden ten eerste de beschikbare budgetten voor subsidieverlening voor reguliere instandhouding in 2012 vastgesteld, ten tweede worden de maximale subsidiabele kosten per categorie monumenten gewijzigd en tot slot worden nieuwe nadere verdeelcriteria vastgesteld voor het geval meer subsidie wordt gevraagd dan beschikbaar is.

2. Subsidieplafonds

Het voor 2012 beschikbare budget voor instandhoudingssubsidies bedraagt in totaal € 50 miljoen. Er wordt voor 2012 geen subsidiebudget gereserveerd voor grootschalige instandhoudingsplannen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het Brim 2011. Deze middelen worden toegevoegd aan het budget voor reguliere instandhoudingsplannen. Van het totale budget wordt net als in 2011 € 800.000 gereserveerd voor beschermde archeologische monumenten.

3. Maximum subsidiabele kosten

Voor kerkgebouwen wordt het maximumbedrag aan subsidiabele kosten teruggebracht van € 699.999 naar € 100.000 per aanvraag. Bij een subsidiepercentage van 65% komt het nieuwe maximumbedrag aan subsidiabele kosten neer op een subsidie van maximaal € 65.000 voor een instandhoudingsperiode van zes jaar. Het blijft overigens mogelijk om per zelfstandig onderdeel een aanvraag in te dienen. Voor een kerk met kerktoren kunnen dus twee aanvragen worden ingediend: één voor het kerkgebouw en één voor de toren. Voor beide aanvragen geldt dan het maximumbedrag aan subsidiabele kosten van € 100.000.

Voor de categorie ‘overige’ monumenten wordt het maximumbedrag aan subsidiabele kosten verlaagd van € 100.000 naar € 50.000. Bij een subsidiepercentage van 60% betekent dit maximaal € 30.000 subsidie per zes jaar. Ingeval van ‘overige’ monumenten die uit meerdere zelfstandige onderdelen bestaan, kan per zelfstandig onderdeel een aanvraag worden ingediend.

4. Nieuwe nadere verdeelcriteria

Voor het geval op één dag meer subsidieaanvragen worden ontvangen dan er met het beschikbare budget kunnen worden gehonoreerd, worden in artikel 6 van de Rrim 2011 enkele nadere verdeelcriteria opgenomen.

Bij aanvragen die op dezelfde dag worden ingediend, krijgen aanvragen voor monumenten waarvoor in 2006 instandhoudingssubsidie voor een zesjaren instandhoudingsplan werd verleend voorrang.

Voor subsidieverlening ten laste van het resterende budget komen vervolgens met voorrang in aanmerking die aanvragen die betrekking hebben op monumenten of zelfstandige onderdelen waarvoor in 2011 ook al een aanvraag voor instandhoudingssubsidie werd ingediend, welke niet kon worden gehonoreerd.

Tot slot wordt op de overige aanvragen van de desbetreffende dag beslist.

Bij de toepassing van de nadere verdeelcriteria is het beschermd monument het uitgangspunt. Bepalend is of een subsidieaanvraag in 2012 (mede) betrekking heeft op een beschermd monument waarvoor in 2006 instandhoudingssubsidie werd verleend of op een beschermd monument waarvoor in 2011 de subsidieaanvraag juist niet werd gehonoreerd. Of hiervan sprake is, wordt getoetst aan de hand van het monumentnummer van het desbetreffende beschermd monument of zelfstandig onderdeel. Komt een monumentnummer uit een aanvraag in 2012 ook voor in een beschikking tot verlening van instandhoudingssubsidie uit 2006 of in een beschikking tot afwijzing of het buiten behandeling laten van een aanvraag om instandhoudingssubsidie uit 2011, dan behoort die aanvraag tot één van de voorrangsgroepen. Het maakt voor de voorrang niet uit op welk zelfstandig onderdeel van het desbetreffende beschermd monument de aanvraag betrekking heeft.

Lagere begrote kosten eerst

Indien het subsidieplafond door honorering van alle aanvragen uit één van de groepen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, dreigt te worden overschreden, zal binnen de desbetreffende groep een aanvullend verdeelcriterium worden toegepast. De aanvragen worden dan op grond van artikel 6, tweede lid, op volgorde van laagste begrote kosten afgehandeld. Dit wil zeggen dat de meerjarenbegrotingen waarvan de totale begrote kosten het laagst zijn het eerst voor subsidie in aanmerking komen.

Het gaat bij dit aanvullende verdeelcriterium dus niet om de laagste subsidiabele kosten, maar om het totaalbedrag zoals vermeld in de bij de aanvraag behorende meerjarenbegroting. Indien de aanvraag betrekking heeft op meerdere beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen tegelijk, geldt als totaalbedrag de som van de totaalbedragen van de desbetreffende meerjarenbegrotingen.

Aangewezen organisaties voor monumentenbehoud

Aangewezen organisaties voor monumentenbehoud kunnen een aanvraag indienen voor een gecombineerd instandhoudingsplan als bedoeld in artikel 34 van het Brim 2011. Een dergelijke aanvraag geldt feitelijk als een bundeling van aanvragen (zie ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel 6 van het Brim 2011, Stb. 2010, nr. 708). Daarom wordt voor de toepassing van artikel 6 van de Rrim 2011 gekeken naar de afzonderlijke ‘aanvragen’ binnen de aanvraag voor het gecombineerde instandhoudingsplan. Op de onderdelen van het gecombineerd instandhoudingsplan worden de nadere verdeelcriteria dan individueel toegepast. Dit kan er zodoende toe leiden dat een aangewezen organisatie voor monumentenbehoud voor een deel van haar gecombineerd instandhoudingsplan subsidie ontvangt.

Indien een aangewezen organisatie voor monumentenbehoud in plaats van een aanvraag voor een gecombineerd instandhoudingsplan een aanvraag voor een regulier instandhoudingsplan indient, gelden de nadere verdeelcriteria uiteraard voor de gehele aanvraag. Dit geldt ook als dit instandhoudingsplan meerdere beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen omvat.

5. Administratieve lasten

De administratieve lasten voor de burger zullen in 2012 vergelijkbaar zijn met de administratieve lasten in 2011. Het aantal aanvragers zal in 2012 naar verwachting vergelijkbaar zijn met dat in 2011. De indieningsvereisten en subsidieverplichtingen zijn gelijk aan die in 2011. De aanvragers kunnen op basis van de nadere verdeelcriteria uit artikel 6 van de Rrim 2011 echter wel een betere inschatting maken over de slagingskans van hun aanvraag. Bovendien kunnen aanvragers die in 2011 een aanvraag indienden maar niet gehonoreerd zagen de meeste in te dienen stukken opnieuw gebruiken voor hun aanvraag in 2012.

6. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid

De uitvoerbaarheid van de regeling verbetert ten opzichte van 2011. Voor de uitvoerende dienst, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, zal de uitvoering minder lasten met zich meebrengen. Op basis van de nadere verdeelcriteria uit artikel 6 van de Rrim 2011 hoeven alleen de aanvragen die met voorrang voor subsidie in aanmerking komen inhoudelijk te worden beoordeeld. In 2011 moesten alle ingediende aanvragen eerst op compleetheid en beoordeelbaarheid worden getoetst alvorens het nadere verdeelcriterium kon worden toegepast.

De handhaafbaarheid blijft gelijk, aangezien de indieningsvereisten en subsidieverplichtingen gelijk zijn aan die in 2011.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra.

Naar boven