TOELICHTING
I. ALGEMEEN
1. Doelstelling en aanleiding
Deze regeling strekt in hoofdzaak tot wijziging van de Regeling gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen koelinstallaties
(hierna: Regeling koelinstallaties). De Regeling koelinstallaties bevat eisen voor de examinering en diplomering van personen
die werkzaamheden verrichten aan koelinstallaties waarbij gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen kunnen vrijkomen.
Met deze regeling wordt uitvoering gegeven aan het Uitvoeringsbesluit EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen (hierna: Uitvoeringsbesluit). Het Uitvoeringsbesluit strekt tot uitvoering van verordening (EG) nr. 1005/2009
van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 september 2009 betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen
(herschikking) (PbEU L 286) (hierna: verordening 1005/2009). Het Uitvoeringsbesluit heeft het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen
milieubeheer vervangen. De vervanging van laatstgenoemd besluit was noodzakelijk omdat de hieraan ten grondslag liggende Verordening
(EG) nr. 2037/2000 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 juni 2000 betreffende de ozonlaag afbrekende
stoffen (PbEG L 244) (hierna: verordening 2037/2000) is vervangen door verordening 1005/2009.
Verordening 1005/2009 is op 1 januari 2010 in werking getreden. De verordening geeft uitvoering aan de afspraken in het op
16 september 1987 te Montreal tot stand gekomen Protocol betreffende stoffen die de ozonlaag aantasten, met bijlagen (Trb. 1988, 11) (hierna: Montreal-protocol). Verordening 1005/2009 is een uitwerking en aanscherping van de verplichtingen in het Montreal-protocol.
De verordening scherpt de regels aan voor de terugwinning, het hergebruik en vernietiging van ozonlaagafbrekende stoffen ter
voorkoming van emissies van deze stoffen. Het beperken van emissies door het verplicht stellen van terugwinning en de vernietiging
van ozonlaagafbrekende stoffen draagt niet alleen bij aan het herstel van de ozonlaag, maar in belangrijke mate ook aan de
aanpak van klimaatverandering. Veel van deze stoffen tasten namelijk niet alleen de ozonlaag aan, maar hebben ook het vermogen
het klimaat op te warmen.
De belangrijkste wijziging van verordening 1005/2009 ten opzichte van verordening 2037/2000 is (voor zover in dit kader relevant)
dat ondernemingen alle uitvoerbare voorzorgsmaatregelen moeten treffen om lekkage en emissies van gereguleerde stoffen te
voorkomen of tot een minimum te beperken, ook als die stoffen onopzettelijk bij vervaardiging van andere chemicaliën worden
geproduceerd.
De bepalingen van verordening 1005/2009 waarvan de nadere uitvoering in de Regeling koelinstallaties is neergelegd zijn het
stellen van nadere regels om lekkage en emissies van gereguleerde stoffen te voorkomen of tot een minimum te beperken (artikel
23, vierde lid, van verordening 1005/2009).
Hiertoe is hoofdstuk 3A ‘Lekdichtheid koelinstallaties’ in de Regeling koelinstallaties opgenomen (artikel I, onderdeel G,
van deze regeling).
In het Uitvoeringsbesluit is het Besluit ozonlaagafbrekende stoffen milieubeheer ingetrokken. Hierdoor is ook de Regeling
lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 vervallen. De belangrijkste bepalingen in de Regeling lekdichtheid koelinstallaties
in de gebruiksfase 2006 zijn al geregeld in verordening 1005/2009. Als sluitstuk is in de Regeling koelinstallaties Hoofdstuk
3A ‘Lekdichtheid koelinstallaties’ (artikelen 29a en 29b) opgenomen.
Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele verbeteringen in de Regeling koelinstallaties aan te brengen.
Tenslotte zijn de Regeling gefluoreerde broeikasgassen brandbeveiligingssystemen (hierna: Regeling brandbeveiligingssystemen)
en de Regeling gefluoreerde broeikasgassen hoogspanningsschakelaars (hierna: Regeling hoogspanningsschakelaars) op één onderdeel
aangepast en is de Inzamelingsregeling CFK en halonen ingetrokken.
In deze toelichting wordt onder ‘koelinstallatie’ zowel een stationaire als mobiele koelinstallatie verstaan, tenzij nadrukkelijk
anders is vermeld. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat een airco van een mobiel werktuig of voertuig geenmobiele koelinstallatie is (zie ook de begripsomschrijvingen in artikel 1 van de Regeling koelinstallaties) en dat de wijzigingen
in deze regeling geen betrekking hebben op mobiele airco’s.
