De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Milieu;
Gelet op artikel 9, tweede lid, 10, eerste lid en 15, eerste lid, 51 van de Meststoffenwet en de artikelen 5, tweede lid,
41, aanhef en onderdeel a, 46, 52, 54, 56, 70, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet;
Besluit:
ARTIKEL I
De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel r, komt te luiden:
- r. combinatienummer:
-
nummer dat door de Dienst Regelingen ter identificatie van een transportmiddel voor drijfmest is verstrekt en dat bij vervoer
middels een transportvoertuig is samengesteld uit de op grond van artikel 45, vierde en zesde lid, verstrekte gegevens en
in het geval van vervoer door middel van een pijpleiding is samengesteld uit de op grond van artikel 45, vierde lid, verstrekte
gegevens;
B
In artikel 45, zesde lid, aanhef, wordt na ‘is bevestigd,’ ingevoegd: tenzij het vervoer van dierlijke meststoffen van een
bedrijf naar een intermediaire onderneming plaatsvindt met behulp van een pijpleiding,.
C
In artikel 54, tweede lid, wordt na ‘niet van toepassing’ ingevoegd: op het vervoer van dierlijke meststoffen middels een
transportvoertuig.
D
In artikel 59, onderdeel d, wordt ‘persleiding’ vervangen door: pijpleiding.
E
Na artikel 59a wordt in hoofdstuk 8, paragraaf 1, een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 59b
Meststoffen worden uitsluitend door middel van een pijpleiding vervoerd:
-
a. in het in artikel 59, onderdeel d, bedoelde geval, of
-
b. indien dierlijke meststoffen van een bedrijf worden afgevoerd naar een intermediaire onderneming en er wordt voldaan aan de
volgende voorwaarden:
-
1. de pijpleiding en de in artikel 53 genoemde apparatuur die wordt gebruikt bij het vervoer behoort tot de intermediaire onderneming;
-
2. de pijpleiding wordt uitsluitend gebruikt voor de afvoer van meststoffen van één bedrijf, en
-
3. de grootte van een vracht wordt vooraf aan het vervoer bepaald en is ten hoogste één lading van 36 ton en wordt binnen 24 uur
vervoerd.
F
Aan artikel 66 wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:
G
In artikel 78, tweede lid, wordt na ‘samen’ ingevoegd: met een gewicht van minimaal 500 gram en maximaal 800 gram.
H
Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘volume’ ingevoegd: dat voldoet aan de bij of krachtens de Metrologiewet gestelde
regels.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot vierde en vijfde lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
I
Na artikel 89 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 89a
Indien dierlijke meststoffen afkomstig van paarden of pony’s van een bedrijf in de gemeente Vlieland worden afgevoerd naar
een ander bedrijf in de gemeente Vlieland, kan de desbetreffende hoeveelheid dierlijke meststoffen, in afwijking van artikel
68, eerste lid, van het besluit, worden bepaald op basis van de in bijlage I, tabel I, voor de desbetreffende mestsoort vermelde
forfaitaire stikstofgehalten onderscheidenlijk fosfaatgehalten, onder de volgende voorwaarden:
-
a. de hoeveelheid dierlijke meststoffen is afkomstig van de op het bedrijf gehouden, dan wel anderszins aanwezige dieren;
-
b. de dierlijke meststoffen worden rechtstreeks, zonder tussenopslag vervoerd, en
-
c. bij onderdeel 4 van het vervoersbewijs dierlijke meststoffen wordt de opmerkingscode ‘37’ ingevuld.
J
Bijlage Aa wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan de lijst onder I. Stoffen die als meststof kunnen worden verhandeld, worden toegevoegd:
-
22. Reststof die is vrijgekomen bij de chemische reiniging van lucht uit een bedrijfshal met tunnels waarin pluimveemest wordt
gecomposteerd, gedroogd en gepelleteerd, door middel van het wassen met een verdunde waterige oplossing van zwavelzuur en
die bestaat uit een zure oplossing van ammoniumsulfaat in water (ammoniumsulfaathoudend spuiwater van chemische luchtwassers
van mestkorrelinstallaties voor pluimveemest).
-
23. Reststof die is vrijgekomen bij de fabrieksmatige verwerking van uien en dat uitsluitend bestaat uit het perssap van pulp
van vermalen en gekookte uien, dat resteert na het kook- en destillatieproces ten behoeve van de winning van uienolie (uienperssap).
2. Onder IV. Eindproducten van bewerkingsprocedés die als meststof kunnen worden verhandeld, categorie A1 Gewas(-producten) voor de biogasproductie worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a. na ‘weidegras’ wordt ingevoegd: , op het veld gedroogd weidegras;
b. na ‘zaad van kool- of raadzaap’, wordt ingevoegd: stro van koolzaad;
c. na ‘zaad van erwten’ wordt ingevoegd: , gehele plantsilage van erwten.
