TOELICHTING
1. Inleiding
In 2011 oversteeg de vraag naar subsidie al op de eerste dag van de indieningstermijn ruimschoots het beschikbare budget.
Toepassing van het nadere verdeelcriterium van artikel 6 van de Regeling rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011
(verder: Rrim 2011) was daardoor noodzakelijk. Door middel van loting werd zo een rangorde aangebracht onder de op de eerste
dag ingediende aanvragen. De vraag naar instandhoudingssubsidie zal in 2012 naar verwachting wederom hoger zijn dan het beschikbare
budget. Een nader verdeelcriterium blijft daarom noodzakelijk, naast het algemene verdeelcriterium van artikel 12 van het
Besluit rijkssubsidiëring instandhouding monumenten 2011 (verder: Brim 2011). Dit artikel bepaalt dat op aanvragen voor instandhoudingssubsidie
op volgorde van ontvangstdatum wordt beslist.
Bij brief van 23 september 2011 aan de Tweede Kamer zijn enkele wijzigingen van de Rrim 2011 aangekondigd. Aanleiding voor
de brief waren vragen vanuit de Tweede Kamer over de wijze van verdeling van het voor de verlening van instandhoudingssubsidies
beschikbare budget. In de brief zijn een aantal uitgangspunten geformuleerd:
-
– vervanging van het nader verdeelcriterium van de loting;
-
– waarborgen van de continuïteit van de onderhoudscyclus;
-
– zoveel mogelijk aanvragen honoreren.
De wijzigingen houden in dat voorrang wordt gegeven aan aanvragen voor beschermde monumenten waarvoor in 2006 instandhoudingssubsidie
is verleend en daarna voorrang wordt gegeven aan aanvragen van eigenaren die hun aanvraag in 2011 niet gehonoreerd zagen.
Verder wordt als aanvullend verdeelcriterium voorrang gegeven aan aanvragen met de laagste totale begrote kosten. Tot slot
worden de maximale subsidiabele kosten per aanvraag voor kerkgebouwen en overige monumenten verlaagd en zal er voor 2012 geen
budget worden gereserveerd voor grootschalige instandhoudingsplannen. Voor een toelichting op het voorgaande wordt kortheidshalve
verwezen naar voornoemde brief.
Met deze regeling worden ten eerste de beschikbare budgetten voor subsidieverlening voor reguliere instandhouding in 2012
vastgesteld, ten tweede worden de maximale subsidiabele kosten per categorie monumenten gewijzigd en tot slot worden nieuwe
nadere verdeelcriteria vastgesteld voor het geval meer subsidie wordt gevraagd dan beschikbaar is.
2. Subsidieplafonds
Het voor 2012 beschikbare budget voor instandhoudingssubsidies bedraagt in totaal € 50 miljoen. Er wordt voor 2012 geen subsidiebudget
gereserveerd voor grootschalige instandhoudingsplannen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het Brim 2011. Deze middelen
worden toegevoegd aan het budget voor reguliere instandhoudingsplannen. Van het totale budget wordt net als in 2011 € 800.000
gereserveerd voor beschermde archeologische monumenten.
3. Maximum subsidiabele kosten
Voor kerkgebouwen wordt het maximumbedrag aan subsidiabele kosten teruggebracht van € 699.999 naar € 100.000 per aanvraag.
Bij een subsidiepercentage van 65% komt het nieuwe maximumbedrag aan subsidiabele kosten neer op een subsidie van maximaal
€ 65.000 voor een instandhoudingsperiode van zes jaar. Het blijft overigens mogelijk om per zelfstandig onderdeel een aanvraag
in te dienen. Voor een kerk met kerktoren kunnen dus twee aanvragen worden ingediend: één voor het kerkgebouw en één voor
de toren. Voor beide aanvragen geldt dan het maximumbedrag aan subsidiabele kosten van € 100.000.
Voor de categorie ‘overige’ monumenten wordt het maximumbedrag aan subsidiabele kosten verlaagd van € 100.000 naar € 50.000.
Bij een subsidiepercentage van 60% betekent dit maximaal € 30.000 subsidie per zes jaar. Ingeval van ‘overige’ monumenten
die uit meerdere zelfstandige onderdelen bestaan, kan per zelfstandig onderdeel een aanvraag worden ingediend.
4. Nieuwe nadere verdeelcriteria
Voor het geval op één dag meer subsidieaanvragen worden ontvangen dan er met het beschikbare budget kunnen worden gehonoreerd,
worden in artikel 6 van de Rrim 2011 enkele nadere verdeelcriteria opgenomen.
Bij aanvragen die op dezelfde dag worden ingediend, krijgen aanvragen voor monumenten waarvoor in 2006 instandhoudingssubsidie
voor een zesjaren instandhoudingsplan werd verleend voorrang.
Voor subsidieverlening ten laste van het resterende budget komen vervolgens met voorrang in aanmerking die aanvragen die betrekking
hebben op monumenten of zelfstandige onderdelen waarvoor in 2011 ook al een aanvraag voor instandhoudingssubsidie werd ingediend,
welke niet kon worden gehonoreerd.