De conceptregeling is vooraf voor commentaar voorgelegd aan de relevante brancheorganisaties.
2. Lekdichtheid koelinstallaties
Het uitgangspunt van de Regeling koelinstallaties is dat zoveel mogelijk dezelfde eisen voor gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen worden gehanteerd. Voor de praktijk is dat namelijk het meest
efficiënt en overzichtelijk, omdat bedrijven en personeel bij koelinstallaties zowel met gefluoreerde broeikassen als gereguleerde
stoffen werken. In dat verband gelden er op grond van de Regeling koelinstallaties al gelijke eisen voor de examinering, diplomering
en bedrijfscertificering voor bedrijven en personeel die werkzaamheden aan koelinstallaties verrichten. Door de toevoeging
van de artikelen 29a en 29b aan de Regeling koelinstallaties gelden zoveel mogelijk vergelijkbare eisen voor de controle op
lekdichtheid van koelinstallaties.
Op grond van artikel 23, eerste lid, van verordening 1005/2009 treffen ondernemingen alle uitvoerbare voorzorgsmaatregelen
om lekkage en emissies van gereguleerde stoffen te voorkomen of tot een minimum te beperken (de zogenoemde zorgplicht).
Op grond van artikel 23, tweede lid, van die verordening worden waargenomen lekkages zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen veertien dagen hersteld.
Artikel 3, eerste lid, van de verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van
17 mei 2006 inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen (PbEU L 161) (hierna: verordening 842/2006) kent een vergelijkbare
bepaling.
Volgens artikel 3, eerste lid, van verordening 842/2006 dragen de exploitanten van koelinstallaties met gefluoreerde broeikasgassen
er zorg voor dat zij gebruik maken van alle maatregelen die technisch uitvoerbaar zijn en geen buitensporige kosten meebrengen
om lekkage te voorkomen. Voorts dienen vastgestelde lekkages zo spoedig mogelijk te worden hersteld. De zinsnede ‘zo spoedig mogelijk’ in verordening 842/2006 wordt naar analogie van verordening 1005/2009
geïnterpreteerd. Dat wil zeggen dat ook hier de termijn van maximaal veertien dagen voor herstel van de lekkage wordt aangehouden.
Uit de zorgplicht (artikel 23, eerste lid, van verordening 1005/2009) vloeit ook voort dat een koelinstallatie die als gevolg
van een defect gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen verliest of kan verliezen onverwijld buiten bedrijf gesteld
wordt zodra dit wordt geconstateerd. Deze plicht rust op de exploitant. Zo lang het defect niet is gerepareerd mogen geen
gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen worden bijgevuld. Hiermee wordt tevens nader uitvoering gegeven aan artikel
23, eerste lid, van verordening 1005/2009 en artikel 3, eerste lid, van verordening 842/2006.
Uit de zorgplicht vloeit tevens voort dat ter voorkoming van emissies bij werkzaamheden aan de koelinstallatie de druk hierin
wordt teruggebracht tot 1,05 bar of lager. Indien de werkzaamheden de ontmanteling van de installatie betreffen, dient de
druk op 0,3 bar (absoluut) of lager te worden gebracht om te waarborgen dat alle gereguleerde stoffen en gefluoreerde broeikasgassen
teruggewonnen kunnen worden. Ook dit sluit aan op de reeds bestaande praktijk.
Volgens artikel 23, tweede lid, van verordening 1005/2009 en artikel 3, tweede lid van verordening 842/2006 wordt binnen een
maand nadat een lek is hersteld op lekkage geïnspecteerd ter controle of de reparatie effect heeft gehad. Het moment van deze
controle is afhankelijk van de aard van de reparatie en kan variëren van enkele minuten tot enkele uren of dagen na de reparatie
met een maximum van een maand nadat de reparatie is uitgevoerd.
Ten algemene geldt: lekdichtheidscontroles zijn nodig ongeacht of de koelinstallatie in bedrijf is of niet. Relevant is alleen
dat zich in de desbetreffende koelinstallatie gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen bevinden. Wanneer een koelinstallatie
tijdelijk buiten bedrijf is gesteld en de gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen in een vloeistofvat of condensor
zijn verzameld worden de controles door een gediplomeerd persoon op het vloeistofvat of de condensor uitgevoerd.
