Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 23 augustus 2011, nr. IenM/BSK-2011/113238, houdende wijziging van de Regeling uniforme saneringen met het oog op het terugbrengen van administratieve en bestuurlijke lasten en enkele verbeteringen van de uitvoering

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op de artikelen 4, eerste lid, 5, tweede lid, 6, derde lid, 9 en 13, derde lid, van het Besluit uniforme saneringen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling uniforme saneringen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1, onderdeel l, komt te luiden:

  • l. gebiedsspecifiek toetsingskader: toetsingskader als bedoeld in hoofdstuk 4, afdeling 2, van het Besluit bodemkwaliteit;

B

Artikel 1.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘de eigenaar of erfpachter van de saneringslocatie’ toegevoegd: ,dan wel, indien de sanering zich over meerdere aaneengesloten kadastrale percelen uitstrekt, van de betrokken eigenaren of erfpachters;

2. Het derde lid vervalt.

C

Artikel 3.2.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

  • a. onderdeel e vervalt;

  • b. de onderdelen f en g worden geletterd e en f.

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. De verontreinigingen die aanwezig zijn op plaatsen die niet bereikbaar zijn met de in te zetten technieken, zoals onder gebouwen, hoofd(transport)leidingen en andere belangrijke (ondergrondse) infrastructuur, worden niet tot de saneringslocatie gerekend, indien een voorziening is aangebracht als bedoeld in artikel 3.2.8.

D

In artikel 3.2.8 wordt ‘artikel 3.2.1, onder e’ vervangen door: artikel 3.2.1, tweede lid.

E

Artikel 3.3.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel e vervalt.

2. Onderdeel f wordt geletterd e.

F

Artikel 3.3.3 komt te luiden:

Artikel 3.3.3

  • 1. Artikel 1.5, eerste lid, onder a en d, is niet van toepassing op de categorie uniforme saneringen, bedoeld in artikel 3.3.1.

  • 2. Het in artikel 1.5, eerste lid, onder b, genoemde onderzoek kan worden beperkt tot de bodem die valt binnen het profiel van ontgraving van de saneringslocatie.

G

In artikel 4.2, eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘de eigenaar of erfpachter van de saneringslocatie’ toegevoegd: , of, indien de sanering zich over meerdere aaneengesloten kadastrale percelen uitstrekt, van de betrokken eigenaren of erfpachters,.

H

In Bijlage 3 komt de maximale waarde van lood voor de ‘Bodemfunctieklasse wonen met moestuin’ te luiden: 85.

I

Bijlage 4 wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage A bij deze regeling.

J

Bijlage 5 wordt vervangen door de bijlage opgenomen in bijlage B bij deze regeling.

K

In Bijlage 6, aanhef, wordt na ‘Reikwijdte stoffen in de regeling uniforme saneringen’ ingevoegd: waarbij sanering noodzakelijk is.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 juli 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

BIJLAGE A BIJLAGE 4 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 1.3 VAN DE REGELING UNIFORME SANERINGEN

BIJLAGE B BIJLAGE 5 BEHORENDE BIJ ARTIKEL 4.2 VAN DE REGELING UNIFORME SANERINGEN

TOELICHTING

ALGEMEEN

Inleiding

Deze wijziging van de Regeling uniforme saneringen (hierna: RUS) is enerzijds onderdeel van de afspraken die zijn opgenomen in het Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties en anderzijds bedoeld om invulling te geven aan het voornemen uit het regeerakkoord om te komen tot vermindering van bestuurlijke en administratieve lasten.

Het Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties is op 10 juli 2009 ondertekend door IPO, VNG, Unie van Waterschappen, de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: VROM) en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, en is door de Minister van VROM per brief van 3 september 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 30 015, nr. 36) aan de Tweede Kamer gezonden en gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2009, 18077).

De inhoud

Deze wijziging van de RUS heeft de volgende inhoud:

  • meer saneringen onder het Besluit uniforme saneringen (hierna: BUS) laten vallen, waardoor er minder saneringen onder het reguliere saneringsspoor vallen en derhalve minder beschikkingen door het bevoegd gezag Wet bodembescherming (hierna: bevoegd gezag Wbb) hoeven te worden genomen;

  • het verminderen van het aantal meldingen door gezamenlijke meldingen mogelijk te maken;

  • het wegnemen van een aantal onduidelijkheden en een correctie;

  • wijziging van de meldings- en evaluatieformulieren.