3. Onder IV. Eindproducten van bewerkingsprocedés die als meststof kunnen worden verhandeld komt categorie B te luiden:
B stoffen van plantaardige herkomst afkomstig van natuurterrein als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van het
Besluit gebruik meststoffen
-
1. Weidegras en op het veld gedroogd weidegras afkomstig van grasland als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van
het Besluit gebruik meststoffen.
4. Onder IV. Eindproducten van bewerkingsprocedés die als meststof kunnen worden verhandeld, categorie C1 Stoffen van plantaardige herkomst, wordt in onderdeel 19 ‘(uiensap)’ vervangen door: (uienperssap).
5. Onder IV. Eindproducten van bewerkingsprocedés die als meststof kunnen worden verhandeld worden aan categorie C1 Stoffen van plantaardige herkomst toegevoegd:
-
23. Reststof die is vrijgekomen bij de verwerking van gemalen en gezeefde erwten waaruit eiwit en/of zetmeel is verwijderd en
waaruit eventueel vocht door persing is onttrokken en hoofdzakelijk bestaat uit celwanden en zetmeel (erwten(pers)vezel).
-
24. Reststof die is vrijgekomen bij de verwerking van gemalen en gezeefde erwten waaruit celwanden en zetmeel verwijderd is en
hoofdzakelijk bestaat uit eiwit (erwteneiwit).
-
25. Reststof die is vrijgekomen bij de verwerking van gemalen en gezeefde erwten waaruit eiwit en/of zetmeel onttrokken is en
gemengd is met erwteneiwit (erwtencrème).
-
26. Reststof die is vrijgekomen bij de winning van olie door extractie en geschikte hittebehandeling van kool- en raapzaadschilfers
en hoofdzakelijk bestaat uit celwanden, zetmeel en eiwit afkomstig van koolzaad of raapzaad (koolzaadschroot of raapzaadschroot).
-
27. Bijproduct die vrijgekomen is bij de verwerking van geschoonde gerst tot gort, grutten of bloem en vrijwel uitsluitend bestaat
uit het endospermen fijne schilddeeltjes (doppen) van de gerstkorrel (gersteslijpmeelpellets).
-
28. Reststof die is vrijgekomen bij de bereiding van bloem of mout uit geschoonde tarwekorrels en overwegend bestaat uit gries,
fijne tarwestof van doorval door zeven en afzuiginstallaties, afgekeurde bloem, tarwebloem, gebroken tarwe en onkruidzaden
(tarwevoergriespellets).
-
29. Reststof die is vrijgekomen bij de verwerking van geschoonde gerstekorrels tot mout en die in hoofdzaak bestaat uit de gerstpellen
(gerstpellen).
-
30. Reststof die is vrijgekomen bij de productie van alcohol uit vergist beslag van graan nadat de alcohol (ethanol, bioethanol)
door destillatie is verwijderd en dat in hoofdzaak bestaat uit de vaste residuen van granen al dan niet gedroogd (graanspoeling,
gedroogde graanspoeling).
-
31. Reststof verkregen bij de verwerking van geschoonde, gebrande en gemalen koffiebonen tot koffie-extract en die bestaat uit
het bezinksel van gemalen geëxtraheerde gebrande en gemalen koffiebonen (koffiedik).
6. Onder IV. Eindproducten van bewerkingsprocedés die als meststof kunnen worden verhandeld worden aan categorie C2 Stoffen van dierlijke herkomst al dan niet gecombineerd met stoffen van plantaardige herkomst toegevoegd:
-
7. Reststof die is vrijgekomen bij de bereiding van kaas, kwark of caseïne en hoofdzakelijk bestaat uit melksuiker (lactose),
resten eiwit en resten melkvet en mineralen van melk. De reststof kan geconcentreerd of gedroogd zijn (wei, weiconcentraat
of gedroogde wei).
-
8. Reststof die is vrijgekomen bij het ontkorsten van kaas afkomstig van gepasteuriseerde koeienmelk en bestemd is voor levensmiddelen
en die bestaat uit kaas, kaaskorst en maximaal 3% kaaskorstbedekkingsmiddel van copolymeren van vinylacetaat en maximaal 0,0006%
Natamycine (E235) bevat (kaasschaafsel).
