De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 14, tweede en tiende lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag;
Besluit:
TOELICHTING
Uitgangspunt van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wet WML) is dat de algemene welvaartsontwikkeling zo mogelijk
ook tot uitdrukking moet komen in de inkomens van werknemers met minimumloon en uitkeringsgerechtigden. Dit uitgangspunt is
vervat in de hoofdregel van artikel 14 van de Wet WML, dat uitgaat van een koppeling van het minimumloon en de sociale uitkeringen
aan de gemiddelde contractloonontwikkeling.
Afwijking van de hoofdregel is mogelijk indien sprake is van een bovenmatige loonontwikkeling dan wel volumeontwikkeling in
de sociale zekerheidsregelingen (artikel 14, vijfde lid, Wet WML). De toelichting bij dit artikellid geeft aan dat de afwijkingsgronden
actueel zijn indien de verhouding tussen inactieven en actieven de daarvoor geldende norm niet overschrijdt. Voor 2011 is
dit niet het geval.
In artikel 14, eerste tot en met derde lid, van de Wet WML, wordt de aanpassing van het minimumloon geregeld. Hierbij wordt
uitgegaan van het gemiddelde van de procentuele ontwikkeling van de contractlonen in de marktsector, de gepremieerde en gesubsidieerde
sector, en bij de overheid, zoals dat door het CPB wordt berekend.
Het aanpassingspercentage is, conform hetgeen wettelijk is geregeld, als volgt vastgesteld. Uitgangspunt is de helft van de
CPB-raming voor de contractloonstijging in 2011 zoals deze is gepubliceerd in de MEV 2010. Dit is 0,5 * 1,55 = 0,775. Deze
wordt afgetrokken van de raming voor de contractloonontwikkeling in 2011 zoals gepubliceerd in het CEP 2011 zijnde 1,52. Dit
verschil bedraagt 0,743 en vormt het onafgeronde aanpassingspercentage. Dit wordt vermenigvuldigd met het (onafgeronde) wettelijk
minimumloon zoals berekend voor de aanpassing per 1 januari 2011. Na (wettelijke) afronding bedraagt het bruto wettelijk minimumloon
per 1 juli 2011 € 1435,20 per maand, € 331,20 per week en € 66,24 per dag. Het aanpassingspercentage na afronding is 0,76.
De hiermee corresponderende wettelijke minimumjeugdlonen bedragen op grond van de staffeling geregeld in het koninklijk besluit
van 29 juni 1983, houdende vaststelling van een minimumjeugdloonregeling (Stb. 300) per 1 juli 2011:
Wettelijke minimumjeugdlonen per 1 juli 2011Leeftijd | Staffelingspercentage | Per maand | Per week | Per dag |
---|
22 jaar | 85 | 1219,90 | 281,50 | 56,30 |
21 jaar | 72,5 | 1040,50 | 240,10 | 48,02 |
20 jaar | 61,5 | 882,65 | 203,70 | 40,74 |
19 jaar | 52,5 | 753,50 | 173,90 | 34,78 |
18 jaar | 45,5 | 653,00 | 150,70 | 30,14 |
17 jaar | 39,5 | 566,90 | 130,80 | 26,16 |
16 jaar | 34,5 | 495,15 | 114,25 | 22,85 |
15 jaar | 30 | 430,50 | 99,35 | 19,87 |
Volgens artikel 12 van de Wet WML is bij een kortere arbeidstijd dan de gebruikelijke het minimum(jeugd)loon naar evenredigheid
lager. Dit is bijvoorbeeld van toepassing als werknemers in het kader van de partiële leerplicht een aantal dagen per week
onderwijs volgen.
De minimumloonbedragen worden uitgedrukt in bedragen per maand, per week en per (werk)dag. Een landelijk wettelijk minimumuurloon
kent de wet niet. Het uurloon kan per sector verschillen, afhankelijk van het aantal uren dat als normale arbeidsduur geldt.
Onder normale arbeidsduur wordt verstaan de arbeidsduur die in de desbetreffende sector is afgesproken voor een volledige
dienstbetrekking. In de meeste cao’s is deze arbeidsduur voor een fulltime dienstverband gesteld op 36, 38 dan wel 40 uur
per week.
Onderstaand schema geeft bij wijze van service de (afgeronde) bruto bedragen per uur aan, berekend op basis van het wettelijk
minimumloon per week bij een fulltime dienstverband van resp. 36, 38 en 40 uur per week.
Bruto minimumloon per uur per 1 juli 2011 bij een normale arbeidsduur voor een fulltime dienstverband van :
Leeftijd | 36 uur per week | 38 uur per week | 40 uur per week |
---|
23 jaar en ouder | 9,20 | 8,72 | 8,28 |
22 jaar | 7,82 | 7,41 | 7,04 |
21 jaar | 6,67 | 6,32 | 6,00 |
20 jaar | 5,66 | 5,36 | 5,09 |
19 jaar | 4,83 | 4,58 | 4,35 |
18 jaar | 4,19 | 3,97 | 3,77 |
17 jaar | 3,63 | 3,44 | 3,27 |
16 jaar | 3,17 | 3,01 | 2,86 |
15 jaar | 2,76 | 2,61 | 2,48 |
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H.G.J. Kamp.