Regeling tot wijziging van de Binnenvaartregeling ter reparatie van gebleken onvolkomenheden en implementatie van enkele resoluties van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (Veegregeling Binnenvaartregeling april 2010)

26 april 2010

Nr. CEND/HDJZ-2010/557 sector SCH

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 1, 8, eerste en tweede lid, 22, eerste lid, en 32, tweede lid, van de Binnenvaartwet, alsmede de artikelen 18, eerste en tweede lid, en 30, tweede lid, van het Binnenvaartbesluit;

Alsmede gelet op de resoluties van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart van 4 juni 2009 (protocol 2009-I-13) en 3 december 2009 (protocol 2009-II-15);

Besluit:

ARTIKEL I

De Binnenvaartregeling wordt gewijzigd als volgt:

A

Het tweede lid van artikel 1.2 alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

B

Artikel 1.6 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het tweede lid wordt ‘de richtlijnen’ vervangen door: de dienstinstructies.

2. In het derde lid wordt ‘de richtlijnen, bedoeld in het tweede lid,’ vervangen door: de dienstinstructies, bedoeld in het tweede lid,.

3. Aan het slot wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Onverminderd het eerste lid zijn op de Rijn in Nederland, met inbegrip van de Waal en de Lek, mits tijdens de vaart de Duits-Nederlandse grens in de ene of de andere richting niet wordt overschreden, van toepassing:

    • a. de bekwaamheidseisen, bedoeld in artikel 2.9;

    • b. de omschrijving van zeeschepen in artikel 5.10;

    • c. de vrijstellingen, bedoeld in hoofdstuk 5, paragraaf 5.

C

Artikel 1.7, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. de aanduiding ‘23.04, eerste, derde en vijfde lid, onderdeel 1’ wordt vervangen door: 23.04, eerste, derde en vijfde lid, onderdeel a;

2. de aanduiding ‘23.06, eerste lid’ wordt vervangen door: 23.06, eerste, tweede en derde lid.

D

Artikel 1.9 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Toegevoegd wordt een lid, luidend:

  • 2. Onverminderd het eerste lid is op de Rijn in Nederland, met inbegrip van de Waal en de Lek, van toepassing: hoofdstuk 7, paragrafen 1 en 2.

E

In artikel 1.10 wordt na de zinsnede ‘volstaat voor de vaart op de Rijn benedenstrooms van het Spijksche Veer’ voor de dubbele punt ingevoegd:

, met inbegrip van de Waal en de Lek.

F

Artikel 1.11 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het tweede lid, onderdeel d, komt te luiden: het radardiploma ruime wateren, afgegeven door de Stichting Koninklijk OnderwijsFonds voor de Scheepvaart.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Als gelijkwaardig examenbewijs, als bedoeld in artikel 3.04, derde lid, van het Patentreglement Rijn, worden erkend de volgende diploma’s met de codering van het Centraal Register Beroepsopleidingen, bedoeld in artikel 6.4.1, eerste lid, van de Wet educatie beroepsonderwijs:

    • a. het diploma stuurman/schipper, met coderingen 10650 of 93110, dan wel het bewijsstuk dat het onderdeel radar van deze opleiding met succes is afgesloten;

    • b. het diploma kapitein, met coderingen 10651 of 91900, dan wel het bewijsstuk dat het onderdeel radar van deze opleiding met succes is afgesloten.

G

Artikel 1.14, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Voor de Rijn in Nederland met inbegrip van de Waal en de Lek voldoen de kleur, de sterkte van de lichten, alsmede de goedkeuring van de navigatielantaarns aan de eisen van richtlijn 2006/87/EG.

H

Artikel 1.18 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het vijfde lid wordt ‘de richtlijnen’ vervangen door: de dienstinstructies.

2. In het zesde lid wordt ‘de in het vijfde lid bedoelde richtlijnen’ vervangen door: de in het vijfde lid bedoelde dienstinstructies.

I

Artikel 2.9, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Dit artikel is van toepassing op de bemanningsleden van schepen als bedoeld in artikel 12 van het besluit, niet zijnde veerboten, varend op de in artikel 1.2 bedoelde binnenwateren, mits tijdens de vaart de Duits-Nederlandse grens op de Rijn bij het Spijksche Veer niet in de ene of de andere richting wordt overschreden.

J

Artikel 5.1 komt te luiden:

Artikel 5.1

Behoudens paragraaf 5 is dit hoofdstuk van toepassing op de in artikel 1.2 bedoelde binnenwateren uitgezonderd de Rijn, met inbegrip van de Waal en de Lek.

K

In artikel 5.11, eerste lid, wordt ‘vastgestelde richtlijnen’ vervangen door: vastgestelde dienstinstructies.

L

Artikel 5.12, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het slot van onderdeel a wordt na de puntkomma geschrapt: en.

2. Aan het slot van onderdeel b wordt na de puntkomma toegevoegd: en.

M

Artikel 5.18 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt ‘artikel 5.15, tweede lid,’ vervangen door: artikel 5.6, vierde lid,.