K
Bijlage Ad komt te luiden:
BIJLAGE AD. BEHORENDE BIJ ARTIKEL 25 VAN DE UITVOERINGSREGELING MESTSTOFFENWET
Tabel 1. Overzicht te betalen tarief per klasse
Klasse
|
Oppervlakte (in hectare)
|
Tarief
|
1
|
0
|
5
|
€ 13,83
|
2
|
5,01
|
10
|
€ 41,48
|
3
|
10,01
|
15
|
€ 69,13
|
4
|
15,01
|
20
|
€ 96,78
|
5
|
20,01
|
25
|
€ 124,43
|
6
|
25,01
|
30
|
€ 152,08
|
7
|
30,01
|
35
|
€ 179,73
|
8
|
35,01
|
40
|
€ 207,38
|
9
|
40,01
|
45
|
€ 235,03
|
10
|
45,01
|
50
|
€ 262,68
|
11
|
50,01
|
55
|
€ 290,33
|
12
|
55,01
|
60
|
€ 317,98
|
13
|
60,01
|
65
|
€ 345,63
|
14
|
65,01
|
70
|
€ 373,28
|
15
|
70,01
|
75
|
€ 400,93
|
16
|
75,01
|
80
|
€ 428,58
|
17
|
80,01
|
85
|
€ 456,23
|
18
|
85,01
|
90
|
€ 483,88
|
19
|
90,01
|
95
|
€ 511,53
|
20
|
95,01
|
100
|
€ 539,18
|
21
|
100,01
|
105
|
€ 566,83
|
22
|
105,01
|
110
|
€ 594,48
|
23
|
110,01
|
115
|
€ 622,13
|
24
|
115,01
|
120
|
€ 649,78
|
25
|
120,01
|
125
|
€ 677,43
|
26
|
125,01
|
130
|
€ 705,08
|
27
|
130,01
|
135
|
€ 732,73
|
28
|
135,01
|
140
|
€ 760,38
|
29
|
140,01
|
145
|
€ 788,03
|
30
|
145,01
|
150
|
€ 815,68
|
31
|
150,01
|
155
|
€ 843,33
|
32
|
155,01
|
160
|
€ 870,98
|
33
|
160,01
|
165
|
€ 898,63
|
34
|
165,01
|
170
|
€ 926,28
|
35
|
170,01
|
175
|
€ 953,93
|
36
|
175,01
|
180
|
€ 981,58
|
37
|
180,01
|
185
|
€ 1.009,23
|
38
|
185,01
|
190
|
€ 1.036,88
|
39
|
190,01
|
195
|
€ 1.064,53
|
40
|
195,01
|
200
|
€ 1.092,18
|
41
|
200,01
|
205
|
€ 1.119,83
|
42
|
205,01
|
210
|
€ 1.147,48
|
43
|
210,01
|
215
|
€ 1.175,13
|
44
|
215,01
|
220
|
€ 1.202,78
|
45
|
220,01
|
225
|
€ 1.230,43
|
46
|
225,01
|
230
|
€ 1.258,08
|
47
|
230,01
|
235
|
€ 1.285,73
|
48
|
235,01
|
240
|
€ 1.313,38
|
49
|
240,01
|
245
|
€ 1.341,03
|
50
|
245,01
|
250
|
€ 1.368,68
|
51
|
250,01
|
255
|
€ 1.396,33
|
52
|
255,01
|
260
|
€ 1.423,98
|
53
|
260,01
|
265
|
€ 1.451,63
|
54
|
265,01
|
270
|
€ 1.479,28
|
55
|
270,01
|
275
|
€ 1.506,93
|
56
|
275,01
|
280
|
€ 1.534,58
|
57
|
280,01
|
285
|
€ 1.562,23
|
58
|
285,01
|
290
|
€ 1.589,88
|
59
|
290,01
|
295
|
€ 1.617,53
|
60
|
295,01
|
300
|
€ 1.645,18
|
61
|
300,01
|
305
|
€ 1.672,83
|
62
|
305,01
|
310
|
€ 1.700,48
|
63
|
310,01
|
315
|
€ 1.728,13
|
64
|
315,01
|
320
|
€ 1.755,78
|
65
|
320,01
|
325
|
€ 1.783,43
|
66
|
325,01
|
330
|
€ 1.811,08
|
67
|
330,01
|
335
|
€ 1.838,73
|
68
|
335,01
|
340
|
€ 1.866,38
|
69
|
340,01
|
345
|
€ 1.894,03
|
70
|
345,01
|
350
|
€ 1.921,68
|
71
|
350,01
|
355
|
€ 1.949,33
|
72
|
355,01
|
360
|
€ 1.976,98
|
73
|
360,01
|
365
|
€ 2.004,63
|
74
|
365,01
|
370
|
€ 2.032,28
|
75
|
370,01
|
375
|
€ 2.059,93
|
76
|
375,01
|
380
|
€ 2.087,58
|
77
|
380,01
|
385
|
€ 2.115,23
|
78
|
385,01
|
390
|
€ 2.142,88
|
79
|
390,01
|
395
|
€ 2.170,53
|
80
|
395,01
|
400
|
€ 2.198,18
|
L
In Bijlage D, Tabel I, komen de gegevens onder diersoort Anas plathyrhynchos (Peking eend) te luiden:
Anas plathyrhynchos (Peking eend) 80
|
|
Ouderdieren van vleeseenden (opfok- periode tot 18 weken)
|
802
|
Vaste mest
|
0,032
|
0,531
|
–
|
0,588
|
Drijfmest
|
0,094
|
0,853
|
–
|
0,266
|
|
Ouderdieren van vleeseenden (legperiode vanaf 18 weken)
|
803
|
Vaste mest
|
0,038
|
0,627
|
–
|
0,695
|
Drijfmest
|
0,111
|
1,007
|
–
|
0,315
|
|
Vleeseenden (eenden die worden gehouden voor de slacht)
|
801
|
Vaste mest
|
0,024
|
0,399
|
–
|
0,405
|
Drijfmest
|
0,069
|
0,630
|
–
|
0,174
|
M
Bijlage E wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift komt te luiden: Bijlage E. behorende bij de artikelen 53, 78, 82 en 79.
