Wijziging Regeling monitoring kaderrichtlijn water

15 augustus 2011

Nr. IENM/BSK-2011/110342

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van de Europese Unie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/90/EG van het Europees Parlement en de Raad, en artikel 15 van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling monitoring kaderrichtlijn water wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 3 en 4 komen te luiden:

Artikel 3

  • 1. In het monitoringsprogramma wordt ten behoeve van de toepassing van artikel 6, eerste lid, van het besluit bepaald dat een oppervlaktewater-lichaam voor een kwaliteitselement voldoet aan de richtwaarde voor de goede ecologische toestand van het type natuurlijk oppervlaktewater-lichaam waartoe het waterlichaam behoort, indien het oppervlaktewater-lichaam blijkens de monitoringsresultaten:

    • a. voor het kwaliteitselement specifieke verontreinigende stoffen geen hogere concentratie van een in de bijlage bij deze regeling vermelde stof bevat dan de waarde die daarin voor de desbetreffende stof is vermeld, en

    • b. voor de andere kwaliteitselementen voldoet aan alle waarden, die voor deze kwaliteitselementen voor het type natuurlijk oppervlaktewaterlichaam waarin het desbetreffende waterlichaam is ingedeeld, zijn opgenomen in het Stowa-rapport.

  • 2. In het monitoringsprogramma wordt ten behoeve van de toepassing van artikel 6, tweede lid, van het besluit bepaald dat een sterk veranderd of kunstmatig oppervlaktewaterlichaam voor een kwaliteitselement voldoet aan het vereiste van een goed ecologisch potentieel, indien het oppervlaktewaterlichaam blijkens de monitoringsresultaten voldoet aan de specificaties die voor het kwaliteitselement zijn vastgesteld in:

    • a. het beheerplan voor de rijkswateren, indien het rijkswateren betreft;

    • b. het regionale waterplan, indien het regionale wateren betreft.

  • 3. Voor de indeling van een oppervlaktewaterlichaam in een type natuurlijk oppervlaktewaterlichaam worden de karakteriseringen gehanteerd, die voor de onderscheiden typen natuurlijke oppervlaktewaterlichamen zijn opgenomen in het Stowa-rapport.

Artikel 4

  • 1. In het monitoringsprogramma wordt ten behoeve van de indeling van een oppervlaktewaterlichaam of een grondwaterlichaam in een toestandsklasse van de chemische toestand uitgegaan van de laagste toestandsklasse waarin het waterlichaam blijkens de monitoringsresultaten voor een in bijlage I, onderscheidenlijk bijlage II, bij het besluit vermelde stof is ingedeeld.

  • 2. In het monitoringsprogramma wordt ten behoeve van de indeling van een oppervlaktewaterlichaam in een toestandsklasse voor het kwaliteitselement specifieke verontreinigende stoffen uitgegaan van de laagste toestandsklasse waarin het waterlichaam blijkens de monitoringsresultaten voor een in de bijlage bij deze regeling vermelde stof is ingedeeld.

  • 3. In het monitoringsprogramma worden ten behoeve van de indeling van een natuurlijk oppervlaktewaterlichaam in een toestandsklasse van de ecologische toestand de grenzen tussen de in artikel 16, vijfde lid, onderdeel a, 2°, van het besluit onderscheiden toestandsklassen vastgesteld in overeenstemming met het Stowa-rapport.

  • 4. In het monitoringsprogramma wordt bepaald dat de indeling van een sterk veranderd of kunstmatig oppervlaktewaterlichaam in een toestandsklasse van het ecologisch potentieel plaatsvindt met toepassing van de ‘Handreiking MEP/GEP, handreiking voor vaststellen van status, ecologische doelstellingen en bijpassende maatregelenpakketten voor niet-natuurlijke wateren’ van de Projectgroep Implementatie Handreiking, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, van november 2005. Hierbij wordt uitgegaan van het goede ecologisch potentieel dat voor het waterlichaam is vastgesteld in:

    • a. voor rijkswateren: het beheerplan voor de rijkswateren;

    • b. voor regionale wateren: het regionale waterplan.

