Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 13 april 2010, nr. JOZ/185521, houdende voorschriften voor het verstrekken van aanvullende middelen aan regionale expertisecentra in verband met de pakketmaatregel AWBZ 2009 (Regeling subsidie regionale expertisecentra in verband met de pakketmaatregel AWBZ 2009)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 71 van de Wet op de expertisecentra;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. rec:

Regionaal expertisecentrum als bedoeld in artikel 28b, van de Wet op de expertisecentra;

c. rec-regio:

het gebied waarin het rec werkzaam is overeenkomstig artikel 28b, eerste en tweede lid van de Wet op de expertisecentra en opgenomen in bijlage A van het Besluit Leerlinggebonden financiering;

d. clusters 3 en 4:

clusters als bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder c en d, van de Wet op de expertisecentra;

e. school:

school voor basisonderwijs, speciale school voor basisonderwijs, school voor voortgezet onderwijs, school voor speciaal onderwijs, school voor voortgezet speciaal onderwijs en school of instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de WPO, artikel 1 van de WEC en artikel 1 van de WVO;

f. ambulant begeleider:

persoon die ondersteuning biedt conform artikel 8a van de Wet op de expertisecentra;

g. commissie voor begeleiding:

commissie als bedoeld in artikel 40b van de Wet op de expertisecentra;

h. zorgleerling:

leerling die extra onderwijszorg en ondersteuning nodig heeft en een indicatie heeft van de Commissie voor de Indicatiestelling voor het speciaal of voortgezet speciaal onderwijs of geplaatst is op een school voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs;

i. ouders:

ouders, voogden of verzorgers;

j. rec regio:

de wettelijk aaneengesloten gebieden van een rec, als genoemd in bijlage A van het Besluit leerlinggebonden financiering;

k. Handelingsplan:

handelingsplan als bedoeld in artikel 41a van de WEC, artikel 40a van de WPO en artikel 26 van de WVO;

l. pgb:

persoonsgebonden budget een subsidie waarmee een AWBZ-verzekerde aan hem te verlenen zorg kan inkopen als bedoeld in artikel 2.6.1, onder f, van de Regeling subsidies AWBZ.

Artikel 2. Activiteit waarvoor aanvullende middelen worden verstrekt

De minister kent op grond van deze regeling aanvullende middelen toe aan rec’s cluster 3 en 4 tot een totaal subsidiebedrag van €10 miljoen per schooljaar voor het financieel ondersteunen van scholen in verband met het bieden van extra ondersteuning aan zorgleerlingen die als gevolg van de pakketmaatregel AWBZ 2009 van school verwijderd dreigen te worden, omdat hun ondersteuningsvraag de mogelijkheden van de school te boven gaat en zij zij zonder extra ondersteuning niet van het onderwijs kunnen profiteren of het onderwijsproces voor de medeleerlingen te veel verstoren.

Artikel 3. Duur van de verstrekking van de aanvullende middelen

Aanvullende middelen worden verstrekt voor de periode 1 januari 2010 tot 1 augustus 2012.

Artikel 4. Toekenning

  • 1. De toekenningen worden per schooljaar in twee termijnen in de maanden september en januari betaald. De toekenning voor de periode januari tot augustus 2010, zijnde 7/12e van een schooljaar, wordt betaald in mei 2010.

  • 2. De toekenningen vinden plaats op basis van het aantal leerlingen dat stond ingeschreven op de basisscholen, de scholen voor voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de regio van het betreffende rec exclusief de leerlingen van de speciale school voor basisonderwijs, op de teldatum 1 oktober 2008.

  • 3. De jaarlijkse toekenning per rec cluster 3 en 4 is gelijk aan de som van € 1,94 vermenigvuldigd met het op teldatum 1 oktober 2008 aantal ingeschreven leerlingen op de scholen voor voortgezet onderwijs en de scholen of instellingen voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs en voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs van alle clusters in de regio van het betreffende rec, en € 1,98 vermenigvuldigd met het aantal ingeschreven leerlingen op teldatum 1 oktober 2008 op de basisscholen in de regio van het betreffende rec.

  • 4. Het kasplafond voor het totale subsidiebedrag aan de gezamenlijke rec’s cluster 3 en 4 samen is € 10 miljoen per schooljaar voor de schooljaren 2010/’11 en 2011/’12, voor het schooljaar 2009/’10 is het kasplafond 7/12 maal € 10 miljoen.