Tot slot wordt op de overige aanvragen van de desbetreffende dag beslist.
Bij de toepassing van de nadere verdeelcriteria is het beschermd monument het uitgangspunt. Bepalend is of een subsidieaanvraag
in 2012 (mede) betrekking heeft op een beschermd monument waarvoor in 2006 instandhoudingssubsidie werd verleend of op een
beschermd monument waarvoor in 2011 de subsidieaanvraag juist niet werd gehonoreerd. Of hiervan sprake is, wordt getoetst
aan de hand van het monumentnummer van het desbetreffende beschermd monument of zelfstandig onderdeel. Komt een monumentnummer
uit een aanvraag in 2012 ook voor in een beschikking tot verlening van instandhoudingssubsidie uit 2006 of in een beschikking
tot afwijzing of het buiten behandeling laten van een aanvraag om instandhoudingssubsidie uit 2011, dan behoort die aanvraag
tot één van de voorrangsgroepen. Het maakt voor de voorrang niet uit op welk zelfstandig onderdeel van het desbetreffende
beschermd monument de aanvraag betrekking heeft.
Lagere begrote kosten eerst
Indien het subsidieplafond door honorering van alle aanvragen uit één van de groepen, bedoeld in artikel 6, eerste lid, dreigt
te worden overschreden, zal binnen de desbetreffende groep een aanvullend verdeelcriterium worden toegepast. De aanvragen
worden dan op grond van artikel 6, tweede lid, op volgorde van laagste begrote kosten afgehandeld. Dit wil zeggen dat de meerjarenbegrotingen
waarvan de totale begrote kosten het laagst zijn het eerst voor subsidie in aanmerking komen.
Het gaat bij dit aanvullende verdeelcriterium dus niet om de laagste subsidiabele kosten, maar om het totaalbedrag zoals vermeld
in de bij de aanvraag behorende meerjarenbegroting. Indien de aanvraag betrekking heeft op meerdere beschermde monumenten
of zelfstandige onderdelen tegelijk, geldt als totaalbedrag de som van de totaalbedragen van de desbetreffende meerjarenbegrotingen.
Aangewezen organisaties voor monumentenbehoud
Aangewezen organisaties voor monumentenbehoud kunnen een aanvraag indienen voor een gecombineerd instandhoudingsplan als bedoeld
in artikel 34 van het Brim 2011. Een dergelijke aanvraag geldt feitelijk als een bundeling van aanvragen (zie ook de artikelsgewijze
toelichting bij artikel 6 van het Brim 2011, Stb. 2010, nr. 708). Daarom wordt voor de toepassing van artikel 6 van de Rrim 2011 gekeken naar de afzonderlijke ‘aanvragen’ binnen de aanvraag
voor het gecombineerde instandhoudingsplan. Op de onderdelen van het gecombineerd instandhoudingsplan worden de nadere verdeelcriteria
dan individueel toegepast. Dit kan er zodoende toe leiden dat een aangewezen organisatie voor monumentenbehoud voor een deel
van haar gecombineerd instandhoudingsplan subsidie ontvangt.
Indien een aangewezen organisatie voor monumentenbehoud in plaats van een aanvraag voor een gecombineerd instandhoudingsplan
een aanvraag voor een regulier instandhoudingsplan indient, gelden de nadere verdeelcriteria uiteraard voor de gehele aanvraag.
Dit geldt ook als dit instandhoudingsplan meerdere beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen omvat.
5. Administratieve lasten
De administratieve lasten voor de burger zullen in 2012 vergelijkbaar zijn met de administratieve lasten in 2011. Het aantal
aanvragers zal in 2012 naar verwachting vergelijkbaar zijn met dat in 2011. De indieningsvereisten en subsidieverplichtingen
zijn gelijk aan die in 2011. De aanvragers kunnen op basis van de nadere verdeelcriteria uit artikel 6 van de Rrim 2011 echter
wel een betere inschatting maken over de slagingskans van hun aanvraag. Bovendien kunnen aanvragers die in 2011 een aanvraag
indienden maar niet gehonoreerd zagen de meeste in te dienen stukken opnieuw gebruiken voor hun aanvraag in 2012.
6. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
De uitvoerbaarheid van de regeling verbetert ten opzichte van 2011. Voor de uitvoerende dienst, de Rijksdienst voor het Cultureel
Erfgoed, zal de uitvoering minder lasten met zich meebrengen. Op basis van de nadere verdeelcriteria uit artikel 6 van de
Rrim 2011 hoeven alleen de aanvragen die met voorrang voor subsidie in aanmerking komen inhoudelijk te worden beoordeeld.
In 2011 moesten alle ingediende aanvragen eerst op compleetheid en beoordeelbaarheid worden getoetst alvorens het nadere verdeelcriterium
kon worden toegepast.
De handhaafbaarheid blijft gelijk, aangezien de indieningsvereisten en subsidieverplichtingen gelijk zijn aan die in 2011.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra.