Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 juni 2010, nr. 121523, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling visserij ter introductie van een vrijstelling van het verbod op het gebruik van aalvistuigen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van de Europese Unie van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (PbEU L 248), artikel 3 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977 en de artikelen 6 en 10b van het Reglement voor de binnenvisserij 1985;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling visserij wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 32a wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Van het verbod, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, en in het tweede lid, wordt vrijstelling verleend voor de zee- en kustvisserij met een drijvend of in de waterkolom zwevend vistuig bestaande uit een lange lijn met daaraan aan zijlijntjes bevestigde enkeltandige haken, waarvan de kortste afstand tussen de punt en de steel ten minste 10 mm bedraagt, die de zeebodem niet raken.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 4. Van het verbod, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, en in het tweede lid, wordt vrijstelling verleend voor de visserij met een aalfuik waarin:

    • a. als afsluiting van de fuik achter de laatste inkeling een hoepel van gelijke grootte als de laatste hoepel van de fuik is aangebracht, bespannen met een netwerk met een maaswijdte van ten minste 60 mm, dat zodanig is aangebracht, dat de mazen in de te water staande fuik vierkant van vorm zijn;

    • b. als afsluiting van de fuik achter de laatste inkeling een hoepel van gelijke grootte als de laatste hoepel van de fuik is aangebracht, waaraan een in een punt toelopend netwerk met een maaswijdte van ten minste 60 mm is bevestigd, of

    • c. waarin achter de laatste inkeling een verlenging van de fuik bevestigd, bestaande uit om twee hoepels van gelijke grootte als de laatste hoepel van de fuik gespannen netwerk met een maaswijdte van ten minste 60 mm.

  • 5. De vrijstelling, bedoeld in het vierde lid, geldt slechts voor ondernemers die een controleovereenkomst hebben gesloten met Productschap Vis.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2010.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 juni 2010

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

TOELICHTING

Inleiding

Op grond van het Nederlandse aalbeheerplan (http://minlnv.nl) geldt in de maanden september, oktober en november een verbod op het gebruik van aalvistuigen in alle Nederlandse wateren. Het verbod is bij wijzigingsregeling van 15 september 2009 geïmplementeerd in artikel 32a van de Uitvoeringsregeling visserij. Het doel van de maatregel is een zo hoog mogelijke uittrek van schieraal naar zee. Met onderhavige wijzigingsregeling zijn twee uitzonderingen gemaakt op het verbod. Aan deze uitzonderingen zijn een aantal in de regeling genoemde voorwaarden verbonden, zodat met de vistuigen geen aal gevangen wordt. Op deze manier kunnen vissers de betreffende vistuigen, aalhoekwant en aalfuik, gebruiken voor de vangst van andere vissoorten dan aal.

De eerste uitzondering betreft het vissen in de kustwateren en de visserijzone met drijvend of in de waterkolom zwevend hoekwant met haken van ten minste 10 millimeter. De tweede uitzondering betreft een aan voorwaarden verbonden vrijstelling voor het gebruik van aalfuiken, waaronder mede aalkubben worden verstaan, die zodanig zijn aangepast dat aal eruit kan ontsnappen. De belangrijkste voorwaarde die aan deze vrijstelling is verbonden is dat de visser een controleovereenkomst met Productschap Vis heeft gesloten.

Achtergrond

Het verbod van artikel 32a van de Uitvoeringsregeling visserij op het gebruik van aalvistuigen is één van de maatregelen die het Nederlandse aalbeheerplan voorschrijft. Het Nederlandse aalbeheerplan op zijn beurt geeft uitvoering aan de verplichtingen die voortvloeien uit Verordening (EG) nr. 1100/2007 van de Raad van de Europese Unie van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (PbEU L 248) (Europese aalverordening). Op grond van deze verordening dienen de lidstaten een beheerplan op te stellen met maatregelen die de antropogene sterfte van aal zodanig verminderen, dat op de lange termijn ten minste 40 procent van de biomassa aan schieraal, gerelateerd aan de beste raming betreffende de ontsnapping die plaats zou hebben gevonden indien de mens geen invloed had uitgeoefend op het bestand, kan ontsnappen naar zee.