2. In het tweede lid wordt ‘ingevolge artikel 5.15, tweede lid, voorgeschreven minimumbemanning en van artikel 5.16’ vervangen door: ingevolge artikel 5.6, vierde lid, voorgeschreven minimumbemanning.

N

In de artikelen 5.19 en 5.20 wordt ‘5.6, tweede lid’ vervangen door: 5.6, vierde lid.

O

In artikel 6.1 komt de begripsomschrijving van medisch adviseur scheepvaart te luiden:

medisch adviseur scheepvaart van de Minister, of diens plaatsvervanger.

P

Artikel 7.2 komt te luiden:

Artikel 7.2

Behoudens de paragrafen 1 en 2 is dit hoofdstuk van toepassing op de in artikel 1.2 bedoelde binnenwateren uitgezonderd de Rijn, met inbegrip van de Waal en de Lek.

Q

Artikel 7.7 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Toegevoegd wordt een lid, luidend:

  • 2. De artikelen 14, eerste lid, en 15, eerste lid, van het besluit zijn niet van toepassing op schepen die in het kader van hulpverlening op zee of op de binnenwateren, dan wel in het kader van het oefenen voor die hulpverlening:

    • a. worden bestuurd door medewerkers van een reddingmaatschappij; of

    • b. dienen als sleepduwboot voor schepen met een lengte van meer dan 20 meter.

R

Artikel 7.9 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het derde lid, onderdeel c, wordt ‘twee jaar als matroos’ vervangen door: twee jaar als lid van de dekbemanning.

2. In het achtste lid wordt ‘Het eerste, vijfde en zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing’ vervangen door: Het eerste, zesde en zevende lid zijn van overeenkomstige toepassing.

S

In de artikelen 8.1, 8.3 en 8.4 wordt ‘artikel 2, eerste lid, onderdeel a’, onderscheidenlijk, ‘artikel 2, eerste lid, onderdeel b’, onderscheidenlijk, ‘artikel 2, eerste lid, onderdeel c’ vervangen door: artikel 2, eerste lid, onderdeel a, onderscheidenlijk, artikel 2, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk, artikel 2, eerste lid, onderdeel c.

T

In artikel 11.1 vervalt ‘17, vijfde lid,’.

U

Bijlage 1.1 (Reglement van onderzoek schepen op de Rijn 1995) wordt gewijzigd als volgt:

1. In artikel 2.12, tweede lid, wordt ‘de richtlijnen bedoeld in artikel 1.07’ vervangen door: de dienstinstructies, bedoeld in artikel 1.07.

2. In artikel 4.02, derde lid, komt de formule

te luiden:

3. In artikel 7.05, eerste lid, wordt ‘of voldoen de aan de eisen van Richtlijn nr. 2006/87/EG’ vervangen door: of voldoen aan de eisen van Richtlijn nr. 2006/87/EG.

4. Aan het slot van artikel 7.06 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De Inland AIS-apparatuur moet van een type zijn dat voor de Rijn is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van één van de Oeverstaten of van België op grond van de teststandaard (besluit 2007-I-15). Aan de in bijlage N, deel I, vermelde voorschriften omtrent de inbouw en de controle van het functioneren van Inland AIS-apparatuur moet worden voldaan. De teststandaard en de lijsten van de overeenkomstig Bijlage N of op grond van als gelijkwaardig erkende typegoedkeuringen toegelaten AIS-appartuur worden door de Centrale Commissie gepubliceerd.

5. Artikel 7.07, derde lid, vervalt.

6. Artikel 10.03b, vijfde lid, onderdeel e, onder cc, komt te luiden:

  • cc. de handelwijze van de bemanning bij het in werking stellen en bij het betreden van de te beschermen ruimte na het in werking stellen of blussen, in het bijzonder met het oog op de mogelijke aanwezigheid van gevaarlijke substanties.

7. In artikel 15.03, derde lid, onderdeel c, komt in de tabel de derde kolom te luiden:

φmax

 

φmax ≤ φf

φmax > φf

 

8. Artikel 15.09, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Behalve de in artikel 10.05, eerste lid, genoemde reddingsboeien moeten op alle voor passagiers bestemde, niet gesloten delen van de dekken, aan beide zijden van het schip, op een afstand van telkens niet meer dan 20 meter uit elkaar, reddingsboeien beschikbaar zijn die voldoen aan:

    • de Europese norm EN 14 144 : 2003; of

    • het Internationaal Verdrag van 1974 voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Solas 1974), Hoofdstuk III, Regel 7.1, en aan de internationale code betreffende de reddingsmiddelen (LSA), paragraaf 2.1.

    De ene helft van alle voorgeschreven reddingsboeien moet zijn voorzien van een drijvende lijn die tenminste 30 meter lang moet zijn en een doorsnede van 8 tot 11 millimeter moet hebben. De andere helft van de voorgeschreven reddingsboeien moet zijn voorzien van een automatisch ontbrandend licht, gevoed door batterijen, dat in het water niet kan uitgaan.