In aansluiting op de praktijk zoals die gold voor de inwerkingtreding van deze regeling mogen de lekcontroles samenvallen
met andere reguliere (verplichte) controles of keuringen, zoals een APK-keuring, mits de minimale voorgeschreven frequentie
van de lekcontroles in acht wordt genomen.
Een groot aantal eisen dat in het verleden op grond van de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006
gold, geldt nu op grond van verordening 1005/2009. Dit betreft o.a.:
-
− de frequentie van de lekcontroles (zie artikel 23, tweede lid, van verordening 1005/2009);
-
− het bijhouden van een register (lees: het logboek) (zie artikel 23, derde lid, van verordening 1005/2009)
-
− eisen ten aanzien van etikettering (kenbaarheids- en bedieningsvoorschriften) (zie artikel 11, zesde lid, van verordening
1005/2009).
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste verplichtingen voor het onderhoud aan koelinstallaties gevuld
met gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen welke per 30 juni 2011 gelden op grond van verordening 842/2006, verordening
1005/2009, het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer, het Uitvoeringsbesluit, en de Regeling koelinstallaties:
Koelinstallatie
|
Controle frequentie
|
Logboek verplichting
|
Lekdetectie systeem verplicht
|
Standaard voor de lekcontrole verplicht
|
Eisen aan personeel en bedrijven
|
Juist gediplomeerd personeel1
|
Bedrijfscertificaat
|
Stationaire koelinstallaties met < 3kg gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen (NB: indien gevuld met gefluoreerde
broeikasgassen en hermetisch gesloten: < 6kg)
|
–
|
–
|
–
|
–
|
Ja (categorie II, categorie I, alleen terugwinnen: categorie III)
|
Ja
|
Stationaire en mobiele koelinstallaties met ≥ 3kg < 30 kg gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen (NB: indien
gevuld met gefluoreerde broeikasgassen en hermetisch gesloten: < 6kg)
|
Minimaal 1 keer per 12 maanden2
|
Ja
|
–
|
Ja
|
Ja (categorie I, alleen lekcontrole3: categorie IV)
|
Ja
|
Stationaire en mobiele koelinstallaties met ≥ 30kg < 300 kg gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen
|
Minimaal 1 keer per 6 maanden2
|
Ja
|
–
|
Ja
|
Ja (categorie I, alleen lekcontrole3: categorie IV)
|
Ja
|
Stationaire en mobiele koelinstallaties met > 300 kg gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen
|
Minimaal 1 keer per 3 maanden2
|
Ja
|
Ja: installaties gevuld met gefluoreerdebroeikas-gassen. (NB: indien lekdetec-tiesysteem aanwezig is wordt deze minimaal 1
keer per 12 maanden gecontroleerd, ongeacht of het gereguleerde stoffen of f-gassen betreft)
|
Ja
|
Ja (categorie I, alleen lekcontrole3: categorie IV)
|
Ja
|
Mobiele airco (= airco van een mobiel werktuig of voertuig) met < 3kg gefluoreerde broeikasgassen of gereguleerde stoffen
|
–
|
–
|
–
|
–
|
Ja (alleen terugwinnen f-gassen)
|
Nee
|
X Noot
1Volgens categorie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Regeling koelinstallaties.
X Noot
2Voor koelinstallaties die voorzien zijn van een naar behoren functionerend lekdetectiesysteem mag de controlefrequentie worden
gehalveerd.
X Noot
3Voor zover niet wordt ingebroken in het koudemiddelcircuit.
3. Toezicht en handhaving
De Regeling koelinstallaties is gebaseerd op artikel 4 van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer en op de artikelen
4 en 5 van het Uitvoeringsbesluit. Beide algemene maatregelen van bestuur zijn weer gebaseerd op artikel 9.2.2.1 van de Wet
milieubeheer (hierna: Wm). Op grond van hoofdstuk 18 van de Wm kan ten aanzien van overtredingen van artikel 9.2.2.1 van de
Wm bestuursrechtelijk worden opgetreden. Indien de overtreding is begaan door een bedrijf (d.w.z. een inrichting als bedoeld
in de Wm) ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten op grond van artikel 2.4 van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht bevoegd zijn een omgevingsvergunning te verlenen of waaraan het bedrijf op grond van artikel 8.41,
tweede lid, van de Wm, een melding moet doen, zijn burgemeester en wethouders respectievelijk gedeputeerde staten ook in het
kader van de Regeling koelinstallaties het bevoegd gezag. Zij kunnen dan op grond van artikel 18.1b of 18.2, eerste lid, onderdeel
a, onder 1°, van de Wm handhaven wegens overtreding van:
-
a. verordening 1005/2009 in verbinding met het Uitvoeringsbesluit respectievelijk de Regeling koelinstallaties, en de verordening
(EG) nr. 1516/2007 van de Commissie van 19 december 2007 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het
Europees Parlement en de Raad, van basisvoorschriften inzake controle op lekkage van stationaire koel-, klimaatregelings-
en warmtepompapparatuur die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevat (Pb EU 2007 L 335) (hierna: verordening: 1516/2007)
in verbinding met de Regeling koelinstallaties;
-
b. het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer in verbinding met verordening 842/2006 c.q. verordening 1516/2007.
De lekcontroles en het voorkomen van lekkage van gereguleerde stoffen zijn concreet geregeld in:
-
a. artikel 23 van verordening 1005/2009 in verbinding met artikel 3, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit;
-
b. de artikelen 2 tot en met 10 van verordening 1516/2007 (o.a. logboek) in verbinding met artikel 29a, eerste lid, van de Regeling
koelinstallaties, en
-
c. de artikelen 29a en 29b van de Regeling koelinstallaties.
De lekcontroles en het voorkomen van lekkage van gefluoreerde broeikasgassen zijn concreet geregeld in:
-
a. de artikelen 3, eerste, tweede, derde en zesde lid, van de verordening 842/2006 in verbinding met artikel 3, eerste lid, onderdeel
a, van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer, en
-
b. de artikelen 2 tot met 10 van de verordening 1516/2007 (o.a. logboek) in verbinding met artikel 3, tweede lid, onderdeel c,
van het Besluit gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer.
Indien burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten niet het bevoegd gezag zijn op grond van de genoemde bepalingenvan
de Wm, is de Minister van Infrastructuur en Milieu1 (feitelijk: de Inspectie leefomgeving en transport) het bevoegd gezag en vindt bestuursrechtelijke handhaving plaats op grond
van artikel 18.2b van de Wm.
Overtreding van een bepaling in de Regeling koelinstallaties is tevens een economisch delict in de zin van de Wet op de economische
delicten. In artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten wordt dit geregeld: voor de strafbaarstelling wordt
verwezen naar voorschriften die bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9.2.2.1 van de
Wm zijn gesteld.
4. Administratieve lasten
4.1 Algemeen
Voor zover uit deze regeling nieuwe administratieve lasten voortvloeien, volgen deze direct uit de uitvoering van verordening
1005/2009. De stroomlijning en vereenvoudiging van de eisen voor koelinstallaties die gevuld zijn met gereguleerde stoffen
en de aansluiting op de eisen voor de lekdichtheid van koelinstallaties die met gefluoreerde broeikasgassen zijn gevuld, zullen
leiden tot een bescheiden vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.
Omdat deze regeling strekt tot uitvoering van een Europese verordening die rechtstreeks werkend is, zijn geen alternatieven
onderzocht.
Er zijn naar schatting circa 1.000 bedrijven waar deze regeling directe consequenties voor heeft. Het betreft de bedrijven
die het onderhoud aan de koelinstallaties ten behoeve van de exploitanten verrichten. De administratieve lasten die de wijzigingen
van de Regeling koelinstallaties met zich meebrengen zullen deze onderhoudsbedrijven doorberekenen aan hun afnemers, de exploitanten.
Immers, feitelijk berust bij die exploitanten de plicht te voldoen aan het lekdichtheidsregime.
Voor deze bedrijven geldt dat ten gevolge van de vereenvoudiging ten opzichte van de bestaande regelgeving de administratieve
lasten structureel iets zullen verminderen, omdat een aantal verplichtingen op grond van de Regeling lekdichtheid koelinstallaties
in de gebruiksfase 2006 zijn vervallen. Daarnaast zijn de verplichtingen in de Regeling koelinstallaties op een aantal punten,
zoals voor de koudemiddelregistratie, vereenvoudigd. Wel zal de aanpassing van de regelgeving initieel tot administratieve
lasten leiden.
4.2 Initiële administratieve lasten
Deze regeling brengt eenmalig extra lasten met zich mee die geraamd worden op € 164.000,– voor de onderhoudsbedrijven. Deze
bestaan uit:
-
a. kennisname van de nieuwe regeling: € 74.000,–;
-
b. interne voorlichting: € 90.000,–.
4.3 Structurele administratieve lastenvermindering
Als gevolg van de vereenvoudiging van de regelgeving inzake het lekcontrole regime zullen de administratieve lasten jaarlijks
met € 195.000,– verminderen. Deze besparing heeft met name betrekking op het bijhouden van het logboek die vereenvoudigd is:
er gelden ter zake nu identieke regels voor koelinstallaties met gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen.
Ook de aanpassingen in de verplichtingen voor het bijhouden van de koudemiddelregistratie zullen tot een, zij het bescheiden,
lastenverlichting leiden van € 30–50.000,– per jaar.
Voor het overige heeft deze regeling geen noemenswaardige invloed op de administratieve lasten.
Voor een uitgebreidere toelichting inzake de administratieve lasten wordt verwezen naar paragraaf 4 van het algemeen deel
van de nota van toelichting bij het Uitvoeringsbesluit (Stb. 2011, 281).
II ARTIKELSGEWIJS
Artikel I
Onderdeel A
In dit artikel is de verwijzing naar de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 vervangen door de verwijzing
naar artikel 23 van de EG-verordening ozonlaagafbrekende stoffen en artikel 29a van de Regeling koelinstallaties. Deze aanpassing
was nodig omdat de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 met de inwerkingtreding van het Uitvoeringsbesluit
is komen te vervallen.
Onderdeel B
Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt artikel 15, onderdeel b, van de Regeling koelinstallaties aan te passen met het
oog op een verlaging van de uitvoeringslasten: het is niet meer nodig dat het registratienummer op het diploma door de Minister van Infrastructuur en Milieu (hierna: minister) is afgegeven.2 Dit registratienummer mag ook uitgegeven zijn door een exameninstelling. Daarom is de eis dat het registratienummer door
de minister moet zijn afgegeven in artikel 15, onderdeel b, van de Regeling koelinstallaties geschrapt.
Onderdeel C
De Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 is met de inwerkingtreding van het Uitvoeringsbesluit op
30 juni 2011 vervallen. Daarom wordt de verwijzing naar de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006
vervangen door een verwijzing naar artikel 3 van het Uitvoeringsbesluit (verbodsbepaling) en artikel 29a van de Regeling koelinstallaties
(lekdichtheid).
Onderdeel D
In de uitvoering van de Regeling koelinstallaties door de minister zijn enkele wijzigingen aangebracht die forse bezuinigingen
op de uitvoeringslasten van die regeling met zich meebrengen door het beperken van de relevante administratieve handelingen
voor het afgeven van een diploma. De door een deelnemer verschuldigde vergoeding aan de minister voor het ontvangen van de
uitslag van het examen kon daarom vervallen.
Onderdeel E
Abusievelijk was verzuimd in artikel 19 van de Regeling koelinstallaties – in aansluiting op de reeds vele jaren bestaande
praktijk – op te nemen dat een bedrijf de koudemiddelenregistratie ten minste vijf jaren dient te bewaren. Deze omissie is
door deze wijziging hersteld.
Onderdeel F
In verband met de toevoeging van een lid aan artikel 19 van de Regeling koelinstallaties is ook de verwijzing naar dat artikel
in artikel 22 van die regeling aangepast (zie ook de toelichting bij artikel I, onderdeel E).
Onderdeel G
In verband met het vervallen van de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 als gevolg van de inwerkingtreding
van het Uitvoeringsbesluit per 30 juni 2011, is aan de Regeling koelinstallaties hoofdstuk 3A ‘Lekdichtheid koelinstallaties’
(artikelen 29a en 29b) toegevoegd.
De artikelen 29a en 29b van de Regeling koelinstallaties strekken er toe om de bepalingen inzake koelinstallaties gevuld met
gereguleerde stoffen zoveel mogelijk gelijk te trekken met die gelden voor koelinstallaties met gefluoreerde stoffen.