Genoemd verbod is gericht op de beperking van de visserij op aal. Het verbod geldt in de periode dat schieraal naar zee migreert. Er is in het aalbeheerplan gekozen voor een totaal verbod op het gebruik van aalvistuigen, omdat minder vergaande maatregelen, zoals een aanlandingsverbod voor aal, onvoldoende effectief zijn om aan de doelstelling van de verordening te voldoen. Het gebrek aan effectiviteit van deze alternatieve maatregelen ligt met name in de slechte handhaafbaarheid ervan. Voor de kust- en binnenwateren gelden geen vaste aanlandplaatsen. Dit betekent dat vissers hun vangsten op elke willekeurige locatie aan wal kunnen brengen. Controle op aangelande vangsten kost op deze manier onevenredig veel capaciteit van toezichthouders en opsporingsambtenaren.

Een verbod op het gebruik van aalvistuigen, zoals in oktober en november 2009 van kracht was, is wel goed handhaafbaar. Er hoeft alleen gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van aalvistuigen. Deze zichtcontroles kunnen de gehele dag plaatsvinden en niet alleen op het moment dat een visser zijn vistuigen heeft geleegd en aanstalten maakt de vis aan te landen.

De controle van aalvistuigen, die zodanig zijn aangepast dat aal kan ontsnappen, maar schubvis en schaaldieren behouden blijven, is beter handhaafbaar dan een aanlandingsverbod, maar kost wel veel meer capaciteit dan een verbod op het gebruik van aalvistuigen. De controle op een correct aangebrachte ontsnappingsmogelijkheid kan op elk moment plaatsvinden, maar het vistuig moet wel eerst door de toezichthouder of opsporingsambtenaar boven water gehaald worden. Sommige aanpassingen zijn na een dergelijke controle weer gemakkelijk te verwijderen door een visser. Dit en het feit dat het lichten van de vistuigen erg veel tijd kost, maakt dat met een generieke vrijstelling van de visserij met aangepaste aalvistuigen van het verbod op het gebruik van aalvistuigen de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de Europese aalverordening niet gegarandeerd kon worden. (Zie ook: Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XIV, nr. 61). In de regeling van 15 september 2009 van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) waarbij de Uitvoeringsregeling visserij ter uitvoering van het aalbeheerplan gewijzigd werd, is dan ook gekozen voor een generiek verbod op het gebruik van aalvistuigen, zonder vrijstelling voor aangepaste aalfuiken.

De visserij met aangepaste aalvistuigen waaruit aal kan ontsnappen

Sinds de aankondiging van het generieke aalvisverbod in juli 2009 is door de sector aangedrongen op een uitzondering van het verbod voor aangepaste aalfuiken, waaruit aal kan ontsnappen, maar waarin andere vissoorten, met name wolhandkrab, behouden blijven. De wolhandkrab is een exoot, die in steeds grotere dichtheden in Nederland voorkomt en economisch rendabel te bevissen is. Voor veel vissers op de kust- en binnenwateren is de visserij op wolhandkrab een extra inkomstenbron naast de aalvisserij. Voor kustvissers is daarnaast de visserij op Noordzeekrabben belangrijk. Vanuit visstandbeheer bestaat geen aanleiding de bevissing van deze krabben te beperken.

In het Voortgezet Algemeen Overleg van 22 september 2009 over het Nederlandse aalbeheerplan heeft de minister van LNV toegezegd te kijken naar mogelijkheden om het gebruik van aangepaste aalvistuigen voor de visserij op wolhandkrab en andere vissoorten toe te staan. Het uitgangspunt hierbij was en is dat een in een vistuig aangebrachte ontsnappingsmogelijkheid goed controleerbaar en handhaafbaar moet zijn binnen de bestaande handhavingscapaciteit van de Algemene Inspectie Dienst (AID) (Handelingen 2009/10, 22 september 2009, 4e vergadering, p. 266 en Kamerstukken II 2009/10,32 123 XIV, nr. 20).