  • 5. De rec’s zijn vrij om samen te werken en de middelen samen te voegen en gezamenlijk in te zetten ten behoeve van de leerlingen als genoemd in artikel 2.

Artikel 5. Subsidieverlening aan scholen

  • 1. De rec’s zetten de subsidie in door op verzoek van een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs, een school voor voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs middelen te verstrekken voor de ondersteuning van een zorgleerling waarvan de ondersteuningsvraag de mogelijkheden van de school te boven gaat en die als gevolg van de pakketmaatregel AWBZ 2009 geen of te weinig extra AWBZ-begeleiding kan inzetten op school om van het onderwijs te profiteren of het onderwijsproces voor de medeleerlingen niet te veel te verstoren, waardoor de leerling zonder extra ondersteuning niet op school kan blijven.

  • 2. Het verzoek:

    • a. van de basisschool, de speciale school voor basisonderwijs en de school voor voortgezet onderwijs aan het rec komt tot stand door overleg tussen de reguliere school, de ambulant begeleider en de ouders;

    • b. van de school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en speciaal en voortgezet speciaal onderwijs aan het rec komt tot stand door overleg tussen de commissie voor begeleiding van de school voor speciaal onderwijs en de ouders en indien van toepassing de instelling waar de leerling woont.

  • 3. In het verzoek dient aangegeven te zijn:

    • a. dat de leerling een indicatie heeft voor speciaal onderwijs, of geplaatst is op een school voor speciaal of voortgezet speciaal onderwijs, voor welk cluster en indien van toepassing – welke onderwijssoort;

    • b. wat de hulpvraag van de leerling is en welke ondersteunende zorg de leerling nodig heeft;

    • c. welke zorg de school kan bieden en welke extra middelen ingezet worden zoals AWBZ-zorg in de vorm van een pgb of uit het zorgzwaarte pakket als het een leerling uit een zorginstelling betreft;

    • d. waarom de school geen sluitend aanbod kan doen en niet de ondersteuning kan bieden die voor de leerling noodzakelijk is om op deze school onderwijs te kunnen (blijven) volgen.

  • 4. Bij het verzoek wordt een kopie van het handelingsplan van de leerling bijgesloten.

  • 5. Vóór het begin van het schooljaar maken de rec’s cluster 3 en 4, of de samenwerkende rec’s als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, een afweging op basis van

    • a. de beschikbare subsidiemiddelen,

    • b. het aantal verzoeken,

    • c. de urgentie per verzoek,

    • d. de gemiddelde kosten van een uur begeleiding,

    welke verzoeken het meest urgent zijn en gehonoreerd worden voor twee, vier of zes uren extra begeleiding per week als genoemd in artikel 5, achtste en negende lid.

  • 6. Artikel 5, vijfde lid betekent dat een verzoek kan worden afgewezen omdat de urgentie van andere scholen groter is, of omdat de subsidiemiddelen zijn uitgeput.

  • 7. De rec’s reserveren een deel van de subsidiemiddelen voor een tweede verdeelmoment op 1 januari van het betreffende schooljaar voor de tussentijdse instroom van zorgleerlingen.

  • 8. Verzoeken voor de middelen als bedoeld in artikel 5, zevende lid, worden gedaan overeenkomstig artikel 5, lid 2, 3 en 4. De beoordeling en toekenning vindt plaats overeenkomstig artikel 5, vijfde lid, vóór 1 januari van het betreffende schooljaar

  • 9. Voor een zorgleerling ingeschreven in het basisonderwijs, de speciale school voor basisonderwijs of de school voor voortgezet onderwijs kunnen middelen voor twee uur of vier uur per week extra ondersteuning worden toegekend.

  • 10. Voor een zorgleerling in het speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs kunnen middelen voor twee uur, vier uur of zes uur per week aan extra ondersteuning worden toegekend.

  • 11. Uitgegaan wordt van een gemiddeld bedrag per uur begeleiding van € 37,50.

  • 12. De inzet van de extra ondersteuningsmiddelen die een school door middel van deze regeling ontvangt voor een zorgleerling, wordt opgenomen in het handelingsplan van de leerling.

  • 13. De uitvoering van het bepaalde in dit artikel geschiedt op basis van het hierbij verleende mandaat aan de bestuursvoorzitters van de rec’s om deze regeling namens de minister uit te voeren. De rec’s zijn gehouden van dit mandaat in hun correspondentie te laten blijken en dragen er zorg voor dat alle in het kader van deze regeling genomen besluiten worden getekend namens de minister. Ondermandaat binnen het rec is toegestaan, indien dit wordt vastgelegd in een ondermandaatregeling.