Voor alle categorieën is het vanaf nu mogelijk om één BUS-melding te doen voor percelen van meerdere eigenaren of erfpachters, mits de melding ondertekend wordt door alle eigenaren of erfpachters. Voor de categorie mobiel betekent dit tevens een verruiming van de reikwijdte. Binnen deze categorie kan voortaan ook een perceelsoverschrijdende verontreiniging worden gesaneerd. De meldingsformulieren – die nodig zijn om een melding, ten behoeve van het saneren van een bodemverontreiniging, bij het bevoegd gezag Wbb in te dienen – zijn op deze wijzigingen aangepast. Eveneens zijn de formulieren ten behoeve van het evaluatieverslag aangepast. De nieuwe formulieren zijn digitaal invulbaar, kunnen tussentijds worden opgeslagen en direct per e-mail aan het bevoegd gezag worden verzonden. Deze formulieren zijn sinds 15 juli 2011 te downloaden via www.rijksoverheid.nl.

Voorbereiding van de wijziging

Deze wijziging van de RUS is in nauw overleg met het bevoegd gezag Wbb opgesteld. Met de term ‘bevoegd gezag Wbb’ wordt gedoeld op het bestuursorgaan dat in het kader van de reguliere saneringsregels van de Wbb als regel fungeert als het bevoegd gezag. Het betreft de provincies en bevoegdgezaggemeenten.

Aan de basis van deze wijziging van de RUS ligt – voor een belangrijk deel – een lijst van wijzigingsvoorstellen, ingediend vanuit het bevoegd gezag Wbb.

Een werkgroep van het Ministerie van VROM, het bevoegd gezag Wbb en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven heeft daarbij een rol gespeeld.

Daarnaast is deze wijziging van de RUS besproken in de begeleidingscommissie BUS. De begeleidingscommissie BUS bestaat uit vertegenwoordigers van de VNG, het IPO, het bevoegd gezag Wbb, VNO/NCW en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven.

Milieueffecten

Deze wijziging van de RUS is gericht op het beperken van de lasten van overheid en bedrijfsleven, zodanig dat dit zonder benadeling van het milieu mogelijk is. De meeste aanpassingen zijn daardoor neutraal ten aanzien van het milieueffect. Wel wordt een positief milieueffect verwacht van de verruiming van de reikwijdte voor de categorie mobiel. Door het loslaten van de perceelsgrens als afbakening zal er gemiddeld meer en eerder worden gesaneerd dan thans het geval is.

Handhaving

De wijzigingen zijn gericht op het beperken van de lasten van overheid en bedrijfsleven. De handhaafbaarheid is daardoor niet beïnvloed. De systematiek van de RUS is immers niet gewijzigd.

Administratieve- en bestuurlijke lasten

Door deze verruiming van de RUS waardoor het mogelijk is om één BUS-melding te doen voor percelen van meerdere eigenaren of erfpachters, kunnen meer saneringen onder het BUS worden uitgevoerd.

Voor de categorie mobiel betekent dit tevens een verruiming van de reikwijdte, omdat nu ook een perceelsoverschrijdende verontreiniging onder het BUS gesaneerd kan worden. Dit betekent enerzijds een toename van het aantal BUS-meldingen ten opzichte van reguliere saneringsplannen en anderzijds wordt voorkomen dat gelijktijdig twee of meer meldingen van aangrenzende percelen worden ingediend per individuele perceeleigenaar. Er wordt ingeschat dat deze wijziging leidt tot een toename van het aantal saneringen via het BUS van 5%. Een – nog te verwachten – wijziging van de RUS als gevolg van de voorgenomen wijziging van de Wbb met het oog op het terugbrengen van de administratieve en bestuurlijke lasten en enkele verbeteringen van de uitvoering zal naar verwachting eveneens leiden tot een toename van het aantal saneringen via het BUS van 5%. Dit zal hier voor wat betreft onderstaande berekening buiten beschouwing worden gelaten.