2. Onderdeel A. Prestatiekenmerken bemonsteringsapparatuur, onderdeel 2, subonderdeel d, komt te luiden:
3. Onderdeel A. Prestatiekenmerken bemonsteringsapparatuur, onderdeel 2, subonderdeel e, komt te luiden:
4. In onderdeel A. Prestatiekenmerken bemonsteringsapparatuur, onderdeel 3, wordt ‘Het monster wordt’ vervangen door: Het monster
wordt bij vervoer door middel van een transportvoertuig.
5. Aan onderdeel A. Prestatiekenmerken bemonsteringsapparatuur, wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:
-
4. Het monster wordt bij vervoer door middel van een pijpleiding genomen door evenredig verdeeld over de hoeveelheid vijfmaal
een hoeveelheid van circa 150 milliliter af te tappen uit de vracht door middel van de bemonsteringsapparatuur. Voorafgaand
aan het transport wordt bepaald hoeveel vervoerd gaat worden zodat de juiste monstermomenten bepaald kunnen worden, vergelijkbaar
met het vulpercentage bij een tankauto.
6. In onderdeel D. Prestatiekenmerken AGR-apparatuur voor het vervoer van drijfmest, onderdeel 3.1, wordt na ‘verpakkingsapparatuur’
ingevoegd: , in het geval van vervoer door middel van een pijpleiding, de in het leidingstelsel opgenomen afsluitkleppen.
7. In onderdeel D. Prestatiekenmerken AGR-apparatuur voor het vervoer van drijfmest, onderdeel 4, wordt in de titel ‘transportvoertuig’
vervangen door: transportmiddel.
8. In onderdeel D. Prestatiekenmerken AGR-apparatuur voor het vervoer van drijfmest, onderdeel 4, wordt een onderdeel toegevoegd,
luidende:
9. In onderdeel D. Prestatiekenmerken AGR-apparatuur voor het vervoer van drijfmest, onderdeel 4, wordt een nieuw onderdeel
toegevoegd, luidende:
-
4.6. De AGR-apparatuur beschikt in het geval van vervoer door middel van een pijpleiding over een voorziening waarmee, indien de
hoeveelheid dierlijke meststoffen wordt bepaald met behulp van het apparaat, als bedoeld in artikel 82, derde lid, onderdeel
a, en de dichtheid van de mest niet gelijk is aan 1, de meetwaarde van de debietmeter gecorrigeerd kan worden. Deze correctie
kan automatisch uitgevoerd worden door en vastgelegd worden in de AGR-apparatuur. Voor het bepalen van de dichtheid wordt
gebruik gemaakt van de publicatie van de Wageningen Universiteit uit de Kwantitatieve Informatie voor de Veehouderij (KWIN)
(www.livestockresearch.wur.nl).
10. In onderdeel D. Prestatiekenmerken AGR-apparatuur voor het vervoer van drijfmest, onderdeel 6, subonderdeel 6.4. wordt ‘het
ministerie van LNV’ vervangen door: het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.
N
In Bijlage I, Tabel I, wordt aan de diersoort Eenden de categorie drijfmest ingevoegd met de daarbij behorende mestcode: 81,
kg stikstof per ton: 4,5 en kg fosfaat per ton: 3,5.
O
Bijlage M wordt als volgt gewijzigd:
1. De omschrijving van de regelovertreding voor artikel 82 van de Uitvoeringsregeling, feitcode M525 komt te luiden: Niet op
juiste wijze bepalen van het gewicht van drijfmest die met behulp van een pijpleiding is vervoerd door de afnemer.
2. De omschrijving van de regelovertreding voor artikel 82 van de Uitvoeringsregeling, feitcode M526 komt te luiden: Niet op
juiste wijze uitvoeren van de bemonstering en verpakking van monsters drijfmest die met behulp van een pijpleiding is vervoerd door
de afnemer.
3. Na de regel van de artikelen 89 en 77 lid 1 van de Uitvoeringsregeling, feitcode M533, wordt de volgende regel ingevoegd:
Art. 89a, art. 77 lid 1
|
Niet of niet op de juiste wijze (laten) bepalen van het stikstof- en fosfaatgehalte van aan- en afgevoerde dierlijke meststoffen
d.m.v. analyse van het monster door een laboratorium zonder dat de voorwaarden gesteld aan de afvoer van dierlijke meststoffen
afkomstig van paarden of pony’s van een bedrijf in de gemeente Vlieland naar een ander bedrijf in de gemeente Vlieland worden
nageleefd.
|
M548
|
€ 300
|
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2011, met uitzondering van artikel I, onderdeel K, dat in werking
treedt met ingang van 1 januari 2012.