Artikel 29a van de Regeling koelinstallaties
Eerste lid
Het eerste lid verklaart verordening 1516/2007 van overeenkomstige toepassing op koelinstallaties gevuld met gereguleerde
stoffen. Op grond van verordening 1516/2007 dient een exploitant over een logboek te beschikken. Hierin wordt informatie opgenomen
over de vulling van de koelinstallatie en de resultaten van controles en onderhoud. Bij controle van een koelinstallatie wordt
dit logboek eerst geraadpleegd door de desbetreffende gediplomeerde onderhoudsmonteur. Voor mobiele koelinstallaties geldt
dat aan de eis tot het bijhouden van een logboek kan worden voldaan indien de logboekkaart (of het voorblad van het logboek)
bij de mobiele koelinstallatie aanwezig is. Het volledige logboek dient aanwezig te zijn bij de eigenaar van het voertuig
waarin de mobiele koelinstallaties zich bevindt. Overigens geldt ten algemene dat het logboek ook digitaal mag worden bijgehouden
indien dit te allen tijde voor controle door het bevoegd gezag beschikbaar is.
In verordening 1516/2007 staat tevens beschreven op welke wijze de lekcontroles aan de koelinstallaties moeten worden uitgevoerd.
Door de bepalingen van verordening 1516/2007 van overeenkomstige toepassing te verklaren, zijn de eisen voor de lekcontroles
voor koelinstallaties gevuld met gereguleerde stoffen gelijk getrokken met de eisen die gelden voor koelinstallaties gevuld
met gefluoreerde broeikasgassen. Deze eisen zijn bovendien goeddeels gelijk aan de eisen die tot de inwerkingtreding van deze
regeling golden op grond van de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006.
Al deze controles zijn ingegeven om lekkage van gefluoreerde broeikasgassen en gereguleerde stoffen te voorkomen. Dit betekent
bijvoorbeeld ook dat bij het verwijderen van olie uit een koelinstallatie door een gediplomeerd persoon zodanige maatregelen
moeten worden getroffen dat de desbetreffende gereguleerde stoffen die vrijkomen uit de olie van een compressor worden opgevangen.
Tweede lid
In het tweede lid wordt artikel 23, tweede en derde lid, van verordening 1005/2009 van overeenkomstige toepassing verklaard
op mobiele koelinstallaties. Zo wordt aangesloten op de eisen die tot de inwerkingtreding van deze regeling op grond van artikel 3.1, eerste tot en met
derde lid, van de Regeling lekdichtheid koelinstallaties in de gebruiksfase 2006 golden. Bovendien gelden vergelijkbare eisen
voor mobiele koelinstallaties die gefluoreerde broeikasgassen bevatten (artikel 3, eerste tot en met zesde lid, van verordening
842/2006 in verbinding met artikel 2a van het Besluit gefluoreerde broeikassen milieubeheer).
Volgens artikel 23, tweede lid, van verordening 1005/2009 dragen ondernemingen (exploitanten in de zin van artikel 23, vierde
lid, van de Regeling koelinstallaties) die gebruik maken van stationaire koelinstallaties er zorg voor dat deze regelmatig
op lekdichtheid worden gecontroleerd. De frequentie is afhankelijk van de koudemiddeleninhoud van de koelinstallatie. Voorts
wordt de hoeveelheid en de aard van de gereguleerde stoffen geregistreerd evenals het bedrijf dat respectievelijk de persoon
die de koelinstallatie onderhoudt.
Artikel 29b van de Regeling koelinstallaties
Ingevolge artikel 29b van de Regeling koelinstallaties is de exploitant van een koelinstallatie die gereguleerde stoffen bevat
en is voorzien van een lekdetectiesysteem verplicht er zorg voor te dragen dat ten minste een keer per twaalf maanden het
lekdetectiesysteem wordt gecontroleerd. Alhoewel het niet verplicht is om een koelinstallatie die gereguleerde stoffen bevat,
te voorzien van een lekdetectiesysteem, is het wel van belang dat als zo’n systeem aanwezig is het ook naar behoren functioneert.
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat gereguleerde stoffen na 2015 niet meer in koelinstallaties mogen worden gebruikt. Mede
om die reden wordt het gebruik van een lekdetectiesysteem niet verplicht gesteld in de Regeling koelinstallaties.
De omschrijvingen van ‘exploitant’ en ‘lekdetectiesysteem’ sluiten volledig aan op de omschrijvingen in artikel 2 van verordening
842/2006.
Onderdeel H
In bijlage II bij de Regeling koelinstallaties is een aantal verwijzingen aangepast.
Onderdeel I
Abusievelijk was verzuimd in onderdeel 1.3 van bijlage III bij de Regeling koelinstallaties een verwijzing naar het Besluit
gefluoreerde broeikasgassen milieubeheer op te nemen. Hiertoe strekt deze wijziging. Voorts is het genoemde onderdeel 1.3
gewijzigd, opdat naar de meest actuele regelgeving wordt verwezen.