Voor het berekenen van het effect op de lasten als gevolg van deze wijziging van de RUS zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Provincies. Op basis van de nulmetingen administratieve lasten en uitvoeringslasten die zijn uitgevoerd voor provincies, blijkt het verschil tussen het afhandelen van een reguliere en een BUS-melding circa 8,5 uur. In totaal worden jaarlijks circa 600 BUSmeldingen verwerkt door provincies. Dit aantal stijgt met 5% tot 630, ten koste van de reguliere meldingen. De totale reductie komt hiermee op (30 * 8,5 uur * € 78,75) = € 20.081,50.

  • Gemeenten. Voor gemeenten zijn geen nulmetingen voor dit product beschikbaar. Het is echter aannemelijk dat de tijdsbesteding voor gemeenten niet significant afwijkt van provincies. In dit onderzoek is daarom uitgegaan van een verschil van 8,5 uur tussen een Wbb-melding en een BUS-melding. In totaal worden jaarlijks circa 300 BUS-meldingen verwerkt door gemeenten. Dit aantal stijgt met 5% tot 315, ten koste van reguliere meldingen. De totale reductie komt hiermee op (330–315 * 8,5 uur * € 78,75) = € 10.040,63.

  • Bedrijven. Op basis van de nulmeting voor administratieve lasten blijkt dat de lasten van het uitvoeren van een BUS-melding € 6.950 lager zijn dan van een Wbb-melding. In totaal neemt het aantal BUS-meldingen van 900 met 5% toe tot 945. De totale lastenreductie bedraagt hiermee (€ 6.950 * 45 meldingen) = € 312.750,00.

Bovenstaande berekeningen zijn ontleend aan het rapport van Sira consulting ‘Administratieve en uitvoeringslasten herziening Wet bodembescherming, Onderzoek naar het effect van de herziening van de Wet bodembescherming op de administratieve lasten van bedrijven en de uitvoeringslasten van overheden’, 28 juni 2011. In dat rapport is naast de aanpassingen van de Wbb ook aandacht besteed aan enkele voorgenomen andere aanpassingen, waaronder deze verruiming van de RUS.

Herziening bodemregelgeving

De wijzigingsvoorstellen uit het Convenant lopen vooruit op een meer ingrijpende herziening van de bodemregelgeving. De komende vier jaar wordt intensief gewerkt aan een krachtige modernisering van die regelgeving, die ertoe leidt dat de decentrale overheden in 2015 de juiste instrumenten hebben om dit beleid vorm te geven. Daarbij gaat het onder meer om wijziging van het financiële en juridische instrumentarium. Daarnaast loopt een bredere herziening van het omgevingsrecht. Verwezen wordt naar de Beleidsbrief Eenvoudig Beter van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 28 juni 2011 (Kamerstukken 2010/11, 31 953, nr. 40). Uiteraard zal bij de voorgenomen herziening van de bodemregelgeving hierbij aansluiting worden gezocht. Op deze wijze wordt bijgedragen aan het versterken van de samenhang binnen het omgevingsrecht.

ARTIKELGEWIJS

Artikel I

Onderdeel A

In artikel 1.1, onderdeel l, van de RUS was bepaald dat onder gebiedsspecifiek toetsingskader wordt verstaan het toetsingskader als bedoeld in hoofdstuk 4, afdeling 2, van de Regeling bodemkwaliteit (hierna: Rbk).

In hoofdstuk 4, paragraaf 2, van de Rbk is het generieke toetsingskader voor de algemene toepassing van grond en baggerspecie opgenomen. Dat toetsingskader is van toepassing indien geen sprake is van lokaal vastgestelde maximale waarden. Zijn er wel op lokaal niveau maximale waarden vastgesteld dan is er sprake van gebiedsspecifiek beleid en is hoofdstuk 4, paragraaf 2, van het Besluit Bodemkwaliteit (hierna: Bbk) van toepassing. De verwijzing naar de Rbk was onjuist, er dient naar het Bbk verwezen te worden. Met deze aanpassing is dit gecorrigeerd.