9. In artikel 15.15, eerste lid, onderdeel b, wordt de zinsnede ‘de resterende metacentrische hoogte gmR’ vervangen door: de resterende metacentrische hoogte GMR.

10. In artikel 22a.05, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘waartuig’ vervangen door: vaartuig.

11. Artikel 23.10, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De minimumbemanning van motorschepen en vrijvarende duwboten bestaat uit:

    Groep

    Bemanningsleden

    Aantal bemanningsleden bij de exploitatiewijze A1, A2 of B en voor de uitrustingsstandaard S1, S2

    A1

    A2

    B

    S1

    S2

    S1

    S2

    S1

    S2

    1

    L ≤ 70 m

    schipper

     

    1

     

    2

      

    2

    2

    stuurman

     

     

      

    volmatroos

     

     

      

    matroos

     

    1

     

      

    1

    lichtmatroos

     

     

      

    11

    21, 3

    2

    70 m < L ≤ 86 m

    schipper

    1 of 1

    1

    2

      

    2

    2

    stuurman

      

    volmatroos

    1

      

    matroos

    1

    1

      

    2

    1

    lichtmatroos

    1

    1

    11

      

    1

    3

    L > 86 m

    schipper

    1 of 1

    1

    2

    2

    2 of 2

    2

    stuurman

    1

    1

    1

    1

    12

    1

    volmatroos

    matroos

    1

    1

    2

    1

    1

    lichtmatroos

    2

    1

    11

    21

    1

    1 De lichtmatroos of een van de lichtmatrozen mag worden vervangen door een deksman.

    2 De stuurman moet in het bezit zijn van het ingevolge het Patentreglement Rijn vereiste patent.

    3 Een van de lichtmatrozen moet ouder zijn dan 18 jaar.

12. Artikel 23.11, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De minimum-bemanning van hechte samenstellen en andere hechte samenstellingen bestaat uit:

    Groep

    Bemanningsleden

    Aantal bemanningsleden bij de exploitatiewijze A1, A2 of B en voor de uitrustingsstandaard S1, S2

    A1

    A2

    B

    S1

    S2

    S1

    S2

    S1

    S2

    1

    Afmeting van het samenstel L ≤ 37 m B ≤ 15 m

    schipper

     

    1

     

    2

      

    2

     

    2

    stuurman

     

     

      

     

    volmatroos

     

     

      

     

    matroos

     

    1

     

      

    1

     

    lichtmatroos

     

     

      

    11

     

    21, 3

    machinist of matroos-motordrijver

     

     

      

     

    2

    Afmeting van het samenstel 37 m < L ≤ 86m B ≤ 15 m

    schipper

    1 of 1

    1

    2

      

    2

     

    2

    stuurman

      

     

    volmatroos

    1

      

     

    matroos

    1

    1

      

    2

     

    1

    lichtmatroos

    1

    1

    11

      

     

    1

    machinist of matroos-motordrijver

      

     

    3

    duwboot + 1 duwbak met L > 86 m of afmeting van het samenstel 86 m < L ≤116,5 m B ≤ 15 m

    schipper

    1 of 1

    1

    2

    2

    2 of 2

     

    2

    stuurman

    1

    1

    1

    1

    12

     

    1

    volmatroos

     

    matroos

    1

    1

    2

    1

     

    1

    lichtmatroos

    2

    1

    11

    21

     

    1

    machinist of matroos-motordrijver

     

    4

    duwboot + 2 duwbakken* motorschip + 1 duwbak*

    schipper

     

    1

    1

    2

    2

    2 of  2

    2  of 2

    stuurman

     

    1

    1

    1

    12

    1

    12

    volmatroos

     

    1

    1

    1

    matroos

     

    1

    2

    2

    2

     

    lichtmatroos

     

    11

    21

    11

    21

    1

    1

    machinist of matroos-motordrijver

     

    1

    1

    5

    duwboot + 3 of 4 duwbakkend) motorschip + 2 of 3 duwbakken*

    schipper

    1 of 1

    1

    2

    2

    2 of 2

    2  of 2

    stuurman

    1

    1

    1

    1

    12

    1

    12

    volmatroos

    1

    1

    1

    matroos

    2

    1

    1

    2

    2

    2

    lichtmatroos

    2

    1

    11

    21

    11

    2

    1

    machinist of matroos-motordrijver

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    6

    duwboot + meer dan 4 duwbakken*

    schipper

    1 of 1

    1

    2

    2

    2

    of 2

    2 of 2

    stuurman

    1

    1

    1

    1

    12

    1

    12

    volmatroos

    1

    1

    1

    1

    matroos

    3

    2

    1

    3

    1

    3

    3

    1

    1

    lichtmatroos

    2

    1

    11

    21

    11

    21

    1

    machinist of matroos-motordrijver

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    1 De lichtmatroos of een van de lichtmatrozen mag worden vervangen door een deksman.

