Regeling van de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 27 juni 2011, nr. WJZ/11075438, houdende uitvoering van de artikelen 2, derde lid, en 4, eerste lid, van het Besluit kostenverhaal energie (Regeling kostenverhaal energie)

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Gelet op artikelen 2, derde lid, en 4, eerste lid, van het Besluit kostenverhaal energie;

Besluit:

Artikel 1

De bedragen die verschuldigd zijn voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2 van het Besluit kostenverhaal energie, zijn:

  • a. € 1.782 voor het verlenen van instemming als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 4, tweede lid, van de Gaswet;

  • b. € 1.782 voor het verlenen van een aanwijzing als bedoeld in artikel 13 van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 5 van de Gaswet;

  • c. € 1.112 voor het verlenen van een ontheffing als bedoel in artikel 15, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 2a van de Gaswet;

  • d. € 1.199 voor het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 95d van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 43 van de Gaswet;

  • e. € 31.590 voor het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 86c van de Elektriciteitswet 1998;

  • f. € 75.276 voor het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 16 van de Gaswet;

  • g. € 31.590 voor het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 18h van de Gaswet.

Artikel 2

De bedragen die netbeheerders in 2011 verschuldigd zijn op grond van artikel 3 van het Besluit kostenverhaal energie zijn:

  • a. € 889.055 voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet;

  • b. € 1.280.114 voor de netbeheerder van het landelijk gastransportnet;

  • c. € 4.754, vermeerderd met een bedrag dat de som is van het aantal aansluitingen op 31 december 2009 op het door een netbeheerder beheerde net vermenigvuldigd met € 0,121 voor de netbeheerders, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder k, van de Elektriciteitswet 1998, niet zijnde de in onderdeel a genoemde netbeheerder;

  • d. € 3.218, vermeerderd met een bedrag dat de som is van het aantal aansluitingen op 31 december 2009 op het door een netbeheerder beheerde net vermenigvuldigd met € 0,125 voor de netbeheerders, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Gaswet, niet zijnde de in onderdeel b genoemde netbeheerder.

Artikel 3

De Regeling kostenverhaal energie 2011 wordt ingetrokken.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2011.

Artikel 5

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling kostenverhaal energie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 27 juni 2011

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

TOELICHTING

1. Aanleiding en inhoud

Op 1 juli 2011 treedt een wijziging van het Besluit kostenverhaal energie (hierna: Besluit) in werking (Stb. 2011, 280). Dit Besluit vormt de uitwerking van artikel 85 van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 64 van de Gaswet. De concrete bedragen worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

De wijziging van het Besluit brengt met zich dat de bedragen genoemd in artikel 1 van de Regeling kostenverhaal energie 2011 moeten worden herzien. Het gaat om de bedragen die aan een bedrijf in rekening kunnen worden gebracht indien aan dat bedrijf een beschikking wordt verleend als genoemd in artikel 85, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en de in artikel 64, eerste lid, van de Gaswet. Herziening is nodig omdat ten aanzien van die bedragen in het Besluit kostenverhaal energie het uitgangspunt is losgelaten dat de bedragen gebaseerd zijn op de werkelijke kosten van het voorgaande jaar, alsmede het uitgangspunt dat de bedragen de kosten (volledig) moeten dekken. In plaats daarvan is gekozen voor een systematiek van niet per definitie jaarlijks wisselende bedragen die ten hoogste de kosten bedragen van de bemoeiingen met betrekking tot de betreffende beschikkingen. Dit is overeenkomstig de artikelen 85, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en 64, eerste lid, van de Gaswet. In plaats van een verplichte jaarlijkse vaststelling van de bedragen, zullen de bedragen (alleen) worden herzien als daar aanleiding toe is, bijvoorbeeld als over langere periode uit de bijgehouden urenadministratie blijkt dat de aan de bedragen ten grondslag liggende urenopgaven te ver afstaan van de werkelijk met de beschikkingverlening gemoeide uren.

Daar waar het gaat om bedragen voor beschikkingen die tot nu toe nog niet verleend zijn en waar dus geen kennis van en inzicht in de werkelijke kosten bestaat, zijn de bedragen in de regeling gebaseerd op een schatting van de werkelijke kosten.