Onderdeel B

Een belangrijke voorwaarde binnen het BUS voor een sanering in de categorie immobiel was dat de melding van een sanering één of meerdere aaneengesloten kadastrale percelen betreft van dezelfde eigenaar of erfpachter. Dit betekende dat voor een sanering van een aangrenzende (zelfde) verontreiniging van een andere eigenaar of erfpachter, dan waarvoor de melding wordt gedaan, een afzonderlijke melding moest worden ingediend. Als gevolg van deze wijziging van artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, van de RUS is het mogelijk om een sanering van een aaneengesloten immobiele verontreinigingssituatie die voorkomt op percelen van verschillende eigenaren of erfpachters door middel van één melding uit te voeren. Door de wijziging van artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, van de RUS kon het derde lid van dat artikel worden geschrapt.

Het meldingsformulier moet met deze wijziging niet alleen worden ondertekend door de saneerder en eventueel de eigenaar of erfpachter, indien de saneerder geen eigenaar/erfpachter is, maar ook door de eigenaren of erfpachters van de bij de sanering betrokken aangrenzende percelen. Dit laatste om kenbaar te maken dat de saneerder gemachtigd wordt om de sanering ook op het perceel van de andere ondertekenaars uit te voeren.

De wijziging van artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, van de RUS betekent voor de categorie immobiel geen uitbreiding van de reikwijdte, omdat ook nu al een sanering op meerdere aaneengesloten kadastrale percelen van verschillende eigenaren mogelijk is, maar dan wel via aparte meldingen.

Voor een mobiele verontreinigingssituatie geldt als reikwijdtebepaling, dat de sanering betrekking heeft op een op zichzelf staande mobiele verontreinigingssituatie en dat het moet gaan om één of meerdere aaneengesloten kadastrale percelen van dezelfde eigenaar of erfpachter. In de praktijk leidt dit tot het uitsluiten van een groep in de praktijk regelmatig voorkomende situaties voor sanering binnen het BUS. Een voorbeeld hiervan is een olieverontreiniging bij een benzinepomp, waarbij een klein deel van de verontreiniging zich op openbaar terrein bevindt. De wijziging van artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, van de RUS betekent voor de categorie mobiel, dat impliciet ook de reikwijdte is verruimd.

Voor de categorie De Kempen wordt met de wijziging van artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, van de RUS een veel voorkomend uitvoeringsknelpunt opgelost, omdat bij saneringen van moes- en siertuinen vallend binnen deze categorie de aangrenzende wegbermen formeel gezien niet binnen dezelfde melding kunnen worden gesaneerd, aangezien deze van een andere eigenaar zijn. In de praktijk worden deze aangrenzende zones vaak wel bij de sanering betrokken en tot de saneringslocatie gerekend. Met de wijziging wordt het formeel mogelijk om meerdere aaneengesloten particuliere tuinen en erven onder één melding te saneren. Ook wordt het formeel mogelijk om de aan de saneringslocatie aansluitende wegbermen ook onder dezelfde melding te saneren.

Onderdeel C

Artikel 3.2.1, onderdeel e, van de RUS is geschrapt, nu het daarin gestelde geen voorwaarde is om tot de categorie mobiel van uniforme saneringen te worden gerekend. Het gaat om de afbakening van de saneringslocatie; dit is een vervolgvraag nadat reeds is vastgesteld dat een sanering onder het BUS en de RUS valt.

Hetgeen eerder in artikel 3.2.1, onderdeel e, van de RUS was opgenomen, staat nu in een het tweede lid, zij het wel gewijzigd.

Deze wijziging vloeit voort uit de verruiming van de reikwijdte van deze categorie, waarbij een op zichzelf staande mobiele verontreinigingssituatie zich ook mag uitstrekken tot op een perceel van een andere eigenaar of erfpachter dan dat waarvoor de saneerder een melding doet. Dit betekent dat de hier gemaakte uitzondering zich uitsluitend kan beperken tot plaatsen die om civieltechnische redenen niet kunnen worden bereikt met de in te zetten technieken en voorzieningen. Een beperkte uitloop van een verontreiniging, bijvoorbeeld tot onder een trottoir als onderdeel van een wegconstructie, die binnen de uitzonderingsbepaling viel als gevolg van een combinatie van perceelsgrensoverschrijding en de moeilijke bereikbaarheid, valt met deze wijziging nu buiten de uitzonderingsbepaling als deze verontreiniging in technische zin wel bereikbaar is.