  • 14. Bezwaarschriften, gericht tegen besluiten genomen op grond van het bepaalde in dit artikel, worden behandeld conform de Regeling behandeling bezwaarschriften OCW.

Artikel 6. Uitvoeringskosten

Maximaal 15% van de toegekende aanvullende middelen wordt door het rec aangewend voor de uitvoeringskosten van deze regeling.

Artikel 7. Informatieplichten

  • 1. De rec’s cluster 3 en 4 werken mee aan een evaluatie, waarbij onderzoek wordt gedaan naar de wijze van inzet van de aanvullende middelen, of de doelstelling op grond van artikel 2 is bereikt en wat de (on)bedoelde effecten zijn. Dit houdt in dat de rec’s en de scholen gegevens bijhouden die van belang kunnen zijn voor de evaluatie.

  • 2. De rec’s cluster 3 en 4 werken mee aan andere dan in het eerste lid bedoelde door of namens de minister ingestelde onderzoeken die gericht zijn op het verschaffen van nadere inlichtingen aan de minister ten behoeve van de ontwikkeling van beleid.

  • 3. De rec’s cluster 3 en 4 geven aan door of namens de minister aangewezen ambtenaren op verzoek inzage in de in artikel 17 van de Wet overige OCW-subsidies bedoelde administratie en verstrekt alle inlichtingen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn om een juist inzicht te verkrijgen in de besteding van de subsidie.

  • 4. De rec’s cluster 3 en 4 doen zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan de minister van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de aanvullende middelen. Daarbij worden de relevante stukken overlegd.

Artikel 8. Vaststelling en financiële verantwoording

  • 1. De aanvullende bekostiging wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventueel niet bestede middelen worden na afloop van de looptijd van de aanvullende bekostiging teruggevorderd.

  • 2. De aanvullende bekostiging wordt door het rec verantwoord in de Jaarverslaggeving Onderwijs, met model G, behorende bij de richtlijn RJ 660, alinea 212, zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving. In het jaarverslag wordt, aanvullend op de verantwoording in model G, tevens opgenomen:

    • a. de extra middelen die opgrond van deze regeling zijn ontvangen;

    • b. het bedrag dat in totaal is besteed aan de activiteit, bedoeld in artikel 2;

    • c. het bedrag dat is besteed aan de uitvoering van de regeling;

    • d. het aantal leerlingen waarvoor extra middelen voor begeleiding is toegekend;

    • e. het totaal aantal uren extra begeleiding dat is toegekend.

  • 3. De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk in het kalenderjaar 2012 besteed.

  • 4. De verklaring van de accountant bij de jaarrekening omvat tevens een oordeel over de rechtmatige besteding van deze aanvullende bekostiging.

Artikel 9. Inhoudelijke verantwoording

  • 1. Het evaluatieonderzoek, bedoeld in artikel 7, dient tevens als inhoudelijke verantwoording van de rec’s en de scholen voor de besteding van de middelen als bedoeld in artikel 2.

  • 2. De scholen verantwoorden de inzet van de middelen voor zorgleerlingen inhoudelijk in het handelingsplan van de leerling, en met de evaluatie als bedoeld in artikel 7.

Artikel 10. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2010.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling subsidie regionale expertisecentra in verband met de pakketmaatregel AWBZ 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. Rouvoet.

TOELICHTING

Algemeen

Het doel van de voorliggende regeling is de effecten in het onderwijs van de pakketmaatregel AWBZ te compenseren door het toekennen aan scholen van extra uren ter ondersteuning van een ingeschreven zorgleerling die zonder extra ondersteuning niet op school kan blijven.

Achtergrond

In de afgelopen jaren is het beroep op AWBZ-zorg, in het bijzonder op de persoonsgebonden budgetten (pgb’s) sterk toegenomen. Om de AWBZ op lange termijn te garanderen, heeft de staatssecretaris van VWS maatregelen getroffen, de zogenaamde pakketmaatregel AWBZ 2009. Duidelijker is omschreven voor welke zorg en ondersteuningsvragen de AWBZ is bedoeld. Doel is de AWBZ-aanspraken te behouden voor de meest kwetsbaren.