    2 De stuurman moet in het bezit zijn van het ingevolge het Patentreglement Rijn vereiste patent.

    3 Een van de lichtmatrozen moet ouder zijn dan 18 jaar.

    * In dit artikel omvat het begrip duwbak ook motorschepen zonder eigen in werking gestelde voortstuwingswerktuigen en sleepschepen. Bovendien is de volgende gelijkwaardigheid van toepassing: 1 duwbak = meerdere duwbakken met een totale lengte tot en met 76,50 m en een totale breedte tot en met 15 m.

13. Artikel 23.12, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De minimum-bemanning voor stoomschepen voor dagtochten bestaat uit:

    Groep

    Bemanningsleden

    Aantal bemanningsleden bij de exploitatiewijze A1, A2 of B en voor de uitrustingsstandaard S1, S2

    A1

    A2

    B

    S1

    S2

    S1

    S2

    S1

    S2

    1

    Toegestaan aantal passagiers: van 501 tot en met 1000

    schipper

     

    1

    1

    2

    2

    3

    3

    stuurman

     

    1

    1

    volmatroos

     

    1

    1

    1

    1

    1

    1

    matroos

     

    1

    1

    1

    lichtmatroos

     

    1

    1

    1

    machinist of matroos-motordrijver2

     

    2

    2

    2

    2

    3

    3

    2

    Toegestaan aantal passagiers: van 1001 tot en met 2000

    schipper

    2 of 2

    2

    2

    2

    3

    3

    stuurman

    volmatroos

    1

    1

    1

    matroos

    3

    2

    1

    3

    1

    3

    1

    lichtmatroos

    2

    1

    11

    21

    11

    21

    machinist of matroos-motordrijver2

    3

    3

    3

    3

    3

    3

    3

    1 De lichtmatroos of een van de lichtmatrozen mag worden vervangen door een deksman.

    2 De Commissie van Deskundigen bepaalt of machinisten en/of matrozen-motordrijvers vereist zijn en vult dat in het certificaat van onderzoek in onder nummer 52.

14. Artikel 24.02, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

a. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 6 wordt in de derde kolom van de rij 6.02, lid 1, ‘1.1.12010’ tweemaal vervangen door: 1.1.2010;

b. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 7 wordt in de rij 7.04, derde lid, de aanduiding ‘7.04, derde lid’ vervangen door: 7.04, lid 3;

c. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 7 wordt in de rij 7.04, negende lid, derde volzin, de aanduiding ‘7.04, negende lid, derde volzin’ vervangen door: 7.04, lid 9, 3e zin;

d. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 7 wordt in de rij 7.07, derde lid, de aanduiding ‘7.07, derde lid’ vervangen door: 7.06, lid 3;

e. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 8 wordt in de rij 8.02, vijfde lid, de aanduiding ‘8.02, vijfde lid’ vervangen door: 8.02, lid 5;

f. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 8 wordt in de rij 8.02, zesde lid, de aanduiding ‘8.02, zesde lid’ vervangen door: 8.02, lid 6;

g. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 8 komt de rij 8.03, lid 3, te vervallen;

h. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 8 wordt in de numerieke rangschikking een rij ingevoegd, luidende:

8.03, lid 5

Doorvoering van assen

N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015

i. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 15 wordt in de rij 15.01, lid 2, onder b, de aanduiding ‘15.01, lid 2, onder b’ vervangen door: 15.01, lid 2, onder c;

j. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 15 wordt in de rij 15.01, lid 2, onder c, de aanduiding ‘15.01, lid 2, onder c’ vervangen door: 15.01, lid 2, onder d;

k. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 15 wordt in de rij 15.12, lid 1, de aanduiding ‘15.12, lid 1’ vervangen door: 15.12, lid 1, onder c;

l. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 20 wordt in de tweede kolom van de tweede rij ‘Artikel 8.07, lid 2’ vervangen door: 8.09, lid 2.

15. Artikel 24.06, vijfde lid, wordt gewijzigd als volgt:

a. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 6 wordt in de rij 6.01, eerste lid, de aanduiding ‘6.01, eerste lid’ vervangen door: 6.01, lid 1;

b. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 6 wordt in de rij 6.07, tweede lid, onder a, de aanduiding ‘6.07, tweede lid, onder a’ vervangen door: 6.07, lid 2, onder a;

c. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 7 wordt in de rij 7.04, derde lid 1, de aanduiding ‘7.04, derde lid’ vervangen door: 7.04, lid 3;

d. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 7 komt na rij 7.04, derde lid, rij 7.07, derde lid, te vervallen;

e. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 7 wordt in de rij 7.04, negende lid, 3e zin, de aanduiding ‘7.04, negende lid, 3e zin’ vervangen door: 7.04, lid 9, 3e zin;

f. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 7 wordt in de rij 7.04, negende lid, 4e zin, de aanduiding ‘7.04, negende lid, 4e zin’ vervangen door: 7.04, lid 9, 4e zin;

g. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 7 wordt in de rij 7.05, eerste lid 1, de aanduiding ‘7.05, eerste lid 1’ vervangen door: 7.05, lid 1;

h. aan het slot van de tabel met opschrift Hoofdstuk 7 wordt een rij toegevoegd, luidende:

