Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 14 september 2011, nr. IENM/BSK-2011/122303, tot wijziging van de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (wijziging inzake glas in autowrakken)

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op richtlijn nr. 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PbEG L 269) en artikel 3.42 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 3.57, vijfde lid, van de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na ‘banden’ ingevoegd: , glas.

2. Onderdeel c vervalt.

3. Onderdelen d en e worden geletterd c en d.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 14 september 2011

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

TOELICHTING

Aanleiding

In artikel 3.57 van de Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: de regeling) is een aantal eisen opgenomen waaraan bij de demontage van autowrakken dient te worden voldaan. De eisen zijn gesteld ten behoeve van een doelmatig beheer van afvalstoffen, het voorkomen of (zoveel mogelijk) beperken van risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen en het realiseren van een verwaarloosbaar bodemrisico. Deze eisen zijn per 1 januari 2011 in de regeling opgenomen, met het in werking treden van de tweede tranche van de tweede fase van het project modernisering algemene regels (Stcrt. 2010, 19571). Voordien was een aantal van de betreffende eisen opgenomen in het Besluit beheer autowrakken. Dat besluit diende ter implementatie van richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (PbEG L 269) (hierna: autowrakkenrichtlijn). Bij de overheveling naar de regeling zijn de verplichtingen inhoudelijk onveranderd gebleven.

In het vijfde lid van artikel 3.57 van de regeling zijn stoffen, preparaten en andere producten genoemd die binnen de inrichting uit de autowrakken dienen te worden gehaald. Het gaat daarbij in grote lijnen om banden en grote kunststofonderdelen, metalen onderdelen die koper, aluminium of magnesium bevatten, glas, katalysatoren en onderdelen die lood, kwik, cadmium of zeswaardig chroom bevatten en als zodanig zijn voorzien van een aanduiding.

Ratio achter de verplichting tot demontage is met name de bevordering van recycling als product of als materiaal. Het is de bedoeling dat alle materialen en onderdelen die als product of materiaal kunnen worden hergebruikt, selectief gedemonteerd, gescheiden opgeslagen en gescheiden afgevoerd worden. Op die manier wordt de mogelijkheid tot recycling zo groot mogelijk gemaakt. De meeste in artikel 3.57 van de regeling genoemde materialen en onderdelen worden in het kader van het bestaande inname- en verwerkingssysteem reeds selectief gedemonteerd en afgevoerd ten behoeve van materiaalhergebruik.

Voor een aantal stoffen, preparaten en andere producten geldt dat zij, vanwege aard en samenstelling, na het shredderen in een shredderinstallatie, via nascheiding in een scheidingsinstallatie, zodanig kunnen worden gescheiden dat recycling als materiaal mogelijk is. In dergelijke gevallen is demontage voorafgaande aan het shredderen, niet nodig. Een voorbeeld van een dergelijke scheidingsinstallatie is een PST (Post Shredder Technologie) fabriek.

In de autowrakkenrichtlijn, en bijgevolg de regeling (artikel 3.57, vijfde lid, onderdeel a), is daartoe een clausule toegevoegd voor banden en grote kunststofonderdelen. Die clausule houdt in dat, indien die materialen in een scheidingsinstallatie zodanig kunnen worden gescheiden dat ze als materiaal kunnen worden hergebruikt, demontage voorafgaande aan het shredderen niet nodig is. Ook voor metalen onderdelen, die koper, aluminium of magnesium, bevatten is een soortgelijke clausule opgenomen in de autowrakkenrichtlijn en de regeling (artikel 3.57, vijfde lid, onderdeel b).

Voor glas is in de autowrakkenrichtlijn een dergelijke clausule niet opgenomen. Met de onderhavige wijziging van de regeling is de clausule voor banden en grote kunststofonderdelen echter wel uitgebreid naar glas. Deze uitbreiding naar glas sluit aan bij de doelstelling van artikel 6, derde lid, onder a, eerste volzin, van de autowrakkenrichtlijn, waarin staat dat in de plaats van selectieve demontage van autowrakken, voorafgaande aan de verdere verwerking, ook andere gelijkwaardige regelingen kunnen worden getroffen om negatieve milieueffecten te beperken. Indien nascheiding van glas uit het shredderafval zodanig kan worden uitgevoerd dat hergebruik van het glas als materiaal mogelijk is, is het shredderen van glas qua milieueffecten een gelijkwaardig alternatief voor demontage van glas voorafgaand aan het shredderen.

De Europese Commissie heeft in ambtelijk contact aangegeven dat zij een aanpassing van de autowrakkenrichtlijn ten behoeve van de mogelijkheid om glas te mogen shredderen, niet nodig acht omdat die mogelijkheid van het shredderen van glas niet door de autowrakkenrichtlijn wordt uitgesloten. Dit is volgens de Europese Commissie ook af te leiden uit een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (C-65/09) waarin het Hof ingaat op de betekenis van artikel 6, derde lid, van de autowrakkenrichtlijn.

Voor wat de realisatie van de doelstellingen uit artikel 9 van het Besluit beheer autowrakken betreft, moet nog opgemerkt worden dat de glasfractie enkel mag worden meegerekend voor recycling als materiaal (artikel 9, eerste lid, onder b, en tweede lid, onder b, van het Besluit beheer autowrakken) indien het ook daadwerkelijk als materiaal wordt hergebruikt. De enkele mogelijkheid dat het kan worden hergebruikt is daartoe onvoldoende.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst. Met de inwerkingtreding van deze regeling is afgeweken van de uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving waarbij de regelgeving op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober inwerking treedt en publicatie minimaal twee maanden voordien plaatsvindt. Afwijking van deze uitgangspunten wordt opportuun geacht omdat het bedrijfsleven gebaat is bij een spoedige inwerkingtreding van deze regeling, zie paragraaf ‘bedrijfs- en milieueffecten’ van deze toelichting.

Bedrijfs- en milieueffecten

Voor het bedrijfsleven is het wenselijk dat het glas wel in het autowrak mag blijven zitten. Het blijkt via nascheiding in de eerdergenoemde PST mogelijk te zijn, een zodanige minerale fractie af te scheiden, waarin zich het glas bevindt, die als materiaal kan worden hergebruikt. Daarmee zou milieuhygiënisch gezien eenzelfde, zo niet hogere milieuwinst, kunnen worden behaald. Een dergelijke handelswijze is bovendien aanzienlijk goedkoper dan (handmatige) demontage. Deze wijziging heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.

Notificatie

Een ontwerp van de onderhavige regeling is op 11 mei 2011 gemeld aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen, notificatienummer 2011/224/NL, ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn nr. 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende de informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48/EG van 20 juli 1998 (PbEG L 217). De standstilltermijn is op 12 augustus 2011 verstreken. Naar aanleiding van deze melding zijn geen reacties binnengekomen.

De onderhavige regeling is tevens ter voldoening aan artikel 10, tweede lid, van de autowrakkenrichtlijn aan de Europese Commissie gezonden.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

Naar boven