Besluit van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 8 juli 2011, nr. 219786, houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter bescherming van bloembollen tegen Rhizoctonia solani (Tijdelijke vrijstelling ter bestrijding van Rhizoctonia in de bloembollenteelt)

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

In overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gezien het verzoek van de Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur van (....) 2011;

Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden;

Besluit:

Artikel 1

Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden wordt verleend voor het gewasbeschermingsmiddel ‘Rizolex vloeibaar’ ter bestrijding van Rhizoctonia solani in de bloembollenteelt.

Artikel 2

De vrijstelling is slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 september 2011 en vervalt met ingang van 1 december 2011.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ter bestrijding van Rhizoctonia in de bloembollenteelt.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

namens deze:

Directeur-Generaal,

J.P. Hoogeveen.

Een belanghebbende kan, binnen zes weken na de datum van publicatie in de Staatscourant, tegen dit besluit of een onderdeel daarvan een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen bij de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, ter attentie van Dienst Regelingen, Afdeling Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.

BIJLAGE BIJ HET BESLUIT TIJDELIJKE VRIJSTELLING TER BESTRIJDING VAN RHIZOCTONIA IN DE BLOEMBOLLENTEELT

Gebruiksvoorschriften

Toegestaan is uitsluitend het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel in de onbedekte teelt van bloembol- en bloemknolgewassen, toegepast door middel van een grondbehandeling.

Het middel met een beddenfrees toedienen en ten minste 10 cm diep inwerken.

Dosering: 2 ml per m2.

Het middel is uitsluitend bestemd voor professioneel gebruik.

Aanvullende beperkingen voor gebruik:

Om in het water levende organismen te beschermen is bespuiting op percelen die grenzen aan oppervlaktewater uitsluitend toegestaan indien gebruik wordt gemaakt van een beddenfrees in combinatie met minimaal 90% drift reducerende spuitdoppen.

TOELICHTING

Op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) wordt tijdelijk vrijstelling verleend voor het gebruik van ‘Rizolex vloeibaar’ ter bestrijding van Rhizoctonia solani in de bloembollenteelt. Vrijstelling kan worden verleend als dit gevaar niet op andere wijze kan worden bestreden.

In afwijking van artikel 28 mag een lidstaat in bijzondere omstandigheden voor een periode van ten hoogste 120 dagen toelaten dat gewasbeschermingsmiddelen op de markt worden gebracht voor beperkt en gecontroleerd gebruik, wanneer deze maatregel nodig blijkt als gevolg van een op geen enkele andere redelijke manier te beheersen gevaar. Vrijstelling wordt ingevolge artikel 38, tweede lid, van de wet, in ieder geval verleend ter uitvoering van een communautaire maatregel, die is gericht op een te bestrijden gevaar.

Rhizoctonia solani is een bodemschimmel en kent twee stammen, de zogenaamde koude en de warme stam, die ieder hun eigen kenmerk hebben. De koude stam veroorzaakt in het vroege voorjaar een aantasting. De schimmel slaat toe als het spruitje door de grond groeit. Er ontstaan gaatjes in de ondergrondse delen van de spruit. Veel planten komen niet meer op, vertonen een geremde groei en een gehavende plant. Kenmerkend zijn gescheurde en gerafelde bladeren. Vaak treedt een secundaire aantasting van Erwinia op. De schade komt tot uiting in zowel opbrengst- als kwaliteitsverlies. De warme stam wordt actief bij hogere bodemtemperaturen en tast de bolhuid van de nieuwe bol aan. Het gevolg is veel uitschot, een slechte bolkwaliteit en ook hier vaak een secundaire aantasting van Erwinia. De schade komt tot uiting in zowel opbrengst- als kwaliteitsverlies.

Met een toelating van een middel op basis van tolclofos-methyl was Rhizoctonia geen noemenswaardig probleem bij het telen van bloembollen. Door het passeren van de datum van herregistratie van tolclofos-methyl per 31-1-2011 is het echter niet mogelijk om voor het teeltseizoen van 2011 gebruik te maken van een toelating als een dringend vereist gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in artikel 123 Wbg. Verwacht wordt dat zonder dit middel de schade door Rhizoctonia solani in bloembollen kan oplopen tot een derving van circa 30% van de verwachte opbrengst (exclusief de extra kosten voor het uitsorteren) doordat de bollen niet uitlopen. Deze hoge schadepercentages komen met name voor op de intensieve zandgronden waar vruchtwisseling vrijwel niet voorkomt.

Niet-chemische preventieve maatregelen zijn over het algemeen maar matig effectief en kunnen een besmetting van het gewas met Rhizoctonia dan ook niet voorkomen. Op basis van het ontbreken van voldoende effectieve alternatieven, is het probleem Rhizoctonia in de teelt van bloembollen erkend als knelpunt in de gewasbescherming, waarvoor op dit moment geen effectieve alternatieven beschikbaar zijn.

Voor de bestrijding van Rhizoctonia in de teelt van bloembollen geplant in het najaar zijn onvoldoende maatregelen beschikbaar en met het beschikbare pakket aan maatregelen en middelen kan Rhizoctonia niet effectief worden bestreden.

Het onvoorziene karakter van het niet beschikbaar zijn van een middel

Op 14 juni 2011 is de verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen van toepassing geworden. Met het van toepassing worden van deze verordening is het vereiste dat de dreiging waartegen een middel wordt ingezet een zekere mate van onvoorzienbaar moet hebben, komen te vervallen. Omdat de wetswijziging (Stb. 2011, nr. 235) die nodig is voor de implementatie van deze verordening nog niet in werking is getreden, stelt de wet deze voorwaarde nog. De voorwaarde is echter – gelet op de directe werking van de verordening – buiten toepassing gelaten.

De inwerkingtreding

De vrijstelling wordt op verzoek verleend en is geldig voor de periode van 1 september 2011 tot en 30 november 2011.

Naar boven