TOELICHTING
Algemeen
De onderhavige regeling wijzigt de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: Urm). De wijziging ziet op:
-
– het creëren van voorwaarden om drijfmest te kunnen vervoeren met behulp van een pijpleiding;
-
– een versoepeling van de regels rondom het vervoer van paardenmest op Vlieland;
-
– een verduidelijking met betrekking tot de inhoud van een vaste mestmonster;
-
– het toevoegen van stoffen aan Bijlage Aa,
-
– het wijzigen van het tarief voor de bijdrage van melkveehouders aan de monitoring van de verleende derogatie, en
-
– het toevoegen van de omschrijving drijfmest met de daarbij behorende mestcode en forfaitaire mineralengehalten aan de categorie
Eenden in Tabel I van Bijlage I en de toevoeging van het stalsysteem met drijfmest aan de diersoort Peking Eend in Tabel I
van Bijlage D.
Vervoer van drijfmest met behulp van een pijpleiding
Steeds vaker ontstaan er mestverwerkingsinitiatieven waarbij de wens bestaat de mest te transporteren met behulp van een pijpleiding.
Het voordeel van transport met behulp van een pijpleiding is de vermindering van CO2-uitstoot door transportauto’s en op de
lange termijn een besparing op de kosten van de inhuur van een transporteur. Een mesttransport per pijpleiding kan nagenoeg
op dezelfde wijze aan alle verplichtingen rondom het vervoer van mest voldoen als een mesttransport over de weg.
Met deze wijzigingsregeling wordt een uitzondering gegeven voor de regels rondom het vervoer van mest die niet van toepassing
kunnen zijn op het vervoer van mest per pijpleiding. Dierlijke mest mag behalve in de situatie die al geregeld is in artikel
59, onderdeel d, vooralsnog alleen in één-op-één-situaties. Indien meerdere leveranciers één en dezelfde pijpleiding gebruiken,
blijft na een levering zogenaamde ‘transitmest’ in de pijpleiding achter die niet met zekerheid aan een leverancier kan worden
toegeschreven. Vermenging van (transit)mest van verschillende bedrijven kan optreden indien tijdens het pompen de mestleiding
niet volledig gevuld is of indien de mest van het ene bedrijf andere stromingseigenschappen heeft dan die van het andere bedrijf.
Dit knelpunt, waarvoor thans nog geen passende oplossing is ontwikkeld waardoor deze situatie nog niet geregeld kan worden
in de Urm, komt alleen voor als er sprake is van een ringleiding waarbij er meerdere leveranciers op één leiding zijn aangesloten.
Om de huidige één-op-één-initiatieven, waarbij dit probleem niet speelt, niet te remmen, is ervoor gekozen de één-op-één-pijpleidingtransporten
met voorrang te regelen in de Urm. De intermediair is in deze tevens vervoerder en afnemer van de mest en verantwoordelijk
voor het beheer van de pijpleiding.
De drijfmest wordt vervoerd doordat de vooraf aan het vervoer bepaalde lading van maximaal 36 ton binnen 24 uur wordt verpompt
door de pijpleiding. Met de komst van de pijpleiding als nieuw transportmiddel is het noodzakelijk een grens aan de lading
te stellen. Indien er geen maximum gesteld wordt aan de hoeveelheid per vracht zou dit de representativiteit van de bemonstering
van de vracht niet ten goede komen. Het alternatief is het toestaan van grotere monsterpotten. Dit brengt echter praktische
problemen voor de laboratoria met zich. Daarom worden vooralsnog alleen vrachten van maximaal 36 ton mest toegestaan. Hierbij
is aansluiting gezocht bij de maximum vracht die door vrachtwagens vervoerd kan worden.
Zodra de mest door de afsluitklep van de leverancier gaat, valt de mest onder verantwoordelijkheid van de intermediair. Een
computer van de intermediair stuurt de afsluitkleppen aan beide uiteinden van de pijpleiding en de pompen aan om de mest te
verplaatsen van producent naar verwerker. De intermediair heeft de rol van vervoerder en is in die hoedanigheid verantwoordelijk
voor het transport van de mest met alles wat daarbij hoort: het opsturen van het monster naar een geaccrediteerd laboratorium,
het opmaken van het VDM en het elektronisch inzenden van de op het VDM ingevulde gegevens bij de Dienst Regelingen. De pijpleiding
wordt door de intermediaire onderneming als transportmiddel bij de Dienst Regelingen geregistreerd.
Het laten analyseren van het monster, het opmaken van een VDM, het digitaal inzenden van deze gegevens, het gebruik maken
van een geregistreerde intermediair en geregistreerde vervoermiddelen, het gebruik van AGR/GPS, het bemonsterings- en verpakkingsapparaat
en het feit dat de opslagruimte (ontvangstbak) geregistreerd moet staan bij de Dienst Regelingen, zijn niet anders dan bij
een transport via de weg. Wel zijn de regels voor de administratieve verantwoording van de vracht op het gebruik van pijpleidingen
aangepast.
