Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, nr. DMO/OHW-U-3067252, houdende aanpassing van de factoren, grondslagen en bedragen wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen per 1 juli 2011

22 juni 2011

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

Besluit:

Artikel 1

De pensioenbedragen, bedoeld in artikel 31b van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en in artikel 28b van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, zoals zij golden op 1 januari 2011, worden per 1 juli 2011 verhoogd met 0,76%.

Artikel 2

De factoren waarmee het peil der buitengewone pensioenen ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt aangepast, worden per 1 juli 2011 vastgesteld als volgt:

A pensioengrondslagen 1947 per jaar in euro

B welvaartstoeslag vanaf 1 juli 2011

van

tot en met

   

1.225,21

1.356,79

23 711,88 minus pensioengrondslag

 

van

tot en met

pensioengrondslag maal factor

plus extra bedrag in euro

1.356,80

1.404,44

16,3459

187,00

1.404,45

1.446,64

16,3716

187,00

1.446,65

2.021,13

16,4155

187,00

2.021,14

2.066,96

16,4324

187,00

2.066,97

2.113,24

16,4340

187,00

2.113,25

2.158,62

16,4353

187,00

2.158,63

2.204,45

16,4370

187,00

2.204,46

2.248,92

16,4388

187,00

2.248,93

2.294,76

16,4405

187,00

2.294,77

2.385,51

16,4424

187,00

2.385,52

2.485,34

16,4460

187,00

2.485,35

2.583,36

16,4491

187,00

2.583,37

2.678,65

16,4527

187,00

2.678,66

2.679,11

16,4838

187,00

2.679,12

2.726,30

16,4870

187,00

2.726,31

2.773,49

16,4886

187,00

2.773,50

2.820,23

16,4939

187,00

2.820,24

2.867,88

16,4955

187,00

2.867,89

2.914,62

16,5011

187,00

2.914,63

2.961,36

16,5028

187,00

2.961,37

2.961,81

16,5035

187,00

2.961,82

3.004,92

16,5067

188,00

3.004,93

3.048,94

16,5077

188,00

3.048,95

3.092,96

16,5119

188,00

3.092,97

3.136,07

16,5127

188,00

3.136,08

3.136,52

16,5163

188,00

3.136,53

3.180,08

16,5172

188,00

3.180,09

3.223,19

16,5180

188,00

3.223,20

3.223,64

16,5216

188,00

3.223,65

3.267,21

16,5223

188,00

3.267,22

3.310,32

16,5231

188,00

3.310,33

3.353,88

16,5283

188,00

3.353,89

3.397,44

16,5387

188,00

3.397,45

3.441,01

16,5414

188,00

3.441,02

3.484,57

16,5425

188,00

3.484,58

3.528,13

16,5472

188,00

3.528,14

3.571,69

16,5480

188,00

3.571,70

3.615,26

16,5527

188,00

3.615,27

3.658,82

16,5540

188,00

3.658,83

3.659,27

16,5552

188,00

3.659,28

3.713,73

16,5583

188,00

3.713,74

3.768,18

16,5594

188,00

3.768,19

3.822,63

16,5643

188,00

3.822,64

3.823,09

16,5785

188,00

3.823,10

3.877,54

16,5801

188,00

3.877,55

3.932,00

16,5835

188,00

3.932,01

3.986,45

16,5847

188,00

3.986,46

4.040,90

16,5894

188,00

4.040,91

4.084,02

16,5909

188,00

Artikel 3

De pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, zoals zij golden op 1 januari 2011, worden per 1 juli 2011 verhoogd met 0,76%.

Artikel 4

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, worden per 1 juli 2011 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 23 714,45;

  • b. de bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op achtereenvolgens:

    € 49 469,51;

    € 30 549,83;

    € 16 077,14;

    € 16 319,00;

    € 16 121,33;

    € 32 141,27.

Artikel 5

De grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 januari 2011 worden per 1 juli 2011 verhoogd met 0,76%.