Onderdeel J
Op enkele plaatsen in bijlage V bij de Regeling koelinstallaties is de verwijzing naar de Regeling lekdichtheid koelinstallaties
in de gebruiksfase 2006 vervangen door verwijzingen naar artikel 29a of 29b van de Regeling koelinstallaties.
Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt omwille van de duidelijkheid enkele aanpassingen door te voeren. De belangrijkste
wijzigingen zijn:
Voor de indeling per type koelinstallatie is aangesloten op de indeling die door het Intergovernmental Panel on Climate Change
(IPCC) wordt gehanteerd in de ‘Guidelines for National Greenhouse Gas Inventories’.3 Het betreft de volgende categorieën: huishoudelijke koeling, commerciële koeling, industriële koeling, stationaire airconditioning,
transportkoeling en mobiele airco (airco van een mobiel werktuig of voertuig). Meer informatie is te vinden op www.f-gassenverordening.nl,
waaronder een leidraad voor het bijhouden van de koudemiddelenregistratie.
Onderdeel K
Onderdeel A van bijlage VI bij de Regeling koelinstallaties is grotendeels geschrapt. Hierin stonden meerdere algemene eisen
die werden gesteld aan degenen die de beoordelingen van de bedrijven namens de keuringsinstanties verrichten in verband met
het bedrijfscertificaat. In de praktijk bleken deze criteria niet toetsbaar.
Artikel II
In de uitvoering van de Regeling brandbeveiligingssystemen door de minister is een wijziging aangebracht die forse bezuinigingen
op de uitvoeringslasten van de regeling met zich meebrengen door het beperken van de relevante administratieve handelingen
voor het afgeven van een diploma. De door een deelnemer verschuldigde vergoeding aan de minister voor het ontvangen van de
uitslag van het examen kan daarmee vervallen. Daarom is artikel 18 van die regeling geschrapt.
Artikel III
In de uitvoering van de Regeling hoogspanningsschakelaars door de minister is een wijziging aangebracht die forse bezuinigingen
op de uitvoeringslasten van de regeling met zich meebrengen door het beperken van de relevante administratieve handelingen
voor het afgeven van een diploma. De door een deelnemer verschuldigde vergoeding aan de minister voor het ontvangen van de
uitslag van het examen kan daarmee vervallen. Daarom is artikel 17 van die regeling geschrapt.
Artikel IV
De Inzamelingsregeling CFK en halonen is ingetrokken. Ooit was deze regeling bedoeld om te zorgen dat de CFK’s en de halonen
die vóór 2004 moesten worden uitgefaseerd in korte tijd zouden worden ingezameld voor vernietiging.
Die regeling stelde voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen voor de vernietiging van deze stoffen. Sinds enige
jaren wordt deze subsidie echter niet meer verleend.
Om meerdere redenen is besloten de Inzamelingsregeling CFK en halonen in te trekken:
-
a. de regeling gold alleen voor CFK’s en halonen: CFK’s worden vrijwel niet meer gebruikt en voor halonen zijn er ook steeds
minder toepassingen;
-
b. voor de meest gebruikte stoffen, zoals HCFK’s en HFK’s, is niets specifieks geregeld buiten de algemenen afvalregelgeving;
-
c. de inhoud van de termijnen en verplichtingen in de regeling vormden slechts op enkele minimale punten nog een aanvulling op
de afvalregelgeving;
-
d. de toegevoegde waarde ten opzichte van de verordening 1005/2009 en 842/2006 was minimaal;
-
e. het is ten algemene de wens om de regeldruk te verminderen en regelgeving te vereenvoudigen.
In de praktijk mag de inzamelstructuur zoals neergelegd was in de Inzamelingsregeling CFK en halonen uiteraard nog wel worden
gehanteerd. Meer informatie wordt beschikbaar gesteld op www.ozonverordening.nl.
Artikel V
Dit artikel regelt dat de regeling met terugwerkende kracht, gelijktijdig met het Uitvoeringsbesluit (30 juni 2011), in werking
is getreden. De reden dat de regeling met terugwerkende kracht tot en met 30 juni 2011 in werking is getreden is dat artikel
29 van verordening 1005/2009 verplicht tot uitvoering van die verordening op uiterlijk die datum.
De Staatssecretaris van
Infrastructuur en Milieu,
J.J. Atsma.