Naar aanleiding van deze toezegging heeft de sector verschillende voorstellen gedaan voor een vrijstelling voor het vissen met aangepaste aalfuiken. De minister van LNV heeft deze voorstellen begin oktober 2009 als onvoldoende beoordeeld om te kunnen voldoen aan de controleverplichtingen die voortvloeien uit de Europese aalverordening (Kamerstukken II 2009/10, 21 501-32, nr. 361). Wel konden vissers een ontheffing aanvragen van het aalvisverbod in oktober en november 2009 voor het vissen met krabbenkorven en aangepaste visfuiken (Kamerstukken II 2009/10, 32 123 XIV, nr. 20).

Aalvisverbod 2010

In het Algemeen Overleg over de binnenvisserij van 3 februari 2010 (Kamerstukken II 2009/10, 29 664, nr. 92) heeft de minister van LNV toegezegd om voor de sluitingsperiode van september tot en met november 2010 opnieuw te bezien of de visserij op wolhandkrab met aangepaste aalfuiken mogelijk gemaakt kan worden. Hiertoe is de minister van LNV in overleg getreden met de sectororganisaties van de binnenvisserij en de IJsselmeervisserij en met vertegenwoordigers van de kustvissers.

Voor het jaar 2010 heeft de minister van LNV in overleg met de sector en het Productschap Vis besloten tot de volgende oplossing. In de Uitvoeringsregeling visserij wordt een vrijstelling van het verbod in artikel 32a opgenomen die het onder voorwaarden mogelijk maakt om te vissen met aalfuiken die zodanig zijn aangepast dat aal kan ontsnappen. Krabben en schubvis kunnen niet uit de aalfuik ontsnappen en mogen worden aangeland, mits daarvoor toestemming is verleend door de visrechthebbende.

De AID is verantwoordelijk voor de handhaving van vissers die met aangepaste vistuigen vissen, maar houdt bij de inrichting van deze taak mede rekening met controles uitgevoerd door private controleurs die werken onder leiding van Productschap Vis. Aan de vrijstelling is namelijk de voorwaarde verbonden dat vissers die met aangepaste aalvistuigen op wolhandkrab, Noordzeekrab of andere vissoorten willen vissen een overeenkomst sluiten met Productschap Vis waarin zij Productschap Vis toestemming geven om hun aangepaste aalvistuigen te controleren en over de resultaten van deze controles te rapporteren aan de AID. De vissers betalen Productschap Vis een deel van de kosten van het private toezicht.

De overeenkomst tussen Productschap vis en een deelnemende visser vermeldt het aantal aangepaste aalvistuigen en de locatie van elk van deze vistuigen. Alleen aangepaste aalfuiken vallen onder de vrijstelling. Artikel 32a, vierde lid, van de regeling geeft aan op welke wijze de aalfuiken moeten zijn aangepast. Vissers hebben de keuze uit drie opties, omdat per locatie verschilt met welke aanpassing de fuik het beste functioneert. De desbetreffende vissers dienen (een kopie) van de overeenkomst op verzoek van toezichthouders en opsporingsambtenaren te tonen. De AID beschikt over een lijst van de deelnemende vissers, zodat bij de opsporingsambtenaren bekend is in welke wateren helemaal geen aalvistuigen mogen staan en in welke wateren aangepaste aalfuiken kunnen worden aangetroffen. Dit maakt de algehele controle op het aalvisverbod aanzienlijk minder intensief dan met een algemene vrijstelling voor het vissen met aangepaste aalfuiken, waarbij niet bekend is welke vissers deelnemen. Deze constructie garandeert dat het noodzakelijke aantal controles kan plaatsvinden binnen de bestaande capaciteit van de AID.

De controleurs van Productschap Vis hebben geen sanctionerende bevoegdheid. Zij controleren of de vistuigen in overeenstemming met artikel 32a, vierde lid, van de regeling zijn aangepast en of aan de overige bepalingen van de regelgeving en de overeenkomst met Productschap Vis is voldaan. De controleur rapporteert zijn bevindingen aan de secretaris van Productschap Vis. Bij constatering van een overtreding ontbindt de secretaris van Productschap Vis eenzijdig de overeenkomst.

