Regeling van de Minister voor Immigratie en Asiel van 27 juni 2011, nr. 5701102/11, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (honderdenvierde wijziging)

De Minister voor Immigratie en Asiel,

Gelet op de artikelen 3.56a, eerste lid, onder a, 8.12, vijfde lid en 8.26 van het Vreemdelingenbesluit 2000 en de artikelen 9 en 24, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

Het Voorschrift Vreemdelingen 2000 wordt gewijzigd als volgt:

A

De bijlagen 7a, 7b, 7c, 7d en 7e komen te luiden als aangegeven in de bijlagen bij deze regeling.

B

In artikel 3.18c, tweede lid, onder a, wordt ‘de Nederlandse Onderzoek Databank’ vervangen door: het National Academic Research and Collaborations Information System.

C

Artikel 3.34 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, is de vreemdeling die in het bezit is van een mvv, geldig voor het doel waar verblijf voor wordt gevraagd, een bedrag van € 300 verschuldigd, met uitzondering van de vreemdeling die ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder y en cc, van het Besluit, een bedrag van € 188 verschuldigd is.

2. In de aanhef van het tweede lid wordt ‘€ 331’ vervangen door: € 600.

3. Onderdeel a van het tweede lid komt te luiden:

  • a. ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder b, c, e, g, r, t, u, v en w en derde lid, van het Besluit, met uitzondering van het verblijfsdoel ‘verblijf gedurende zoekjaar afgestudeerde’ en het verblijfsdoel ‘verblijf gedurende zoekjaar hoogopgeleide’, een bedrag van € 950 is verschuldigd;

4. In de onderdelen b en d van het tweede lid wordt ‘€ 830’ vervangen door: € 1250.

5. In de onderdelen c, d en e van het tweede lid wordt ‘€ 188’ vervangen door: € 250.

6. Aan het tweede lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een punt komma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. ter zake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder y of cc, van het Besluit, een bedrag van € 750 is verschuldigd.

D

Artikel 3.34c wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt ‘€ 331’ vervangen door: € 600.

2. Onderdeel a van het eerste lid komt te luiden:

  • a. een aanvraag indient tot het wijzigen van de verblijfsvergunning, in een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder b, c, e, g, r, t, u, v en w en derde lid, van het Besluit, met uitzondering van het verblijfsdoel ‘verblijf gedurende zoekjaar afgestudeerde’ en het verblijfsdoel ‘verblijf gedurende zoekjaar hoogopgeleide’, ter zake van de afdoening waarvan een bedrag van € 950 is verschuldigd;

3. In de onderdelen b en d van het eerste lid wordt ‘€ 830’ vervangen door: € 1250.

4. In de onderdelen c en d van het eerste lid wordt ‘€ 188’ vervangen door: € 250.

5. Aan het eerste lid wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een punt komma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. een aanvraag indient tot het wijzigen van de verblijfsvergunning in een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 van de Wet, voor een verblijfsdoel als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, onder y of cc, van het Besluit, ter zake van de afdoening waarvan een bedrag van € 750 is verschuldigd.

E

Artikel 3.34d wordt gewijzigd als volgt:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt ‘€ 288’ vervangen door: € 375.

2. In de onderdelen a en b van het eerste lid wordt ‘€ 52’ vervangen door: € 150.

F

Na artikel 7.2 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 7.2a

  • 1. Indien de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, van het Besluit, zich aanmeldt voor inschrijving in de vreemdelingenadministratie, legt hij de volgende gegevens en bescheiden over:

    • a. een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort;

    • b. voor zover hij in Nederland verblijft als werknemer: een werkgeversverklaring of arbeidsovereenkomst waaruit blijkt dat hij in Nederland reële en daadwerkelijke arbeid verricht anders dan louter marginaal en bijkomstig van aard;.