Artikel 2 van deze regeling is gelijk aan artikel 2 van de Regeling kostenverhaal energie 2011.

Een deel van de herziene bedragen wordt door de raad van bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa) gefactureerd en geïnd. Het gaat op dit moment om de bedragen genoemd in artikel 1, onderdelen c, d en f. Vanaf 1 juli 2011 zal het andere deel door de minister (overige onderdelen van artikel 1) worden gefactureerd en geïnd. In de nota van toelichting bij de wijziging van het Besluit is toegelicht dat de NMa zal factureren en innen als het gaat om een door de NMa (namens de minister) verleende beschikking, genoemd in artikel 85, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 64, eerste lid, van de Gaswet. De minister zal factureren en innen indien de minister (en niet de NMa namens hem) de betreffende beschikking verleent.

De bedragen die verschuldigd zijn als vergoeding voor de kosten van de bemoeiingen met betrekking tot de verlening van de beschikkingen, genoemd in artikel 85, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 64, eerste lid, van de Gaswet zijn bepaald door vermenigvuldiging van het aantal uren dat nodig is om de werkzaamheden uit te voeren met het kostendekkend tarief per uur van de relevante salarisschaal als vastgelegd in de Handleiding Overheidstarieven 2011.

Het bedrag in artikel 1, onderdeel a, is gedaald van € 1.929 naar € 1.782 op basis van een geactualiseerde opgave van het aantal uren dat nodig is voor het verlenen van instemming als bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 4, tweede lid, van de Gaswet.

Aangezien in het verleden nog nooit een aanwijzing is gegeven als bedoeld in artikel 13 van de Elektriciteitswet 1998 of artikel 5 van de Gaswet, is ervoor gekozen het bedrag voor deze werkzaamheden vast te stellen overeenkomstig het bedrag genoemd in artikel 1, onderdeel a. De werkzaamheden die ermee gemoeid zijn, zijn vergelijkbaar.

Het bedrag in artikel 1, onderdeel c, is gedaald van € 1.277 naar € 1.112 op basis van de meest actuele administratie van het aantal uren dat nodig is voor het verlenen van bedoelde beschikking.

Ook het bedrag in artikel 1, onderdeel d, daalt van € 1.647 naar € 1.199, eveneens op basis van de meest actuele administratie van het aantal uren dat nodig is voor het verlenen van bedoelde vergunning.

Ten aanzien van het bedrag in artikel 1, onderdeel e, is geen actuele opgave voorhanden van het aantal uren dat met het verlenen van een dergelijke ontheffing is gemoeid. Het proces om de in dat onderdeel genoemde en op artikel 86c van de Elektriciteitswet 1998 gebaseerde ontheffing te verlenen is echter vergelijkbaar met het proces om de in artikel 1, onderdeel g, genoemde en op artikel 18h van de Gaswet gebaseerde ontheffing te verlenen. Het aantal uren dat gemoeid gaat met het verlenen van de in onderdeel e genoemde ontheffing zal naar verwachting ten minste even hoog zijn als het aantal uren dat gemoeid is met de verlening van de in onderdeel g genoemde ontheffing. Daarom is ervoor gekozen het bedrag in onderdeel e gelijk te stellen aan het bedrag in onderdeel g.

Ten aanzien van het bedrag in artikel 1, onderdeel f, is eveneens geen actuele opgave van het aantal uren voorhanden. Het bedrag in dit onderdeel is gebaseerd op een inschatting van de NMa van het aantal uren dat nodig is voor het verlenen van bedoelde ontheffing.

Het tarief in artikel 1, onderdeel g, is gestegen van € 31.364 naar € 31.590 op basis van een geactualiseerde opgave van het aantal uren dat nodig is voor het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 18h van de Gaswet.

2. Administratieve lasten en vaste verandermomenten

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten of de inhoudelijke nalevingskosten.

Het tijdstip van inwerkingtreding is conform het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten. Wel wordt afgeweken van het in dat kabinetsstandpunt neergelegde uitgangspunt van een minimale invoeringstermijn van twee maanden. In dit geval is afwijking echter toegestaan omdat het Besluit kostenverhaal energie tot deze regeling noopt en het gaat om door de Minister vast te stellen bedragen.

De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

M.J.M. Verhagen.

Naar boven