Het gevolg van de ontbinding is dat de desbetreffende visser niet meer aan de voorwaarden voldoet die in de regeling aan de vrijstelling worden gesteld. De visser valt terug op het verbod van artikel 32a, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling visserij en is verplicht al zijn aalvistuigen, met of zonder ontsnappingsmogelijkheid voor aal, uit het water te verwijderen. De AID, die door Productschap Vis over de ontbinding van de overeenkomst is geïnformeerd, controleert of de desbetreffende visser daadwerkelijk al zijn vistuigen uit het water verwijdert.

De AID zal de deelnemende vissers ook zelf controleren. Ook bij constatering van een overtreding van de voorwaarden uit de overeenkomst door een ambtenaar van de AID of door andere toezichthouders en opsporingsambtenaren die bevoegd zijn om op de Visserijwet te handhaven, zal de secretaris van Productschap Vis de overeenkomst eenzijdig ontbinden. Daarbij zijn opsporingsambtenaren uiteraard wel bevoegd om direct handhavend op te treden en proces verbaal op te maken.

Het jaar 2010 functioneert als pilotjaar. Begin 2011 volgt een evaluatie door de minister van LNV en de betrokken organisaties aan de hand waarvan de minister van LNV besluit of en hoe de visserij met aangepaste aalvistuigen in de periode van het aalvisverbod in de daarop volgende jaren plaatsvindt.

Vrijstelling voor visserij met hoekwant in de kustwateren en visserijzone

Op grond van het derde lid van artikel 32a van de regeling mag in de kustwateren en visserijzone met hoekwant worden gevist, mits het hoekwant de bodem niet raakt en de haken minimaal 10 millimeter groot zijn.

Deze uitzondering is opgenomen omdat de kans dat met deze visserij aal wordt gevangen bijzonder klein is. Voor zover bekend, wordt op zee bijna geen schieraal gevangen. Bovendien foerageert migrerende schieraal niet. De kans dat een schieraal in het haakje bijt is daarmee nihil. Wel wordt in de kustwateren en visserijzone in beperkte mate rode aal gevangen. In het algemeen vindt de aal zijn voedsel op of nabij de bodem. Door de eis te stellen dat dit vistuig drijvend of zwevend in de waterkolom wordt geplaatst en door een minimum te stellen aan de haakgrootte, kan vrijwel worden uitgesloten dat met de zee- en kustvisserij met dit vistuig rode aal wordt gevangen. De controle op deze vorm van visserij vindt plaats door de AID.

Administratieve lasten en uitvoeringslasten

Het toestaan van zwevend hoekwant in de visserijzone en kustwateren brengt geen administratieve of uitvoeringslasten met zich. De vrijstelling om met aangepaste aalfuiken te vissen wel. Het sluiten van een overeenkomst met Productschap Vis leidt tot een administratieve lastenverzwaring bij de deelnemende vissers, omdat zij een overkomst van internet moeten downloaden en deze overeenkomst moeten invullen en opsturen. Dit neemt gemiddeld ongeveer een uur in beslag. Naar schatting zullen ongeveer 80 vissers een overeenkomst met Productschap Vis sluiten. Uitgaande van een gemiddeld inkomen van € 37 per uur komt de totale administratieve lastenverzwaring daarmee uit op € 2.960.

Hiernaast betalen de deelnemende vissers de helft van de kosten die Productschap Vis maakt voor het project. Naar schatting is dit een bedrag van € 500 per visser. De andere helft van de kosten worden door het ministerie van LNV aan Productschap Vis vergoed. Deze uitvoeringslasten bedragen naar schatting € 40.000 (80 maal € 500).De controle van onder de vrijstelling vallende vissers door de AID brengt geen extra kosten met zich, omdat deze controles binnen de al bestaande handhavingscapaciteit voor de kust- en binnenvisserij vallen.

Inwerkingtreding

In lijn met het LNV-uitgangspunt van vaste verandermomenten voor regelgeving, dat inhoudt dat nieuwe regels slechts op 1 januari of 1 juli ingaan, treedt deze regeling in werking op 1 juli 2010.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg.

Naar boven