    • c. voor zover hij in Nederland verblijft als zelfstandige: een bewijs van inschrijving in het handelsregister en bewijs waaruit blijkt dat hij in Nederland reële en daadwerkelijke arbeid verricht anders dan louter marginaal en bijkomstig van aard, zoals een daartoe strekkende balans, winst- of verliesrekening, maandelijkse opgaven van bedrijfsresultaten of, als de genoemde bewijsstukken nog niet aanwezig zijn, verklaring of prognose, opgesteld door een accountant of financieel adviseur;

    • d. voor zover hij in Nederland verblijft als student: een bewijs van inschrijving voor een opleiding, bedoeld in artikel 8.12, eerste lid, onder c, van het Besluit, een verklaring of een gelijkwaardig middel naar zijn keuze waaruit blijkt hij beschikt over voldoende middelen van bestaan en een bewijs van een verzekering die de ziektekosten in Nederland volledig dekt;

    • e. voor zover hij in Nederland verblijft als economisch niet-actieve: een bewijsstuk waaruit blijkt dat wordt beschikt over toereikende bestaansmiddelen om te voorkomen dat de vreemdeling tijdens het verblijf ten laste komt van de algemene middelen en een bewijs van een verzekering die de ziektekosten in Nederland volledig dekt.

  • 2. Indien de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde of vierde lid, van het Besluit, die de nationaliteit bezit van een staat als bedoeld in het eerste lid van dat artikel, zich aanmeldt voor inschrijving in de vreemdelingenadministratie, legt hij de volgende gegevens en bescheiden over:

    • a. een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort;

    • b. de verklaring van inschrijving van de vreemdeling, bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, van het Besluit, bij wie hij in Nederland verblijft;

    • c. een document waaruit de familierechtelijke relatie of duurzame relatie blijkt met de vreemdeling, bedoeld onder b; en

    • d. voor zover hij in Nederland verblijft als familielid als bedoeld in artikel 8.7, tweede lid, onder c of d, van het Besluit: bewijs dat hij een dergelijk familielid is;

    • e. voor zover hij in Nederland verblijft als familielid als bedoeld in artikel 8.7, derde lid, van het Besluit: een door de bevoegde instantie van het land van herkomst afgegeven verklaring dat hij ten laste komt van of inwoont bij de vreemdeling, bedoeld onder b, onderscheidenlijk bewijs van ernstige gezondheidsredenen die de persoonlijke zorg door die vreemdeling noodzakelijk maken;

    • f. voor zover hij in Nederland verblijft als partner als bedoeld in artikel 8.7, vierde lid, van het Besluit: een relatieverklaring als bedoeld in bijlage 23 bij deze regeling;

    • g. voor zover hij in Nederland verblijft als rechtstreekse bloedverwant in de neergaande lijn, jonger dan 18 jaar, van een partner als bedoeld onder f: bewijs dat is voldaan aan de artikelen 3.13 tot en met 3.22 van het Besluit.

Artikel 7.2b

  • 1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, kan onder een beperking verband houdend met het zoeken en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst worden verleend aan de vreemdeling die verblijfsrecht ontleent aan het Besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie en wiens huwelijk met een persoon met een niet-tijdelijk verblijfsrecht na drie jaar is ontwricht of ontbonden, indien de vreemdeling op grond van dat huwelijk was toegelaten en één jaar direct voorafgaande aan de ontwrichting van het huwelijk rechtmatig verblijf had als bedoeld in artikel 8, onder a, van de Wet.

  • 2. De verblijfsvergunning wordt verleend voor de duur van ten hoogste één jaar, te berekenen vanaf de datum van verbreking of ontwrichting van het huwelijk maar niet eerder dan de datum van de aanvraag, of zoveel langer als de vreemdeling wegens het ontbreken van een verblijfsvergunning geen toegang tot de arbeidsmarkt had. De geldigheidsduur ervan wordt niet verlengd.

  • 3. De verblijfsvergunning kan worden gewijzigd in een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met voortgezet verblijf, indien de vreemdeling uiterlijk op het moment waarop de geldigheidsduur verstrijkt, beschikt over een arbeidsplaats voor nog een jaar waarmee hij zelfstandig en duurzaam voldoende middelen van bestaan als bedoeld in de artikelen 3.73 tot en met 3.75 van het Besluit verwerft.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2011, waarbij artikel I, onderdeel F, voor zover het artikel 7.2b betreft, terugwerkt tot en met 9 december 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 27 juni 2011

De Minister voor Immigratie en Asiel,

G.B.M. Leers.

