De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1342/2008 van de Raad van de Europese Unie van 18 december 2008 tot vaststelling van een langetermijnplan
voor kabeljauwbestanden en de bevissing van deze bestanden, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2004 (PbEU L 348)
en Verordening (EU) nr. 53/2010 van de Raad van de Europese Unie van 14 januari 2010 tot vaststelling, voor 2010, van de vangstmogelijkheden
voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de EU en, voor vaartuigen van de EU, in andere wateren
met vangstbeperkingen van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1359/2008, Verordening (EG) nr. 754/2009,
Verordening (EG) nr. 1226/2009 en Verordening (EG) nr. 1287/2009 (PbEU L 21);
Gelet op de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;
Besluit:
Totale toegestane visserij-inspanning, uitgedrukt in Kw-dagen, per categorie vistuig en per (gedeelte van de) beheersperiode
als bedoeld in artikel 33, tweede lid, onderdeel b
TOELICHTING
Algemeen
In de Regeling instandhoudingsmaatregelen zeevisserij (hierna: de regeling) zijn onder meer voorschriften opgenomen ter beperking
van de visserijinspanning. Deze voorschriften strekken ter uitvoering van het langetermijnplan voor kabeljauwbestanden zoals
dat is neergelegd in Verordening (EG) nr. 1342/20081 en voor de desbetreffende beheersperiode nader is uitgewerkt in artikel 5 in samenhang met bijlage IIa van de verordening
inzake vangstmogelijkheden2.
Deze voorschriften behelzen een plafond voor het in de periode van 1 februari 2010 tot 1 juni 2010 te benutten aantal zeedagen
voor de te onderscheiden vistuigcategorieën. Zoals is uiteengezet in de toelichting bij de regeling van de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit van 22 februari 2010, nr. 104624, houdende wijziging van diverse regelingen op gebied van zeevisserij
(Stcrt. nr. 3036) betreft dit in de regeling opgenomen regime een tijdelijke voorziening. Het was de verwachting dat deze voorziening in de
loop van 2010 zou worden vervangen door een nieuw stelsel dat erin voorziet het beheer van de visserijinspanning bij de groepen
te beleggen, waarmee meer recht wordt gedaan aan de eigen verantwoordelijkheid van de betrokken vissers. Uit de daartoe met
de visserijsector gevoerde overleggen is evenwel gebleken dat de implementatie van een dergelijk stelsel meer voorbereiding
vergt dan aanvankelijk was voorzien. In verband daarmee wordt de introductie van het beoogde groepsbeheer uitgesteld tot de
volgende beheersperiode, die 1 februari 2011 aanvangt.
Deze wijzigingsregeling strekt ertoe om voor het restant van de huidige beheersperiode, van 1 juni 2010 tot 1 februari 2011,
de maximaal toegestane visserijinspanning in de regeling op te nemen (Artikel I, onderdeel B, in samenhang met onderdeel D).
Om te voorkomen dat de aan Nederland toegewezen visserijinspanning voor de vistuigtypen TR1 en TR2 voortijdig wordt opgebruikt
en de visserij met die typen vistuigen dientengevolge vroegtijdig moet worden gesloten, worden voor deze type vistuigen aanvullende
maatregelen doorgevoerd. Dit tegen de achtergrond dat in 2009 de visserij voor vistuigtype TR1 vroegtijdig moest worden gesloten
en ook vistuigtype TR2 in de gevarenzone verkeerde.
Deze wijzigingsregeling introduceert geen nieuwe informatieverplichtingen. Er vloeien daarom uit deze wijzigingsregeling geen
administratieve lasten voort.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
In de omschrijving van het begrip ‘beheersperiode’ wordt thans verwezen naar de in bijlage IIA van de verordening inzake vangstmogelijkheden
genoemde periode.
Artikel I, onderdeel B
Door middel van dit onderdeel wordt de in artikel 33, tweede lid, van de regeling opgenomen uitzondering gewijzigd. Deze uitzondering
heeft betrekking op het in het eerste lid van dat artikel opgenomen verbod om met een vissersvaartuig met een lengte over
alles van ten minste 10 meter de visserij uit te oefenen in de gereglementeerde geografische gebieden met gereglementeerde
typen vistuig en die typen vistuig aan boord te houden. Als gevolg van deze wijziging is dit verbod thans gedurende het restant
van de huidige beheersperiode, van 1 juni 2010 tot 1 februari 2011, niet van toepassing voor zover de maximaal toegestane
visserijinspanning, zoals deze in bijlage 7, is opgenomen niet wordt overschreden. Deze uitzondering geldt uiteraard onder
de beperking dat overigens wordt voldaan aan de in artikel 33, tweede lid, genoemde voorschriften.
Zoals in het algemene deel van deze toelichting is aangegeven, worden voor de vistuigtypen TR1 en TR2 aanvullende maatregelen
doorgevoerd om te voorkomen dat de aan Nederland toegewezen visserijinspanning voor deze typen vistuig voortijdig wordt overschreden,
als gevolg waarvan het in de loop van de huidige beheersperiode niet langer mogelijk zou zijn met die typen vistuigen te vissen
in de gereglementeerde gebieden.
