Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 27 juni 2011, nr. 0607201100048 tot wijziging van de Bewapeningsregeling politie in verband met de aanpassing van de bewapening van enkele categorieën ambtenaren van politie alsmede enkele andere wijzigingen

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 49, tweede lid, van de Politiewet 1993 en artikel 3a, tweede lid en derde, van de Wet wapens en munitie;

Besluit:

ARTIKEL I

De Bewapeningsregeling politie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. de Minister:

de Minister van Veiligheid en Justitie;

2. Onderdeel c komt te luiden:

c. pistool:
  • het semi-automatisch pistool van het merk Walther, type P5, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter; of

  • het semi-automatisch pistool van het merk SIG-Sauer, type PPNL, kaliber 9 millimeter maal 19 millimeter;

B

In de artikelen 2, 2a, 2b, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12,14, 15, 16 en 18 wordt ‘door de Ministers’ telkens vervangen door: door de Minister.

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Bij het optreden in burgerkleding bestaat de bewapening in plaats van de pepperspray uit de verdekte pepperspray.

2. Het derde lid vervalt.

D

In de artikelen 2a, derde lid, eerste volzin, en 4, tweede lid, wordt ‘indien de Ministers’ telkens vervangen door ‘indien de Minister’ en wordt ‘hebben verleend’ telkens vervangen door: heeft verleend.

E

In artikel 3, eerste lid, eerste volzin, wordt ‘indien de Ministers’ vervangen door ‘indien de Minister’ en wordt ‘hebben gegeven’ vervangen door: heeft gegeven.

F

Artikel 6, aanhef, komt te luiden: De bewapening van de ambtenaar die behoort tot een bereden onderdeel, bestaat mede uit:.

G

Artikel 7, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. de traangasgranaatwerper, merk Heckler en Koch, type MZP-1 A1, kaliber 40mm, en CS-traangasgranaten van een door de Minister goedgekeurd merk en type;

H

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a. de traangasgranaatwerper, merk Heckler en Koch, type MZP-1 A1, kaliber 40mm, en CS-traangasgranaten van een door de Minister goedgekeurd merk en type;

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De bewapening van de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 1993, die op grond van artikel 8, zevende lid, van die wet de bevoegdheid heeft geweld te gebruiken, bestaat tevens uit de in het eerste lid genoemde wapens, indien hij is belast met persoonsbeveiliging en behoort tot de Dienst Koninklijke en Diplomatieke beveiliging van het Korps landelijke politiediensten.

I

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. de traangasgranaatwerper, merk Heckler en Koch, type MZP-1 A1, kaliber 40mm, en CS-traangasgranaten van een door de Minister goedgekeurd merk en type;

2. In het eerste lid wordt na onderdeel g een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • h. een stroomstootwapen, merk Taser, type X26.

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De bewapening van de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 1993, die op grond van artikel 8, zevende lid, van die wet de bevoegdheid heeft geweld te gebruiken, bestaat tevens uit de in het eerste lid genoemde wapens, indien hij behoort tot een aanhoudings- en ondersteuningseenheid.

J

Artikel 10 vervalt.

K

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

  • b. de traangasgranaatwerper, merk Heckler en Koch, type MZP-1 A1, kaliber 40mm, en CS-traangasgranaten van een door de Minister goedgekeurd merk en type;

L

Artikel 12 komt te luiden:

Artikel 12

Onverminderd de artikelen 2 tot en met 11 kan de Minister aan door hem aangewezen ambtenaren andere dan de in deze regeling genoemde wapens en munitie toekennen.

M

Artikel 14, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Het stroomstootwapen, bedoeld in artikel 9, onderdeel h, wordt geladen met:

    • a. cartridges van het merk Taser, type 21’ , of

    • b. cartridges van het merk Taser, type 25’ XP.

N

Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste volzin wordt ‘De Ministers kunnen’ vervangen door: de Minister kan.

2. In de tweede volzin wordt ‘De Ministers bepalen’ vervangen door: De Minister bepaalt.

3. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Ten behoeve van opleiding en beroepsvaardigheidstrainingen mag, naast de in deze regeling genoemde wapens en munitie, gebruik worden gemaakt van trainingswapens en trainingsmunitie van een door de Minister goedgekeurd merk en type.

O

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt ‘kunnen de Ministers’ vervangen door: kan de Minister.

2. In het derde lid wordt ‘De Ministers kunnen’ vervangen door: De Minister kan.

P

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De pepperspray wordt gedragen in een draagmiddel van een door de Minister goedgekeurd merk en type.

2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Het stroomstootwapen, bedoeld in artikel 9, onderdeel h, wordt gedragen in een holster van een door de Minister goedgekeurd merk en type.

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Artikel I, onderdelen I, onder 2 en 3, en M werkt terug tot en met 1 mei 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten.