BIJLAGE 7A. DOCUMENT I

BIJLAGE 7B. DOCUMENT II

BIJLAGE 7C. DOCUMENT III

BIJLAGE 7D. DOCUMENT IV

BIJLAGE 7E. DOCUMENT V

BIJLAGE 23, BEHOREND BIJ ARTIKEL 7.2A, TWEEDE LID, ONDER F, VOORSCHRIFT VREEMDELINGEN 2000

Relatieverklaring EU-burger

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling betreft de opname van nieuwe modellen van verblijfsdocumenten ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 380/2008 van de Raad van de Europese Unie van 18 april 2008, een aantal wijzigingen in de hoogte van de legestarieven voor de reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, nadere regels omtrent de inschrijving in de vreemdelingenadministratie op grond van richtlijn 2004/38/EG en een aanpassing van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 naar aanleiding van het arrest van het Europese Hof van Justitie van 9 december 2010 inzake Toprak en Oguz (C-300/09 en C-301/09).

De invoeringstermijn wijkt af van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. Deze regeling betreft een verhoging van de leges, mede ter uitvoering van het regeerakkoord, reparatieregelgeving vanwege een rechterlijke uitspraak en implementatie van een Europese richtlijn, waarvoor afwijking van het kabinetsstandpunt is toegestaan (uitzonderingsgronden 1, 3 en 4, Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309, blz. 4).

Artikelsgewijs

A

Ter uitvoering van de Verordening (EG) nr. 380/2008 van de Raad van de Europese Unie van 18 april 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen zijn de verblijfsdocumenten I tot en met V, die zijn opgenomen in de bijlagen 7a tot 7e, aangepast.

B

Bij regeling van de Staatssecretaris van Justitie van 16 oktober 2007, nr. 511261/07, houdende wijziging van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (eenenzeventigste wijziging) is Richtlijn 2005/71/EG van de Raad van de Europese Unie betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek (PbEU L289) geïmplementeerd in het Voorschrift Vreemdelingen 2000. Bij die gelegenheid is in artikel 3.18c, tweede lid, opgenomen, dat de onderzoeksinstelling die is opgenomen in de Nederlandse Onderzoek Databank in aanmerking komt voor erkenning. Per 1 mei 2011 is de Nederlandse Onderzoek Databank geïntegreerd in de National Academic Research and Collaborations Information System (NARCIS). Artikel 3.18c, tweede lid, onder a, is aldus aangepast.

C, D, E

Deze drie onderdelen wijzigen een aantal legestarieven die op grond van artikel 24, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 worden geheven voor de aanvraag (artikel 3.34) en verlenging (artikel 3.34d) van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en de aanvraag om wijziging (artikel 3.34c) van een verblijfsvergunning. Bij brief van 27 juni 2011 is de Tweede Kamer over de verhoging van de leges geïnformeerd.

Voor de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd waarbij de vreemdeling in het bezit is van een machtiging tot voorlopig verblijf bedraagt het legestarief in het eerste lid van artikel 3.34 € 300, met uitzondering voor de aanvraag met een geldige machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als kennismigrant of als houder van de Europese blauwe kaart, waarvoor een legestarief van € 188 geldt.

Het legestarief in de aanhef van het tweede lid voor onder andere arbeid in loondienst en het volgen van studie bedraagt € 600.

Het legestarief in onderdeel a van het tweede lid bedraagt € 950 en geldt voor de volgende verblijfsdoelen: verblijf ter adoptie of als pleegkind, het afwachten van onderzoek naar de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders, het verrichten van arbeid als zelfstandige, het verrichten van arbeid als geestelijk voorganger of godsdienstleraar, het ondergaan van medische behandeling, het afwachten van het verzoek op grond van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap, voortgezet verblijf, wedertoelating en verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken. Voorts geldt dit legestarief voor aanvragen op grond van artikel 3.4, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (discretionaire bevoegdheid), met uitzondering van aanvragen met betrekking tot de verblijfsdoelen ‘verblijf gedurende zoekjaar afgestudeerde’ en ‘verblijf gedurende zoekjaar hoogopgeleide’. Voor deze twee verblijfsdoelen is het legestarief € 600.