Ook kinderen en jongeren van 4 tot 18 jaar kunnen een beroep doen op AWBZ-zorg. Desgewenst kunnen ouders AWBZ in de vorm van een pgb ontvangen. Een deel van de kinderen/ jongeren zet (een deel van) het pgb vervolgens in op school. De meeste leerlingen die een beroep doen op de AWBZ hebben ook een indicatie voor (v)so/lgf. Bij de vaststelling van de omvang van het pgb wordt er rekening mee gehouden dat scholen zelf ook een deel van de zorg en ondersteuning die nodig is, kunnen bieden. De omvang daarvan is beschreven in de Richtlijn Afbakening en reikwijdte AWBZ en onderwijs (TK, vergaderjaar 2003–2004, 26631 en 27728, nr. 75).

Pakketmaatregel AWBZ

Met de pakketmaatregel AWBZ is de aanspraak op de functie Persoonlijke Verzorging iets verruimd en de aanspraak op de functie Verpleging ongewijzigd gebleven. Hierdoor heeft de pakketmaatregel op deze functies geen nadelige effecten voor het inzetten van AWBZ-zorg in het onderwijs.

Het samenvoegen van de functies Ondersteunende begeleiding, Activerende begeleiding en Behandeling tot twee nieuwe functies: Begeleiding en Behandeling hebben naar verwachting wel gevolgen voor het onderwijs. Binnen de nieuwe functie Begeleiding kan begeleiding voor de onderwijsuren alleen worden geïndiceerd als deze is gericht op toezicht. Maximaal kan voor begeleiding gericht op toezicht klasse 2 (2–3,9 uur per week) worden geïndiceerd. De indicatie voor toezicht wordt meegenomen als onderdeel van de totale aanspraak Begeleiding individueel, die is gemaximeerd op klasse 7 (16–19,9 uur). Indien er sprake is van een combinatie van een indicatie voor begeleiding op basis van toezicht tijdens het onderwijs en zeer ernstige gedragsproblematiek kan in voorkomende gevallen klasse 8 (20–24,9 uur) als maximale omvang per week worden geïndiceerd voor de functie Begeleiding. Deze extra klasse kan naar eigen inzicht van de ouders thuis of tijdens het onderwijs worden ingezet.

Nieuw is dat in de motivatie bij het indicatiebesluit van het Centrum Indicatiestelling zorg (CIZ) voor de functies Persoonlijke verzorging, Verpleging en Begeleiding wordt aangegeven hoeveel uren zijn geïndiceerd voor de schooluren.

Effecten pakketmaatregel

Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de inzet van het pgb in het onderwijs en de mogelijke effecten van de pakketmaatregel op deze inzet. Uit deze onderzoeken is naar voren gekomen dat slechts een beperkt aantal leerlingen dat over een pgb beschikt (een deel van) het pgb inzet op school, gemiddeld 1 op de 6 leerlingen. In totaal komt dit neer op 5.000 tot 6.000 leerlingen. Naar verwachting staan hiervan ca. 2.000 leerlingen ingeschreven in het speciaal onderwijs, voornamelijk in cluster 3. Van de overige leerlingen staan er iets meer ingeschreven in de basisschool en de speciale school voor basisonderwijs dan in de school voor voortgezet onderwijs. Wat betreft de problematiek van de leerlingen geldt dat in de basisschool en de speciale school voor basisonderwijs vooral leerlingen met een cluster 3 indicatie het pgb inzetten, terwijl in de school voor voortgezet onderwijs vooral leerlingen met ernstige gedragsproblemen (cluster 4) het pgb op school inzetten. Uit de onderzoeken bleek verder dat gemiddeld 4 uren begeleiding per week worden ingezet maar dat er erg veel variatie is. Zo worden voor leerlingen in de scholen voor speciaal onderwijs veel meer uren pgb ingezet dan in de scholen voor basis-, speciaal basis- of voortgezet onderwijs en in het basisonderwijs weer iets meer dan in de school voor voortgezet onderwijs.

Omdat de verwachting is dat, als gevolg van de pakketmaatregel 2009, leerlingen een zwaarder beroep zullen doen op het onderwijs, krijgt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) ter compensatie jaarlijks € 10 miljoen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om de zorgleerlingen die het het hardst nodig hebben, extra te kunnen ondersteunen. Deze compensatiemiddelen zijn niet voldoende om de effecten voor alle leerlingen volledig te compenseren.