TOELICHTING

Deze regeling bevat de volgende wijzigingen van de Bewapeningsregeling politie:

ARTIKEL I

A. Invoering nieuw pistool (artikel 1)

Sinds 1979 beschikt de Nederlandse politie over het pistool de Walther P5 in het kaliber 9 maal 19mm. Eind jaren 70 is na een uitgebreid onderzoek besloten tot de aanschaf van dit pistool. Er zijn momenteel meer dan 40.000 van deze pistolen in gebruik bij de politie, bij de bijzondere opsporingsdiensten en de buitengewoon opsporingsambtenaren. Het overgrote deel van deze pistolen is geleverd in de periode 1980−1983 en is alweer meer dan een kwart eeuw in gebruik. Deze pistolen naderen dan ook het einde van hun technische levensduur. De Walther P5 is niet meer in productie bij de fabrikant, maar kan in opdracht nog wel gemaakt worden. Daardoor kosten de extra Walther P5 pistolen bijna het dubbele van andere, meer moderne, pistolen. Daarnaast zijn er, door voortschrijdende technische ontwikkelingen en de toepassing van nieuwe materialen, momenteel pistolen op de markt die beter aan de huidige eisen voor een politiepistool kunnen voldoen.

Dit was voor de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aanleiding om de Raad van Korpschefs (RKC) de opdracht te gegeven om een aanbesteding te starten voor de vervanging van het huidige dienstpistool. Na een uitgebreide Europese aanbestedingsprocedure heeft dit uiteindelijk geleid tot de keuze voor een pistool van het merk SIG-Sauer, type PPNL.

In artikel 1, onder c, is het nieuwe dienstpistool, de SIG-Sauer PPNL, toegevoegd. Het pistool zal in de periode 2012 tot en met 2014 gefaseerd worden ingevoerd.

B, D, E en L. Minister van Veiligheid en Justitie (de artikelen 2, 2a, 2b, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12, 14, 15, 16, 17 en 18)

Op grond van artikel 1 van het Besluit van 14 oktober 2010 houdende de departementale herindeling met betrekking tot veiligheid (Stcrt. 16528) is de Minister van Veiligheid en Justitie belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van veiligheid behoudens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, voor zover deze voor 14 oktober 2010 was opgedragen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Als gevolg hiervan is de Minister van Veiligheid en Justitie nu als enige minister bevoegd en verantwoordelijk om te beslissen over de bewapening van de politie, de buitengewoon opsporingsambtenaren en de bijzondere opsporingsdiensten.

C. Verdekte pepperspray (artikel 2)

De aparte procedure voor de toekenning van de verdekte pepperspray aan de ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak met de rang hoger dan die van surveillant, en de bijzonder ambtenaar (rijksrecherche) van politie is komen te vervallen. In de praktijk behoort de verdekte pepperspray tot de standaarduitrusting van iedere opsporingsambtenaar die in burgerkleding optreedt. Een aparte toestemming voor het toekennen van de verdekte pepperspray is dan ook niet meer noodzakelijk. Deze wijziging draagt bij aan de gewenste deregulering en professionalisering van de Nederlandse Politie.

F. Uitrusting bereden politie (artikel 6)

De aparte procedure voor de toekenning van de lange wapenstok en een ceremonieel ruitersabel aan de ambtenaar die behoort tot een bereden onderdeel, is komen te vervallen. De lange wapenstok behoort tot de standaarduitrusting van de bereden politie en bij ceremoniële gelegenheden mag een ceremoniële ruitersabel worden gedragen. Deze wijziging draagt bij aan de gewenste deregulering en professionalisering van de Nederlandse politie.

G. Traangasgranaatwerper (artikel 7)

Aan artikel 7, onderdeel b, is toegevoegd de traangasgranaatwerper, merk Heckler en Koch, type MZP-1 A1, kaliber 40mm. Deze traangasgranaatwerper is sinds eind 1998 in gebruik bij de Nederlandse politie voor het verschieten van traangas granaatpatronen. De formele goedkeuring en toekenning van deze traangasgranaatwerper heeft plaatsgevonden op 22 december 1998 door middel van een Circulaire (kenmerk: EA98/U59344) van de directeur Politie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Vanuit het oogpunt van legitimiteit en overzichtelijkheid wordt dit vuurwapen opgenomen in deze regeling.