Ondanks dat de saneringslocatie, waarop de saneringsaanpak betrekking heeft, een op zichzelf staande mobiele verontreinigingssituatie moet betreffen, hoeft niet de volledige saneringslocatie te worden aangepakt. In situaties waarbij een klein deel van de verontreiniging zich bevindt op niet bereikbare plaatsen ten gevolge van boven- of ondergrondse infrastructurele werken (zoals gebouwen en belangrijke (transport)leidingen) is het geoorloofd om het niet bereikbare deel van deze verontreiniging (over het algemeen slechts een klein deel van de verontreinigingssituatie) buiten de saneringslocatie te laten. In het nader bodemonderzoek dienen wel (conform de algemene eisen van het BUS voor de categorie Mobiel) de aard en de omvang van de hele verontreinigingssituatie te worden bepaald. Op basis daarvan zal de saneerder op een bij de melding te verstrekken tekening de aan te pakken saneringslocatie moeten aangeven. Hiermee is dus vastgelegd welk deel van de verontreiniging als gevolg van fysieke belemmeringen niet tot de saneringslocatie wordt gerekend.

De eigenaar blijft verantwoordelijk voor het deel van de verontreinigingen dat (nog) niet wordt gesaneerd. Dit geldt ook voor de eventuele gevolgen die het achterlaten van een restverontreiniging kan hebben, zoals een eventuele verspreiding van verontreinigingen uit het niet gesaneerde gedeelte (inclusief herverontreiniging van het reeds gesaneerde deel).

Ondanks deze eigen verantwoordelijkheid van de saneerder zijn in artikel 3.2.8 van de RUS aanvullende bepalingen opgenomen om het achterblijvende deel van de verontreiniging af te schermen van het gesaneerde deel. Met deze voorzieningen wordt de kans verkleind dat herverontreiniging van het gesaneerde deel plaats vindt.

Voor de door de saneerder opgegeven saneringslocatie gelden onverkort de binnen de RUS gedefinieerde terugsaneerwaarden voor grond en grondwater. De saneerder moet na afronding van de sanering aantonen (door middel van een onafhankelijke milieukundige verificatie) dat hieraan is voldaan. Het resultaat hiervan dient te worden opgenomen in het op de stellen evaluatieverslag. Ook dient het evaluatieverslag een beschrijving te bevatten van de gerealiseerde maatregelen en voorzieningen. Er worden geen voorschriften opgenomen voor een nazorgplan voor de restverontreiniging.

Onderdeel D

Door de aanpassing van artikel 3.2.1 van de RUS (zie onderdeel B) moest de verwijzing in artikel 3.2.8 van de RUS worden aangepast.

Onderdeel E

Het vervallen van artikel 3.3.1, onderdeel e, van de RUS was een logisch gevolg van de wijziging van artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, van die regeling. De uitbreiding van dit artikel maakt het mogelijk om het tijdelijk uitplaatsen over percelen van meerdere eigenaren of pachters binnen één melding te doen laten plaatsvinden. Dit was ook de reden voor het niet van toepassing verklaren van artikel 1.3, derde lid.

Onderdeel F

Door deze wijziging wordt expliciet duidelijk gemaakt dat een verkennend onderzoek onder de categorie tijdelijk uitplaatsen niet de volledige saneringslocatie hoeft te betreffen, maar kan worden beperkt tot de bodem vallend binnen het ontgravingsprofiel. De informatiebehoefte richt zich op de grond die wordt ontgraven en vervolgens wordt teruggeplaatst en mogelijk gedeeltelijk wordt afgevoerd.

Het ten behoeve van het verkennend onderzoek uit te voeren vooronderzoek kan daardoor ook op een algemener niveau worden uitgevoerd. Dit is dan ook de reden van het niet van toepassing zijn van artikel 1.5, eerste lid, onderdeel a, van de RUS.