7.06, lid 3

Inland AIS-apparatuur

De IMO Class A Transponders die aantoonbaar vóór 1.4.2008 waren ingebouwd, zijn tot en met 31.12.2011 toegestaan

i. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 8 wordt in de rij 8.02, vijfde lid, de aanduiding ‘8.02, vijfde lid’ vervangen door: 8.02, lid 5;

j. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 8 wordt in de rij 8.02, zesde lid, de aanduiding ‘8.02, zesde lid’ vervangen door: 8.02, lid 6;

k. in de tabel met opschrift Hoofdstuk 8 wordt in de rij 8.05, zevende lid, 1e volzin, de aanduiding ‘8.05, zevende lid, 1e volzin’ vervangen door: 8.05, lid 7, 1e zin.

16. In bijlage B komt onderdeel 42 van het model van het certificaat van onderzoek, te luiden:

42. Overige uitrusting

werplijn

loopplank volgens artikel 10.02, lid 2d*/

volgens artikel 15.06, lid 12*,

intercom

tweezijdig afwisselend*

tweezijdig tegelijkertijd*

Interne bedrijfstelefoon d.m.v. marifoon*

lengte ..... m

marifoon-installatie

schip – schipverkeer

nautische informatie

bootshaak

aantal verbandtrommels .....

verrekijker

 

Schip-havendienst

bord betreffende het redden van drenkelingen

vanuit de stuurstelling bedienbare schijnwerper

aantal brandbestendige verzamelreservoirs .....

buitenboordtrap/-ladder*

kranen

volgens artikel 11.12 lid 9*

andere kranen met bedrijfslast tot 2000 kg*

17. In bijlage D komt het opschrift van de tabel aan het slot te luiden: Indien de ladingtanks van het tankschip niet van een éénsoortig type zijn of hun uitrusting niet gelijk is dan moet hun type en uitrusting hieronder overeenkomstig de volgende tabel worden aangegeven.

18. In bijlage E wordt in de aanhef ‘Officieel scheepsnummer’ vervangen door: Uniek Europees scheepsidentificatienummer of officieel scheepsnummer.

19. Bijlage J wordt gewijzigd als volgt:

a. in deel I (aanvullende voorschriften), onderdeel 3.1.1, worden ‘richtlijn nr. 16’ en ‘Andere dan in deze richtlijn voorgeschreven meetmethoden’ vervangen door: dienstinstructie nr. 16, respectievelijk: Andere dan in deze dienstinstructie voorgeschreven meetmethoden;

b. in Deel III, aanhangsel 1, wordt in de derde voetnoot bij de tabel ‘overeenkomstig Richtlijnnr. 16’ vervangen door: overeenkomstig dienstinstructie nr. 16.

20. In bijlage M, deel I, artikel 6, tweede lid, wordt in de tweede volzin ‘dat kan’ vervangen door: dan kan.

V

Bijlage 1.2 (Patentreglement Rijn) wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan de tabel in bijlage C1 wordt aan het slot toegevoegd:

CZ

Vaarbewijs kapitein Klasse I

– voor de geldigheid van dit bewijs op het riviergedeelte tussen Iffezheim (km 335,92) en het Spijksche Veer (km 857,40) moet tevens een bewijs voor riviergedeelten overeenkomstig het in Bijlage A3 bij het Patentreglement Rijn vermelde model worden overgelegd;

– de houder moet vanaf het bereiken van de leeftijd van 50 jaar een bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid als bedoeld in bijlage B3 van het Patentreglement Rijn overleggen, dat overeenkomstig de modaliteiten van dit reglement moet worden verlengd.

Státni plavební správa, Jankovcova 4

Praha 7

170 04

République Tchèque

Tel: +420 234637 240

kuzminski@spspraha.cz

bimka@spspraha.cz

Model

HU

Vaarbewijs klasse A

– voor de geldigheid van dit bewijs op het riviergedeelte tussen Iffezheim (km 335,92) en het Spijksche Veer (km 857,40) moet tevens een bewijs voor riviergedeelten overeenkomstig het in Bijlage A3 bij het Patentreglement Rijn vermelde model worden overgelegd;

– de houder moet vanaf het bereiken van de leeftijd van 50 jaar een bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid als bedoeld in bijlage B3 van het Patentreglement Rijn overleggen, dat overeenkomstig de modaliteiten van dit reglement moet worden verlengd.