H en I. Bewapening speciale eenheden (artikelen 8 en 9)

Een deel van het personeel dat werkzaam is bij de Dienst Koninklijke en Diplomatiek beveiliging en bij de aanhoudings- en ondersteuningseenheden is afkomstig van buiten de politieorganisatie en aangesteld als buitengewoon opsporingsambtenaar. Dit deel van het personeel, voornamelijk voormalig defensiepersoneel, kan als gevolg van extern verworven competenties na een verkorte opleiding instromen bij deze speciale eenheden. Indien zij werkzaam zijn in een functie waarbij zij belast zijn met persoonsbeveiliging of met de taken van een ondersteuningseenheid, bestaat hun bewapening, naast de korte wapenstok, de pepperspray en het pistool, mede uit de in deze artikelen genoemde bewapening die behoort tot de standaardbewapening van deze eenheden. In het kader van het verminderen van de administratieve lasten is de separate toestemmingsprocedure voor het bewapenen van deze buitengewoon opsporingsambtenaren hiermee komen te vervallen.

Van 1 mei 2009 tot 1 mei 2011 heeft er bij de aanhoudings- en ondersteuningseenheden van de politie en de Koninklijke marechaussee een proef plaatsgevonden met een stroomstootwapen van het merk Taser, type X26. Zie het Voorschriften pilot verdekte pepperspray (Stcrt. 2003, 221) en de Wijziging Voorschriften pilot verdekte pepperspray (Stcrt. 2005, 55). Dit geweldsmiddel is in gebruik bij veel (speciale) politiediensten binnen en buiten Europa. De ervaringen met de Taser tijdens de proefperiode zijn zeer positief. Met een minimum aan geweld en gering letsel is men in staat om gevaarlijke (suïcidale) personen te overmeesteren. Ook het risico op letsel bij de leden van de aanhoudings- en ondersteuningseenheden wordt hierdoor verminderd. Naar aanleiding van de positieve evaluatie is besloten om het stroomstootwapen toe te voegen aan de standaardbewapening van de aanhoudings- en ondersteuningseenheden van de politie. Hiertoe is in artikel 9, onderdeel h, het stroomstootwapen toegevoegd.

In de artikelen 8, onderdeel a, en 9, onderdeel c, zijn de traangasgranaatwerper toegevoegd. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 7 van deze regeling.

J. Bewapening Dienst Speciale Interventies (artikel 10)

Artikel 10 is komen te vervallen, omdat de bepalingen voor de specialistische bewapening van de eenheden die zijn belast met de bijzondere onderdelen van de politietaak, bedoeld in artikel 60 van de Politiewet 1993, inmiddels zijn opgenomen in artikel 4 van de Regeling Dienst Speciale Interventies.

K. Traangasgranaatwerper (artikel 11)

In artikel 11, onderdeel b, is de traangasgranaatwerper toegevoegd. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 7 van deze regeling.

L. Andere wapens en munitie (artikel 12)

De wijziging van artikel 12 betreft de toevoeging van de term ‘munitie’ die nu apart is opgenomen in artikel 14, derde lid, en uit oogpunt van overzichtelijkheid verplaatst wordt naar artikel 12. Voor de door de minister aan te wijzen ambtenaren geldt dat hij toestemming kan geven om andere wapen en munitie voorhanden te hebben voor zover dit noodzakelijke is voor een goede vervulling van de aan hun opgedragen specialistische taken.

M. Cartridges voor stroomstootwapen (artikel 14)

In artikel 14, derde lid, zijn de cartridges opgenomen die gebruikt moeten worden met het stroomstootwapen, genoemd in artikel 9, onderdeel h van de regeling. Het type 21’ (feet) is bedoeld voor gebruik in situaties tot een afstand van maximaal 6,4 meter bij een persoon die dunne kleding draagt. Het type 25’ XP heeft een bereik van maximaal 7,6 meter en is, vanwege een hogere penetratie vermogen, met name geschikt voor gebruik in situaties bij een persoon die relatief dikke kleding draagt, zoals bijvoorbeeld een winter- of een lerenjas.

N. Trainingswapens en trainingsmunitie (artikel 15)

Bij de opleidingen van de politie wordt gebruik gemaakt van diverse soorten trainingswapens en trainingsmunitie. Hiertoe is aan artikel 15 een tweede lid toegevoegd waarin is aangegeven dat de politie voor opleiding en beroepsvaardigheidstrainingen gebruik mag maken van trainingswapens en trainingsmunitie van een door de minister goedgekeurd merk en type.

P. Holsters en draagmiddelen (artikel 18)

In artikel 18, derde lid, is de type aanduiding van het goedgekeurde draagmiddel voor de pepperspray verwijderd en er is een vierde lid toegevoegd betreffende de goedkeuring van het holster waarin het stroomstootwapen zoals bedoel in artikel 9, onder h, van deze regeling dient te worden gedragen. Alle goedgekeurde holsters en overige draagmiddelen zoals genoemd in dit artikel worden opgenomen in het (nieuwe) Aanwijzingsbesluit politieholsters en draagmiddelen.

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I.W. Opstelten.

Naar boven