Tijdelijke regeling

Vooruitlopend op de nieuwe wetgeving in het kader van Passend onderwijs, verstrekt OCW de aanvullende middelen op grond van artikel 71 van de WEC aan de rec’s cluster 3 en 4.

Uniform Subsidiekader

Deze regeling voldoet aan het Uniform Subsidiekader (USK) dat per 1 januari 2010 van kracht is (Regeling van 15 december 2009, nr. 3086451, houdende vaststelling van aanwijzingen voor subsidieverstrekking, Staatscourant nr. 20306 van 31 december 2009). Gezien het aantal leerlingen per rec cluster 3 of 4, wordt uitgegaan van een subsidiebedrag per rec cluster 3 of 4 van ten minste € 125.000. De subsidies aan de rec’s vallen hiermee onder arrangement 3 van het USK. Doordat de financiële verantwoording plaatsvindt in het financiële jaarverslag van het rec wordt de verantwoording van de middelen van deze regeling meegenomen bij de accountantscontrole van het jaarverslag.

Administratieve lasten

Met de sector- en de ouderorganisaties is gezocht naar een zo licht mogelijke procedure voor de inzet van de compensatiemiddelen en met gebruikmaking van formats waar mogelijk.

De gevolgen van de tijdelijke regeling voor de administratieve lasten zijn berekend op een omvang van ongeveer € 130.000 verdeeld over de rec’s cluster 3 en 4 en de scholen.

Voor een rec cluster 3 of 4 ligt de extra administratieve belasting vooral bij de financiële verantwoording conform artikel 8 en de evaluatie bij afloop van de regeling. De verwachting is dat de evaluatie op basis van een steekproef plaatsvindt, zodat niet alle rec’s worden belast. Als de rec’s de administratie bijhouden zoals opgenomen in de toelichting bij artikel 7, is het leveren voor de evaluatie van gevraagde gegevens geen zware tijdsbelasting.

Voor een school ligt de extra belasting bij het indienen van een verzoek conform artikel 5, derde lid. Op basis van onderzoek van het ITS, is de verwachting dat voor ongeveer 5000 leerlingen een verzoek zal worden ingediend. De school doet het verzoek in overleg met de ouders en de ambulant begeleider, of met de commissie voor begeleiding van de school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en de ouders en eventueel de instelling waar de leerling woont. Overleg met deze betrokkenen vindt, ook zonder dat er een extra ondersteunings- en zorgvraag is, minimaal één keer per schooljaar plaats. Het aanvragen van extra ondersteuningsmiddelen bij het rec, vervangt bovendien, voor die leerlingen die geen aanspraak meer kunnen doen op AWBZ-zorg, de onderhandeling tussen school en ouders over de inzet van AWBZ-zorg op school. Ook het opstellen van een handelingsplan overeenkomstig artikel 41a van de WEC, artikel 40a van de WPO en artikel 26 van de WVO behoort tot de standaard procedures van een school.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De compensatiemiddelen worden in de vorm van aanvullende middelen verstrekt aan de rec’s cluster 3 en 4.

Door de middelen toe te kennen aan deze rec’s, wordt versnippering van de compensatiemiddelen zoveel mogelijk voorkomen. Daarbij hebben de rec’s kennis van zorgleerlingen met een complexe onderwijs-zorgvraag en wat deze nodig hebben in het onderwijs in het algemeen, en hebben zij kennis van individuele zorgleerlingen en hun specifieke onderwijs-zorgbehoeften in het onderwijs. Via de ambulant begeleiders hebben de rec’s kennis van zorgleerlingen die extra ondersteuning nodig hebben in het basis-, speciaal basis- en voortgezet onderwijs.

Als gevolg van de pakketmaatregel 2009 dreigen zorgleerlingen met een ondersteuningsvraag die de mogelijkheden van de school te boven gaat, en die geen of onvoldoende extra begeleiding van uit de AWBZ kunnen inzetten, van school verwijderd te worden. Met de subsidie stellen de rec’s extra middelen beschikbaar aan scholen om hen in staat te stellen extra ondersteuning te bieden aan deze leerlingen, zodat verwijdering wordt voorkomen.

Artikel 4

De toedeling van de compensatiemiddelen met een maximum van € 10 miljoen per schooljaar voor de gezamenlijke rec’s cluster 3 en 4, vindt per rec cluster 3 en cluster 4, plaats voor de schooljaren 2010/’11 en 2011/’12. Voor het schooljaar 2009/’10 zal 7/12e van het subsidiebedrag worden toegekend.