Nemzeti Közlekedési Hatóság/Nationale autoriteit van Vervoer

Stratégiai és Módszertani Igazgatóság/Directie Strategie en Methodologie

Hajózási és Légiközlekedési Főosztály/Departement Scheepvaart en Burgerluchtvaart

Postadres:

1389 Boedapest 62, postbus 102

Kantooradres:

1066 Budapest,

Teréz körút 62

Hongarije

Tél. : +36 1 815 9646

Fax : +36 1 815 9659

E-mail : hajozaslegikozlekedesfoo.smi@nkh.gov.hu

Model

HU

Schippersvaarbewijs klasse B

– voor de geldigheid van dit bewijs op het riviergedeelte tussen Iffezheim (km 335,92) en het Spijksche Veer (km 857,40) moet tevens een bewijs voor riviergedeelten overeenkomstig het in Bijlage A3 bij het Patentreglement Rijn vermelde model worden overgelegd;

– de houder moet vanaf het bereiken van de leeftijd van 50 jaar een bewijs van lichamelijke en geestelijke geschiktheid als bedoeld in bijlage B3 van het Patentreglement Rijn overleggen, dat overeenkomstig de modaliteiten van dit reglement moet worden verlengd.

Model

2. Aan de modellen in bijlage C1 wordt aan het slot toegevoegd:

MODEL VAN HET TSJECHISCHE VAARBEVOEGDHEIDSBEWIJS

Vaarbewijs Kapitein Klasse I

85 mm × 54 mm – Achtergrond: lichtblauw

(De fysieke kenmerken van de kaart moeten overeenstemmen met ISO-norm 7810.)

MODELLEN VAN HONGAARSE VAARBEVOEGDHEIDSBEWIJZEN

Vaarbewijs Klasse A

85 mm × 54 mm – Achtergrond: lichtblauw

(De fysieke kenmerken van de kaart moeten overeenstemmen met ISO-norm 7810.)

Vaarbewijs Klasse B

85 mm × 54 mm – Achtergrond: lichtblauw

(De fysieke kenmerken van de kaart moeten overeenstemmen met ISO-norm 7810.)

3. Aan de tabel in bijlage C2 wordt toegevoegd:

CZ

Certificaat voor toelating tot de radarvaart

 

Státni plavební správa, Jankovcova 4

Praha 7

170 04

République Tchèque

Tel: +420 234637 240

kuzminski@spspraha.cz

bimka@spspraha.cz

Model

HU

Radarbevoegdheidsbewijs voor de binnenvaart

 

Nemzeti Közlekedési Hatóság/Nationale autoriteit van Vervoer

Stratégiai és Módszertani Igazgatóság/Directie Strategie en Methodologie

Hajózási és Légiközlekedési Főosztály/Departement Scheepvaart en Burgerluchtvaart

Model

     
   

Postadres:

1389 Boedapest 62, postbus 102

 
     
   

Kantooradres:

1066 Budapest,

Teréz körút 62

Hongarije

 
     
   

Tél. : +36 1 815 9646

Fax : +36 1 815 9659

E-mail : hajozaslegikozlekedesfoo.smi@nkh.gov.hu

 

4. Aan de modellen in bijlage C2 wordt toegevoegd:

MODEL VAN HET TSJECHISCHE BEVOEGDHEIDSWIJS VOOR HET VAREN OP RADAR OP DE BINNENWATEREN

MODEL VAN HET HONGAARSE BEVOEGDHEIDSWIJS VOOR HET VAREN OP RADAR OP DE BINNENWATEREN

W

In bijlage 3.6 (Technische eisen voor veerponten), artikel 4, tweede lid, wordt ‘mag daarbij niet maar dan 10 graden bedraagt’ vervangen door: mag daarbij niet meer dan 10 graden bedragen.

X

Bijlage 4.1 (Metingsvoorschriften) wordt gewijzigd als volgt:

1. In artikel 5, vierde lid, wordt in de slotzin ‘onder de ijkmerken worden aangebracht’ vervangen door: onder de ijkmerken aangebracht.

2. In artikel 6, zevende lid, wordt ‘Is de scheepsvorm aan áán der uiteinden’ vervangen door: Is de scheepsvorm aan één der uiteinden.

Y

In bijlage 5.3 (Minimumbemanning voor stoomschepen en dagtochten) wordt in groep 2 van de tabel de aanduiding ‘lichtmatroos’ vervangen door: lichtmatroos****.

Z

In bijlage 6.1 (Keuringsaanwijzingen en keuringseisen) komt Hoofdstuk 2, paragraaf 2, te luiden:

§ 2. Het gehoorvermogen

Artikel 8
  • 1. Het gehoorvermogen is als voldoende te beschouwen, indien het gehoorverlies van elk oor afzonderlijk bij de frequenties 500, 1000, 2000 en 3000 Hz de gemiddelde waarde van 40 dB(A) niet overschrijdt.

  • 2. Indien de gemiddelde waarde van 40 dB wordt overschreden, is het gehoorvermogen toch als voldoende aan te merken, als de conversatiespraak met een hoortoestel op 2 meter met elk oor afzonderlijk duidelijk wordt verstaan.