Onderdeel G

Indien de saneringslocatie zich uitstrekt over percelen van meerdere eigenaren of erfpachters dienen de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van alle eigenaren of erfpachters van de percelen waarop de sanering is uitgevoerd in het verslag te worden vermeld. Verwezen wordt naar hetgeen hierover bij onderdeel B is opgemerkt.

Onderdeel H

Per abuis is bij de voorgaande wijziging van de regeling de maximale waarde voor de bodemfunctieklasse wonen met moestuin de parameter voor lood gewijzigd in 210 mg/kg. Door middel van deze wijziging wordt de waarde weer teruggebracht tot de oorspronkelijke waarde van 85 mg/kg.

Onderdelen I en J

Sinds de inwerkingtreding van het BUS in 2006 konden melders zowel handgeschreven (via pdf) of digitaal (via te downloaden software) een melding of evaluatieverslag indienen. Als gevolg van de beperkte gebruiksvriendelijkheid van de software en de algemene doelstellingen van de ontwikkelingen rond de elektronische overheid, is enkele jaren geleden besloten dat een nieuw webbased digitaal formulier ontwikkeld moest worden. Uit een vorig jaar uitgevoerde kosten-batenanalyse bleek echter dat een webbased digitaal formulier financieel niet haalbaar was. Om die reden is door IPO, VNG en het Ministerie van VROM besloten de ontwikkeling van het webbased formulier niet door te zetten, maar (goedkopere) alternatieven te verkennen.

Deze verkenning is uitgevoerd in de landelijke begeleidingscommissie BUS. Door de begeleidingscommissie is geadviseerd de huidige meldingsmogelijkheden te vervangen door een digitaal invulbaar pdf-formulier. De begeleidingscommissie heeft hier als voorwaarde aan verbonden dat de nieuwe formulieren op een aantal punten ook inhoudelijk verduidelijkt en vereenvoudigd moesten worden. Door een werkgroep met daarin vertegenwoordigers vanuit decentrale overheden (zowel vergunningverlening als handhaving), de adviesbranche en Bodem+ zijn voorstellen uitgewerkt voor duidelijkere en ingekorte formulieren. Deze voorstellen hebben geleid tot de nieuwe formulieren die in de bijlagen bij deze regeling zijn opgenomen.

Onderdeel K

In bijlage 6 is voor een immobiele en mobiele verontreinigingssituatie aangegeven welke stoffen zijn toegestaan onder Bus. Bij de toetsing of een sanering wel of niet onder Bus kan worden uitgevoerd, dient alleen rekening te worden gehouden met de verontreinigende stoffen die bepalend zijn voor de saneringsnoodzaak. Dit zijn de stoffen die zich in gehalten boven de interventiewaarden bevinden. Dat er mogelijk ook andere stoffen (in licht verhoogde gehalten) in de grond of het grondwater aanwezig zijn, maar die niet leiden tot de saneringsnoodzaak, is niet relevant voor de toetsing of een sanering wel of niet onder BUS kan worden uitgevoerd. Een voorbeeld hiervan is sanering van een verontreiniging met koper en lood, waarbij tevens licht verhoogde gehalten aan bestrijdingsmiddelen zijn aangetoond. De aanwezigheid van de bestrijdingsmiddelen is in dit geval niet relevant voor de sanering en de saneringsaanpak. Het kan mogelijk wel gevolgen hebben voor de bestemming van de grond, indien de grond van de saneringslocatie wordt afgevoerd.

Artikel II

Om de bij de uitvoeringspraktijk betrokken partijen (bedrijven en overheden) tegemoet te komen zijn de gewijzigde formulieren op 15 juli 2011 gepubliceerd en worden ze sinds die datum toegepast. Om die werkwijze te formaliseren is deze regeling met terugwerkende kracht tot 15 juli in werking getreden.

Omdat de betrokken partijen gebaat zijn bij de terugwerkende kracht is afgeweken van de vaste verandermomenten en de invoeringstermijn.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

Naar boven