Ingevolge artikel 54, eerste lid, geldt de eis dat de apparatuur tijdens het vervoer zowel afzonderlijk als in onderlinge
samenhang adequaat dient te functioneren. Uiteraard is er sprake van adequaat functioneren als de apparatuur conform de ter
zake geldende prestatiekenmerken functioneert. Daarnaast geldt dat de afnemer, tot wiens verantwoordelijkheid het adequaat
functioneren van de apparatuur in het geval van het vervoer per pijpleiding behoort, ervoor zorg moet dragen dat de bij de
satellietvolgapparatuur horende antenne of antennes op geen enkele wijze worden gehinderd en dat de stroomvoorziening van
de automatische gegevensregistratie en de satellietvolgapparatuur op geen enkele wijze wordt onderbroken. Uiteraard kan het
voorkomen dat er gedurende het vervoer een storing optreedt als gevolg waarvan de apparatuur niet meer naar behoren functioneert.
Met het oog hierop voorziet het tweede lid van artikel 54 thans alleen nog maar voor het transport via de weg in de mogelijkheid
dat de dierlijke meststoffen alsnog vervoerd mogen worden, indien de storing telefonisch is gerapporteerd aan de meldkamer
van de Algemene Inspectiedienst. Indien zich een storing voordoet bij het vervoer van mest per pijpleiding, bestaat er geen
meldingsmogelijkheid. De ratio hierachter is dat het bij transport per pijpleiding mogelijk is het transport te stoppen door
de pomp uit te zetten. De apparatuur kan dan gerepareerd worden, waarna het vervoer kan worden voortgezet. Ook kan het vervoer
alsnog via de weg plaatsvinden.
Normaliter wordt het gewicht van de vracht bepaald door elke vracht te wegen met een geijkt weegsysteem. Een dergelijk nauwkeurige
weging kan ook plaatsvinden indien de mest vervoerd wordt per pijpleiding. Uit onderzoek van de Wageningen Universiteit blijkt
dat de meting van het gewicht met behulp van een apparaat ter bepaling van het volume (debietmeter) goed past bij het werken
met een pijpleiding en het gebruik van debietmeter(s) is een relatief goedkope weegmethode. Om weging middels (een) debiemeter(s)
mogelijk te maken bij vervoer middels pijpleidingen is artikel 82, derde lid, onderdeel a, in het leven geroepen. Een debietmeter
valt namelijk niet onder de definitie van een weegwerktuig als bedoeld in artikel 1, onder j, van de Urm, nu het gewicht niet
met behulp van de zwaartekracht wordt bepaald.
Vervoer van paardenmest op Vlieland
Op het eiland Vlieland worden bedrijfsmatig geen andere landbouwhuisdieren gehouden dan paarden. Twee maneges en één pensionstal
moeten hun overschot aan paardenmest afvoeren van hun bedrijf. Vlieland beschikt niet over geregistreerde intermediairs. Om
het overschot aan mest af te kunnen voeren moeten deze bedrijven gebruik maken van een geregistreerde intermediair, afkomstig
van de ‘vaste wal’, waarbij het geregistreerde vervoermiddel voorzien moet zijn van AGR/GPS-apparatuur. Bovendien moet de
af te voeren mest gewogen, bemonsterd en geanalyseerd worden. Gezien de aanzienlijke investeringen die hiermee gemoeid zijn,
in verhouding tot het beperkt aantal vrachten per jaar, is besloten het vervoer van paardenmest op Vlieland vrij te stellen
van bovengenoemde verplichtingen.
Overschrijding van de gebruiksnormen is – gezien het beperkt aantal vrachten – niet aannemelijk en het risico op milieuschade
is derhalve beperkt. De situatie op Vlieland is verder zo anders dan op andere plaatsen in Nederland, dat een aparte status
voor het mestvervoer op dit eiland gerechtvaardigd is.
In de Urm is reeds een aantal stromen van deze verplichtingen uitgezonderd. Het betreft met name de transporten die betrekking
hebben op een relatief geringe hoeveelheid mineralen en die een beperkt milieurisico met zich brengen. Deze transporten worden
ook wel ‘forfaitaire transporten’ genoemd, omdat in deze gevallen niet behoeft te worden bemonsterd en geanalyseerd, maar
de hoeveelheid dierlijke meststoffen mag worden bepaald op basis van forfaitaire stikstof- en fosfaatgehalten. De situatie
voor Vlieland wordt met deze wijziging toegevoegd aan deze forfaitaire transporten. Dit betekent dat er, naast de uitzonderingen
voor het gebruik van een geregistreerde intermediair en AGR/GPS-apparatuur (artikel 59), ook geen verplichtingen gelden rondom
bemonstering en analyse (artikel 89a (nieuw)). Tot slot kan voor de forfaitaire transporten onder voorwaarden gebruik gemaakt
worden van een zogenaamd Verzamel-vervoersbewijs dierlijke meststoffen (artikel 67) en behoeft de mest niet gewogen te worden
met behulp van een weegwerktuig, maar kan het gewicht worden bepaald op basis van het volume en het soortelijk gewicht van
de meststoffen (artikel 76, derde lid).