B

Artikel 5 wordt vervangen door een artikel, luidende:

Artikel 5

De Minister van Infrastructuur en Milieu stelt het monitoringsprogramma vast met inachtneming van richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van de Europese Unie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/90/EG van het Europees Parlement en de Raad.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling wijzigt de Regeling monitoring kaderrichtlijn water (hierna aan te duiden als: Regeling monitoring krw). Met de Regeling monitoring krw zijn verplichtingen ten aanzien van de monitoring van de toestand van oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen geïmplementeerd, die voortvloeien uit de kaderrichtlijn water (hierna: krw)1, de grondwaterrichtlijn2 en de richtlijn prioritaire stoffen3.

De onderhavige regeling strekt ter implementatie van een richtlijn die de Europese Commissie heeft vastgesteld op grond van artikel 8, lid 3, van de krw, betreffende ‘de technische specificaties en de gestandaardiseerde methoden voor analyse en monitoring van de watertoestand’. Het gaat om Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/90/EG van het Europees Parlement en de Raad (hierna: Richtlijn 2009/90/EG).

De Regeling monitoring krw is gebaseerd op artikel 13 van het Besluit kwaliteit en monitoring water 2009 (Bkmw2009)4. Daarin is bepaald dat de Ministers van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie met inachtneming van de krw, de grondwaterrichtlijn en de richtlijn prioritaire stoffen voor elk stroomgebieddistrict in Nederland (Rijn, Maas, Schelde, Eems) een monitoringsprogramma vaststellen. De wettelijke grondslag voor artikel 13 van het Bkmw2009 wordt geboden door artikel 5.3, derde lid, van de Wet milieubeheer, dat zelf weer verwijst naar artikel 8 van de kaderrichtlijn water.

De Regeling monitoring krw bevat nadere bepalingen over de inhoud van het monitoringsprogramma. Zij is gericht tot de ministers die het monitorings-programma vaststellen. De bestuursorganen die het monitoringsprogramma uitvoeren hebben niet direct met de regeling te maken. De monitoring is voor grondwaterlichamen opgedragen aan gedeputeerde staten en voor oppervlaktewaterlichamen aande waterbeheerders (voor rijkswateren de Minister van I en M en voor regionale wateren de besturen van de waterschappen).

Het doel van het monitoringsprogramma is representatieve monitoringsgegevens te verkrijgen, die een samenhangend totaalbeeld geven van de toestand van de oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen binnen een stroomgebied-

district.

Het monitoringsprogramma is vastgesteld bij het Besluit monitoringsprogramma kaderrichtlijn water5 (hierna: Besluit monitoringsprogramma krw) en omvat een bundeling van documenten waarin voor de verschillende aspecten van de monitoring is aangegeven hoe de uitvoerende bestuursorganen te werk moeten gaan. In het Besluit monitoringsprogramma krw worden hiervan alleen de titels worden genoemd. De uitvoerende bestuursorganen zijn al gewend met deze documenten te werken, reden om de inhoud hiervan in het monitoringsprogramma niet opnieuw in andere vorm uit te schrijven.

In aansluiting op de tot nu toe gevolgde aanpak wordt in deze wijziging van de Regeling monitoring krw bepaald dat de verantwoordelijke ministers het monitoringsprogramma vaststellen met inachtneming van Richtlijn 2009/90/EG. Gezien het gedetailleerde karakter van deze richtlijn is de verplichting in de regeling gesteld en niet in het Bkmw2009, waarin voor de hoofdlijnen van het monitoringsprogramma wel de verwijzing naar de kaderrichtlijn water, de grondwaterrichtlijn en de richtlijn prioritaire stoffen is opgenomen.

De artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2009/90/EG hebben betrekking op de analysemethoden die moeten worden toegepast en de meetonzekerheid die moet worden gehanteerd om de watertoestand vast te stellen. In artikel 5 is bepaald op welke wijze op basis van de monitoringsresultaten tot een oordeel over de watertoestand moet worden gekomen. In artikel 6 worden kwaliteitswaarborgen gesteld voor de laboratoria die zich met de monitoring bezig houden.

Met de verwijzing naar Richtlijn 2009/90/EG in de Regeling monitoring krw is deze richtlijn alleen formeel, maar nog niet feitelijk geïmplementeerd. De richtlijn moet namelijk ook nog inhoudelijk in het monitoringsprogramma worden verwerkt. Dit gebeurt door actualisering van twee documenten die van het monitoringsprogramma deel uitmaken en waarnaar wordt verwezen in het Besluit monitoring krw, te weten: een wijziging van het ‘Draaiboek monitoring grondwater, Voor de kaderrichtlijn Water’6 en de vervanging van de ‘Richtlijnen monitoring oppervlaktewater Europese kaderrichtlijn Water en bijlagen’7. In het Besluit monitoringsprogramma krw zal een verwijzing naar de actuele documenten worden opgenomen. Dat is nodig omdat de verwijzingen in het Besluit monitoringsprogramma krw ‘statisch’ zijn (door vermelding van een specifieke versie van een document). Hierdoor moeten zij telkens worden aangepast wanneer van een document een wijziging of een nieuwe versie wordt vastgesteld.