Het subsidiebedrag wordt per rec cluster 3 en 4 berekend op basis van het aantal leerlingen dat op de teldatum 1 oktober voorafgaand aan het desbetreffende schooljaar staat ingeschreven op de scholen, met uitzondering van de leerlingen op de scholen voor speciaal basisonderwijs. De regio van een rec bestaat uit de gemeenten zoals is vastgelegd in bijlage A bij het Besluit leerlinggebonden financiering. De scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs vallen onder gemeenten en bevinden zich derhalve in de regio van een rec. Voor scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs geldt dat deze aan een rec zijn gekoppeld.

Het bedrag per leerling is berekend op basis van het aantal leerlingen op teldatum 1 oktober 2008 en is vastgesteld op €1,94 voor de leerlingen die staan ingeschreven bij de scholen voor voortgezet onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs. Omdat de speciale school voor basisonderwijs soms tot de regio van meerdere rec’s behoort, krijgt het rec geen vergoeding voor leerlingen die op deze scholen staan ingeschreven. Het bedrag dat het rec ontvangt per leerling op de basisscholen wordt daartoe verhoogd met 2 procent tot € 1,98. De bedragen per leerling gelden voor de gehele subsidieperiode.

De subsidie zal per schooljaar in twee termijnen worden uitgekeerd. In augustus 5/12e deel en in januari 7/12e deel. Voor de eerste termijn, de periode van 1 januari 2010 tot 1 augustus 2010 zal de subsidie van 7/12e deel na januari 2010 worden uitgekeerd.

Om grote regionale verschillen door meer of minder zorgleerling in een regio op te vangen kunnen rec’s samenwerken of afspraken maken om de subsidies samen te voegen of gedeeltelijk naar elkaar over te hevelen.

Artikel 5

De rec’s zijn verantwoordelijk voor de verdeling van de middelen aan de scholen in hun regio. Zij kennen de middelen toe aan de scholen die onderwijs bieden aan zorgleerlingen waarvan de ondersteuningsbehoeften de mogelijkheden van de school te boven gaan, zonder dat die zorgleerlingen een beroep kunnen doen op begeleiding vanuit de AWBZ of waarbij de in te zetten AWBZ-begeleiding niet volstaat. De school dient hiertoe een verzoek in bij het rec cluster 3 of 4 in wiens regio de school is gehuisvest ook als de leerling een indicatie voor cluster 1 of voor cluster 2 heeft.

De rec’s voeren dit artikel uit namens de minister. Hiertoe wordt hen in het laatste lid een mandaat verleend.

Gemotiveerd verzoek

Een school die denkt extra ondersteuningsuren nodig te hebben voor een zorgleerling, dient te beargumenteren wat de specifieke onderwijs- en zorgvraag van de leerling is. De school geeft aan of alle lgf-middelen voldoende zijn benut, terwijl de school voor speciaal onderwijs aangeeft wat de mogelijkheden zijn van het speciaal onderwijs van het betreffende cluster. Hierna gaat de school met de ouders na of de leerling in aanmerking komt voor AWBZ-zorg die op school kan worden ingezet. Woont de leerling in een instelling dan overlegt de school met de instelling over inzet van extra middelen vanuit het zorgzwaarte pakket van de leerling. Zijn alle middelen en mogelijkheden tezamen onvoldoende om de betreffende leerling een sluitend onderwijs-zorg aanbod te bieden en zodanig te ondersteunen dat deze van het onderwijs kan profiteren en op school kan blijven, kan de school in overleg met de ouders, de ambulant begeleider of de Commissie van begeleiding, een verzoek indienen bij het rec cluster 3 of 4 in wiens regio de school is gehuisvest ook als het een leerling met een cluster 1 of cluster 2 indicatie betreft

Een kopie van het handelingsplan voor de leerling moet worden bijgesloten.