  • 3. In afwijking van het tweede lid is voor de keuring ter verkrijging van het klein vaarbewijs dat uitsluitend voor de pleziervaart wordt gebruikt eenzijdige doofheid toegestaan, mits het gehoorverlies van het functionerende oor bij de frequenties 500, 1000, 2000 en 3000 Hz de gemiddelde waarde van 30 dB(A) niet overschrijdt.

AA

Bijlage 7.2 (Erkende bewijzen van vaarbekwaamheid, onderscheidenlijk diploma’s en opleidingen, die geheel respectievelijk gedeeltelijke dispensatie geven van het onderzoek naar de kennis en bekwaamheid om een schip te voeren) wordt gewijzigd als volgt:

1. In de tabel van paragraaf twee wordt in de kolom ‘Reglementen 1’, in de rijen Matroos (WCBO), Bootman (WCBO), Matroos (WEB) en Molenbaas of Zuigerbaas (KOFS) de aanduiding ‘1,2#’ vervangen door: 1#.

2. In de tabel van paragraaf drie vervalt in onderdeel 5 de zinsnede ‘Certificaat Theoretische Kust Navigatie, afgegeven door het Koninklijk Nederlands Watersport Verbond;’.

BB

In het opschrift van bijlage 7.4 (Modellen van vrijstellingsbewijzen) wordt ‘7.9, eerste lid, en 7.10, eerste lid’ vervangen door: en 7.9, eerste lid.

ARTIKEL II

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 april 2010.

  • 2. Artikel I, onderdeel V, voor zover betreffende het vaarbewijs en het radarpatent van de Republiek Tsjechië, werkt terug tot en met 1 oktober 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

TOELICHTING

Algemeen

Met de invoering van de Binnenvaartregeling op 1 juli 2009 werden ruim 50 ministeriële regelingen en enkele algemene maatregelen van bestuur, waaronder de meeste Rijnvaartreglementen samengebracht in één regeling. Zoals verwacht heeft dit niet alleen geleid tot een aanzienlijke reductie van het aantal regels maar ook tot een grotere overzichtelijkheid van de binnenvaartwetgeving. Hierdoor werd ook beter zichtbaar waar in de loop der jaren in deze wetgeving hiaten zijn ontstaan of waar bij het samenvoegen van regelingen fouten zijn opgetreden. De onderhavige regeling is enerzijds bedoeld ter reparatie van aldus gebleken tekortkomingen en anderzijds om een aantal resoluties van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart uit 2009 in de Binnenvaartregeling te implementeren. Deze resoluties betreffen de erkenning van de Tsjechische en Hongaarse vaarbewijzen en radarpatenten. De in deze regeling opgenomen wijzigingen, die grotendeels van wetgevingstechnische en redactionele aard zijn, spreken doorgaans voor zich. Enkele wijzigingen waarbij dat minder het geval is worden hieronder afzonderlijk toegelicht.

Vaste verandermomenten

Aangezien de onderhavige reparatie van de Binnenvaartregeling weinig uitstel verdraagt met het oog op verschillende ernstige handhavingsgebreken, en de implementatie van de betrokken resoluties van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart met ingang van 1 april 2010 dient te geschieden, is de inwerkingtreding van deze regeling eveneens op die datum vastgesteld. Dit valt weliswaar samen met één van de jaarlijkse vaste verandermomenten voor ministeriële regelingen, zoals vastgelegd bij de kabinetsafspraken hierover van december 2009 (Kamerstukken II 2009/10, 29515, nr. 309), maar het bleek niet haalbaar om deze regeling conform de eerder genoemde kabinetsafspraken twee maanden tevoren bekend te maken. De tijdspanne tussen de voorgaande reparatie- en implementatiemaatregelen ten behoeve van de Binnenvaartregeling (Stcrt. 2009, nr. 20191, van 28 december 2009) was daarvoor te kort. De onderhavige regeling verdraagt ook geen uitstel omdat hiermee een aantal hiaten in de bemanningswetgeving moet worden gerepareerd en uitvoering moet worden gegeven aan implementatietermijnen van de resoluties van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.

Administratieve lasten

Gezien het overwegend wetgevingstechnische en redactionele karakter van de wijzigingen hebben deze geen gevolgen voor de administratieve lasten van de Binnenvaartregeling voor burgers en bedrijven. Derhalve is deze regeling niet voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

In het tweede lid van Artikel 1.2 van de Binnenvaartregeling was bepaald dat de afbakeningslijn voor de binnenwateren de laagwaterlijn volgt. Daardoor komt de afbakeningslijn voor de binnenwateren bij nader inzien verder uit de kust te liggen als gewenst. Door het schrappen van het tweede lid, gaat de afbakeningslijn weer de kustlijn volgen, op de wijze waarop dat tot de inwerkingtreding van de Binnenvaartregeling het geval was.