Allereerst wordt hiertoe de voor deze vistuigen voor de huidige beheersperiode beschikbare hoeveelheid visserijinspanning
in twee perioden opgedeeld. De eerste periode loopt van 1 juni 2010 tot 1 oktober 2010 en de tweede periode loopt van 1 oktober
2010 tot 1 februari 2011. De voor het type vistuig TR1 in de eerste periode beschikbare hoeveelheid visserijinspanning bedraagt
85 procent van de totaal voor dit type vistuig aan Nederland toegewezen visserijinspanning, op welke hoeveelheid ingevolge
artikel 34, eerste lid, van de regeling de reeds gebruikte hoeveelheid in mindering wordt gebracht. Indien deze hoeveelheid
in de periode tot 1 oktober wordt opgebruikt, wordt de visserij met vistuigtype TR1 voor het restant van deze periode gesloten.
Dit betekent dat het in het eerste lid van artikel 33 opgenomen verbod om met dit type vistuig te vissen onverkort van toepassing
is tot 1 oktober 2010. Na het verstrijken van de eerste periode is het vervolgens weer mogelijk om met TR1 te vissen, zolang
de overige 15 procent van de totale hoeveelheid visserijinspanning die voor deze periode is gereserveerd, niet is opgebruikt.
In de situatie dat de voor de eerste periode beschikbare visserijinspanning niet voor 1 oktober wordt opgebruikt, kan de resterende
hoeveelheid uiteraard gedurende de tweede periode worden benut. De voor de tweede periode beschikbare hoeveelheid visserijinspanning
bedraagt in dat geval 15 procent van de totale hoeveelheid visserijinspanning vermeerderd met het deel van de visserijinspanning
dat niet in de eerste periode is benut. Voor vistuigtype TR2 geldt hetzelfde regime met dien verstande dat de voor de eerste
periode beschikbare hoeveelheid visserijinspanning 75 procent bedraagt en derhalve voor de tweede periode 25 procent is gereserveerd.
Voor de overige typen vistuigen wordt de voor de beheersperiode maximaal toegestane hoeveelheid visserijinspanning niet opgedeeld,
daar er – mede gelet op de ervaringen uit het verleden – geen aanleiding is te veronderstellen dat deze hoeveelheid wordt
overschreden.
De tweede maatregel strekt ertoe het aantal dagen waarop met TR1 en TR2 uitgeruste vissersvaartuigen onafgebroken in een gereglementeerd
gebied aanwezig mogen zijn te beperken teneinde de beschikbare hoeveelheid visserijinspanning evenredig over de TR1- en TR2-vloot
te verdelen. Hiertoe wordt door middel van de in dit onderdeel opgenomen wijziging in het tweede lid van artikel 33 van de
regeling een nieuw onderdeel opgenomen, onderdeel d, op grond waarvan het niet is toegestaan in tijdvakken van twee aaneengesloten
weken meer dan tien kalenderdagen in een gereglementeerd gebied aanwezig te zijn. Om betrokkenen de gelegenheid te geven zich
hierop in te stellen, treedt dit voorschrift eerst met ingang van 1 augustus 2010 in werking.
Artikel I, onderdeel C
Met dit onderdeel wordt een redactionele wijziging van artikel 34, eerste lid, van de regeling doorgevoerd. Voorts wordt in
het tweede lid van dat artikel een foutieve verwijzing gecorrigeerd.
Artikel I, onderdeel D
Onderdeel D strekt tot vervanging van Bijlage 7 bij de regeling, waarin thans de totale toegestane visserijinspanning voor
de gehele beheersperiode van 1 februari 2010 tot 1 februari 2011 is opgenomen. De hoeveelheden totaal toegestane visserijinspanning
komen overeen met de hoeveelheden uit aanhangsel 1 bij bijlage IIA van de verordening inzake vangstmogelijkheden. Dit betekent
dat de totale aan Nederland toegewezen visserijinspanning op grond van artikel 2, tweede lid, onderdeel b, van de regeling,
beschikbaar is gesteld en dat er geen visserijinspanning is gereserveerd ten behoeve van onder meer het toewijzen van extra
inspanning aan vissers die met selectiever vistuig vissen. De reden daarvoor is dat er daartoe geen verzoeken zijn ingediend
en dat de uiterste datum waarop dergelijke verzoeken op grond van 35, tweede lid, onderdeel c, van de regeling kunnen worden
ingediend, te weten 15 maart, inmiddels is verstreken.
Voorts is in bijlage 7 de voor de vistuigtypen TR1 en TR2 beschikbare hoeveelheid visserijinspanning opgedeeld over twee perioden.
Voor de toelichting daarop wordt verwezen naar hetgeen daarover bij Artikel I, onderdeel B, is toegelicht.
Artikel II
Deze wijzigingsregeling treedt op 1 juni 2010 in werking, met uitzondering van de in Artikel I, onderdeel B, derde lid, opgenomen
beperking van het aantal dagen waarop met TR1 en TR2 uitgeruste vissersvaartuigen onafgebroken in een gereglementeerd gebied
aanwezig mogen zijn, welke bepaling in werking treedt op 1 augustus 2010.
Hiermee wordt ten dele afgeweken van de uitgangspunten van het systeem van Vaste Verandermomenten dat regelgeving in werking
treedt op 1 januari en op 1 juli en dat de regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding wordt gepubliceerd,
zoals neergelegd in mijn brief van 28 april 2008 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer.
Reden hiervoor is dat het in de regeling neergelegde voorlopige regime ter beperking van de visserijinspanning met ingang
van 1 juli 2010 verloopt als gevolg waarvan het – zonder nadere voorziening – verboden zou zijn de visserij uit te oefenen.
In lijn met voornoemde uitgangspunten treedt de beperking van het aantal dagen waarop met TR1 en TR2 uitgeruste vissersvaartuigen
onafgebroken in een gereglementeerd gebied aanwezig mogen zijn met ingang van 1 augustus 2010 in werking.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.