Géén uitzondering wordt gegeven op de verplichting tot het opmaken van een vervoersbewijs dierlijke meststoffen (hierna: VDM).
Door het inzenden van de op het VDM ingevulde gegevens bij de Dienst Regelingen blijven de meststromen op Vlieland in beeld.
Inhoud vaste mestmonster
In de praktijk bestaat onduidelijkheid over de minimale hoeveelheid dierlijke mest dat een monster met vaste mest moet bevatten,
waardoor de monsterpot regelmatig onvoldoende gevuld is. Ter verduidelijking wordt daarom in artikel 78, tweede lid, opgenomen
dat een monster met vaste mest minimaal 500 gram en maximaal 800 gram inhoud heeft.
Toevoeging van stoffen aan bijlage Aa bij de Urm
LTO Nederland en de Biogas Brancheorganisatie (BBO) hebben in het najaar van 2010 21 stoffen geïnventariseerd waarvan zij
vinden dat deze ook op de positieve lijst covergisting horen te staan. De beoordeling van deze 21 stoffen is afgerond. Acht
van deze stoffen zijn bij de vorige wijziging aan de lijst toegevoegd. Een aantal van de door LTO en BBO aangegeven stoffen
is nader te specificeren vanwege een onderscheidende samenstelling en productieproces waaruit de reststoffen vrijkomen. Daarom
kunnen van de 13 resterende (groepen van) stoffen 14 nader gespecificeerde stoffen (waarvan een aantal voorlopig) aan de lijst
worden toegevoegd. Daarmee wordt nadere uitvoering gegeven aan hetgeen daarover staat vermeld in de brief aan de Tweede Kamer
van 14 oktober 2010 betreffende problemen en oplossingsrichtingen rond covergisters en biovergisting (Kamerstukken II 2010/11,
28 385, nr. 194).
De wijzigingen die met deze regeling in de Urm worden aangebracht zijn reeds gecommuniceerd met de sector. Om deze reden is
afgezien van een consultatie van de sector.
Toevoeging stoffen aan onderdeel I (stoffen die als meststof kunnen worden verhandeld)
De Commissie van Deskundigen Meststoffenwet (CDM) heeft de stoffen ‘ammoniumsulfaathoudend spuiwater van chemische luchtwassers
van mestkorrelinstallaties voor pluimveemest’ en ‘uienperssap’ beoordeeld en komt tot het oordeel dat deze geschikt zijn om
als meststof te worden verhandeld.
Toevoeging stoffen aan onderdeel IV (eindproducten van bewerkingsprocédés die als meststof kunnen worden verhandeld)
Met de toevoeging van drie stoffen aan subcategorie A1 onder nummer 1 van categorie 1 van onderdeel IV van bijlage Aa, één
stof aan subcategorie B1, negen stoffen aan subcategorie C1 en twee stoffen aan subcategorie C2, wordt, zoals in het algemeen
deel van de toelichting aangegeven, nadere uitvoering gegeven aan hetgeen daarover staat vermeld in de brief aan de Tweede
Kamer van 14 oktober 2010 betreffende problemen en oplossingsrichtingen rond covergisters en biovergisting (Kamerstukken II
2010/11, 28 385, nr. 194). Alle 21 stoffen, waarvan LTO-Nederland en de BBO vinden dat deze op bijlage Aa horen te staan, zijn door de CDM beoordeeld.
Hoewel het nog onbekend is in welke mate bepaalde verontreinigende stoffen (residuen van gewasbeschermingsmiddelen en biociden)
voorkomen in een aantal van deze stoffen, wordt verwacht dat deze verontreinigende stoffen niet in zorgvragende gehalten aanwezig
zullen zijn. De CDM komt daarom tot het oordeel dat de betreffende stoffen in ieder geval aan bijlage Aa kunnen worden toegevoegd
totdat definitief uitsluitsel is verkregen over de werkelijke gehalten aan residuen van gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
Kaasschaafsel dat niet op de lijst van LTO en BBO staat kan, ondanks een negatief oordeel van de CDM, aan de lijst voor covergistingmaterialen
worden toegevoegd. De CDM kwam tot een negatief oordeel vanwege de verontreinigende stof Netamycine. De maximale hoeveelheid
van de betreffende verontreinigende stof die jaarlijks in het milieu terecht zou komen als alle in Nederland geproduceerde
kaasschaafsel via de route covergistingmateriaal zou worden gebruikt is echter te verwaarlozen. Hiermee wordt vooruitgelopen
op een aanstaande wijziging in het Protocol ‘Beoordeling stoffen Meststoffenwet versie 2.1’ waarin bij het oordeel ook het
volume van de betreffende reststof en verontreinigende stof zal worden betrokken.