Onderdeel B

In het nieuwe vierde lid wordt aangegeven dat krachtens artikel 1.6 op de Rijn, met inbegrip van de Waal en de Lek, niet alleen het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995 van toepassing is, maar eveneens een aantal daarvan afwijkende voorschriften die uitsluitend gelden voor het zogenoemde Rijnkruisend verkeer, te weten Rijnverkeer dat in geen van beide richtingen de grens met Duitsland passeert.

Onderdeel F

Krachtens het nieuwe derde lid, onderdelen a en b, van artikel 1.11 geven niet alleen de diploma’s stuurman/schipper en kapitein, als gelijkwaardig aan het radarexamen erkende diploma’s, recht op het radarpatent, maar ook het bewijsstuk dat het onderdeel radar van de respectievelijke examens voor die diploma’s met succes is afgesloten.

Onderdeel J

Ten onrechte werd in artikel 5.1 vermeld dat geheel hoofdstuk 5 niet van toepassing zou zijn op de Rijn, de Waal en de Lek. Dat was niet juist. De vrijstellingen van paragraaf 5 van hoofdstuk 5 zijn, behalve op de overige binnenwateren, eveneens van toepassing op de Rijn, de Waal en de Lek, doch slechts voor verkeer dat in geen van beide richtingen de grens met Duitsland passeert.

Onderdeel Q

Krachtens het nieuwe tweede lid worden medewerkers van de Koninklijke Nederlandse Reddingmaatschappij (KNRM) vrijgesteld van de groot vaarbewijsplicht en de beperkt groot vaarbewijsplicht voor het voeren en slepen van schepen met een lengte van 25 meter en langer in het kader van hulpverlening op zee. De leden van de KNRM zijn ten minste in het bezit van een klein vaarbewijs, waarmee zij de schepen van de KNRM tot een lengte van 25 meter mogen besturen. Dit zijn immers schepen waarmee geen bedrijfsmatig vervoer plaatsvindt en die worden bemand door vrijwilligers in hun vrije tijd. Derhalve volstaat een klein vaarbewijs. Het is echter mogelijk dat deze vrijwilligers bij reddingswerkzaamheden het roer moeten overnemen op schepen in nood die langer zijn dan 25 meter of dergelijke schepen moeten verslepen of duwen. In het bijzonder voor die situaties en om hiervoor te kunnen oefenen is de onderhavige vrijstelling bedoeld. Aangezien de KNRM grotendeels uit vrijwilligers bestaat is het niet reëel om van de KNRM te vragen dat haar leden over een groot of beperkt groot vaarbewijs, waarvoor een aantal jaren vaartijd is vereist, beschikken. Ook het bezit van het groot pleziervaartbewijs lijkt, gezien enerzijds het uitzonderlijke karakter van dergelijke situaties en anderzijds de aard van de meeste reddingswerkzaamheden, een te zware eis.

Onderdeel U, onder 11, 12 en 13

De onderhavige tabellen met minimumbemanningen voor verschillende categorieën schepen bleken in de loop der jaren beschadigd te zijn: cijfers waren verplaatst, voetnoten klopten niet meer of waren onleesbaar geworden. De onderhavige tabellen zijn hersteld en in overeenstemming gebracht met de versies van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.

In de aanhef van artikel 23.10, eerste lid, is uitdrukkelijk vermeld dat de tabel vrijvarende duwboten, dat wil zeggen zonder duwbakken, betreft.

Onderdeel Z

Artikel 8, derde lid, is toegevoegd om watersporters die aan een oor doof zijn toch in staat te stellen een klein vaarbewijs te halen. Deze eisen sluiten aan bij internationale eisen voor het International Certificate of Competence zoals die in resolutie 40 UN/ECE/Sc3 zijn geformuleerd. De domeinadviescommissie van de Stichting vaarbewijzen en marifoonexamens (VAMEX), waarin de relevante parijen van de watersport zijn vertegenwoordigd, vindt het verantwoord mensen die aan een oor doof zijn voor het klein vaarbewijs medisch goed te keuren, mits het andere oor wel aan minimale gehoorseisen voldoet. Ik heb besloten dit standpunt over te nemen.

Door in artikel 8, derde lid, de eis op te nemen dat het gehoorverlies van het functionerende oor bij de frequenties 500, 1000, 2000 en 3000 Hz de waarde van 30 dB(A) niet overschrijdt, blijft de minimumeis voor het gehoorvermogen gelijkwaardig aan de eis zoals vermeld in artikel 8, eerste lid. Voor de eis van 30 dB(A) wordt aangesloten bij de eisen voor de zeevaart. Onder gemiddeld gehoorverlies wordt verstaan het quotiënt van de som van de meetresultaten bij de frequenties 500, 1000, 2000 en 3000 Hz gedeeld door vier.

Artikel II

Het tweede lid geeft terugwerkende kracht tot en met 1 oktober 2009 aan artikel I, onderdeel V, voor zover het gaat om de Tsjechische vaarbewijzen en radarpatenten, aangezien deze documenten al bij de voorjaarsresoluties van 2009 met ingang van die datum door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart waren erkend.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

C.M.P.S. Eurlings.

Naar boven