Wat betreft de wettelijke grondslag voor de implementatie van artikel 6 van

Richtlijn 2009/90/EG wordt het volgende opgemerkt. In de onderhavige regeling is niet in algemene zin voorgeschreven dat laboratoria die zich met monitoring van de waterkwaliteit bezighouden, moeten voldoen aan de kwaliteitswaarborgen waarnaar in artikel 6 wordt verwezen. Hiervoor biedt artikel 13 van het

Bkmw2009 namelijk geen grondslag. In plaats hiervan zal overeenkomstig artikel 5 van de Regeling monitoringsprogamma krw in de desbetreffende documenten die deel uitmaken van het monitoringsprogramma, worden aangegeven dat de uitvoerende bestuursorganen alleen van monitoringsresultaten gebruik mogen maken, die zijn aangeleverd door laboratoria die aan bedoelde kwaliteitswaarborgen voldoen. Deze aanpak kan worden gebaseerd op artikel 13, onderdeel a, van het Bkmw2009 en sluit aan bij de formulering ‘de lidstaten zorgen ervoor’ in artikel 6 van Richtlijn 2009/90/EG.

De regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lastendruk voor burgers of bedrijven. Evenmin geeft de regeling aanleiding tot bestuurslasten.

Artikelsgewijs

Artikel I

A

Bij de publicatie van de artikelen 3 en 4 van de regeling in de Staatscourant van 14 april 2010 is de indeling van de artikelen in leden en - onderdelen onbedoeld weggevallen. Daarom worden de artikelen zoals deze waren gepubliceerd, vervangen door de artikelen zoals deze waren bedoeld. Hierbij zijn geen inhoudelijke of redactionele wijzigingen aangebracht.

B

Het artikel 5 zoals dat eerder in de Regeling monitoring krw was opgenomen, is komen te vervallen. Hierin was bepaald dat de Regeling milieukwaliteitseisen gevaarlijke stoffen oppervlaktewateren wordt ingetrokken. Deze bepaling is inmiddels uitgewerkt.

Hiervoor in de plaats is een nieuw artikel 5 gekomen, waarin is bepaald dat het monitoringsprogramma moet worden vastgesteld met inachtneming van Richtlijn 2009/90/EG. Hiertoe zullen twee documenten die deel uitmaken van het monitoringsprogramma worden aangevuld, namelijk het Draaiboek monitoring grondwater, Voor de kaderrichtlijn Water’ en de Richtlijnen monitoring oppervlaktewater Europese kaderrichtlijn Water en bijlagen. Het Besluit monitoringsprogramma zal vervolgens worden aangepast door de statische verwijzing naar genoemde documenten te actualiseren.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J.J. Atsma.


X Noot
1

Richtlijn nr. 2000/90/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327).

X Noot
2

Richtlijn nr. 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang van de toestand (PbEU L 372).

X Noot
3

Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van richtlijn 2000/90/EG.

X Noot
4

Stb. 2010, 15.

X Noot
5

Besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 6 april 2010, nr. BJZ2010006069, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken, tot vaststelling van het monitoringsprogramma, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009 (Stcrt. 2010, 5634).

X Noot
6

‘Draaiboek monitoring grondwater, Voor de kaderrichtlijn Water’ van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, versie 1.2, van 14 november 2006. De wijziging van dit document is vastgesteld door het Directeuren Wateroverleg (DWO) op 1 juli 2011.

X Noot
7

I. van Splunder, T.A.H.M. Pelsma en A. Bak, ´Richtlijnen monitoring oppervlaktewater Europese kaderrichtlijn Water en bijlagen´, augustus 2006. De wijziging waarnaar verwezen zal worden is de ‘Richtlijn KRW Monitoring Oppervlaktewater en Protocol Toetsen & Beoordelen’ zoals vastgesteld door het Directeuren Wateroverleg (DWO) op 10 februari 2011.

Naar boven