TOELICHTING
Aanleiding
In artikel 3.57 van de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: de regeling) is een aantal eisen opgenomen
waaraan bij de demontage van autowrakken dient te worden voldaan. De eisen zijn gesteld ten behoeve van een doelmatig beheer
van afvalstoffen, het voorkomen of (zoveel mogelijk) beperken van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen en het
realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico. Deze eisen zijn per 1 januari 2011 in de regeling opgenomen, met het in werking
treden van de tweede tranche van de tweede fase van het project modernisering algemene regels (Stcrt. 2010, 19571). Voordien was een aantal van de betreffende eisen opgenomen in het Besluit beheer autowrakken. Dat besluit diende ter implementatie
van richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PbEG L 269)
(hierna: autowrakkenrichtlijn). Bij de overheveling naar de regeling zijn de verplichtingen inhoudelijk onveranderd gebleven.
In het vijfde lid van artikel 3.57 van de regeling zijn stoffen, preparaten en andere producten genoemd die binnen de inrichting
uit de autowrakken dienen te worden gehaald. Het gaat daarbij in grote lijnen om banden en grote kunststofonderdelen, metalen
onderdelen die koper, aluminium of magnesium bevatten, glas, katalysatoren en onderdelen die lood, kwik, cadmium of zeswaardig
chroom bevatten en als zodanig zijn voorzien van een aanduiding.
Ratio achter de verplichting tot demontage is met name de bevordering van recycling als product of als materiaal. Het is de
bedoeling dat alle materialen en onderdelen die als product of materiaal kunnen worden hergebruikt, selectief gedemonteerd,
gescheiden opgeslagen en gescheiden afgevoerd worden. Op die manier wordt de mogelijkheid tot recycling zo groot mogelijk
gemaakt. De meeste in artikel 3.57 van de regeling genoemde materialen en onderdelen worden in het kader van het bestaande
inname- en verwerkingssysteem reeds selectief gedemonteerd en afgevoerd ten behoeve van materiaalhergebruik.
Voor een aantal stoffen, preparaten en andere producten geldt dat zij, vanwege aard en samenstelling, na het shredderen in
een shredderinstallatie, via nascheiding in een scheidingsinstallatie, zodanig kunnen worden gescheiden dat recycling als
materiaal mogelijk is. In dergelijke gevallen is demontage voorafgaande aan het shredderen, niet nodig. Een voorbeeld van
een dergelijke scheidingsinstallatie is een PST (Post Shredder Technologie) fabriek.
In de autowrakkenrichtlijn, en bijgevolg de regeling (artikel 3.57, vijfde lid, onderdeel a), is daartoe een clausule toegevoegd
voor banden en grote kunststofonderdelen. Die clausule houdt in dat, indien die materialen in een scheidingsinstallatie zodanig
kunnen worden gescheiden dat ze als materiaal kunnen worden hergebruikt, demontage voorafgaande aan het shredderen niet nodig
is. Ook voor metalen onderdelen, die koper, aluminium of magnesium, bevatten is een soortgelijke clausule opgenomen in de
autowrakkenrichtlijn en de regeling (artikel 3.57, vijfde lid, onderdeel b).
Voor glas is in de autowrakkenrichtlijn een dergelijke clausule niet opgenomen. Met de onderhavige wijziging van de regeling
is de clausule voor banden en grote kunststofonderdelen echter wel uitgebreid naar glas. Deze uitbreiding naar glas sluit
aan bij de doelstelling van artikel 6, derde lid, onder a, eerste volzin, van de autowrakkenrichtlijn, waarin staat dat in
de plaats van selectieve demontage van autowrakken, voorafgaande aan de verdere verwerking, ook andere gelijkwaardige regelingen
kunnen worden getroffen om negatieve milieueffecten te beperken. Indien nascheiding van glas uit het shredderafval zodanig
kan worden uitgevoerd dat hergebruik van het glas als materiaal mogelijk is, is het shredderen van glas qua milieueffecten
een gelijkwaardig alternatief voor demontage van glas voorafgaand aan het shredderen.
De Europese Commissie heeft in ambtelijk contact aangegeven dat zij een aanpassing van de autowrakkenrichtlijn ten behoeve
van de mogelijkheid om glas te mogen shredderen, niet nodig acht omdat die mogelijkheid van het shredderen van glas niet door
de autowrakkenrichtlijn wordt uitgesloten. Dit is volgens de Europese Commissie ook af te leiden uit een uitspraak van het
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (C-65/09) waarin het Hof ingaat op de betekenis van artikel 6, derde lid,
van de autowrakkenrichtlijn.
Voor wat de realisatie van de doelstellingen uit artikel 9 van het Besluit beheer autowrakken betreft, moet nog opgemerkt
worden dat de glasfractie enkel mag worden meegerekend voor recycling als materiaal (artikel 9, eerste lid, onder b, en tweede
lid, onder b, van het Besluit beheer autowrakken) indien het ook daadwerkelijk als materiaal wordt hergebruikt. De enkele
mogelijkheid dat het kan worden hergebruikt is daartoe onvoldoende.
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Met de inwerkingtreding van deze regeling is afgeweken van de uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving waarbij
de regelgeving op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober inwerking treedt en publicatie minimaal twee maanden voordien plaatsvindt.
Afwijking van deze uitgangspunten wordt opportuun geacht omdat het bedrijfsleven gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding
van deze regeling, zie paragraaf ‘bedrijfs- en milieueffecten’ van deze toelichting.
Bedrijfs- en milieueffecten
Voor het bedrijfsleven is het wenselijk dat het glas wel in het autowrak mag blijven zitten. Het blijkt via nascheiding in
de eerdergenoemde PST mogelijk te zijn, een zodanige minerale fractie af te scheiden, waarin zich het glas bevindt, die als
materiaal kan worden hergebruikt. Daarmee zou milieuhygiënisch gezien eenzelfde, zo niet hogere milieuwinst, kunnen worden
behaald. Een dergelijke handelswijze is bovendien aanzienlijk goedkoper dan (handmatige) demontage. Deze wijziging heeft geen
gevolgen voor de administratieve lasten.
Notificatie
Een ontwerp van de onderhavige regeling is op 11 mei 2011 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, notificatienummer
2011/224/NL, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van
de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende de informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften
en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van
20 juli 1998 (PbEG L 217). De standstilltermijn is op 12 augustus 2011 verstreken. Naar aanleiding van deze melding zijn geen
reacties binnengekomen.
De onderhavige regeling is tevens ter voldoening aan artikel 10, tweede lid, van de autowrakkenrichtlijn aan de Europese Commissie
gezonden.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
J.J. Atsma.