Het legestarief voor het verblijfsdoel gezinshereniging of gezinsvorming en familiebezoek in onderdeel b van het tweede lid bedraagt € 1250. Het legestarief voor de gezinskorting in de onderdelen c, d van het tweede lid bedraagt € 250, evenals het legestarief in onderdeel e van het tweede lid voor de hier te lande geboren kinderen. In een nieuw onderdeel f van het tweede lid is het legestarief voor de aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor kennismigranten en de houder van de Europese blauwe kaart vastgesteld op € 750.

Voor de legestarieven in artikel 3.34c voor de wijziging van de verblijfsvergunning gelden dezelfde uitgangspunten die hierboven voor artikel 3.34 zijn vermeld.

Het legestarief in artikel 3.34d voor de aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd bedraagt € 375. Het tarief voor de uitzonderingen in de onderdelen a en b, respectievelijk voor het volgen van studie en voor verblijf van kinderen bij hun ouders, bedraagt € 150. Het tarief in onderdeel c van artikel 3.34d blijft ongewijzigd.

F

Artikel 7.2a

In het vijfde lid van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000 is bepaald dat de gegevens en bescheiden, die kunnen worden verlangd ten behoeve van de inschrijving in de vreemdelingenadministratie, nader kunnen worden omschreven bij ministeriële regeling. Deze lijst van bescheiden, die voortvloeit uit artikel 7, eerste lid, van de richtlijn betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun gezinsleden (Richtlijn 2004/38/EG), is in het onderhavig artikel opgenomen. De gegevens zien met name op het doel van het verblijf in Nederland, zoals verblijf als werknemer, zelfstandige, student of economisch niet-actieve, omdat zonder bekendheid met het verblijfsdoel niet kan worden bepaald of en zo ja, welke bescheiden kunnen worden verlangd. Als het bewijs dat aan de voorwaarden voor verblijf van langer dan drie maanden wordt voldaan is geleverd, wordt de burger van de Unie ingeschreven in de vreemdelingenadministratie en wordt onmiddellijk een verklaring van inschrijving afgegeven. Aan de inschrijving in de vreemdelingenadministratie en afgifte van de verklaring waaruit de inschrijving blijkt zijn geen leges verbonden. Ingevolge de imperatieve aard van artikel 8.12, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 is deze aanmelding tot inschrijving verplicht.

Artikel 7.2b

Met dit artikel wordt voldaan aan de toezegging (Kamerstukken II 2010/11, 30 573, nr. 64) om de relevante wet- en regelgeving aan te passen conform het arrest van het Europese Hof van Justitie van 9 december 2010 inzake Toprak en Oguz (C-300/09 en C-301/09) en de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 maart 2011 (200803358/1/V3-A). Dit artikel is ontleend aan de Vreemdelingencirculaire 1982 (Deel B, Hoofdstuk 19, paragraaf 4.3.1, van de Vreemdelingencirculaire 1982), geldend op 1 februari 1983. De eerste twee leden regelen het zogenoemde zoekjaar, ontleend aan de Vreemdelingencirculaire 1982. Dit betekent dat na de ontwrichting of ontbinding van het huwelijk voor de duur van één jaar een vergunning kan worden verleend voor het zoeken en verrichten van arbeid onder de in het tweede lid opgenomen voorwaarden. Slechts indien de vreemdeling na dat jaar beschikt over een arbeidsplaats voor nog een jaar waarmee hij zelfstandig en duurzaam voldoende middelen van bestaan verwerft, kan worden toegekomen aan voortgezet verblijf op grond van het derde lid.

Voor de formulering van dit artikel is aangesloten bij artikel 9.6 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Dat artikel diende als overgangsrecht bij de afschaffing van het zoekjaar-beleid.

De Minister voor Immigratie en Asiel,

G.B.M. Leers.

Naar boven