Artikel 6

De bedragen, genoemd in de artikelen 8, zevende lid, onder a en b, en 10, eerste lid, onder e en f, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, worden per 1 juli 2011 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a, op € 1 975,99;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder b, op € 4 102,11;

  • c. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder e, op € 2 680,56;

  • d. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder f, op € 2 494,25.

Artikel 7

De grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 januari 2011, worden per 1 juli 2011 verhoogd met 0,76%.

Artikel 8

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, worden per 1 juli 2011 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 1 975,99;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op € 4 102,11.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2011.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner.

TOELICHTING

De artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp), 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo), 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (WIV), 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv) en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo), waarin de indexering van de in de onderscheiden wetten gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen is geregeld, vormen de grondslag van de voorliggende regeling.

Bij de op 1 januari 2009 in werking getreden wet van 20 november 2008 tot wijziging van de Wbp, Wbpzo, WIV, Wuv en Wubo, ter vereenvoudiging van de uitvoering, alsmede tot het aanbrengen van wijzigingen van andere en ondergeschikte aard, zijn de in deze wetten opgenomen zogenaamde indexeringsbepalingen gewijzigd. De indexering van de factoren, grondslagen en bedragen was tot aan de inwerkingtreding van de wet van 20 november 2008 gekoppeld aan de indexering van de pensioenen van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds. Vanwege de vele kritiek op dit systeem is voor een andere indexeringssystematiek gekozen. Ingaande 1 januari 2009 is de indexering van de factoren, grondslagen en bedragen gekoppeld aan de index die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt gehanteerd voor de indexering van het wettelijk minimumloon.

De indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen blijft om een tweetal redenen ook onder de nieuwe indexeringssystematiek noodzakelijk. Ten eerste zijn bij het opnieuw vaststellen van een buitengewoon pensioen, een garantietoeslag, een (periodieke) uitkering of een garantie-uitkering actuele berekeningsgegevens noodzakelijk waaronder een grondslag die geïndexeerd is naar het tijdstip van de hernieuwde vaststelling. Ten tweede blijft indexering van minimum- en maximumgrondslagbedragen noodzakelijk voor degenen die na de inwerkingtreding van de wet van 20 november 2008 voor het eerst een aanvraag op grond van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen. Door deze indexering houden de toekenningen van financiële rechten aan hen gelijke tred met de welvaartsontwikkeling in Nederland.

Met de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 mei 2011, ASEA/SAS/2011/7646 (Staatscourant nr. 8513), wordt het wettelijk minimumloon per 1 juli 2011 aangepast. Het aanpassingspercentage is na afronding 0,76%. Conform de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen opgenomen indexeringsbepalingen voorziet deze regeling erin dat de factoren, grondslagen en bedragen dienovereenkomstig worden aangepast.

In de Wbp en de Wbpzo wordt bij de berekening van het buitengewoon pensioen teruggegaan naar de grondslag zoals die bij de inwerkingtreding van deze wetten (1947) zou zijn geweest, waarna deze grondslag, om tot de actuele grondslag te komen, met een jaarlijks te indexeren welvaartsfactor wordt vermenigvuldigd. In artikel 2 geeft kolom A de verdeling naar het niveau van de pensioengrondslagen aan. Kolom B geeft de met ingang van 1 juli 2011 vastgestelde factor aan, waarmee het peil van de buitengewone pensioenen wordt aangepast in relatie tot de pensioengrondslagen.

Per 1 januari 2010 is de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) uitgebreid naar ministeriële regelingen (brief van de Minister van Justitie en de Staatssecretarissen van Economische Zaken, Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 december 2009, TK 2009–2010, 29 515, nr. 309). Het in het kader van VVM gehanteerde uitgangspunt dat een invoeringstermijn van twee maanden vereist is tussen de publicatie van een regeling en de feitelijke inwerkingtreding ervan is op de onderhavige regeling niet van toepassing. Gelet op de strekking van deze regeling, te weten de jaarlijkse indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen, is de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond ‘Reparatiewetgeving’ van toepassing.

Gelet op de strekking van deze regeling zijn hieraan geen financiële consequenties verbonden.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner.

Naar boven