Wijziging tarief derogatie 2012
In de Toelichting bij de wijziging van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet van 5 maart 2010 (Staatscourant 3184) is uitleg gegeven over de opbouw van het tarief dat derogatiebedrijven jaarlijks per hectare dienen te betalen ter dekking
van de monitoringskosten. Hierbij is aangegeven dat – mocht blijken dat in enig jaar het aantal hectaren landbouwgrond waarvoor
derogatie wordt aangevraagd aan verandering onderhevig is of de kosten die instellingen, die belast zijn met de monitoring,
maken worden verhoogd of verlaagd – het tarief dienovereenkomstig jaarlijks opnieuw kan worden vastgesteld.
In de jaren 2010 en 2011 was het tarief gebaseerd op het gemiddelde aantal hectare landbouwgrond zoals dit in de jaren 2006
tot en met 2009 onder de derogatie viel: 853.854 hectare. In 2011 bedroeg het aantal hectare onder de derogatie 841.259. Hierdoor
zijn de inkomsten gedaald met € 68.642,75. Het tarief is daarmee in 2011 niet langer kostendekkend. Uitgaande van een gelijk
aantal hectare in 2012 dient het tarief verhoogd te worden naar € 5,53 per hectare om kostendekkendheid te garanderen.
Toevoeging drijfmest met de daarbij behorende mestcode en forfaitaire mineralengehalten aan de categorie Eenden in Tabel I
van Bijlage I en de toevoeging van het stalsysteem met drijfmest aan de diersoort Peking Eend in Tabel I van Bijlage D
Per 1 januari 2011 is eendendrijfmest uit de Uitvoeringsregeling gehaald. De reden hiervoor is dat het stalsysteem met een
volledige roostervloer waarbij eendendrijfmest ontstaat niet meer mogelijk is, omdat uit welzijnsoverwegingen het sinds 2006
is verboden eendensnavels te kappen. Het komt in de praktijk echter nog wel voor dat er dunne eendenmest wordt geproduceerd.
Dit betreft een ander type eendendrijfmest dan voorheen. Het ontstaat in veel mindere mate en slechts op die plaatsen in de
stal waar er roosters bij de drinkwatervoorziening voorkomen. Daarom is het gewenst om eendendrijfmest weer in de Urm op te
nemen, echter met forfaits die beter passen bij het mestproduct dat in dit geval wordt bedoeld. De nieuwe forfaits zijn gebaseerd
op gegevens over mesttransporten van eendendrijfmest van Dienst Regelingen van de jaren 2008, 2009 en 2010.
Voor vleeseenden worden daarnaast de forfaits voor vaste mest veranderd op basis van de laatste wetenschappelijke inzichten.
Administratieve Lasten
Het creëren van de mogelijkheid onder voorwaarden drijfmest te kunnen vervoeren met behulp van een pijpleiding levert geen
wijzigingen op voor de administratieve lasten van ondernemers, nu de informatieverplichting voor de ondernemer niet groter
of kleiner wordt dan in het geval van vervoer over de weg. De versoepeling van de regels rondom het vervoer van paardenmest
op Vlieland heeft echter wel gevolgen voor de administratieve lasten van de ondernemers. De ondernemers op wie deze vrijstelling
betrekking heeft zijn voor het vervoer van hun overschotmest niet langer genoodzaakt een intermediair in te schakelen voor
het vervoer van hun overschotmest. Dit heeft in totaal een administratieve lastenverlichting tot gevolg van € 4271,– voor
de ondernemers. De overige wijzigingen die in deze regeling worden aangebracht hebben geen gevolgen voor de administratieve
lasten.
Inwerkingtreding van de regeling in verband met vaste verandermomenten
Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel I, onderdeel K, in werking met ingang van 1 oktober 2011. Artikel I, onderdeel
K, treedt in werking met ingang van 1 januari 2012. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan aanwijzing 174 van de Aanwijzingen
voor de regelgeving. Deze aanwijzing bepaalt dat een ministeriële regeling in werking treedt conform vaste verandermomenten:
met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Wel wordt afgeweken van de regel dat publicatie, met het oog op de
uitvoeringsvoorbereiding, minimaal twee maanden voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling plaatsvindt. Indien aan deze
minimuminvoeringstermijn zou worden vastgehouden, zou inwerkingtreding pas op het eerstvolgende vaste verandermoment, 1 januari
2012, mogelijk zijn. Een dergelijke uitstel zou niet opportuun zijn, gelet op de goede voordelen die aan deze wijzigingsregeling
voor het bedrijfsleven zijn verbonden (of, andersom gezegd, de nadelen die met deze regeling worden voorkomen). Daarbij komt
dat de wijzigingen al gecommuniceerd zijn. Hiermee is het bedrijfsleven en de met uitvoering belaste diensten voldoende voorbereidingstijd
geboden.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.