Beoordeling en toekenning rec

Vóór het begin van het nieuwe schooljaar beoordeelt het rec, of beoordelen de samenwerkende rec’s, welke scholen voor welke zorgleerlingen en voor hoeveel uren ondersteuning in aanmerking komen, waarna zij de beschikbare middelen toekennen. De rec’s doen dit op basis van de urgentie van de verzoeken, de financiële ruimte van de subsidie en het gemiddelde uurtarief voor begeleiding. De rec’s bepalen de urgentie van een verzoek op grond van hun expertise van zorgleerlingen en onderwijs, hun kennis van hun regio in het algemeen en van de mogelijkheden van de scholen in hun regio in het bijzonder. Doordat de beschikbare middelen beperkt zijn en de middelen in uren begeleiding van twee, vier of zes uur worden toegekend, kan het voorkomen dat een verzoek niet wordt gehonoreerd omdat de urgentie minder hoog is dan bij de scholen waarvoor het verzoek wel is gehonoreerd, of omdat de middelen op zijn.

Reservering voor tussentijdse instroom

Omdat nog niet voor alle zorgleerlingen vóór de aanvang van het schooljaar bekend is of zij een beroep kunnen doen op AWBZ-zorg, dienen de rec’s een deel van de subsidie te reserveren voor zorgleerlingen waarvoor na augustus, maar vóór 1 januari van het betreffende schooljaar, een verzoek voor extra ondersteuningsmiddelen wordt ingediend. De rec’s doen deze reservering op basis van hun kennis van de eigen regio en de verwachtingen die zij hebben met betrekking tot de herindicaties van de AWBZ van zittende leerlingen.

Uren begeleiding

Aan een basisschool, school voor speciaal basisonderwijs en het voortgezet onderwijs kunnen middelen voor twee of vier uren extra ondersteuning per week worden toegekend. In het speciaal onderwijs kan naast twee of vier uren ondersteuning per week ook zes uur per week worden toegekend voor leerlingen met meervoudige ernstige problematiek en een laag ontwikkelingsperspectief, of leerlingen met een ernstige psychiatrische stoornis en gedragsproblemen. Het rec beoordeelt de aanvraag van een school en wijst het aantal uren toe. De financiële ruimte en het aantal aanvragen en de urgentie van deze aanvragen spelen hierbij een rol. Het betreft hier een subsidie die gebaseerd is op een landelijk totaal bedrag van €10 miljoen. Dit betekent dat als de middelen zijn uitgeput, het kan voorkomen dat een verzoek wel urgent is, maar niet gehonoreerd kan worden.

De inzet van de extra ondersteuningsmiddelen wordt onderdeel van het handelingsplan van de betreffende leerling of leerlingen.

Mandaat

De gekozen vorm van mandaat brengt met zich mee dat de minister ten alle tijden aanwijzingen kan geven en besluiten kan terugdraaien.

Artikel 6

Voor de uitvoering van de regeling kunnen de rec’s maximaal 15% van de subsidie gelden inzetten.

Artikel 7

Om te beoordelen of deze regeling uitwerkt zoals beoogd, en om te beoordelen of de middelen zijn ingezet waarvoor zij zijn bedoeld, vindt voor het einde van de subsidieperiode een evaluatie plaats.

Met de evaluatie moet duidelijk worden:

  • of de leerlingen die het hardst extra ondersteuning nodig hebben en de scholen die die ondersteuning moeten bieden, in voldoende mate van de regeling hebben kunnen profiteren;

  • of ondanks de regeling toch leerlingen als gevolg van de pakketmaatregel van school zijn verwijderd en waarom;

  • welke verschillen in toewijzen er zijn tussen de rec’s en wat de voor- en nadelen van de verschillende wijze van toekennen zijn;

  • of ouders, leerlingen en scholen tevreden zijn over de regeling.

  • wat de administratieve lasten zijn van de rec’s.

Dit betekent dat de rec’s minimaal administreren aan welke scholen extra middelen zijn toegekend en op welke wijze besluitvorming tot stand is gekomen. Scholen moeten minimaal bijhouden voor welke leerlingen extra middelen zijn aangevraagd en toegekend, of de extra middelen voldoende waren om de leerling op school te kunnen houden en voor welke leerlingen geen of te weinig extra middelen zijn toegekend en die om die reden van school zijn verwijderd.

De rec’s dienen zonodig ook mee te werken aan andere onderzoeken op verzoek van de minister of de staatssecretaris.

Artikel 8

Het rec geeft in haar Jaarverslaggeving Onderwijs verantwoording van de uitgaven van de subsidiemiddelen aan de hand van de verantwoordingsverslagen van de scholen. Met de evaluatie wordt, tegelijk met de beoordeling of de regeling uitwerkt zoals bedoeld, de inzet van de middelen inhoudelijk verantwoord.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. Rouvoet.

Naar boven